Zondag !M Mei 1911 Prijs 3 centiemen het nummer Zesde Jaargang Nummer 21 Politiek Banket. Pensioenbond. Tegen de Kloosterwet. Gewichtige woorden. Misbruiken door Gemeen tebesturen gepleegd. Eenige Cijfers. Vragen en Antwoorden. LIBERAAL DEMOCRATISCH WEEKBLAD Abonnementsprijs 3 fr. voor de stad en den buiten voorop betaalbaar Men abonneert zich op alle postkantooren voor den buiten voor de stad, ten kantore van het blad, Groote Markt, 1, Aalst. VAN HET ARRONDISSEMENT AALST. Prijs der Annoncen j ^™een flemen S Per dr»kregel Dikwijls te herhaien annoncen, prijs volgens overeenkomst Vonnissen op de derde bladzijde", 2 frank de regel. AALST, 20 MEI 1911. Wy herinneren onze liberale Vrienden dat ze nog lieden Zon dag en morgen Maandag hunne deelneming aan het BANKET van Geeraardshergen kunnen melden. Wy zyn zeker dat onze stad en kanton op dit POLITIEK. FEEST goed vertegenwoordigd cal zyn. De maandelijksche storting van den Pensioenbond van Aalst zal plaats hebben, heden Zondag 21 Mei, van 10 tot 11 ure voormiddag, in Graaf van Egmont Groote Markt. De nieuwe kloosterwet Schollaert is de schandaligste wet, welke ooit eene klerikale regeering gepoogd heeft het land op te dringen. Het is eene uitdaging tegen de natfe, de openbare strijd der politieke pries terheerschappij tegen de burgerlijke macht, eene ophitsing tot een school- oorlog, de ge wetens vervolging, de woeling. De klerikale partij wil de vernieti ging van het openbaar, wereldlijk on derwijs, de onderjukking der arbei dersbevolking. Weg met het wetsontwerp Schol laert Heden Zondag zal er te Gent tegen dat hatelijk wetsvoorstel eene machti ge en grootsche manifestatie plaats grijpen waaraan heel het antiklerikale Vlaanderen deel zal aannemen. Wij doen een dringenden oproep aan onze vrienden om daar op post te zijn Naar aanleiding der interpellatie Terwagne, over de fluitjesbetooging waarmede minister Schoolhaat, te Antwerpen werd vereerd, en waarvoor hij een paar deelnemers doet vervol gen, werden door M. M. HYMANS n VEKEM ANS, de volgende verkla ringen gedaan in de Kamers De heer Hymans. Na een feestmaal hebben eenige honderden Antwerpenaren de spijsvertering van den heer Schollaert gestoord, 't Is wal moois Het ware veel behendiger geweest niet aan te dringen, doch de heer Minister van Wettenschappen en Kunst heeft het niet begrepen, 't Is het lot der belgische Ministers te worden uit gefloten, en vooral het lot der katholieke Ministers. Nooit was er in BelgiÖ oproer tenzij onder clericale ministeriön. Het treffendste nog is dat gij nagenoeg iedermaal hebt teruggedeinsd, omdat de openbare meening tegen u is. De heer Colaert. En in 1902 De heer Hymans. 't Is immers eigen aan de reactie regeeringen de openbare meening uit te dagen. Tot hiertoe had de Regeering geluisterd naar wijze raadgevin gen die haar sommige misslagen hadden doen vermijden doch heden gehoorzaamt de Regeering aan eene bende dweepers. Luide toejuiching links en aan de uiterste linkerzijde.) Nog enkele maanden voor de verkiezin gen en alhoewel de rechterzijde nog slechts zes stemmen meerderheid heeft, beweert zij eene wet op te dringen die alles het onderst boven keert en de openbare meening ophitst. Vergeet niet dat het slecht is en gevaar lijk,'t land met geweld te willen dwingen. Ik begrijp dat men deze vraagstukken be- haridele, doch gy irioogt het land niet ver schalken. De linkerzijde vertegenwoordigt hier meer menschen dan gij er vertegen woordigt, want zonder het meervoudig stemrecht hadden wij hier de meerderheid. Het ontwerp van schoolwet is van aanval lenden en gevaarlijken aard. Wij hebben dus het recht ons te verdedigen, en dat men over de zaak niet heenstappe alvorens het land uitspraak heeft gedaan. (Uitroepin gen, rechts). Het. land is onze rechter het zal uit spraak doen, en ons thans tot eene beslissing willen dwingen alvorens het land geraad pleegd weze, is geweld plegen jegens het nationaal oppergezag. Niet weerstaan zou laf wezen. En niet slechts hier zullen wij weerstaan doch ook ons beroepen op de openbare meening die, in alle vrye lan den, het recht heeft hare gevoelens en haren wil uit te drukken. (Daverende toe juichingen links en aan de uiterste lin kerzijde. Aanhoudend geruchtrechts.) De lieer Vekemans, Ik vraag het woord voor een persoonlyk feit. Zonder om wegen wil ik hier openhartig herhalen wat ik in eene openbare vergadering heb gezegd Den dag, waarop onze instellingen of onze vrijheden in gevaar verkeeren,de wette lijke tegenstand niet meer voldoende zal wezen en het volk het zal noodig achten op de straat te komen, dan zal men my niet in de laatste rangen aantreffen. (Zeer wel Toejuichingen links en aan de uiterste linkerzijde.) Dat heb ik gezegd op eene meeting en ik herhaal deze woorden hier in deze Kamer voor gansch het land. (Herhaalde goed keuring.) Om deze woorden heeft men my uitge scholden voor oproermakerhier bevinden zich de oproermakers aan de rechterzyde, die het officieel onderwijs wil vernietigen. (Zeer wel zeer ioel We roepen op deze woorden de aan dacht van alle antiklerikalen, tegen de dwingenlandij der klerikalen moe ten wij ons tot het uiterste verzetten. De klerikalen eigenen zich alles toe al zijn de antiklerikalen de meerder heid. De belastingen die wij betalen, die - nen om kloosters en klerikale kreatu- ren te verrijken, de justicie wordt de justicie der dompers, de vrijheid is nog enkel de vrijheid der fanatieken, het openbaar onderwijs zal weldra niet anders meer zijn dan het onder wijs van nonnen en broederkens. De grondwet en onze vrijheden wil men tot doode letter maken en dat mogen, dat zullen wij niet gedoogen. Iq de zitting der Kamer van 12 Mei laatst, sprak de liberale Volksvertegenwoordiger van Aalst, M. RENS de volgende redevoe ring uit by de bespreking der begrooting van Binnenlandsche zaken. Myne Heeren, de kwestie welke er mij toe noopt in deze bespreking tusschen te komen gaat niet alleen den minister van Binnenlandsche zaken aan, zy betreft ook den minister van Kunsten en Wetenschap-* pen, alsmede den minister van Justicie. Zy betreft den minister van Kunsten en Wetenschappen omdat het de toepassing geldt van art. 3 der wet van 1895 op het lager onderwys. Zy betreft den minister van Justicie om dat het 't misbruik geldt van fondsen, van hulpmiddelen aan het Weldadigheidbureel behoorende. Eindelyk betreft zy rechtstreeks de be voegdheid van den minister van Binnen landsche zaken, omdat zy de werkeloosheid, de onverschilligheid getuigt van een recht- streekschen vertegenwoordiger van het goevernement, met misbruiken te gedoogen begaan door een gemeentebestuur, misbrui ken welke, zoo niet strijdig met de wet, ten miyste toch strydig zijn met de duidelyke inzichten welke het goevernement heeft uitgedrukt. Ziehier de feiten. In 1895, nam het gemeentebestuur van Geeraards bergen een besluit krachtens het welke de kosteloosheid van het onderwys toegestaan werd aan iedereen. Er volgde dus uit, dat de rijke menschen, de gegoede personen de gunst der kosteloosheid geno ten zoowel als de armen. Dit regiem werd toegepast tot in 1901. In 1901 was er in den gemeenteraad eene katholieke meerderheid en er was ook eene begrooting te sluiten, eene begrooting met een tekort. Hoe dat tekort te dekken Welnu, myne Heeren, de gewone weg, de eerlijke weg was degenen het tekort te doen betalen, door deze die kunnen betalen, 't is te zeggen door e ryken, het was voldoende de noodige belastingen te heffen. Maar tot dit eerlyk middel neemt de katholieke party nooit haren toevlucht, omdat zij altijd be vreesd is hare meerderheid in gevaar te brengen. Wat deed men dan Men wendde zich tot de kas der armen en niettegenstaande het besluit door den gemeenteraad genomen in 1805, besluit dat men niet dierf wyzigen of veranderen uit schrik voor onvolksge- zindheid, niettegenstaande de beslissing der volstrekte kosteloosheid toegestaan aan iedereen, armen en ryken, besliste de Ge meenteraad van Geeraardsbergen het noo dige geld te nemen uit de kasaer armen. En ziehier hoe hy te werk ging Hij her innerde zich dat in de wet van 1895 een arti kel voorkomt de gemeenteraden toelatende het schoolgeld der armen te doen betalen door de weldadigheidsbureelen. De gemeen teraad schreef dus in de begrooting ten laste van het weldadigheidsbureel een soinme eerst van 12000 fr. daarna van 14000 fr. Daaruit volgt dat te Geeraardsbergen het lager onderwijs kosteloos is voor de rijken en niet kosteloos voor de armen. En zoo is het gebeurd, mijne heeren, dat gedurende tien jaren in de begrooting van het gemeentebestuur van Geeraardsbergen eene som is ingeschreven van ongeveer 14000 franken bestemd om er het onmisbaar evenwicht van te verzekeren. Ziedaar eene somme van 140,000 franken voor schoolgeld genomen uit de kas der armen. Ik weet wel dat strikt genomen, de wet toepassende gelyk zy is, volgens de letter van den tekst, er niets op te zeggen valt, immers de tekst van artikel 3, laatste para graaf der wet van 1895, luidt De bestendige deputatie, Da het advies te hebben genomen vari het weldadigheids bureel en van den gemeenteraad, bepaalt, behoudens beroep by den Koning, welke het aandeel is ten laste vallend van gezegd bureel, iü het schoolgeld der kinderen recht hebbende op kosteloos onderwys. het aan deel 't weldadigheidsbureel ten laste gelegd moet in de begrooting worden geschreven en verdeeld worden tusschen de gemeente scholen, de aangenomen scholen en de aan neembare scholen in evenredigheid van het getal leerlingen recht hebbende op koste loosheid en die regelmatig schoolgaan. Dus, als strenge toepassing der wet had de gemeenteraad het recht te handelen, ge lyk hij gehandeld heeft. Maar men moet terugkeeren tot de be sprekingen der wet van 1895 om zich reken schap te geven van den wil der wetgevers en van het goevernement. Heeft men ge hoord, dat in geval de kosteloosheid alge meen en volstrekt zou wezen, gemeentebe sturen gemachtigd zouden worden de armen te benadeelen, met niettegenstaande de kosteloosheid, txli schoolgeld te eischen van die armen, schoolgeld te betalen door het weldadigheidsbureel. Men riep te dien tyde de aandacht van den minister van binnenlandsche zaken en on derwys want in 1895 was er nog een mi nister van openbaar onderwijs, die alsdan M. Schollaert was op deze schikking en deed hem opmerken hoe buitengewoon en onrechtvaardig zij was in hare toepassing en toen antwoordde de heer minister Naar myne meening zouden de welda digheidsbureelen niet moeten tusschen- komen voor de betaling van het schoolgeld. De reden daarvoor is eenvoudig de ge meenten hebben aan het kosteloos onder wys eene groote uitbreiding gegeven. De meeste hebben zelfs het stelsel der volkomen kosteloosheid aangenomen. De begoede ouders betalen het schoolgeld niet meer hunner kinderen. Waarom zou het welda digheidsbureel moeten voortgaan te beta len voor de kinderen der behoeftigen De tusschen komst van het weldadigheids bureel in zake onderwijs is dus niet meer te verrechtvaardigen. Dan voegde hy er bij In zekere gemeenten, is de tusschen- komst van hot. weldadigheidsbureel zoo machtig, dat indien zy plotselings kwam te ontbreken, er eene diepe stoornis in de fi- nancen dier gemeenten zou uit voort spruiten. Indien de gemeentebegrooting schielyk belast moest worden met zulke bykomende uitgaven, vraag ik my af, hoe zy nog in evenwicht gebracht zou kunnen worden. Daarom vraag- ik dat men trapsgewyze te werk ga. Ik hoop dat de weldadigheids bureelen en de gemeenteraden dien weg zullen opgaan en eene tusschenkomst zul len afschaffen welke niet meer verrecht- vaardigd is. Het is noodig dat trapsgewyze, de tus schenkomst der weldadigheidsbureelen ver minderen en de hulpmiddelen der weldadig heid wezenlyk dienen om de ongelukkigen ter hulp te komen en niet om de gemeenten van hunne school verplichtingen te ont lasten. o— Het goevernement verklaart dus dat het behoud dezer eindbepaling van het wets artikel slechts voor doel heeft financieele moeilykheden aan zekere gemeentebesturen te vermijden, 't is te zeggen aan de gemeen tebesturen, die vóór ae wet van 1895 eene belangrijke school vergoeding ontvingen van het bureel van weldadigheid. Maar zelfs in dat geval, verklaart de minister dat, zoo men de zaken niet moet overhaasten en het goed is de financieele moeilykheden te vermyden, het evenwel noodzakelyk is trapsgewyze en van liever lede de tusschenkomst der Weldadigheids bureelen in het betalen der schoolgelden af te schaffen De stad Geeraardsbergen bevond zich geen zins in het bezonder geval voorzien door den achtbaren heer Schollaert, vermits voor 1901 en zelfs voor 1895, er geene tus schenkomst van het Weldadigheidsbureel in het vereffenen der schoolgelden bestond en zoo men de wet hadde toegepast in den zin aangeduid door het goevernement zel ve, hadde men nooit in de ontvangsten der begrooting der stad Geeraadsbergen eene somme van 14000 franken mogen schryven, welke geput wordt uit de kassen van het Weldadigheidsbureel. Dat werd nochtans gedaan met de mede plichtigheid der bestendige deputatie en deze van den goeverneur, die de recht- streeksche vertegenwoordiger is van den minister van Binnenlandsche zaken. In 't voorkomend geval, had de gouver neur tot plicht het beroep aan te teekenen voorzien Dy art. 3 der wet, waarvan ik lezing heb gehouden. Het was aan hem de aandacht te vestigen van 't goevernement op de verfoeilyke daad welke te Geeraards bergen werd gepleegd, het was aan hem te bewyzen dat men alle jaren beschikt over 14,000 franken toebehoorende aan de armen en dat alleen om het gemeentebestuur toe te laten zijn budjet in evenwicht te bren- ten, zonder door de ryken te doen betalen etgeen dezen tot plicht hebben te voldoen. Het niet optreden van den goeverneur vaD Oost-Vlaanderen in deze zaak, is een zware misslag geweest. Ook vraag ik het goevernement of het nog langer dergelijke feiten gedoogen zal Gaat het Staatsbe stuur nog langer in de begrooting van Gee raardsbergen dezen last van 14,000 franken geschreven laten, genomen uit de kas der armen, terwijl de rijken kosteloos onder wijs genieten Ik hoop dat om de hulpmiddelen te be schermen van den behoeftige deze do onder steuning zal bekomen van den achtbaren minister van kunsten en wetenschappen en bezonderlyk van den minister van Justicie. Gelief op te merken, myne heeren, dal de kwestie welke ik te berde breng, reeds be handeld geweest is in de Kamer door den betreurden heer De Backer, onder vorm van vraag in 1901 en 1902. Ik heb hier voor my het antwoord niet dat op die vraag werd ge geven, maar ik herinner mij, dat de minis ter van dien tyd zich erbij bepaald heeft te antwoorden dat het gemeentebestuur van Geeraardsbergen gehandeld heeft krachtens de wet en in uitvoering dezer. Ik weet niet om welke reden de achtbare heer De Backer niet onmiddelijk de bespre king dezer zaak heeft voortgezet en niet aangetoond heeft dat zulk misbruik strydig is met de inzichten, uitdrukkelijk aangege ven door den achtbaren minister van open baar onderwys. Zoo myn optreden in deze zaak wat laat tijdig moge schynen, toch hoop ik dat den uitslag zal zyn het einde van dezen staat van zaken. (Zeer wel I links). o— Onze achtbare collega, M. Ozeray, onder hield ons daar zooeven over de lokalen in tal van gemeenten ter beschikking gesteld van de gemeentebesturen. Hy sprak ons bezon- deriijk over Luxemburg, maar in Oost- Vlaandoren is het nog slechter, er bestaan zeer weinig gemeentehuizen en in de drie vierden der dorpen van mijn arrondissement is het gemeentehuis gevestigd in eene her berg. M. Thooris. 't Gaat evenzoo in West- Vlaanderen. M. Hens. Het goevernement komt evenwel niet tusschen, het denkt er zelfs niet aan op treden om de gemeent ebesturen te helpen een gemeentehuis te bouwen of te koopen. Niets werd met dat doel op de be grooting voorzien. AI. Vekemans. De Staat komt wel tus schen als er spraak is van pastoryen. M. Hens. Oh, ja, het goevernement vindt altyd geld als er kwestie is van pasto ryen, kerken en andere inrichtingen van dien aard, doch voor de tempels der burger lijke macht, heeft het geen geld en dan nog wanneer eene gemeente een ander gemeen tehuis bezit dan eene herberg, gebeuren er nog dingen als het volgende De gemeente Goefferdingen, al is het eene der kleinste gemeenten van mijn arrondis sement bezit een schoon gemeentehuis. De heer der plaats is lid der bestendige depu tatie en maakt er aanspraak op de meester te zijn van geheel het bestuur zyner ge meente in werkelijkheid en in feite is hij burgemeester, is hij secretaris, is hy ontvan ger, in een woord hij is alles, want de ar chieven of oorkonden der gemeente bevin den zich op zyn kasteel. Eens was ik in de noodzakelijkheid een stuk te moeten vergenuitgaande van het gemeentebestuur, ik heb het gemeentehuis gesloten gevonden en men heeft mij gezeid, dat ik mij moest wenden tot M. Vanderlin- den, lid der permanente deputatie en kasteel heer van Goefferdingen. Ik ben dus ver plicht geweest op het kasteel te gaan aan bellen waar ik goed werd ontvangen, ik haast my het te erkennen en waar men my het stuk behandigd heeft. Aldus, in sommige gemeenten waar de kasteelheer de alleenheerschende meester is, heeft men geen gemeentehuis noodig, 't is misschien ook daarom, dat men niet poogt er een ander op te richten buiten de hernerg. Ik voeg er by, dat ik over het feit daar even aangehaald, eene vraag heb gesteld aan den minister, op welke vraag er werd geantwoord, dat die toestand niet belet dat de zaken der gemeente goed beheerd zijn. Die toestand immers, bevordert bezonder lyk de zaakjes der klerikale party, die alles in handeü heeft en alles naar haren zin be reddert, door het ambt van den landheer der gemeente, en ik begryp het antwoord dat me gegeven werd. Dit belet niet dat ik de vraag heden herhaal, want het is noodig, dat het land wete wat er op sommige gemeenten gebeurt, het is noouig paal en perk te stellen aan zulke schandafigemisbruiken. (Zeer wel links). In de gemeenteraadzitting van 39 December 1910 bij de laatste bespre king van de rekening van 1909, voor de welke M. Moyersocn, onze genia le schepen van Financiën, eenen lan gen diskoers geschreven had en die door de verkwijnende Volksstem op duizende exemplaren werd gedrukt en rondgedeeld, heeft M. de Schepen vooreerst moeten bekennen dat hij en de andere kleppers van 't stad huis voor de begrooting van 1909 een overschot voorzien hadden van fr. 169707,93 En dat ze maar een overschot hadden van fr. 148809,13 Dus min fr. 20898.80 M. M. Moyersoen en C" hadden zich dus bedrogen in hunne vooruit zichten, vrijwillig of onvrijwillig, van de bagatelle van twintig duidend fran ken. Die menschen komen altijd in hunne voorzieningen gaarne met groote over schotten voor den dag om de lichtge- loovige Aalstenaars de oogen uit te steken. En als de liberalen er dan eens in den gemeenteraad opwijzen hoe over dreven al die vooruitzichten opge maakt zijn en hoe al die cijfers met de ivefentlijkheid niet overeenkomen dan worden ze uitgegeven voor onweten den, domkoppen, mannen die er niets van weten en veel meer 't is overi gens geweten dat er maar een soort van goeie bestuurders zijn en dat zijn de dompers, bijzonderlijk als fe goor de goeie vrienden mogen f or gen. In de laatste bespreking voelde M. Moyersoen een oprecht plezier van te kunnen zeggen dat tegenstrijdig met de voorzeggingen van^de liberalen, de huishoudelijke rekening voor 1909 tot'beloop van 829,65 fr, meer ont vangsten bedroeg dan het totaal dat voorzien geweest was. Maar,.... wat M. Moyersoen er onmiddelijk vergat bij te voegen, is dat hij op het huis houdelijk bestuur der stad voor ipop een overschot voorzien had van fr. 26391,62 En dat zijne definitieve reke ning bewijst dat er maar een overschot is van fr. 20329,48 Zoodus had M. Moyersoen Zich weeral eens bedrogen tot beloop eener som van fr. 6062,14 En hier houden wij er aan te doen opmerken dat de liberale minderheid een jaar te voren inde gemeenteraad- zitting van 37 December 1 pop op steun van de cijfers van 't schepencol- legie, aan de katholieken voorzegd had dat ze maar een overschot van 20,000 fr. zouden gehad hebben. En die voorzegging is heelemaal uitgevallen de liberalen hadden dus juist gerekend En ook in diezelfde fitting, herin nerden zij aan 't schepencollegie, dat zij, liberalen juist gerekend" hadden wanneer zij voorzeiden, dat indien den 2 per cent maar op 4 per cent gebracht geweest ware, de stad voor 1909 een te kort zou gehad hebben van 5000 of 6000 fr. En dat ook is uitgevallen ziehier de bewijzen De 2 per cent bracht onge veer op fr. 28000.00 De vermeerdering met 4 */0 die daarbij gekomen is be loopt op fr. 56000.00 Zoodus brengt den 6 per cent samen op fr, 84000.00 En met die kolossale ontvangst van 56000 fr. meer is er maar een over schot van 20,000frs. Had men dus den 2 per cent maar op 4 gebracht er ware eene mindere ontvangst geweest van 28000 fr. en voor 1909 ware er een te kort geweest van rond de 8c00 franken. Men ziet dat ons katholiek bestuur zeer genepen zat en dat het zonder die vermeerdering noch achteruit noch vooruit kon de klerikalen riepen nochtans en bazuinden overal rond dat ze Aalst in een bloeienden en prachti- gen toestand hadden gebrachtzij ver klaarden en beloofden ook stellig aan de kiezers van geeiien op- slag- vu 11 ln~l-1 l meer te wil len en een jaar nadien verbroken fe hun gegeven woord Aalstenaars wacht u van die valsche belovers en die woordverbrekers en bedankt dat verkwistend dompersbe- stuur met eene versterkte minderheid naar 't stadhuis te zenden, dan ten minste zult ge weten waar uwe zuur gewonnen centen naar toegaan Den 2 en 12 Mei laatstleden werden de volgende vragen gesteld aan de ministers van Spoorwegen en Finan- cen, door M. J. RENS, liberale volks vertegenwoordiger van het arrondisse ment Aalst. (Bijblad van het Beknopt verslag der Kamers van 12 en 16 Mei). Vraag Trein nr 3281 uit Briusel komt t« 17 u, 44 m. aan te Aalst. Trein nr 4012 vertrekt uit Aalst te 17 u. 43 m. naar Erpe, Meire, Burst. Sr.ttegem. Indien d<- trein 4612 drie minuten later vertrok, zouden d<' reizigers voordeGemeen- ten Erpe, .Vleire, Burst en omliggende die van Brussel komen, dien trein kunnen lx

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksgazet | 1911 | | pagina 1