SHANGHAI HOTEL 12 VICKI BAUM ROMAN VAN NEGEN MENSEN «Ik vraag excuus voor een drin gende aangelegenheid - een fa miliebericht.» zei hij en zijn arm om de schouder van zijn zoon leg gend. alsof hij de gasten van zijn eensgezindheid met hem wilde overtuigen, leidde hij hem met een druk van zijrr gespierde arm naar een deur. die achter de lichtrode zijden gordijnen verborgen was. Nu bevonden ze zich in het met witte glazuurtegels beklede por taal van het herentoilet, waar de zorgzame hoteldirectie twee so fa's geplaatst had, ten gerieve van dronken of slaperige dinergasten. Chang Bogum viel dadelijk op een der sofa's neer, alsof het staan hem hinderde. Toch was hij niet dronken, dat wist Yutsing, want zijn vader was nog nooit in zijn leven dronken geweest. «Nu Wat is er vroeg Chang nog steeds in 't Engels. Waar schijnlijk had hij de hele avond zoveel in deze taal moeten con verseren. dat zijn hersens er naar waren gaan staan. «Waarom val je hier binnen als een geest en noodzaakt me, onbeleefd tegen mijn gasten te zijn?» Yutsing bleef voor de sofa staan DEEL II DE STAD en keek naar zijn vader, die zit tend nog haast even lang was als hij. «Hoe is het mogelijk, dat je een feest aanricht voor de vijand Een feest, in dezelfde nacht, dat wij in Chapei en Hongkew barica- den bouwen en de eerste doden al op straat liggen zei hij met een steeds heser wordende stem. «Ik heb het niet geloofd, hield het niet voor mogelijk, maar ik moet het met eigen ogen zien, dat mijn va der de Japanners een diner aan biedt, de Japanners die van China een Japanse kolonie willen ma kenMen heeft mij verteld, dat je hun geld gegeven hebt. Is dat ook waar Chang glimlachte met zijn bleek gevlekt gezicht. «De heren, die ik uitgenodigd heb, zijn oude vrien den, zei hij met overdreven beha gelijkheid. «Admiraal Sagami, mijnheer Nakano, de chef der Osa ka-bank, Tsuneo Fujita, de eige naar van het Dagblad van Kobe, Toro Sato, mijn deelgenoot in de Tsingtao-molen - waarom zal ik die niet ontvangen Ik ken ze alle maal meer dan twintig jaar. Het zijn eerlijke, fatsoenlijke, beleefde mensen «Heb je hun geld gegeven Geld, waarmee ze kanonnen ko pen en op ons schieten kunnen?» schreeuwde Yutsing met overslaan de stem. B.G. Chang glimlachte slechts. «Mijn ervaring met Japanners heeft mij geleerd, dat ze bijna on omkoopbaar zijn,» zei hij. «Daar om moet men fijnere middelen ge bruiken om hen te beïnvloeden.» Hij stond op. ging naar de mar meren wastafel aan de muur schepte water in zijn handen, zo als hij dat als jonge koelie wel gedaan zou hebben, en waste zijn gezicht. Toen kwam hij bij zijn zoon terug. «Ik heb er niet veel plezier in vandaag,» ging hij in 't Chinees voort, «want ik heb pijnen in m'n zijde en zou liever gaan rusten. Maar ik ben van mening, dat het groot nut heeft, vrienden onder de vijanden te hebben.» «Vader», zei Yutsing en deed moeite, kalm te zijn, «je hebt on ze regering zes vliegtuigen cadeau gedaan. Wat heeft het dan voor zin. er de vijand ook zes te geven, om tegen de onze te vechten?» «Ik heb Nanking die zes vlieg tuigen gegeven, om jou plezier te doen,» zei Chang. «Niet omdat ik er veel nut van verwacht. Je weet misschien niet, dat de regering weliswaar goede vliegtuigen en goede vliegeniers heeft, maar dat ze vergeten heeft, voldoende ben zine op te slaan,» zei hij. weer terugvallend in 't Engels, dat voor dit onderwerp meer geschikt was. «Wij Chinezen maken ons maar belachelijk, wanneer we als solda ten optreden. Het is gemakkelijk, soldaten in de oorlog te sturen, die niet weten waar het om gaat. Het is gemakkelijk varkens te slachten, die zich niet verweren. Maar de mensen, die het beter we ten, handelen onverantwoordelijk. Ze geven de soldaten Engelse ge weren met Franse munitie en Ame rikaanse vliegtuigen met Italiaanse uitrusting, 't Een past niet bij het ander en het leger is miserabel geoutilleerd. Met slagwoorden kan men niemand doden. Oorlog is een zaak, waarbij het erop aankomt, wie 't beste doden kan, niet, wie meer soldaten heeft, die doodge maakt kunnen worden.» In Yusting's mond was een bit tere smaak gekomen bij de woor den van zijn vader. «Het is erg genoeg dat we in een periode en een wereld leven, die alleen door kanonnen en bommen te overtui gen is,» riep hij bitter. «Maar we hebben deze oorlog voorbereid en zullen hem doorvoeren, al zou hij honderd jaar duren, totdat er geen enkele soldaat meer in leven zou zijn. En we zullen mensen van jouw soort, die ongeloof zaaien en met de Japanners heulen, vernie tigen als het nodig is.» Chang Bogum had onder deze woorden de hand tegen zijn zij ge drukt, waar hij sinds een paar da gen pijn voelde, die hij tevergeefs trachtte te vergeten. «Aan mij behoef je je propagan- datoespraken niet te spenderen,» zei hij. Spaar die grote woorden voor de lieden die in je geloven. Wat wil je eigenlijk van me Yutsing dacht over deze vraag na, die niet gemakkelijk te beant woorden was. «Ik wil dat je direct naar die Japanners toegaat en ze de deur wijst. Ik wil, dat je elke cent die je in Japanse ondernemingenge stoken hebt, terugtrekt Ik wil dat je in China zult geloven en het zult helpen. Ons land, ons arm, onge lukkig land. je eigen land, begrijp je dat niet Langzamerhand begon nu ook- Chang nijdig te worden; wat dan. als ik je zeggen zou, dat, ik geloof, dat China onder Japanse heerschappij gelukkiger zou zijn dan 't nu is? »zei hij heftig. Zijn zoon keek hem aan en zweeg, als of hij geen wooden meer had. Uit de kraan, die Chang niet helemaal dichtgedraaid had, druppelde een dun straaltje water, waarvan het geluid zich vermengde met het ge lach, het gerammel van borden en hoge vrouwenstemmen uit de feestzaal. Daar Yutsing niet antwoordde, ging zijn vader voort«De Japan ners hebben talent om te regeren, dat hebben wij niet, schijnt het. Onomkoopbare ambtenaren, vrede en orde in 't land, geen hongers nood, geen epidemieën, rijst voor iedereen Jullie belooft het alleen maar. de Japanners geven het. Ge loof je. dat het voor arme mensen verschil maakt, wie bovenaan zit, zolang ze beneden genoeg te eten hebben en geen al te hoge belas tingen hoeven te betalen Wat geeft de boer om jullie slagwoor den die je uit school hebt meege bracht Vrijheid of slavernij, een heid of verdeeldheid, de kleine man begrijpt niet eens. wat dat is. Een volle buik is voor hem be langrijker dan zijn vrijheid, want vrijheid heeft hij genoeg en eten te weinig, en hoe meer soldaten er in 't land zijn, hoe hongeriger het volk wordt. Maar jullie, jij en je gelijken doet niets anders dan de mensen ophitsen en ontevre den maken, terwijl ze zonder dat schooljongensgeschrëeuw van jul lie tevreden gebleven zouden zijn.» Yutsing luisterde getroffen en herinnerde zich, al eens iets der gelijks gehoord te hebben. Ook Sun Yat Sen, de Grote Meester, de revolutionnair, de Vader van het nieuwe China, had zo gespro ken Geef het volk vrijheid, het zal er niets om geven, want vrij heid heeft China tweeduizend jaar lang gehad, te veel vrijheid. Maar geef het geld en het zal zich op richten, want het volk is arm en ieder volk verlangt naar datgene, wat het niet bezit. Nu schrok hij ervan, dat zijn vader, de opportu nist, de kapitalist, de egoïstische zakenman, tot dezelfde slotsom zou komen als de Grote Meester en revolutionnair. «Japanners hebben éen ding ze zijn patriotten, ze hebben natio nale eer. Ze spuwen op je, wan neer je geen nationaal gevoel be zit. Ze drinken met je, maar ze verachten je, zoals ik jou verach ten moet,» schreeuwde hij, om zich te verzetten tegen de gelaten redelijkheid van zijn vader. Het bloed schoot Chang Bogum naar het gezicht en kleurde de ble ke, gevlekte huid tot gloeiend ko per «De zoon die de vader veracht, de nieuwe moraal.» zei hij zacht. Toen Chang Bogum dit gezegd had, haalde hij diep adem en druk te de hand weer op zijn zijde, als om de pijn weer in zijn zware buik terug te dringen, «Ik herinner me de dag nog, toen ik voor 't eerst laarzen aantrok, Westerse laarzen. Ze waren hard en deden pijn aan de voeten. Toen- dertijd dacht ik daarom zijn ze ker alle vreemdelingen slecht ge mutst en onvriendelijk: Ze dragen nauwe harde laarzen, die hun voe ten bezeren. Wat jullie het volk geeft met jullie opvoeding en hy- giènen en «nieuw leven» en de «drie principes» en die ophitserij tegen de Japanners, dat zijn de vreemde, harcfe laarzen, die-druk ken en niet passen. Err nu, mijn zoon, zul je me moeten excuse ren,» zei hij. «Ik moet naar mijn gasten terug.» Yutsing deed een paar vlugge passen en versperde zijn vader de weg. «Vader,» zei hij dringend, «als je dat doet - als je teruggaat - en je aan de zijde van de Japan ners schaart - dan zie je me nooit meer. Ik breek met je. Ik breek met je,» schreeuwde hij. Chang liep langs zijn zoon heen en duw de hem met zijn elleboog opzij. Toch draaide hij zich in de deur nog eens om en keek hem vol aan. Hij maakte een ironisch gebaar over het witmarmeren comfort van het toilet, met de rij wastafels de keurige, ronde flacons met vloei bare zeep, de automaat voor pa pieren handdoeken en de beide so fa's voor de dronken gasten. «Dit is noch de tijd, noch de plaats voor dergelijke besluiten,» zei hij bijna schertsend. Chang voelde een ogenblik een volkomen leegte, waarin alles om hem heen begon te draaien, wit en glinste rend. «Je wilt het» zei hij, en greep naar de revolver in zijn jas zak. Met gebogen hoofd, als een voetballer, rende hij op zijn vader aan. Deze had in zijn leven te vaak in gevaarlijke situaties verkeerd om de dreiging van de revolverloop in Yutsing's zak niet te begrijpen. Reeds had de zoon de deur open gerukt en alleen het zijden gordijn verborg hem voor de gasten daar binnen. «Wat doe je, krankzinnig kind.» mompelde Chang Bogum en toen hij de zoon met een sprong in haalde, voelde hij een vreselijke steek in zijn zijde. Yutsing lachte met ontblote tanden, maar gaf geen antwoord. Hij trok h«t gor dijn geheel opzij. B.G. Chang was driemaal in zijn leven getuige geweest van het do den van politieke of militaire tegen standers bij een gastmaal. Daar hij iedere keer tot de aanvallende partij behoord had, was het heel onderhoudend geweest. Iets an ders was, wanneer zijn eigen zoon Japanse gasten om wilde brengen, terwijl de Japanse vloot voor de kust lag en troepen ontscheept had. Chang Bogum s natuur was zó, dat hij in gevaarlijke ogenblik ken instinctief het juiste deed. 't Volgende moment hing Yutsing's arm slap naar beneden en rolde hijzelf op de grond, door een krachtige slag van zijn vader's arm, gevolgd door een duw in de rug Onmiddellijk daarna had hij de revolver uit Yutsing's jaszak ge haald, safe gezet en weggelegd. Hij sleepte zijn zoon, die door de val nog wat versuft was, naar het portaal terug en stootte met zijn voet de deur achter zich dicht. Alles bij elkaar duurde het niet langer dan drie seconden. Maar toen voelde hij zijn pijnlijke zijde weer en ging vlug zitten. Toen Yutsing weer tot zichzelf kwam, sprong hij op en wierp zich op zijn vader, zinloos van woede en schaamte bezeten door een ab soluut physiek wraakgevoel. Vloe ken stiet hij uit, die hij geleerd moest hebben in de tijd toen hij onder de koelies werkte, en die nu uit een verborgen hoekje van zijn hersens losbraken, liederlijk en alles overstromend. Vervolgt

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1974 | | pagina 12