Het verhaal
van een beeld
van een man
- 1&É2
Nieuwe Gazel van Aalst 11 mei 1984 7
Bij het samenstellen van dit artikel hebben we een massa
geschriften doorlopen.
Volgens de geschiedkundige gebruiken van die tijd zijn die
bijna allen uitsluitend franstalig. Alleen de plaatselijke pers,
de rekeningen der handwerkers en een paar zeldzame brieven
zijn in het Nederlands gesteld. Misschien mag hier zelfs voor
1 keer het woord Vlaams gebruikt worden. Bij de vertalingen
hebben we de stereotype en zwaar blocmcrige aanspreektitels
bewust ingekort.
k ml
Ontwerp voor Martens' beeld (al te zien in Van Iseghems boek 1852)
1 december 1855
officieuze opening van de ijzeren weg
Brussel-Gent.
De beiaardier krijgt opdracht deze gebeur
tenis "in te spelen".
door Mr. Jean Geefs te Brussel. Het werd
in Brons gegoten te Parijs omdat in België
geen enkel atelier daartoe geschikt is. Het
heeft op de wereldtentoonstelling aldaar
een eervolle vermelding (geen gouden
medaille?) behaald...
Aalst 1856
Als de kalender 1 janvier aanduidt telt de
stad 17.815 inwoners. Ze heeft bovendien
1 burgemeester en 2 schepenen. De
cholera die jaren huisgehouden heeft, en
die twee jaar eerder nog 81 mensen
weghaalde is eindelijk verdwenen. Er zijn
7 dokters en hun nieuwe uitvinding is de
vaccinatie. Er zijn ook 13 politieagenten
en 10 rijkswachters. De spoorwegverbin
ding naar de grote omliggende steden
heeft het stationskwartier doen-ontstaan,
de terreinen errond worden al jaren be
werkt en herwerkt, de Stationsstraat
geplaveid. De grote urbanisatiewerken
situeren zich rond het rechttrekken en
plaveien van de Zonnestraat en de
Vrijheidstraat. De gasverlichting heeft
zijn intrede gedaan. De gemeenteraad
heeft 14 bouwvergunningen afgeleverd.
Wie handel buiten de stad wil drijven
loopt nog barrelen tegen het lijf. Zoals het
een grote stad betaamt liggen er diverse
soorten soldaten gekazerneerd (Jagers te
paard, fusiliers, 12e linieregiment). Het
continent te leveren soldaten bedraagt
voor de stad zelf 42. 173 Iotelingen komen
daarvoor opdagen, 27 kunnen lezen en
schrijven. Het stadsverslag meldt met
fierheid dat het fabriekspark groeit, en dat
er geen werkloosheid is. De duurte van het
vlees is doorslaggevend voor het nieuw te
bouwen slachthuis het komt er niet. Wie
met een kruiwagen op de stoep rijdt of zijn
huisnummer wegveegt riskeert 1 tot 3
dagen gevangenis. En voor het belfort dat
tot voor enkele jaren in zo'n erbarmelijke
staat verkeerde dat het bijna instortte,
staat niets. Dat zou een mooie plaats voor
een bronzen standbeeld zijn
De voor-voorgeschiedenis
M.J. De Gand, historicus en omschreven
als "den geleerden heer,, stopte ruim 40
jaar vóór men in Aalst met grote luister
Dirk Martens als illustere stadsgenoot
ontdekte, een stuk van zijn leven in
opzoekwerk naar de activiteiten en de
betekenis* van deze drukker. De Gand is al
jaren dood wanneer in 1845 bij Spitaels-
Schuermans te Aalst een boek verschijnt,
Recherches sur la vie de Thierry Maertens'
waarin de schrijver, de advocaat De Smet,
deze tekst samen met eigen bevindingen
en opzoekingen publiceert.
Drie jaar eerder heeft "De Denderbode,,
het Aalsters katholiek weekblad de eerste
prospectussen opgemaakt en gedrukt.
Het meest boeiende van De Smets boek -
voor dit artikel - staat op de le pagina.
Daar vind je een ontwerp dat een voorstel
ling geeft van het bronzen beeld dat een
onzer pleinen zou sieren. "Weldra luidt de
tekst, weldra komt de oprichting van het
beeld van de vader van de boekdrukkunst.
Weldra zal het te bewonderen zijn naast
deze van Rubens, Vesalius, Stevin,
Hosschius en andere beroemde mannen.
Die "weldra,, zou nog ruim 11 jaar duren.
Advokaat De Smet zelf zou het nooit mee
maken. Bij het afwerken van culturele
monumenten keek men in de vorige eeuw
in Aalst dus ook niet op een jaartje.
De voorgeschiedenis
18 april 1849 (de stad naar de provincie)
De gemeenteraad heeft vergaderd over de
inhoud van uw telegram van 27 maart jl.
betreffende de oprichting van een
standbeeld ter ere van Dirk Martens. De
raad betuigt zijn diepste voldoening over
de welwillendheid van de regering ten op
zichte van deze verwezenlijking die een
nationaal karakter draagt, en die tevens
een uiting van onze diepste wensen is. Het
is onze bedoeling met al onze krachten de
visie van de regering bij te treden. De raad
denkt eveneens dat het billijk zou zijn een
speciaal comité op te richten, waarvan de
heer advokaat De Smet deel zou uitma
ken. Wij wachten op de intenties van de
regering over de samenstelling van dit
comité om alle inlichtingen over te maken.
22 mei 1849
le punt op de agenda van de gemeente
raad oprichting van een gedenksteen van
Dirk Martens. De secretaris geeft lezing
van een brief van de heer Gouverneur.
Mijne Heren,
'"Ik heb aan de heer Minister van Bin.
Zaken Uw brief van 17 april (na 773)
handelend over de Commissie die
Ontwerp voor een Dirk
Martensbeeld (1850)
benoemd moet worden om de oprichting
van een gedeiftcsteen ter ere van Uw
stadsgenoot D. Martens, overgemaakt.
Het zou de heer Minister behagen, indien
uw administratie die commissie zelf zou
samenstellen. De regering en de provincie
zouden daarin 1 of 2 leden afvaardigen.
Het is de bedoeling van de heer Minister in
dit geval de opdracht toe te vertrouwen
aan de heer M. Bruneau. De Bestendige
Deputatie geeft deze opdracht aan de heer
Evit, provincieraadslid,
get. E. De Saegher, gouverneur
De raad gaat nu over tot de benoeming
van deze commissie die totaal 10 leden zal
tellen. Van regeringszijde uit maken
Bruneau en J. Cumont er deel van uit.
Beiden zijn volksvertegenwoordiger.
Ferd. Evit is aangeduid voor de provincie
door de provincie. Na geheime stemming
worden 7 leden aangeduidDe Smet
advokaat. De Moor Goreles dokter. De
Witte en J. Dommer schepenen, Fouret
vrederechter, Impens voorzitter
commissie Schone Kunsten en Gommaar
De Vos, drukker-uitgever.
16 juni 1849
De stadssecretaris deelt aan de raad een
verzoek mee vanwege de heer J. De Troch
om de stadsarchieven te mogen
onderzoeken in verband met een studie
over D. Martens. Het verzoek wordt inge
willigd.
Josse De Troch zal bij de inhuldiging van
het beeld in "De Denderbode,, een zwaar
poëtisch franstalig gedicht laten publiceren
met als titel, "la chute du voile... Over het
gedicht is ook het doek gevallen.
13 juli 1849
De provincieraad vergadert over de vraag
van de stad tot steun aan een op te richten
standbeeld van Dirk Martens. Een zekere
Van Der Donckt verklaart dat hij stand
beelden verfoeit die ten prijze van
additionele centiemen opgericht worden.
Andere raadsleden zijn op zijn zachtst
gezegd niet enthousiast. Sommigen stellen
zelfs het bestaan en de betekenis in vraag.
De Aalsteriaar Ferd. Evit legt zijn rede
naarstalent in de weegschaal, en het is ten
slotte de gouverneur De Saegher zelf die
beweert dat het nodig is vernuft en talent
te verheerlijken en aan te sporen door het
volk op de standbeelden der grote
vaderlanders te wijzen.
14 juni 1851gemeenteraadszitting,
le punt van de gemeenteraad bespreking
van de onkosten ter oprichting van een
standbeeld ter ere van D. Martens.
De heer De Witte (schepen) leest de brief
van de gouverneur daterend van 3 juni.
Evit geeft uitleg over de werk/aamheden
van de speciaal opgerichte commissie.
Daaruit blijkt dat de regering ruim hulp
zal bieden, want hier is immers sprake van
nationale eer. Het standbeeld wordt een
ereteken voor de stad en bovendien zal de
stad profiteren van de inhuldigingsfeesten
die men zal trachten te doen samen vallen
met deze van de inhuldiging van de spoor
weg De Witte geeft nu lezing van 2
rapporten die door de provincieraad zijn
opgemaakt. Fouret (gemeenteraadslid)
stelt nu het cijfer van 2000 fr. voor wat
zeer miniem is en wat men over 2 of 3
diensten zou kunnen verspreiden. Hij zegt
dat de beroemdheid van Martens niet
alleen steunt op de drukkerij, maar even
zeer op de geleerdheid. Hij is een der
merkwaardigste mannen van zijn tijd en
bovendien de enige beroemdheid die de
stad ooit heeft voortgebracht.
Er komen nu laaiende discussies tussen
voorstanders (2000 fr. is geen geld, er
komen nieuwe inkomsten, de wedstrijd is
al uitgeschreven, de regering zal ruim
steunen, de eer van de stad) en
tegenstanders (we hebben geen geld, er
komen nog grote uitgaven voor het
gasnet, zo'n ding daar is geen haast bij).
Uiteindelijk wordt het bedrag van 2000 fr.
voorgesteld en goedgekeurd.
16 juni 51naar de gouverneur.
Naar aanleiding van uw brief van 3 juni
melden wij u, dat de speciaal opgerichte
commissie die de oprichting van een
standbeeld ter ere van D. Martens
behartigt een wedstrijd uitgeschreven
heeft tussen de beeldhouwers van het
land. Ze heeft een premie van 1.500 fr.
uitgeloofd aan de ontwerper van een
model dat als het mooiste onder de
inzendingen bekroond is. Een commissie
benoemd door de Minister van Bin.
Zaken, samengesteld uit verdienstelijke
kenners heeft de 10 verschillende model
len onderzocht die voorgesteld zijn. De
palm is toegekend aan de heer Joseph
Geefs. en de artiest is, als we ons niet
vergissen, reeds aan het werk begonnen.
De oprichtingskosten zullen ongeveer
30.000 fr. bedragen, daarvan zou de rege
ring er 20.000 op zich nemen. De speciale
commissie tot wie we ons gericht hebben
om het bedrag van de intekeningen te
kennen heeft ons geen antwoord kunnen
geven, omdat de lijst der inschrijvingen
nog niet volledig is. De bijdrage van de
stad is niet groot maar we vestigen er uw
aandacht op dat ook de inhuldigingskos-
ten ten onzen laste zullen vallen, en die
zullen aanzienlijk zijn. Onze
gemeenteraad heeft 2000 fr. gestemd. We
denken meneer,.dat U - vermits U ons de
eer geeft onze mening te vragen -
aangaande dit onderwerp - in de
provincieraad op dit ogenblik alle nodige
inlichtingen bezit om de bijdrage in de on
kosten vast te stellen.
Uit de biografie van Thierry Martens (dr.
A.F. Van Iseghem S.J.) 1852
biz. 175 Martens wacht nog altijd op zijn
beeld. Het Belgisch Staatsbestuur heeft
het initiatief genomen. Het onderwerp
van een onzer beste beeldhouwers werd
zopas aanvaard. Het is onze wens dat alle
schrijvers, drukkers en boekhandelaars
zich rond de bevolking van Aalst zouden
scharen om het te verwezenlijken. Dan
zou de stad een gedenkteken voor
Martens oprichten dat de mens waardig is
waarover Barlach vroeger zeide drukker
Martens heeft de stad Aalst beroemd ge
maakt door de veelheid en het superieure
in elke discipline.
23 november 1853: de stad naar de com
missie.
We hebben de eer de brief van de
gouverneur (8 nov.) door te zenden.
Hierbij vindt U de lijst der intekeningen en
de som van 30 fr.
21 juli 54de stad naar de commissie.
De gouverneur heeft ons op 17 juli gemeld
dat de provincieraad van 14 juli een
bedrag van 1000 fr. toegekend heeft om
een standbeeld van D. Martens op te
richten.
24 juli 1854: de stad naar de commissie.
We hebben de eer U hierbij een betaling
van 3000 fr. te overhandigen gedaan door
de Minister van Bin. Zaken als titel van
steungeld ter ere...
31 oktober 1854gemeenteraadsverkie
zingen in de stad.
Burgemeester De Gheest blijft de stad be
sturen.
1855:
een unionistische regering onder de katho
liek De Decker vervangt voor enkele jaren
(tot 57) de Liberale hegemonie. Het is be
langrijk voor dit verhaal te weten dat een
liberale stad (Aalst) zijn subsidies uit een
katholiek hand moet krijgen.
De Geschiedenis
10 mei 1855
4e punt op de gemeenteraadszitting
Mr. De Witte (schepen) deelt mee uit
naam van de sectie financiën, dat de com
missie voor het beeld van Martens een
nieuwe subsidie aan de stad vraagt om de
onkosten te kunnen dekken. De financiële
dienst is van oordeel dat gezien de slechte
toestand van de stadskas ze helaas hierop
niet kan ingaan. De raad neemt de motie
ven en besluiten van de sectie met unani
miteit aan.
De grote plechtige inhuldiging
van de spoorweg op 6 juli 1856
geeft wel eens het verkeerde
beeld dat men in Aalst tot een
week ervoor nooit een trein ge
zien had. Niets is minder waar.
Zodra 'den ijzeren weg' bekend
raakte was men er in deze han
dels- en nijverheidsstad op ge
brand zo'n vervoermiddel aan
huis te hebben. De smeek- en
bedelbrieven naar de regering
houden niet op, zeker niet nadat
Dendermonde er andermaal in
slaagden die van Aalst een pad
in de korf te zetten en een spoor
verbinding met Gent en Brussel
los te weken.
De verbinding Aalst-Dender-
monde komt er in 1853. Wie dus
naar Brussel wou, kon dat,
maar wel langs Dendermonde
en Mechelen rondeen toeristi
sche maar uurrovende bezig
heid. De grote verbinding Brus
sel-Gent (via Aalst) is er op 1
dec. 1855, ruim een half jaar
voor de plechtige 'inhuldiging'.
Leopold I die een reizende pas
sant was kende het stationsge
bouw van Aalst dus allang als
zijn koninklijke broekzak.
Op de frontpagina van week- en
dagbladen stonden - zoals toen
gebruikelijk - de vertrekuren
uyt de statie. Zo zie je dat je in
1856 uit Aalst in totaal naar 11
verschillende richtingen kon
sporen. Naar de grote steden
der Belgieland uiteraard, maar
ook naar Ostende (via Lede
Landen, Hasselt, Quiévrain en
Rijssel.
31 dec. 1855gemeenteraadszitting.
Schepen De Witte vraagt aan Cumont hoe
het nu eigenlijk met het oprichten van dat
standbeeld zit. Kan de inhuldiging niet
samen gaan met de opening van de recht
streekse spoorwegverbinding Brussel-
Gent? Cumont antwoordt hierop dat het
standbeeld voltooid is, dat alleen nog het
voetstuk moet gebouwd worden, en dat
hij inderdaad denkt dat het beeld én
spoorweg samen kunnen ingewijd wor
den, zodat de stad met één keer onkos
ten er vanaf komt. De standplaats van het
beeld is nog niet vastgesteld (Stations
plein? Grote Markt? Keizerlijk Plein?)
8 feb. 1856 (stad naar Minister van Finan-
ciëen)
We doen een beroep op Uw
welwillendheid en rechtvaardigheid om
vrijgesteld te.worden van de douanerech
ten voor het bronzen standbeeld van D.
Martens dat zich op dit ogenblik in de op
slagplaats te Brussel bevindt. Dit beeld
wordt geplaatst op een onzer openbare
pleinen. Het is het resultaat van
intekeningen en subsidies van Staat - Pro
vincie en Stad. Het model is uitgevoerd
22 maart 1856, gemeenteraadszitting
Bespreking van het telegram van de
minister van Bin. Zaken (23 jan. 56) en de
brief van de gouverneur (28 jan 56) over
het deel dat de stad nog moet bijdragen in
de onkosten voor het beeld.
De commissie die de oprichting regelt ver
klaart dat de heer Geefs als afrekening van
de wedstrijd en het vervaardigen van het
beeld nog 3925,50 fr. dient betaald te
worden. Bij deze som dient nog 8000 fr.
gevoegd voor het vervaardigen van het
voetstuk. De regering heeft eerder beloofd
hiervan de helft (4000 fr. dus) te zullen
betalen. Samengevat blijft er dus een
tekort van 7.925,50 fr. Omdat het niet
opportuun is nog langer te wachten met de
oprichting van het beeld en de eer van de
stad hier op het spel staat, moet de
inhuldiging met de nodige luister
doorgaan. Omdat anderzijds de
financiën van de stad bedenkelijk zijn, en
de stad een lening aangegaan heeft om
grote urbanisatiewerken te kunnen uit
voeren, en er nog uitgaven voor het hek
rond het beeld te verwachten zijn. en de
feesten duur zullen zijn, vraagt de stad dat
de commissie op de welwillendheid van de
minister van Bin. Zaken beroep zou doen,
ten einde een laatste subsidie van 4000 fr.
te verkrijgen. Samen met de vroeger
beloofde 4000 fr. zou dat de bijdrage van
de regering op 8000 fr. brengen. De stad
zou dan wel alle bijkomende onkosten op
zich nemen.
25 maart 1856: naar de gouverneur
als antwoord op uw brief van 28 jan.
zenden wij U hierbij het besluit dat de
gemeenterad op 22 maart genomen heeft.
We vragen de heer minister een laatste
subsidie van 4000 fr. omdat... (enz...)
De stad zal het surplus (op dit ogenblik
3925 fr, zonder hek, zonder feesten)
betalen.
naar de heer Bruneau, voorzitter
commissie
We vragen U om bij de heer minister een
laatste subsidie van 4000 fr. enz...
Nu het werk waarvan u de oprichting met
zoveel ijver omringd hebt voltooid raakt,
steunen wij met genoegen uw voorstel om
de heer Van Der Beien, directeur van
Schone Kunsten, naar Aalst uit te nodigen
om met de commissie te beraadslagen
over de definitieve plaats van het beeld.
14 april 1856 gemeenteraad
De raad snijdt nu de feesten aan die zullen
gegeven worden bij de inhuldiging van de
spoorweg Brussel-Aalst-Gent. Mr. De
Witte zegt dat de heer De Mot zijn
bijdrage van 5000 fr. (of de kosten van het
banket) handhaaft. De feesten zullen
doorgaan, de koninklijke familie wordt
uitgenodigd, en het standbeeld van
Martens wordt dezelfde dag "ontdekt,,.
De volgende vermakelijkheden worden
weerhouden
ontvangst van de koninklijke familie
versiering van straten en pleinen
versiering van het stadhuis
onthulling van het beeld
festival-banket-bal-vuurwerk
verlichting der openbare en
privégebouwen - subsidies aan de
schuttersverenigingen - ringsteken - volks
spelen - buitengewone bedeling van brood
van 25 ct aan de armen. De feesten zullen 2
of meerdere dagen duren. Het stadhuis zal
behoorlijk gerestaureerd worden, de
raadzaal en die der Prudhommes behan
gen, de gevel van de binnenkoer bepleis
terd. Voor het stadhuis zal een uitbouw
opgericht worden. Om die uitgaven te
kunnen doen vraagt het college een extra