SHANGHAI HOTEL 12 VIC KI BAUM ROMAN VAN NEGEN MENSEN «Om de muziek vroeg Sir Kingsdale verbaasd. Dokter Hain boog voorover, alsof hij geroepen werd. «Ja, om de muziek,» knikte Kurt. «Wanneer men genoeg ge rookt heeft - kort voor 't inslapen - dan hoort men muziek - zulke muziek is nog nooit geschreven, zo prachtig, zo doorzichtig, zo - nu ja, muziek in één woord. Het klinkt misschien belachelijk, maar ik dacht altijdals ik die muziek eens onthouden kon - en opschrij ven, dan - ik ben namelijk musi cus,» onderbrak hij haastig. «Het zou een rechtvaardiging geweest zijn, nietwaar Als ik een groot componist geworden was -» zei hij met een vluchtige blik op de dokter. «Nu ja,» eindigde hij, «dat is waarschijnlijk het hele on geluk van iedere dronkenschap dat men aan zichzelf gelooft.» Sir Kingscfale-Smith was in een zwijgend en afwezig nadenken ver vallen. «Laten we nu de koelie een verhoor afnemen,» zei hij einde lijk. «Treed nader, koelie», zei de tolk, het woord «koelie» uitspre- DEEL II DE STAD 83 kend als een belediging. Yen maak te zich van de muur los en kwam een stap naar voren. «Mag ik nu een sigaret heb ben?» vroeg Kurt weer, en toen hij er een had, inhaleerde hij heftig de rook. Daar stond Yen, met neer hangende handen en open mond, met zijn uitgeteerde borst onder het open jasje zijn tanden in de vooruitspringende Mongoolse ka ken leken bloot te liggen en hij rook als een angstig dier, daar zijn huid zich voortdurend met angst zweet bedekte. Van de boys had hij uit een paar opmerkingen reeds gehoord, dat zijn passagier van vannacht ge storven was. Hoewel hij geen ver band zag tussen dit verhoor en deze dood, was hij er toch vrese lijk van geschrokken, speciaal van één ding, namelijk de aanwezig heid van de oude dokter, die hem een paar dagen tevoren dat barm hartige spuitje gegeven had. De huid over zijn wangbeenderen glom van magerheid en hij gaf zich gro te moeite niet te spuwen of te hoesten en om te begrijpen wat de tolk hem vroeg. Het enige wat hem houding gaf, was het bewustzijn van de dure hoed, die hij droeg. Hij begeleidde ieder «ja» en «neen» dat hij ant woordde, met een kleine buiging. Andere woorden zei hij niet. Zijn antwoorden bevestigden het verhaal, dat Kurt Planke zo juist geëindigd had. Alleen toen hem gevraagd werd, of hij ook opium gerookt had, werd hij stug en be gon te liegen. Of hij de heer, die zoéven ge sproken had, kende «Ja», zei Yen. Of hij deze en nog een heer donderdagnacht rondgereden had? Ja, zei Yen, hij en een van zijn vrienden. Of hij de beide heren naar de opiumkit van een zekeren Kwe Kuei in Chapei gebracht had en daar met hen gebleven was tot de ochtend Ja. Of de jonge heer al eens vroeger met hem naar Kuei gereden was Ja. Of hij, Yen, daar ook opium gerookt had Neen, beslist niet. Kon hij 't be zweren Ja. Yen's gezicht bleef gesloten, maar aan de op-en-neer- gaande adamsappel in zijn uitge teerde hals, kon Sir Kingsdale mer ken dat hij loog. «Mrs Russell,» zeiSir Kingsdale, terwijl hij trachtte zijn toon ver schonende te doen klinken, «hadt U de indruk dat Uw man zwaar ziek was, zeggen we stervend - toen hij vanmorgen thuiskwam?» «Daar heb ik niets geen ver stand van,» zei Helen kort. «Hij was erg opgewonden en stuurloos, hij wankelde. Ik heb het voor dron kenschap gehouden, maar mis schien was hij ziek.» Frank bewoog onrustig. Hij wou opstaan en spreken. Maar Helen drukte onder tafel haar hand op zijn dij en dwong hem, te blijven zitten. Het was een harde en zwa re druk, alsof ze een hollend paard tegenhield. Hoewel het gloeiend heet was, drong de koude van haar hand door zijn kleren, en even voelde hij een vluchtig mede lijden met haar. Toen hij opkeek, ontmoette hij een verwonderde blik uit Sir Kings- dale-Smith's ogen. Helen nam een nieuwe sigaret uit de koker, na ge antwoord te hebben en Frank stak werktuigelijk een lucifer voor haar aan. Ze trachtte tegen hem te glimlachen. Onbegrijpelijk-vreemd was ze hem geworden. Ze sprak als een Russin, met harde mede klinkers en zachte klinkers. Ze zag eruit als een Russin, met haar ro de, ordeloze haar en haar grote, wilde mond. Jelena Trubova ge loofde zichzelf in bedwang te heb ben, ze was trots op zichzelf en wist niet, dat ze zich voor aller ogen reeds verraden had. «Wilde U iets zeggen, Mr. Tay lor? vroeg Sir Kingsdale-Smith na een stilte. «Ik was erbij tegenwoordig toen Bertie thuiskwam en ik ben over tuigd, dat hij volkomen gezond was,» zei Frank snel. «U bent Amerikaan, nietwaar vroeg Sir Kingsdale vriendelijk. «Ik ben Amerikaan,» zei Frank. «Ik geloof, dat ik» Plotseling begon Yen te spre ken, de koelie, om wie niemand zich meer bekreunde. Onder de laatste zinnen had hij van de een naar de ander gekeken en was meer en meer tot de overtuiging gekomen, dat het om zijn hoofd ging, om niets anders dan zijn hoofd. Zijn hart kromp ineen in zijn borst, men kon het zien slaan tegen de magere ribben. Daar het om zijn leven ging opende hij zijn mond en begon te spreken. «Wie neemt een langzame koe lie vroeg hij. «Wie neemt een zwakke Vlug, koelie, vlug, scheeuwen de heren, rechts, links, ze geven je een schop in je ach terste als je maar even ademhaalt. Wie geeft hem te eten, als hij te langzaam is om geld te verdienen? Het is onrechtvaardig, hem te straffen, die de Grote Rook eet, want die rook is zijn enige vriend. Hij vult de lege buik, maakt de moede voeten vlug, stilt de pijn in de borst en geeft hem, wiens leven last is, goede dromen. Zonder de Grote Rook sterft de koelie, maar gebruikt hij hem, dan wordt zijn hoofd afgehakt. Het lot van de koelie is onrechtvaardig. Mijn zoon zegtkom terug naar huis, naar het vaderland. Bitter zijn de tra nen der verbanning, zegt de ver teller op de markt. Ik wil terug gaan met de zoon, maar ik heb schulden en moet veel geld ver dienen, acht dollars moet ik ver dienen om die te kunnen betalen. Dan kan ik teruggaan naar mijn land. Een week lang geen rickshaw getrokken en geen rook gegeten. Dat maakt murw, Sir, en zuigt de adem uit de borst. Hoe moet ik geld verdienen, als ik zo zwak ben? Is het zonde, ais de koelie rookt, om kracht voor zijn werk te verzamelen en zijn schulden te be talen. Voor elke vreemdeling krijg ik van Kuei twintig cent. Breng veel gasten, die betalen je schul den, zegt Kuei. ik geef je de rook voor niets, zegt Kuei, want ik kan zien dat je omvalt van zwakte. Is het zonde, medicijnen te nemen, als het lichaam zwak is De Gro te Rook is medicijn. Ik ben niet als koelie geboren,» zei Yen, die zo uitgeput raakte, dat zijn tranen begonnen te vloeien. «Ik behoor tot de eerwaardige familie Lung en mijn grootvader was dorpsoud ste en een geacht man. Nu wil ik naar mijn land terugkeren en dit alles vergeten als een nare droom. Ik heb geen andere wens, sedert ik mijn zoon gezien heb. Spoedig zullen de schulden betaald zijn, denk ik steeds, dan is de vrijheid verdiend en kun je terugkeren naar je dorp. Daar heb ik geen rook nodig, daar is alles goed en nie mand schreeuwtvlug, koelie, vlug. Maar ik zal niet terugkeren. Nu moet mijn hoofd afgehakt wor den. Wat heeft die vreemde oude dokter aan mijn hoofd Wordt hij daarvoor betaald Hoeveel?» schreeuwde Yen, op dokter Hain toelopend met gebalde vuisten. «Die vreemden hebben ook hoof den, die afgehakt kunnen worden,» schreeuwde hij, uit de bittehkeid van zijn hart. «De tijd zal komen, dat men de hunne af zal hakken, dat ook zij hun zoons niet terug kunnen zien.. Het is ons beloofd, dat ze uit het land gejaagd zullen worden, of doodgemaakt en dan krijgen wij de rijkdommen, die zij nu vasthouden. Maar ik - zei hij wenend, «ik zal er niet bij zijn. Ik word terechtgesteld en mijn hoofd wordt afgehakt. Ik zal mijn zoon niet terugzien en niemand van de familie is erbij om mijn lichaam te begraven.» Toen Yen zover gekomen was. sloeg hij de handen voor zijn ge zicht en snikte met grote, steu nende halen, want hij had bedacht, dat zelfs zijn lijk eerloos en ver minkt zou zijn. Want er was nie mand om zijn afgehakte hoofd weer aan te naaien en zo moest hij een rusteloze geest blijven voor eeuwig, inplaats van een voorvader die met rijst en wierookoffers ge- eerd werd. En in zijn wanhoop stelde hij zich de hel voor, als het leven van een rickshaw-koelie, maar dan zon der de troost van de opium. Dokter Hain was onwillekeurig achteruitgeweken toen de koelie de vuisten tegen hem gebald had en hij hoorde en begreep maar een woord van de hele redevoe ring tsu, wat «zoon» betekent. Hij begreep iets van Yen's nood lot en voelde een oneindig mede lijden met de arme koelie. Sir Kingsdale-Smith vroeg de tolk «Wat zegt hij toch allemaal?» De tolk, die zelf moeite had, de onsamenhangende woorden van Yen te volgen, trok de schouders op «Communistische frazen» ant woordde hij. Kurt Planke drukte zijn sigaret in de asbak uit. «Als het erom gaat, de onschuld van de koelie te bewijzen, wil ik graag bekennen, dat ik de honou rable geworgd, vergiftigd en met een dolk doorboord heb,» zei hij onverschillig, hoewel al zijn zenu wen trilden en medelijden hadden met het onstuimige verdriet van de Chinees. «Ik moet vaststellen of mr Rus sell gezond was toen hij de rick shaw verliet,» zei Sir Kingsdale koppig. «Daar komt het opaan. Of hij de oorzaak van zijn dood mee uit Chapei heeft gebracht, of dat er in de korte spanne tijds tussen zijn binnenkomen in 't hotel en zijn binnentreden van de slaapkamer iets is gebeurd. Het is de enige tijd geweest, dat U, mr. Planke, zonder getui gen met de dode samen bent ge weest. Het zeer bezwarende feit, dat zijn portefeuille en zijn kost baarheden bij U zijn gevonden, is nog steeds niet opgehelderd.» Sir Kingsdale keek bij deze op merkingen langs Kurt heen naar het benedeneind van de tafel, waar Helen met neergeslagen ogen zat, alsof ze van al deze ellende niets zien wilde. Onder de tafel drukte ze haar dijbeen vast tegen Frank's zijde, zonder daarmee evenwel het steeds erger wordende beven in haar ledematen te kunnen stillen. Plotseling stond Frank op, gooide zijn sigaret weg, steunde met bei de handen op het tafelblad en zei: «Excuseert U, Sir, wanneer ik tussenbeide kom. Ik had al lang moeten spreken. Russell was niet ziek, toen hij thuiskwam. Hij was zo gezond, dat hij bijna zijn vrouw vermoord had. Daar ik ongelukki gerwijze getuige was van die ech telijke scène, heb ik hem neerge- bokst.Bij viel tegen de tafelrand. Ik moet aannemen, dat ik de schuld van zijn dood ben. Sche delbreuk of zoiets. Het heeft geen zin, U nog langer op een vals spoor te leiden, Sir. Ik heb het ge daan en ik draag de verantwoor ding. Hellen liet een korte, klagende roep horen, toen Frank dit gezegd had, maar hij lette er niet op. Het laatste uur had oceanen en conti nenten van vervreemding tussen hem en deze vrouw gebracht. Toen hij klaar was bleef hij in dezelfde houding staan en wachtte wat er komen zou. Nadruk verboden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1974 | | pagina 12