Zondag !M Mei 1911
Prijs 3 centiemen het nummer
Zesde Jaargang Nummer 21
Politiek Banket.
Pensioenbond.
Tegen de Kloosterwet.
Gewichtige woorden.
Misbruiken door Gemeen
tebesturen gepleegd.
Eenige Cijfers.
Vragen en Antwoorden.
LIBERAAL DEMOCRATISCH WEEKBLAD
Abonnementsprijs 3 fr. voor de stad en den buiten voorop betaalbaar
Men abonneert zich op alle postkantooren voor den buiten
voor de stad, ten kantore van het blad, Groote Markt, 1, Aalst.
VAN HET ARRONDISSEMENT AALST.
Prijs der Annoncen j ^™een flemen S Per dr»kregel
Dikwijls te herhaien annoncen, prijs volgens overeenkomst
Vonnissen op de derde bladzijde", 2 frank de regel.
AALST, 20 MEI 1911.
Wy herinneren onze liberale
Vrienden dat ze nog lieden Zon
dag en morgen Maandag hunne
deelneming aan het BANKET
van Geeraardshergen kunnen
melden.
Wy zyn zeker dat onze stad
en kanton op dit POLITIEK.
FEEST goed vertegenwoordigd
cal zyn.
De maandelijksche storting van den
Pensioenbond van Aalst zal plaats
hebben, heden Zondag 21 Mei, van
10 tot 11 ure voormiddag, in Graaf
van Egmont Groote Markt.
De nieuwe kloosterwet Schollaert
is de schandaligste wet, welke ooit
eene klerikale regeering gepoogd heeft
het land op te dringen.
Het is eene uitdaging tegen de natfe,
de openbare strijd der politieke pries
terheerschappij tegen de burgerlijke
macht, eene ophitsing tot een school-
oorlog, de ge wetens vervolging, de
woeling.
De klerikale partij wil de vernieti
ging van het openbaar, wereldlijk on
derwijs, de onderjukking der arbei
dersbevolking.
Weg met het wetsontwerp Schol
laert
Heden Zondag zal er te Gent tegen
dat hatelijk wetsvoorstel eene machti
ge en grootsche manifestatie plaats
grijpen waaraan heel het antiklerikale
Vlaanderen deel zal aannemen.
Wij doen een dringenden oproep
aan onze vrienden om daar op post te
zijn
Naar aanleiding der interpellatie
Terwagne, over de fluitjesbetooging
waarmede minister Schoolhaat, te
Antwerpen werd vereerd, en waarvoor
hij een paar deelnemers doet vervol
gen, werden door M. M. HYMANS
n VEKEM ANS, de volgende verkla
ringen gedaan in de Kamers
De heer Hymans. Na een feestmaal
hebben eenige honderden Antwerpenaren
de spijsvertering van den heer Schollaert
gestoord, 't Is wal moois Het ware veel
behendiger geweest niet aan te dringen,
doch de heer Minister van Wettenschappen
en Kunst heeft het niet begrepen, 't Is het
lot der belgische Ministers te worden uit
gefloten, en vooral het lot der katholieke
Ministers. Nooit was er in BelgiÖ oproer
tenzij onder clericale ministeriön.
Het treffendste nog is dat gij nagenoeg
iedermaal hebt teruggedeinsd, omdat de
openbare meening tegen u is.
De heer Colaert. En in 1902
De heer Hymans. 't Is immers eigen
aan de reactie regeeringen de openbare
meening uit te dagen. Tot hiertoe had de
Regeering geluisterd naar wijze raadgevin
gen die haar sommige misslagen hadden
doen vermijden doch heden gehoorzaamt
de Regeering aan eene bende dweepers.
Luide toejuiching links en aan de uiterste
linkerzijde.)
Nog enkele maanden voor de verkiezin
gen en alhoewel de rechterzijde nog slechts
zes stemmen meerderheid heeft, beweert zij
eene wet op te dringen die alles het onderst
boven keert en de openbare meening
ophitst.
Vergeet niet dat het slecht is en gevaar
lijk,'t land met geweld te willen dwingen.
Ik begrijp dat men deze vraagstukken be-
haridele, doch gy irioogt het land niet ver
schalken. De linkerzijde vertegenwoordigt
hier meer menschen dan gij er vertegen
woordigt, want zonder het meervoudig
stemrecht hadden wij hier de meerderheid.
Het ontwerp van schoolwet is van aanval
lenden en gevaarlijken aard. Wij hebben
dus het recht ons te verdedigen, en dat men
over de zaak niet heenstappe alvorens het
land uitspraak heeft gedaan. (Uitroepin
gen, rechts).
Het. land is onze rechter het zal uit
spraak doen, en ons thans tot eene beslissing
willen dwingen alvorens het land geraad
pleegd weze, is geweld plegen jegens het
nationaal oppergezag. Niet weerstaan zou
laf wezen. En niet slechts hier zullen wij
weerstaan doch ook ons beroepen op de
openbare meening die, in alle vrye lan
den, het recht heeft hare gevoelens en
haren wil uit te drukken. (Daverende toe
juichingen links en aan de uiterste lin
kerzijde. Aanhoudend geruchtrechts.)
De lieer Vekemans, Ik vraag het
woord voor een persoonlyk feit. Zonder om
wegen wil ik hier openhartig herhalen wat
ik in eene openbare vergadering heb
gezegd
Den dag, waarop onze instellingen of onze
vrijheden in gevaar verkeeren,de wette
lijke tegenstand niet meer voldoende zal
wezen en het volk het zal noodig achten op
de straat te komen, dan zal men my niet in
de laatste rangen aantreffen. (Zeer wel
Toejuichingen links en aan de uiterste
linkerzijde.)
Dat heb ik gezegd op eene meeting en ik
herhaal deze woorden hier in deze Kamer
voor gansch het land. (Herhaalde goed
keuring.)
Om deze woorden heeft men my uitge
scholden voor oproermakerhier bevinden
zich de oproermakers aan de rechterzyde,
die het officieel onderwijs wil vernietigen.
(Zeer wel zeer ioel
We roepen op deze woorden de aan
dacht van alle antiklerikalen, tegen
de dwingenlandij der klerikalen moe
ten wij ons tot het uiterste verzetten.
De klerikalen eigenen zich alles toe
al zijn de antiklerikalen de meerder
heid.
De belastingen die wij betalen, die -
nen om kloosters en klerikale kreatu-
ren te verrijken, de justicie wordt de
justicie der dompers, de vrijheid is
nog enkel de vrijheid der fanatieken,
het openbaar onderwijs zal weldra
niet anders meer zijn dan het onder
wijs van nonnen en broederkens.
De grondwet en onze vrijheden wil
men tot doode letter maken en dat
mogen, dat zullen wij niet gedoogen.
Iq de zitting der Kamer van 12 Mei laatst,
sprak de liberale Volksvertegenwoordiger
van Aalst, M. RENS de volgende redevoe
ring uit by de bespreking der begrooting
van Binnenlandsche zaken.
Myne Heeren, de kwestie welke er mij
toe noopt in deze bespreking tusschen te
komen gaat niet alleen den minister van
Binnenlandsche zaken aan, zy betreft ook
den minister van Kunsten en Wetenschap-*
pen, alsmede den minister van Justicie.
Zy betreft den minister van Kunsten en
Wetenschappen omdat het de toepassing
geldt van art. 3 der wet van 1895 op het
lager onderwys.
Zy betreft den minister van Justicie om
dat het 't misbruik geldt van fondsen, van
hulpmiddelen aan het Weldadigheidbureel
behoorende.
Eindelyk betreft zy rechtstreeks de be
voegdheid van den minister van Binnen
landsche zaken, omdat zy de werkeloosheid,
de onverschilligheid getuigt van een recht-
streekschen vertegenwoordiger van het
goevernement, met misbruiken te gedoogen
begaan door een gemeentebestuur, misbrui
ken welke, zoo niet strijdig met de wet, ten
miyste toch strydig zijn met de duidelyke
inzichten welke het goevernement heeft
uitgedrukt.
Ziehier de feiten.
In 1895, nam het gemeentebestuur van
Geeraards bergen een besluit krachtens het
welke de kosteloosheid van het onderwys
toegestaan werd aan iedereen. Er volgde
dus uit, dat de rijke menschen, de gegoede
personen de gunst der kosteloosheid geno
ten zoowel als de armen. Dit regiem werd
toegepast tot in 1901. In 1901 was er in den
gemeenteraad eene katholieke meerderheid
en er was ook eene begrooting te sluiten,
eene begrooting met een tekort.
Hoe dat tekort te dekken Welnu, myne
Heeren, de gewone weg, de eerlijke weg
was degenen het tekort te doen betalen,
door deze die kunnen betalen, 't is te
zeggen door e ryken, het was voldoende
de noodige belastingen te heffen. Maar tot
dit eerlyk middel neemt de katholieke party
nooit haren toevlucht, omdat zij altijd be
vreesd is hare meerderheid in gevaar te
brengen.
Wat deed men dan Men wendde zich
tot de kas der armen en niettegenstaande
het besluit door den gemeenteraad genomen
in 1805, besluit dat men niet dierf wyzigen
of veranderen uit schrik voor onvolksge-
zindheid, niettegenstaande de beslissing der
volstrekte kosteloosheid toegestaan aan
iedereen, armen en ryken, besliste de Ge
meenteraad van Geeraardsbergen het noo
dige geld te nemen uit de kasaer armen.
En ziehier hoe hy te werk ging Hij her
innerde zich dat in de wet van 1895 een arti
kel voorkomt de gemeenteraden toelatende
het schoolgeld der armen te doen betalen
door de weldadigheidsbureelen. De gemeen
teraad schreef dus in de begrooting ten laste
van het weldadigheidsbureel een soinme
eerst van 12000 fr. daarna van 14000 fr.
Daaruit volgt dat te Geeraardsbergen
het lager onderwijs kosteloos is voor de
rijken en niet kosteloos voor de armen.
En zoo is het gebeurd, mijne heeren, dat
gedurende tien jaren in de begrooting van
het gemeentebestuur van Geeraardsbergen
eene som is ingeschreven van ongeveer
14000 franken bestemd om er het onmisbaar
evenwicht van te verzekeren. Ziedaar eene
somme van 140,000 franken voor schoolgeld
genomen uit de kas der armen.
Ik weet wel dat strikt genomen, de wet
toepassende gelyk zy is, volgens de letter
van den tekst, er niets op te zeggen valt,
immers de tekst van artikel 3, laatste para
graaf der wet van 1895, luidt
De bestendige deputatie, Da het advies
te hebben genomen vari het weldadigheids
bureel en van den gemeenteraad, bepaalt,
behoudens beroep by den Koning, welke
het aandeel is ten laste vallend van gezegd
bureel, iü het schoolgeld der kinderen recht
hebbende op kosteloos onderwys. het aan
deel 't weldadigheidsbureel ten laste gelegd
moet in de begrooting worden geschreven
en verdeeld worden tusschen de gemeente
scholen, de aangenomen scholen en de aan
neembare scholen in evenredigheid van het
getal leerlingen recht hebbende op koste
loosheid en die regelmatig schoolgaan.
Dus, als strenge toepassing der wet had
de gemeenteraad het recht te handelen, ge
lyk hij gehandeld heeft.
Maar men moet terugkeeren tot de be
sprekingen der wet van 1895 om zich reken
schap te geven van den wil der wetgevers
en van het goevernement. Heeft men ge
hoord, dat in geval de kosteloosheid alge
meen en volstrekt zou wezen, gemeentebe
sturen gemachtigd zouden worden de armen
te benadeelen, met niettegenstaande de
kosteloosheid, txli schoolgeld te eischen
van die armen, schoolgeld te betalen door
het weldadigheidsbureel.
Men riep te dien tyde de aandacht van den
minister van binnenlandsche zaken en on
derwys want in 1895 was er nog een mi
nister van openbaar onderwijs, die alsdan
M. Schollaert was op deze schikking en
deed hem opmerken hoe buitengewoon en
onrechtvaardig zij was in hare toepassing
en toen antwoordde de heer minister
Naar myne meening zouden de welda
digheidsbureelen niet moeten tusschen-
komen voor de betaling van het schoolgeld.
De reden daarvoor is eenvoudig de ge
meenten hebben aan het kosteloos onder
wys eene groote uitbreiding gegeven. De
meeste hebben zelfs het stelsel der volkomen
kosteloosheid aangenomen. De begoede
ouders betalen het schoolgeld niet meer
hunner kinderen. Waarom zou het welda
digheidsbureel moeten voortgaan te beta
len voor de kinderen der behoeftigen De
tusschen komst van het weldadigheids
bureel in zake onderwijs is dus niet meer te
verrechtvaardigen.
Dan voegde hy er bij
In zekere gemeenten, is de tusschen-
komst van hot. weldadigheidsbureel zoo
machtig, dat indien zy plotselings kwam te
ontbreken, er eene diepe stoornis in de fi-
nancen dier gemeenten zou uit voort
spruiten.
Indien de gemeentebegrooting schielyk
belast moest worden met zulke bykomende
uitgaven, vraag ik my af, hoe zy nog in
evenwicht gebracht zou kunnen worden.
Daarom vraag- ik dat men trapsgewyze te
werk ga. Ik hoop dat de weldadigheids
bureelen en de gemeenteraden dien weg
zullen opgaan en eene tusschenkomst zul
len afschaffen welke niet meer verrecht-
vaardigd is.
Het is noodig dat trapsgewyze, de tus
schenkomst der weldadigheidsbureelen ver
minderen en de hulpmiddelen der weldadig
heid wezenlyk dienen om de ongelukkigen
ter hulp te komen en niet om de gemeenten
van hunne school verplichtingen te ont
lasten.
o—
Het goevernement verklaart dus dat het
behoud dezer eindbepaling van het wets
artikel slechts voor doel heeft financieele
moeilykheden aan zekere gemeentebesturen
te vermijden, 't is te zeggen aan de gemeen
tebesturen, die vóór ae wet van 1895 eene
belangrijke school vergoeding ontvingen van
het bureel van weldadigheid.
Maar zelfs in dat geval, verklaart de
minister dat, zoo men de zaken niet moet
overhaasten en het goed is de financieele
moeilykheden te vermyden, het evenwel
noodzakelyk is trapsgewyze en van liever
lede de tusschenkomst der Weldadigheids
bureelen in het betalen der schoolgelden
af te schaffen
De stad Geeraardsbergen bevond zich
geen zins in het bezonder geval voorzien
door den achtbaren heer Schollaert, vermits
voor 1901 en zelfs voor 1895, er geene tus
schenkomst van het Weldadigheidsbureel
in het vereffenen der schoolgelden bestond
en zoo men de wet hadde toegepast in den
zin aangeduid door het goevernement zel
ve, hadde men nooit in de ontvangsten der
begrooting der stad Geeraadsbergen eene
somme van 14000 franken mogen schryven,
welke geput wordt uit de kassen van het
Weldadigheidsbureel.
Dat werd nochtans gedaan met de mede
plichtigheid der bestendige deputatie en
deze van den goeverneur, die de recht-
streeksche vertegenwoordiger is van den
minister van Binnenlandsche zaken.
In 't voorkomend geval, had de gouver
neur tot plicht het beroep aan te teekenen
voorzien Dy art. 3 der wet, waarvan ik
lezing heb gehouden. Het was aan hem de
aandacht te vestigen van 't goevernement
op de verfoeilyke daad welke te Geeraards
bergen werd gepleegd, het was aan hem te
bewyzen dat men alle jaren beschikt over
14,000 franken toebehoorende aan de armen
en dat alleen om het gemeentebestuur toe
te laten zijn budjet in evenwicht te bren-
ten, zonder door de ryken te doen betalen
etgeen dezen tot plicht hebben te voldoen.
Het niet optreden van den goeverneur
vaD Oost-Vlaanderen in deze zaak, is een
zware misslag geweest. Ook vraag ik het
goevernement of het nog langer dergelijke
feiten gedoogen zal Gaat het Staatsbe
stuur nog langer in de begrooting van Gee
raardsbergen dezen last van 14,000 franken
geschreven laten, genomen uit de kas der
armen, terwijl de rijken kosteloos onder
wijs genieten
Ik hoop dat om de hulpmiddelen te be
schermen van den behoeftige deze do onder
steuning zal bekomen van den achtbaren
minister van kunsten en wetenschappen en
bezonderlyk van den minister van Justicie.
Gelief op te merken, myne heeren, dal de
kwestie welke ik te berde breng, reeds be
handeld geweest is in de Kamer door den
betreurden heer De Backer, onder vorm van
vraag in 1901 en 1902. Ik heb hier voor my
het antwoord niet dat op die vraag werd ge
geven, maar ik herinner mij, dat de minis
ter van dien tyd zich erbij bepaald heeft te
antwoorden dat het gemeentebestuur van
Geeraardsbergen gehandeld heeft krachtens
de wet en in uitvoering dezer.
Ik weet niet om welke reden de achtbare
heer De Backer niet onmiddelijk de bespre
king dezer zaak heeft voortgezet en niet
aangetoond heeft dat zulk misbruik strydig
is met de inzichten, uitdrukkelijk aangege
ven door den achtbaren minister van open
baar onderwys.
Zoo myn optreden in deze zaak wat laat
tijdig moge schynen, toch hoop ik dat den
uitslag zal zyn het einde van dezen staat
van zaken. (Zeer wel I links).
o—
Onze achtbare collega, M. Ozeray, onder
hield ons daar zooeven over de lokalen in tal
van gemeenten ter beschikking gesteld van
de gemeentebesturen. Hy sprak ons bezon-
deriijk over Luxemburg, maar in Oost-
Vlaandoren is het nog slechter, er bestaan
zeer weinig gemeentehuizen en in de drie
vierden der dorpen van mijn arrondissement
is het gemeentehuis gevestigd in eene her
berg.
M. Thooris. 't Gaat evenzoo in West-
Vlaanderen.
M. Hens. Het goevernement komt
evenwel niet tusschen, het denkt er zelfs
niet aan op treden om de gemeent ebesturen
te helpen een gemeentehuis te bouwen of te
koopen. Niets werd met dat doel op de be
grooting voorzien.
AI. Vekemans. De Staat komt wel tus
schen als er spraak is van pastoryen.
M. Hens. Oh, ja, het goevernement
vindt altyd geld als er kwestie is van pasto
ryen, kerken en andere inrichtingen van
dien aard, doch voor de tempels der burger
lijke macht, heeft het geen geld en dan nog
wanneer eene gemeente een ander gemeen
tehuis bezit dan eene herberg, gebeuren er
nog dingen als het volgende
De gemeente Goefferdingen, al is het eene
der kleinste gemeenten van mijn arrondis
sement bezit een schoon gemeentehuis. De
heer der plaats is lid der bestendige depu
tatie en maakt er aanspraak op de meester
te zijn van geheel het bestuur zyner ge
meente in werkelijkheid en in feite is hij
burgemeester, is hij secretaris, is hy ontvan
ger, in een woord hij is alles, want de ar
chieven of oorkonden der gemeente bevin
den zich op zyn kasteel.
Eens was ik in de noodzakelijkheid een
stuk te moeten vergenuitgaande van het
gemeentebestuur, ik heb het gemeentehuis
gesloten gevonden en men heeft mij gezeid,
dat ik mij moest wenden tot M. Vanderlin-
den, lid der permanente deputatie en kasteel
heer van Goefferdingen. Ik ben dus ver
plicht geweest op het kasteel te gaan aan
bellen waar ik goed werd ontvangen, ik
haast my het te erkennen en waar men
my het stuk behandigd heeft.
Aldus, in sommige gemeenten waar de
kasteelheer de alleenheerschende meester is,
heeft men geen gemeentehuis noodig, 't is
misschien ook daarom, dat men niet poogt
er een ander op te richten buiten de hernerg.
Ik voeg er by, dat ik over het feit daar
even aangehaald, eene vraag heb gesteld
aan den minister, op welke vraag er werd
geantwoord, dat die toestand niet belet dat
de zaken der gemeente goed beheerd zijn.
Die toestand immers, bevordert bezonder
lyk de zaakjes der klerikale party, die alles
in handeü heeft en alles naar haren zin be
reddert, door het ambt van den landheer der
gemeente, en ik begryp het antwoord dat
me gegeven werd.
Dit belet niet dat ik de vraag heden herhaal,
want het is noodig, dat het land wete wat
er op sommige gemeenten gebeurt, het is
noouig paal en perk te stellen aan zulke
schandafigemisbruiken. (Zeer wel links).
In de gemeenteraadzitting van 39
December 1910 bij de laatste bespre
king van de rekening van 1909, voor
de welke M. Moyersocn, onze genia
le schepen van Financiën, eenen lan
gen diskoers geschreven had en die
door de verkwijnende Volksstem op
duizende exemplaren werd gedrukt en
rondgedeeld, heeft M. de Schepen
vooreerst moeten bekennen dat hij en
de andere kleppers van 't stad
huis voor de begrooting van 1909
een overschot voorzien hadden
van fr. 169707,93
En dat ze maar een
overschot hadden van fr. 148809,13
Dus min fr. 20898.80
M. M. Moyersoen en C" hadden
zich dus bedrogen in hunne vooruit
zichten, vrijwillig of onvrijwillig, van
de bagatelle van twintig duidend fran
ken.
Die menschen komen altijd in hunne
voorzieningen gaarne met groote over
schotten voor den dag om de lichtge-
loovige Aalstenaars de oogen uit te
steken.
En als de liberalen er dan eens in
den gemeenteraad opwijzen hoe over
dreven al die vooruitzichten opge
maakt zijn en hoe al die cijfers met de
ivefentlijkheid niet overeenkomen dan
worden ze uitgegeven voor onweten
den, domkoppen, mannen die er niets
van weten en veel meer 't is overi
gens geweten dat er maar een soort
van goeie bestuurders zijn en dat zijn
de dompers, bijzonderlijk als fe goor
de goeie vrienden mogen f or gen.
In de laatste bespreking voelde M.
Moyersoen een oprecht plezier van te
kunnen zeggen dat tegenstrijdig met
de voorzeggingen van^de liberalen, de
huishoudelijke rekening voor 1909
tot'beloop van 829,65 fr, meer ont
vangsten bedroeg dan het totaal dat
voorzien geweest was. Maar,.... wat
M. Moyersoen er onmiddelijk vergat
bij te voegen, is dat hij op het huis
houdelijk bestuur der stad voor ipop
een overschot voorzien had
van fr. 26391,62
En dat zijne definitieve reke
ning bewijst dat er maar
een overschot is van fr. 20329,48
Zoodus had M. Moyersoen
Zich weeral eens bedrogen
tot beloop eener som van fr. 6062,14
En hier houden wij er aan te doen
opmerken dat de liberale minderheid
een jaar te voren inde gemeenteraad-
zitting van 37 December 1 pop op
steun van de cijfers van 't schepencol-
legie, aan de katholieken voorzegd had
dat ze maar een overschot van 20,000
fr. zouden gehad hebben.
En die voorzegging is heelemaal
uitgevallen de liberalen hadden
dus juist gerekend
En ook in diezelfde fitting, herin
nerden zij aan 't schepencollegie, dat
zij, liberalen juist gerekend" hadden
wanneer zij voorzeiden, dat indien den
2 per cent maar op 4 per cent gebracht
geweest ware, de stad voor 1909
een te kort zou gehad hebben van
5000 of 6000 fr.
En dat ook is uitgevallen ziehier
de bewijzen
De 2 per cent bracht onge
veer op fr. 28000.00
De vermeerdering met 4 */0
die daarbij gekomen is be
loopt op fr. 56000.00
Zoodus brengt den 6 per
cent samen op fr, 84000.00
En met die kolossale ontvangst van
56000 fr. meer is er maar een over
schot van 20,000frs.
Had men dus den 2 per cent maar op
4 gebracht er ware eene mindere
ontvangst geweest van 28000 fr. en
voor 1909 ware er een te kort geweest
van rond de 8c00 franken.
Men ziet dat ons katholiek bestuur
zeer genepen zat en dat het zonder
die vermeerdering noch achteruit noch
vooruit kon de klerikalen riepen
nochtans en bazuinden overal rond dat
ze Aalst in een bloeienden en prachti-
gen toestand hadden gebrachtzij ver
klaarden en beloofden ook stellig aan
de kiezers van geeiien op-
slag- vu 11 ln~l-1 l meer te wil
len en een jaar nadien verbroken fe
hun gegeven woord
Aalstenaars wacht u van die valsche
belovers en die woordverbrekers en
bedankt dat verkwistend dompersbe-
stuur met eene versterkte minderheid
naar 't stadhuis te zenden, dan ten
minste zult ge weten waar uwe zuur
gewonnen centen naar toegaan
Den 2 en 12 Mei laatstleden werden
de volgende vragen gesteld aan de
ministers van Spoorwegen en Finan-
cen, door M. J. RENS, liberale volks
vertegenwoordiger van het arrondisse
ment Aalst. (Bijblad van het Beknopt
verslag der Kamers van 12 en 16 Mei).
Vraag Trein nr 3281 uit Briusel komt t«
17 u, 44 m. aan te Aalst.
Trein nr 4012 vertrekt uit Aalst te 17 u.
43 m. naar Erpe, Meire, Burst. Sr.ttegem.
Indien d<- trein 4612 drie minuten later
vertrok, zouden d<' reizigers voordeGemeen-
ten Erpe, .Vleire, Burst en omliggende die
van Brussel komen, dien trein kunnen lx