Sussen's J-lemelvaart.
Worom eh
Die in de kafé CENTRAL nog
ni geweist ehn heit, kaan ni zeg
gen hoe dat da dor es - goeien
drank, proeper, grooit en gezond
en vrienjelek bediendj - wa moeie
mier hemmen eh - Good ienjs
zien
n' iXf r n A
Echt woor.
OlSjtcoeerS, opgepast
Olsjterschen Tieger
(Vervolg)
Dal er voor Sinte Pieters penning wordt rondgegaan,
En daaroan heb ik nog geen duit gezien. - verstaan
En dat ik mij met de zaken van beneden zou bemoeien
Neen jongen, neen, ik kan ze wel zien knoeien...
Maar, zie, ginder in die groote cel,
Zit God den Vader, trek maar aan de bel
Wees niet benauwd, ik ben er zeker van,
Die zal u gaarne helpen als hij kan.
Susse krabte met beide handen in zijne vosse haren
En dacht in zich zelve, hoe zal ik ginder varen
Hij maakte van de nood een deugd
En trok bij God den Vader, zeer verheugd.
Aan die schoone cel gekomen bleef hij staan,
Twee lieve engelen keken hem verwonderd aan.
Engelen lief zei Sus 'k wou onze Vader spreken,
Ik kom met nieuws uit de verwoeste streken
En... maar hij moest niet langer redeneeren
Twee engelen grepen hem en zonder tegenWeren,
Liet Sus zich brengen op een zetel in satijn.
Daar binnen, achter een gouden gordijn,
Was God de Vader, in een club fauteuil gezeten,
Bezig met een teljoor rijspap te eten.
Sussen stond recht en vol eerbied vouwde een knie ten
[grond.
't Is goed zei de Vader ik Weet Waarvoor gij komt.
Ik Weet er alles van, Van hier kan ik alles zien en
[hooren
Zonder daarvoor een gaaljen in mijn planché te boren,
Maar, denkt gij dat ik, zoo een oude man,
Mij met die zaken nog bezig houden kan
Zie, ginder staat mijn zoon, ik trek mij niets meer aan,
Alles Wordt hier volgens zijnen wil gedaan.
Beste dank, mijn vader en verschooning duizend
[malen,
Ik zal dan hulp bij uwen zoon gaan halen.
Heel schuchter, bevend, met de pet in de hand
Kwam de champetter bij 't zoontje aangeland.
Wel champetter lief wat eer gij ons aandoet,
Blijft gij hier zeg, en is het ook voor goed l
Allee, korri, trek uw vuile kleeren uit
En speel ons eene aria op deze gouden fluit
Helaas, Mijnheer Mijnheer, de zoon van God
Drijf toch met geenen armen sukkelaar den spot,
En als ik u in uwe bezigheden niet kom storen,
Wil dan toch als 't u blieft mijne bede aanhooren
En Sussen begon daar zijn geval uit een te leggen,
Sussen, sprak de zoon, als ik u rechtuit mag zeggen
Ik zou u gaarne helpen maar tot mijn grootste spijt,
Om mij met zulke zaken te bemoeien heb ik geenen tijd
Daarvoor moet g'u aan den heiligen Geest adresseeren
Spring hier maar in de koets ge moet u niet geneeren.
Sussen Wist nu niet Wat hij moest doen of laten
En had reeds spijt dat hij zijn vrouwken had verlaten.
Doch wipte zich maar in de koets en vier engelen
[gelijk
Doorkruisten met Sussen het gansche hemelrijk,
d' Avond was reeds gedaald en de Geest lag al te bed
Toen onze Sussen in dezes kamer werd neergezet.
Zonder aarzelen maakte hij den vent maar wakker,
En op eerbiedigen toon sprak hij beste makker,
Gij zijl een goede man, een man van groote waarde,
Komt gij eens mee met mij, beneden naar de aarde.
Daar is iets goeds, een edel werk te verrichten
Wat wat zegt gij I naar d'aarde mij nogmaals laten
[betichten
Neen Sussen luistereenmaal in mijn levensbaan
Ben ik beneden naar de aarde gegaan.
Ga,maar gerust alleen voort, beste Sussen,
En zeg hun, dat zij vierkant mijn hielen mogen kussen
Ik heb er genoeg van met een enkelen keer,
Ik zet van mijn leven geen voet op de aarde meer.
Salut Champetter, de complementen en goeden nacht.
En Sussen werd langs het achterpoortje uit den hemel
[gebracht.
Plotseling keerde hij zich om, hij kon zijn woede niet
[bedwingen
Mij buiten Werpen, de man der Wet, wat zijn dat nu
[voor dingen.
Maar, bah het helpt toch niets tegen te spreken
Ik zal op mijn manier mij eens gaan lustig vreken
Op den blök-troijn van Brissel nor Ant-
weirpen. Ehn iiiera komt binne gestermt
t'enjen hoosom ze zilj nog ni neir oS
tutuut.. en den blok es weg.
Nen hier die just rechtoever heir zitj
Wel iïira ge most geh a zu ni looi-
pen, binnen tien nienieten est'er nog ienen.
'k Weit wel menhier, mor teis es
den bloktroijn.. en 'k zit toch zu geeren op
den bloktroijn, ehn goei oitvindink, dennen
bloktroijn.. viva den bloktroijn.
Ge zet'er zu van ingezwolgen iiira,
van dennen bloktroijn woveir hêe liever
den bloktroijn as nen anderen
Wel menhier 't es toch zu pratik -
met den bloktroijn stoon ek meh mennen
iene voet in Brissel en meh mennen ande
ren in Antwerpen.
Ah-ja ten zolle kik willen in
Mechelen wooinen zêe iiira.
Ja Vlonjnerenstroot, ba Van Schuylenbsrg.
Afgelóisierd in de kafé ba Vergheylen op
den Troagel.
Ze zoaten meh vieren te koorten, Krom
me Stant, Scheele Meng, De Prois en de
Poeks. z'Hoin al ienege pintjes gepakt
en begosten pleziereg te werren. '1 er komt
ne rondleirder binnen meh nen hooige rigge
op zen olsjters gezeid nen boeltj
Denne maan zag er kontent oit en trek-
teirde allemaan meh nen Tieger.
Podomme, zoij De Prois benk, hêe
ienen 't vel aigestrupt eh
Wêe ne nienV.zoij De Poeks, ha es
me de kas oongelooipen,- ziedet ni eh
eihn benk - Mor wa zidj er dor allemool
in eh Joon
A wei, schooinen, as g'het wiltj weiten
mastiek ver de goóten van a liereke
smoel toe te plekken.
Lapkoe
Ah g'hebt gedacht, Sussen zoo maar kwijl te
[geraken,
Dat pakt niet, wêe, nu ga ik mij eens vermaken
Sussen zat seffens op 't huksken naast de poort
En haarde daar een kneddel van echte hoerensoort
Voorzichtig, met papier, nam hij hem in de hand
En op de klink der poort Wierd de kadee geplant.
Blijgezind, met smaak vreef hij die verf dan open
En over zijn werk voldaan zette hij t op een loopen
RafPalaaleen stamp deed hem wakker springen
Verbluft wou hij zich dichter legen zijn vrouwken
wringen
Maar Trees had hem bij zijn haar en zijne slip
[gegrepen
Sloeg, beet, stampte en krabte zijn gezicht vol strepen,
Schuimbekkend van woede, begon z'hem te verwijten,
Vuilaard schoft hoe durft ge in uw bed te schijlen,
Aanschouw uw werk, smerigen vuilen hond [stront.
Mijn neus, mijn kin, mijn lippen... 't is allemaal vol
Ellebee.
Verschrikkelijk.
Er is een pas geboren kindje gevondel
in de Brouwerij De Blieck het lag in eel
drijikelder. De heeren De Blieck hebbel
het aangenomen, het is gedoopt en draal
den naam van DUBBEL STOUT G.D.È
Wij zullen er heel kortelings kunnel
kennis mede maken.
Agence Alostos. I'
ERIVENBIS.
De volgenden brieï es ons toegekomenl
Zeg, Ellebee aal dagge wiltj zee... ml
da ni.
A gazet es toel, schroiji meh op ver ell
abonnement, moor gien me as jen nemil
schandelijeiren zêe, oi 't zal ter teige zittel
Salie Ëilebêe. Stant.
Ons antwoord.
Stantje joon..., wie zal der na menI
't stantjen Willen haaven Ter es mil
as ienen eizel die Martin hoedj Mersl
ver a abonnement,mor ge vergetj a adrl
op te geiven
lest beschollemen en toensj gazetten. -1
Zes irang op postcheck 232.000 en 'U.j
kleer.
Evelyne Spr. - Aie, aie, meh schoap, dJ
en teive kik in de gazet ni zetten zee.
'K en ben pertang anders van gien kis
lawoijd benaad,. Moor dad es en beiji
graalek Mersie ver anne irang.
Dol verliefd masken van Moijlebeek.
Ge zeh ge eh klein zottinneken kindj
Goij zied hem geeren, hoij zied a ni geere:
en toch wie hem hemmen, en ge vroas
rood
Ver té weiten hoe datten van aa haal
moei hem jaloes moaken. Vroag meh
kir rnêe meh aa en loot het a iensj a
sengsken kosten... en ge zeldj ondervinnl
dat er nog ander chaales zoijn assen b
die ehn dol verheid masken kennen kontei
stellen.
Ver mensjen die nog al licht verschiep
est men plicht van heil" te verwittigen
T'es pertang eh grooit geheim... 'K enz
't nie meige zeggen... mor... eniin, ge nis
ni vloekken ooik ni, newoor.
Ien van deis doagen kroïjge men eh n
bierken... iet lekker zêe. 'K hem er .al ie
van geproeid. Ge zedj geh iet hooiren in
kaieés. Boos nen dobbele stout G
Dêe Bêe ver moij ooik nen Gêe Dêe Bé
en toensj zêe dor eh ilesken kroijgen vi
dat er op stoot
DUBBEL STOUT G. D. B.
'T wooter komt er al van in menne mon
Verheel dj a iensj a zu eh ioijn geloozek
bier meh schooin schoim op, haaid da gel
nog al veil" van aa op d'hooigte van a ooi;
en ge ziet dad azooi peerelen... Da 'k
al ientjen hoi
Proyskamp van den
TWIEDEN BON
Drukkerij Henri Van den Broeck-Jacobs Z
St. Janstraat, 36, Aalst Tel 404