noem het geen liefde dorothy eden 5 <Je bedoelt zeker de jonge Par nell. Maar hij was erg onbeschoft om niet op jouw diner te komen.» «Hij had mijn brief niet openge maakt, dat heb ik u verteld. En de /olgende keer kwam hij wel.» Tante Ben keek haar minzaam aan. «O juist, ik zie dat je hem /ergeven hebt. Meneer Meredith neeft gisteren nog een stukje over .iem voorgelezen. Hij heeft het La gerhuis aardig op stelten gezet. Geweldig. Willie kan er nog wat van leren. Misschien zou je die Parnell moeten aanmoedigen, Ka tharine.» Katharine zei rustig «Dat is pre cies wat ik van plan ben, tante Ben. Op een dag zal ik hem mee nemen om u te bezoeken.» «Ja, doe dat lieve. Ik zal me al tijd Daniel O'Connells geweldige persoonlijkheid herinneren. Is me neer Parnell een persoonlijkhheid, of is hij nog te jong?». «Ik vind hem buitengewoon.» «Dat is heel interessant. Denk je dat hij in staat is om Gladstone te overtroeven Ik moet bekennen dat ik dat erg leuk zou vinden. Naar mijn mening is Gladstone veel te verwaand. Ik ben blij dat de ko ningin hem af en toe op zijn num mer zet. Katharine, lieve, ga je al weg «Ik moet wel, tante Ben, als ik de kinderen nog wil zien voor ze aan hun middaglessen beginnen. En dan had ik gedacht om even naar de stad te gaan om naar het de bat over de nieuwe Land Act te luisteren. Misschien gaat uw wens wel in vervulling want Parnell zou Gladstone best kunnen overtroe ven, als het niet dit jaar is dan toch zeker het volgende.» «Mooi zo, liefje. Het is duidelijk aan wiens kant je staat. Je geeft zeker niets om die arme oude Gladstone met zijn grijze haren. Ga dan maar gauw en vertel me er morgen over.» Toen ze bij haar eerste bezoek van de damesgalerij naar beneden keek, dacht ze dat ze hem op de Ierse banken zou moeten zoeken. Maar door een of ander griezelig instinct vonden haar ogen hem di rect en op hetzelfde moment ont moette zijn blik de hare want hij hief zij hand half op om haar te groeten. Ze gaf hem een kort for meel knikje en realiseerde zich toen dat ze haar hand op haar plotseling sneller kloppend hart ge drukt had. Als er iemand gekeken had zou ze zich daarmee volko men verraden hebben. Gelukkig was de Eerste Minister op dat ogenblik zelf aan het woord. Zijn beroemde verschijning hield de aandacht van iedereen gevangen, behalve kennelijk van het Ierse lid dat meer belangstel ling had voor de damesgalerij. Katharine vroeg zich af, hoeveel blikken hij in die richting gewor pen had voordat zc was gekomen. Ze voelde haar wangen gloeien en was blij dat er niemand was die haar kende. De enige bezoekster die zij zelf herkende was Gladsto nes dochter Mary, die dol op haar vader was en vaak naar hem kwam luisteren. Ze probeerde haar aandacht tot de discussie te bepalen. Het ging over de gevaarlijke primitieve toe standen in de kolenmijnen van Wales en het tewerkstellen van kinderen, die niet beter behandeld werden dan koelies. Het was een naargeestig onder werp en het zou Katharine eigen lijk moeten beroeren. Ook zou ze eigenlijk belangstelling moeten hebben voor de andere prominente figuren, Joseph Chamberlain, de Honourable Charles Dilke, de jon ge Lord Randolph Churchill en meneer Disraèli, die nu Lord Bea- consfield was. Maar ze zag alleen dat midden in de toespraak van de Eerste Mi nister, Parnell zijn lange benen strekte, opstond en stilletjes de kamer verliet. Even later hoorde ze achter zich wat gedempt ge schuifel. Iemand zei ssstEen gro te gestalte liet zich op de stoel naast haar zakken. Toen er even voor Gladstone geklapt werd, hoorde ze de nu al vertrouwde stem zeggen«Ik kwam alleen even naar boven om u goedendag te zeggen, mevrouw O'Shea. Het doet me genoegen u hier te zien.» Ze zag dat hij een witte roos in zijn knoopsgat droeg. Als dat be tekende wat zij vermoedde, dan deed haar dat innig plezier. «Komt er iets interressants van middag «Nee. De Eerste Minister zal nog wel een uur of langer doorgaan over kolenmijnen.» «Spreekt u niet?» «Vandaag niet nee. Tenzij er later in de middag nog iets anders naar voren wordt gebracht.» Iemand siste en ze moesten stil zijn, terwijl Gladstones welluiden de stem door het gebouw schal de. Parnell stond op. «Ik zal weer uit kijken naar uw komst hier,» fluis terde hij. Toen was hij weg en ze bracht het volgende half uur door met zich zelf te overtuigen dat dit gesprek je volkomen zonder betekenis was geweest, ledereen had het mogen horen. Niet zo onbetekenend waren haar gloeiende wangen en haar hart dat zo hard bonsde dat het kant op haar lijfje trilde. Het was belache lijk om zich zo te voelen, alleen omdat hij de moeite had genomen om naar boven te komen en tegen haar te praten. Als ze zich zo zou gedragen zou ze deze boeiende nieuwe belangstelling voor politiek moeten opgeven. Stel je voor dat er een schandaal zou komen waar de leider van de Ierse partij bij betrokken was. Toch was ze bij haar volgende be zoek, toen Parnell haar groette door even de roos in zijn knoops gat aan te raken maar niet naar boven kwam om met haar te pra ten, bijzonder teleurgesteld. Het hielp niets of ze zich voor hield dat Biggar midden in een van zijn eindeloze toespraken was. die het Lagerhuis deden geeuwen en schuifelen en dat Parnell er zich ongetwijfeld op voorbereidde om hem te hulp te schieten als zijn woordenvloed stokte. De Ier se partij was bezig met een van haar beroemde constructiemetho des waardoor het Lagerhuis waar schijnlijk tot middernacht zou zit ten. Ze was egoïstisch genoeg om Ierland net zo vervelend te vinden als iedereen en zich alleen af te vragen wanneer Parnell vrij zou zijn om naar boven te komen en een paar woorden met haar te wisselen. Twee dagen daarna kon ze onmo gelijk naar de stad. Carmen had griep en stak Norah aan en de kleine meisjes wilden hun mama bij zich hebben. Noch Lucy noch juffrouw Glennister konden haar nu vervangen. Toen kreeg Luncy het te pakken, een zware kou die zich in haar borst vastzette. Nie mand wist precies hoe oud Lucy was, maar plotseling zag ze er erg oud uit, bijna net zo oud als tante Ben. Katharine liet haar in bed blijven en werd ongeduldig toen ze zich verzette, het malle onafhankelijke schepsel. Tante Ben was ook bijzonder veel eisend. Onwillig om de lange saaie namiddag van de ouden en zwak ken te beginnen, hield ze haar dierbare Katharine zo lang moge lijk tegen door op het laatste ogenblik nog iets te vragen of een klein probleempje uitvoerig te be spreken. Nu hoefde alleen Willie nog maar thuis te komen met een van zijn jichtaanvallen, dacht Ka tharine en dan zat ze helemaal ge vangen. Ze was rusteloos, gefrus treerd, had geen geduld met de bedienden en kon niet eten en niet slapen. Ze was gek. Dit werd een obses sie. Het was toch zeker niet nor maal om niets anders te zien dan dat bleke gezicht met de dwingen de ogen, niets anders te horen dan een stem... Ze moest hem vergeten. Ze mocht hem niet weerzien. Ze moest Wil lie vertellen dat Parnell, alles was wat de mensen van hem beiden ongemanierd, onmaatschappelijk, meedogenloos, koud en dat ze hem liever niet meer wilde ont vangen. Maar de meisjes werden beter. Tante Ben besloot om beslag te leggen op de arme Meredith in plaats van op haar en op een koe le zonnige middag reed ze naar Londen. Nauwelijks had ze haar plaats op de damesgalerij ingenomen of hij was al bij haar. Er zou een lang en saai debat komen waar hij niet bij hoefde te zijn, fluisterde hij. Had ze zin om mee te gaan rij den Hij had wat frisse lucht no dig voordat ze begonnen aan de meer belangrijke eerste lezing van een conpensatie-wet die zou wor den geïntroduceerd door Forster, de minister voor Ierland. Zonder iets te zeggen stond ze op. Dit was het einde van haar frustratie. Ze had er zo naar ver langd om alleen met hem te zijn en eindelijk had hij de gelegen heid geschapen. Ze had kunnen weten dat hij het zou doen. Parnell gaf de koetsier opdracht om langs de Theems naar Kew te rijden. Eerst was hij vol van de nieuwe wet die later op de dag zou worden voorgedragen. Hij zei dat Forster in Ierland even erg gehaat werd als hij de leren haat te. Met wat voor wet hij ook op tafel kwam, er zou niets goeds uit voortkomen. «Ik heb een afschuw van geweld» zei hij. «We moeten doeltreffender en subtielere manieren vinden om ons doel te bereiken.» «Wat is de oorzaak van het ge weld vroeg Katharine. «Altijd hetzelfde, pachters die uit hun huizen gezet worden.» zei hij hartstochtelijk. «Je kunt niet over een weg, in welke streek dan ook, rijden zonder een aandoenlijk groepje uitgeworpenen tegen te komen. Geen plaats waar ze die nacht kunnen slapen,, nergens een stukje land van hen zelf. Ze hon geren naar land, mevrouw O'Shea, al was het maar een hectare, al was het maar tien vierkante me ter, maar ze hebben geen enkel recht op het land dat ze verbou wen en als de aardappeloogst mis lukt en ze hun pacht niet kunnen betalen, vliegen ze eruit.» «En als ze weigeren?» Zijn profiel leek uit marmer ge houwen. «Dan wordt hun ellendige hut verbrand - boven hun hoofd als ze te koppig zijn om eruit te gaan. Ik heb een vrouw gezien die de Engelse soldaten smeekte om een uur te wachten, tot haar ster vende man zijn laatste adem uit blies. Ik heb gezien dat ze een moeder uit haar huis gooiden, zo dat ze haar baby in een nat wei land ter wereld moest brengen. Ik heb gezien...» Hij hield op terwijl hij met moeite zijn bitterheid on derdrukte. «Vergeef me, mevrouw O'Shea. Ik was niet van plan om u van streek te maken. Ik wilde alleen uitleggen dat ik niet veel vertrouwen heb in een compensa tie-wet, die door de Engelsen is opgesteld. Wie heeft ooit mijn volk gecompenseerd voor haar gestor ven kinderen Maar ik haat ge weld. Het verbranden van het huis van de landeigenaar leidt alleen tot gevangenistraf of galg. We moeten een betere manier vinden om te winnen. En we zullen win nen, twijfel daar maar niet aan.» «Daar twijfel ik niet aan,» zei Ka tharine. «Maar kijk Het is een heerlijke dag. U zult uw zaak niet benadelen door ervan te genie ten.» Ze wierp haar voile naar achteren en liet de zon op haar gezicht schijnen. En plotseling schonk hij haar zijn trage strelende glimlach. «Dat is beter. Nu kan ik u zien.» Hij zuchtte. «Dit is wat ik nodig had.» «Waarom geeft u zoveel om Ier land, meneer Parnell «Omdat ik onrecht haat. En ik haat lijden. En ik haat en veraf schuw en vrees voortijdig en onno dig sterven. En ik houd van, Ier land. Ik ben er geboren en haar ne vels en haar zachte lucht en haar ellende zitten mij in het bloed. Ik wil mijn leven ervoor geven. Dat heb ik een paar jaar geleden ge zworen. Maar denk niet.» weer glimlachte hij terwijl hij haar recht aankeek, «dat al mijn emoties voor Ierland zijn. Bent u geluk kig?» «Op dit ogenblik Zeker.» «Ik ook. De zon, het paard dat zonder haast voortsjokt, niets in de wereld dan wij tweeën. Ik wou dat het zo kon blijven.» Een koud gevoel beving haar, maar ze zette het resoluut van zich af. «Hoe kan dat nu als u zo'n enor me taak hebt en ik. «En u Luchtig zei ze: «Ik word een hele politicus. Dat zal mijn man ple zier doen.» «Zulllen we niet over uw man pra ten?» Ze keek hem verschrikt aan. Hij zei«Op het ogenblik geef ik er de voorkeur aan om de dag droom, dat er niemand in de we reld is dan u en ik, niet te versto ren. Blauw staat u leuk. En dat kleine bonthoedje. Weet u dat ik sinds onze avond in het theater veel te veel aan u gedacht heb.» «Maar dat is...» Ze hield op en veranderde haar protest in een eenvoudig «Ik heb ook aan u ge dacht.» Ze dacht eraan hoe mis de men sen het hadden als ze zeiden dat hij koud was. De tederheid in zijn gezicht deed haar hart stilstaan. «Ik zou u graag heel vaak zien. Is dat mogelijk Ik weet dat u een gezin hebt om voor te zorgen. Maar het zou zo veel voor me be tekenen als het zo nu en dan, zo als vandaag, mogelijk zou zijn. Ik werk te hard omdat ik eenzaam ben. Ik ga van het ene hotel naar het andere, van de ene vergade ring naar de andere, van het ene land naar het andere. Ik breng een groot deel van mijn leven door op de Ierse postboot.» «U moet trouwen. U hebt een vrouw nodig.» «Dat moet u natuurlijk zeggen.» Zijn ogen bleven een hele tijd op haar rusteen «Maar wat zegt u van de huidige situatie Ik heb geen vrouw en ik wil zo vaak mo gelijk met u samen zijn.» «U kent me nauwelijks.» vervolgt nadruk verboden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Gazet van Aalst | 1974 | | pagina 12