THEO LEFEVRE:
«MET ONZE LIEVE
HEER IS ALLES IN
ORDE»
GEEN KABEL TV IN TERJODEN
EEN JAAR H.A.K.
102-JARIGE MARIEKE DE VOS
IN DE GEMEENTEN LEDE,
BAARDEGEM, HOFSTADE EN
GUZEGEM IS VOORTAAN
ENKEL DE EDITIE-AALST
BESCHIKBAAR.
WIE DE EDITIE-DENDER-
MONDE WENST KAN DIE
KRIJGEN MET EEN POST
ABONNEMENT.
4-21.9.1973
De dood van een eerlijk man:
Mijn goede vriend Theo is dood. Hij die eens een populair
partijvoorzitter was, die een dynamische eerste-minister
was, die alleen aan domheid en bekrompenheid een hekel
had, die in zijn heie leven veel eerbetuigingen maar weinig
vriendschap kreeg, die dankbaar was om een goed woord en
die zQn schuchterheid en zfln teergevoeligheid wegstak
achter brutale woorden, hty is eenzaam gestorven. Hty wist
dat de ziekte zijn pover lichaam zwaar had afgetakeld en h(j
wilde niet dat zfyn vrienden het beeld van die lichamelijke
ellende bjj hem zouden vinden. Hty is altijd fier gebleven.
Zelfs tegenover de dood omdat hjj ook van haar geen schrik
had. «Met Onze Lieve He»r is alles in orde. Ik ben gereed».
Zo zei hij me vier maanden geleden...
Toen ik hem voor 't eerst
ontmoette, kort na de bevrij
ding, hebben we ruzie ge
maakt. Ik was jong journalist
in dienst van Het Volk. Hij
was de grote baas van de
nieuwe CVP-Oost-Vlaande-
ren. Met zijn vrienden hield
hij een perskonferentie waar
allerlei mensen allerlei defini
tieve dingen zegden die mij
van ondergeschikt belang
schenen. Toevallig zat ik
naast Theo Lefèvre. Het
werkte hem op de zenuwen
dat ik weliswaar luisterde
maar geen nota's nam. Plots
snauwde hij mij toe: «Maar
mijnheer, wees toch zo be
leefd een en ander op te
schrijven, dat is van belang».
En ik zei: «Mijnheer, u zegt
wat u wil, ik van mijn kant
noteer wat ik wil. Daarmee
hebt u geen zaken».
Indien mijn sympatie voor de
politici die dag een zware slag
kreeg, dan ben ik er helaas
van dan af mede verantwoor
delijk voor dat hij een hekel
had aan journalisten. Bijna
twintig jaar later kreeg ik van
De Standaard opdracht een
uitgebreid interview van hem
te maken.
Hij was toen eers te-
minister. Vier uur lang heeft
hij me dan verteld van zijn
leven, zijn carrière, van zijn
visie op de mensen en de
dingen.
LEVENSGESCHIEDENIS
Het interview viel hem in de
smaak en toen weinig later
een wederzijdse vriend, de
kunstminnende apotheker
Paul Baetens uit Gent, ons
samenbracht bij mooie schil
derijen, lekker eten en zeer
goede wijnen, zijn we weldra
zeer goede vrienden gewor
den. Enkele jaren terug vatte
een uitgever het plan op de
levensgeschiedenis te laten
schrijven van de grootste
politieke figuren in de huidige
geschiedenis van België. Zij
moesten zelf hun geschied
schrijver kiezen.
Theo Lefèvre
was een aer eersten in de rij
alhoewel over hem al enkele
werken waren verschenen. Hij
heeft mij de eer aangedaan
mij aan te duiden als de
journalist die een grote
geschiedenis van zijn leven
zou schrijven. Om redenen
die alleen hem aangaan moest
de uitgever het opzet laten
rusten. Maar Theo wilde
niettemin dat ik zou schrij
ven. Hij heeft me dan ook
vaak ontboden en ik heb
sedertdien uren bij hem
gesleten, uren die tot de
schoonste, de meest rijke en
vormende van mijn leven
behoorden.
Telkens verbood hij mij
nota's te nemen. «Uw geheu
gen is trouw en sterk genoeg,»
zei hij. «Ik wil niet dat ge iets
noteert, geen papieren tussen
ons. Ge moet thuis maar
optekenen wat ge onthouden
hebt. Als ge dingen vergeten
zijt, bewjst zulks dat ze
zonder belang zijn».
Ik heb niets vergeten, ik heb
schrijfboeken vol nota's, maar
nu weet ik ook dat ik zjn
levensgeschiedenis niet zal
schrijven. Journalisten kun
nen wel het leven van een
politiek man beschrijven, zij
kunnen niet het leven van een
vriend vertellen omdat ze dan
teveel van zichzelf moeten
tonen. Theo is te groot en nog
veel te dicht bij om nu al in
een boek van een paar
honderd bladzijden gevangen
te worden.
SATAN
Maar ik wil graag eerstdaags
een en andere anekdote aan
De Voorpost vertellen, al
ware het maar om aan onze
mensen te leren dat Theo
Lefèvre- zo heel anders was
dan het beeld dat het
openbare' leven van hem heeft
gemaakt.
Toen hij een eerste maal in
het ziekenhuis werd opgeno
men belandde hij in de
diensten van Brusselse profes
soren die niet alleen links
maar ook ongelovig waren.
Politieke vrienden van Theo
maakten hun beklag dat een
katoliek en gelovig man niet
aarzelde zijn wankele gezond
heid toe te vertrouwen aan de
goddelozen van de U.L.B. Zij
meenden dat het Theo's
plicht was zich door katolieke
artsen te laten verzorgen.
Theo antwoordde daarop
schamper: «Neem mij niet
kwalijk, Satan is misschien
goddeloos... mais il soigne si
bien, même les calotins».
Toen ik hem nadien vroeg
waarom hij zo brutaal had
gereageerd, zei hij: «Ik haat
bekrompenheid en kleingees-
telijkheid. Het was louter
toevallig dat bepaalde artsen
mij verzorgden. Ik heb met
mijn antwoord alleen willen
zeggen dat buiten de politieke
en filosofische schakeringen
ook talent en vriendschap
bestaan. En daarbij: ik geloof
echt dat Satan goede zorgen
brengt. Satan kan immers
niet zoals wij hopen op het
hiernamaals en doet derhalve
alles om zijn klanten hier
beneden te houden.
Theo Lefèvre was een zeer
gevoelig, een zeer gelovig, een
humoristisch man, maar ook
een eenzaam man die ik echt
heb zien bedelen om wat
vriendschap die hem werd
gegeven zonder hoop op
gunsten of politieke benoe
mingen. Theo Lefèvre is een
zeer groot politicus geweest,
een nog schoner mens. Om
hem een dankbare hulde te
brengen wil ik weldra een
paar zaken over hem vertel
len. Misschien ontroert het de
lezer. Mij zal het alleszins een
beetje troost brengen. Want
wie een vriend als Theo ziet
gaan, verliest een stuk van
zijn hart.
LOUIS DE LENTDECKER
Vervolg van blz. 1
Die man heeft
ons eenvoudigweg verklaard
dat televisie hem geen snars
kan schelen, dat er nu of nooit
een kabel op zijn gevel zal
komen en dat wij het konden
afstappen. Dat hebben wij dan
gedaan. Voor ons niet gelaten.
Wij hebben nog kablerings-
werk genoeg. Wij zullen de kat
wel rustig uit de boom kijken.
Tot daar de mensen van
Intercom.
OVERHEID
In verband met de gerezen
kabelmoeilijkheden spraken we
ook met burgemeester Boel. «Is
het niet wreed?» vroeg hij.
«Terjoden klaagt altijd steen en
been dat zij verwaarloosd
worden, dat zij als laatsten aan
de beurt komen. Voor de
kablering zouden zij de eersten
geweest zijn. De man, die aan
de basis van het verzet ligt, was
tot op heden niet te overtuigen.
Dat de kabel niet op zijn huis
mag, is een standpunt dat hij
mag hebben. Hij vergeet
wellicht dat hij daarmee zovele
andere mensen ergens het
genoegen van de vele program
ma's die kabeltelevisie in de
huiskamers brengt, afneemt.
Nu is de man in kwestie
wellicht niet tegen kabeltelevi
sie. Hij wil alleen maar dat de
kabel niet aan zijn huisgevel
komt, hij eist dat men hem
ondergronds legt. Ik ben de
laatste om te beweren dat deze
laatste oplossing geen goede
zou zijn, doch wat gaat dat
kosten».
DE WET
«Kan de man het leggen van de
kabel op zijn huisgevel verbie
den?» vroegen wij de h. Boel.
«Natuurlijk kan hij dat,» ant
woordde de burgemeester ons,
«want er is in 1960 een K.B.
verschenen waarin duidelijk
omschreven staat dat de eige
naar van het huis, waaraan de
kabel zal vastgehecht worden,
zijn toelating moet geven. De
wet heeft hij derhalve aan zijn
zijde. Wij staan daartegenover
machteloos».
POUTEEREGLEMENT
«Er werd toch een politieregle-
ment gestemd?» Zei burge
meester Boel: «Er werd inder
daad eenpolitiereglement ge
stemd waardoor het mogelijk
zou worden dat wij spijts het
verzet van de man, toch kabels
zouden kunnen bevestigen.
Persoonlijk geloof ik echter
nooit dat dit reglement door de
hogere overheid zal goedge
keurd worden. Dat politiere
glement wordt in mijn ogen
noppes».
WAT NU
«Wat nu, kleine man?». Het is
inderdaad geen overbodige!
vraag. Wat gaat ër nu
gebeuren? Op de diensten van
Intercom nam men de hele
situatie niet zo zwaartillend op.
«Wij kableren rustig op andere
plaatsen verder,» zei men ons
«er is nog genoeg werk voor de
boeg. Wanneer we Erembo-
degem rond zijn zullen we zien
*hoe het daar in de Nieuwe Wijk
gesteld is. Blijkt men daar nog
tot geen andere gevoelens te
komen, nu ja, dan stoppen we
daar en blijft kabeltelevisie
wellicht een droom... die alleen
nog zal werkelijkheid worden
wanneer men er ons komt om
vragen. Dat is een eerste
mogelijkheid. De tweede is dat
de mensen die de petitie
getekend hebben, het verbod
hun gevels te gebruiken, intrek
ken. Wanneer alleen nog de
man, die het allemaal op gang
bracht overblijft, dan zijn er
geen moeilijkheden. Dan ma
ken we met de kabel een
ommetje, ofwel slaan we twee
pinnen in de aanpalende
voorgevels en lopen we met de
kabel voor zijn gevel in plaats
van er tegen. Een oplossing,
vinden we wel. Het is alleen
maar jammer dat terwille van
deze toestand, de kabeltelevisie
voor de betrokken straten op
dit ogenblik utopia blijft». Tot
daar Intercom.
Het blijft vooralsnog een open
vraag hoe men de toestand gaat
oplossen. Het is te hopen dat
uiteindelijk dé ideale oplossing
gevonden wordt, hoe dan ook,
want het is toch niet te
verantwoorden dat een gedeelte
van de bevolking -door de
oorzaak van anderen van
kabeltelevisie zou verstoken
blijven.
K.M.
Verder werd ook hulp en
informatie geboden nopens
beroepsleven, seksualiteit,
woonst en onderdak, gehandi
captenzorg, vrijetijdsbesteding
en verenigingsleven. En zo
werkt HAK nu reeds een jaar:
drie avonden per week, maan
dag, woensdag, vrijdag wordt
het café aan het Keizershof
opengehouden. Je kan er die
avonden, evenals twee voormid
dagen per week (dinsdag en
donderdag) terecht. In de
nabije toekomst hoopt men een
avond meer ten dienste te
kunnen staan. Het financieel
aspekt wordt binnenkort zeker
een harde dobber. Om de
begroting van 600.000 fr. te
verzamelen kon men tot op
heden naast 200.000 fr. van
het ministerie van Nederlandse
Kuituur en 5.000 fr. van de
stad Aalst rekenen op giften
en maandelijkse bijdragen. Dit
systeem kan echter onmogelijk
volgehouden worden en be
perkt bovendien de aktiviteiten.
Een dergelijk centrum verdient
zeker ruimere steun. Waarom
HAK zo'n sukses kent bij die
mensen die het niet aandurven
beroep te doen op bestaande
diensten? «Dank zij ons café»,
zeggen de inrichters, «wie zou
er verlegen om zijn een café
binnen te gaan?».
Die vorm zit er wel voor iets
tussen. Maar het vrijwilligers-
team dat zijn tijd en kracht
volledig belangeloos spendeert,
mag de pluim wel op zijn eigen
hoed steken. Daarvoor heeft de
HAK-kern echter voorlopig
geen tijd. «Er zijn nog
honderden mensen die onze
hulp zouden kunnen gebruiken
en nog meer die van ons
bestaan niets afweten».
EEN JAAR
De lokalen in de Korte
Nieuwstraat stonden dit week
end wagewijd open en nu
speciaal voor de oren van hen
die ook moderne pop en folks
muziek willen beluisteren. Voor
hen die afwezig waren zouden
wij zeggen dat zij ongelijk
hadden. In een gezellige sfeer
op de binnenkoer van het
«Bokserslokaal» was een po
dium voor deze gelegenheid
opgetimmerd en waardige luis
teraars zaten op de voor hen
bestemde stoelen. Een goede
muziek en zang werd gebracht
door Red Mole, Lode Caudron,
De Vrienden en de groep Let's
sing. Jong en oud genoten bij
een schuimend pintje van de
prettige zang van laatstge
noemde groep. Hun mooie
stemmen galmden over de
toehoorders, die hun optreden
met een gul en warm applaus,
dat ze ten zeerste verdienden,
beantwoordden. Deze 8 man
sterke formatie, die gegroeid is
uit een vriendenkring, staat
zeer sterk in hun zang en
begeleiding, wat dan ook sterk
naar voor kwam bij hun
optreden. Lode Caudron,
steeds in de stijl van Jan De
Wilde, improviseerde er steeds
lustig op los. Dat hij zijn
mondharp had vergeten werd
hem toch dadelijk vergeven,
gezien hij dit meesterlijk
opving met zijn natuurlijke
nabootsmaterialen.
HAK IN CUFERS
Hoe kwam men tot HAK?
Uit eigen beweging 8,75%
Langs iemand van de beheer
raad 23,75%
Door derden: 47,50%
Onbekend 20%
Geslacht:
Mannelijk 54,25%
Vrouwelijk 45,75%
Plaats van herkomst:
Aalst 46,25%
Omliggende 46,25%
Vreemdelingen 2,50%
Onbekend 5%
Problemen waarmee men komt
Huis- en gezinsproblematiek:
39,6%
School- en werkproblematiek:
6,6%
Psychische problemen 13,9%
Seksuele problemen 11,8%
Onderdak- en woonst 11,8%
Gehandicaptenzorg 5,3%
Gevangenen, geïnterneerden,
verslaafden 6,4%
Hiervoor werden 1276 gesprek
ken gevoerd en 7341 kilometer
afgelegd.
Vervolg van blz. 1
heiligenbeeldjes on
der zonder stolp, afge
schafte en niet afgeschaf
te, echte en vermeende
sinten, het is er een mini-
museum, waar de jaren zijn
blijven stil staan, waar
alleen de groene planten,
het voortglijdend zonne
licht achter de half toege
trokken oordijntjes en de
zijn staart likkende kamr
buiten op de vensterbank,
je aan de dag van heden
herinnerep.
Toen kwam Marieke. «Ik zat
op de zolder, zegt ze, zie
mij hier nu ne keer staan.»
Ze staat er verdorie nog
heel goed bij met haar hon
derd en twee jaar. Haar lan
ge handen zitten onder het
stof. Met de rug van haar
hand strijkt ze voorzichtig
langs haar wit doorzichtig
haar. «Zie me hier nu ne
keer staan!» herhaalt ze nu
meer voor zichzelf, en
bekijkt haar handen op
nieuw. <«'t Kan geen kwaad,
mens!» troosten we haar.
«Ge ziet er voor ons formi
dabel goed uit.» «Allez
dan», glimlacht ze.
We nemen plaats op een
stoel, waarvan het kussen
eens een prachtig naald
werk moet geweest zijn.
Rechtover ons zit Marieke
De Vos. Honderd en twee
is ze er. Ge zoudt het haar
lang niet aanzeggen. En
dan begint haar verhaal,
een lang verhaal, een story
van hard werken, van zor
gen en wroeten, een ge
schiedenis van gelukkig te
zijn in het werk, van opge
togen zijn om de korte
ogenblikken van intens
geluk, de opwellende traan
om een schone liefde die in
de bot gebroken werd.
En
terwijl ze vertelt glijden
haar ogen langsheen de
heiligen, de sinten, de
schalen en kommetjes,
blijven haperen aan ons
porto-glas. «Ik zal uw glas
nog eens volgieten.» zegt
ze. Ons afwerend gebaar
helpt geen zier. En terwijl
we onszelf wijsmaken dat
de agent met dienst op de
ruime parking in de Pont-
straai er toch zo'n kwade
niet uitzag, giet ze met
vaste hand het porto-glas
voor de zoveelste maal vol.
«Ik werd op 6 augustus
1871 geboren,» vertelt ze.
«Mijn vader was een aanne
mer, een man die in witte
en blauwe steen kon kap
pen wat hij wou. Mijn vader
was een echte kunstenaar,
mijnheer. Zoals hij waren
er niet veel. Tot in Parijs
heeft hij gekapt. Hij kon
naar Amerika gaan. Heeft
ie nooit gedaan. Hij zag
ons te geerne.»
Van haar prille jeugd weet
Marieke niet heel veel
meer. De naam van de
straat waarin ze geboren
werd, is uit haar geheugen
vervaagd. «Op het begijn
hof ben ik naar school ge
weest», herinnert ze zich
plots. «Maar dat was maar
tot aan mijn plechtige kom-
munie. Zo ging dat toen.
Daags na uw plechtige
kommunie was je volwas
sen. Op één dag van kind
naar grote mens. Werken
van de vroege ochtend tot
de late avond. Daartussen
als een korte adempauze
de zondagen met mis en
lof. 't Was niet veel. Maar 't
was goed.»
Marieke heeft zo wat her en
der gewoond. Op de «Ves
ten» waar ze het huishou
den van een familielid be
redderde. Op de Houtmarkt
in «'t Gravenhof», waar ze
in 't café hielp. De «Graven-
hof»-periode staat onuit
wisbaar in haar geheugen
geprent. «Dat was nogal
eens ne café hoor! Daar
werd gekaatst, kwam de
garde-civique, kwamen «de
schieters», daar waren bij
na al de sosjeteiten van 't
stad gevestigd.»
«En wat moest gij daar
doen, Marieke?»
«Ikke? Van alles hé, pinten
tappen, flessen spoelen,
bier aftrekken, 't huishou
den doen. Zo van alles wat
een meiske in een café
moet doen, hé?»
«De jonge mannen gaarne
zien?» Marieke trekt haar
ogen wagenwijd open.
Ah! Ah!» Drie keer zegt ze
«ah!» en dan «Ik was een
pront meiske hoor! Maar,
ah! Altijd op mijn plaats
gebleven hoor. Jaja, d'er
waren er velen, die rond
mijn rokken draaiden, en
dan tussen haakjes wij
hadden nog rokken aan.
Maar nu dat 'jong vrouw
volk, ah! Ze lopen met hun
billen bloot. maar ze
hadden geen kans hoor. Er
kwamen toen vele mannen
bij ons in «'t Gravenhof».
Met al die sosjeteiten hé!
Zelfs Baron Felix was op
mij verliefd. Allez toch voor
een tijdeke. Baron Felix
was ne franc-tireur. Dat
was zowat de sosjeteit van
de rijken. Die schoten met
geweren. Met een Com-
blain geloof ik. Maar Baron
of geen Baron...
«Nooit verliefd geweest
Marieke?»
Marieke kijkt ons aan. Haar
beide handen liggen roer
loos in haar schoot. Even
glijdt de punt van haar tong
langsheen haar lippen. Het
is stil in het kamertje.
Buiten tjilpt een mus. Dan
zegt Marieke. «Ja, mijn
heer.» Het klinkt als een
bekentenis, als een geheim
dat ze nu pas prijsgeeft.
Iets dat ze meer dan tachtig
jaar in haar hart bewaard
heeft. «Ja, zegt ze, ik ben
eens verliefd geweest. Erg
verliefd. Heel erg.» Haar
hand wrijft langs haar
ogen. Haar mondhoeken
gaan trillen. In het hart van
Marieke welt traag verdriet
op. «We woonden toen in 't
Gravenhof je weet wel
die café waar zovele sosje
teiten waren vertelt ze.
Daar kwam ne schone jon
gen. Een muziekmeester, je
weet wel, iemand die mu
zieklessen geeft. Hij was
een brave jongen. Eerst
kwam hij toevallig een pint
je drinken. Wat praten met
de anderen. Nadien kwam
hij meer en meer. Wanneer
wij naar elkaar keken,
bieven onze ogen in elkaar
haperen. Dan voelde ik
mijn jonge hartje bonzen,
mijn wangen blozen. Hij
zag mij graag en ik hem. Ik
heb in mijn hele leven maar
één jongen gaarne gezien,
dat was hij. August, heette
hij. August Lenssens. Maar
het mocht niet zijn. Hij was
niet zo kloek gebouwd...»
Uit haar oog bolt een traan,
glijdt langsheen de vele
rimpeltjes van haar oog
hoek, valt dan op haar
hand. «Hij was niet kloek,
herneemt ze, hij is jong
pas in de twintig gestor
ven. Ik heb nooit nog een
andere gaarne kunnen zien.
Ik ben nooit getrouwd.»
De zon valt door het raam
binnen, tekent bleekgroene
vlekken op de sanseveria's.
Het is stil. Tachtig jaar
geleden heeft Marieke ie
mand heel gaarne gezien.
«Drink nog eens uit,» zegt
Celestine, en wij maken
geen afwerend gebaar.
Ziek is Marieke nooit ge
weest. Op een vallingske
niet gekeken. «Een paar
weken geleden ben ik eens
heel effekens ziek geweest.
Als ge dat ziek kunt noe
men. Ik heb me mistrapt
toen ik in een auto moest
stappen. Een spier verrok
ken. De doktoor is ge
weest. 't Was niet erg,
meende hij. Hij heeft toen
mijn bloeddruk genomen.
Die was zeventien, en mijn
hart is nog lang niet versle
ten. Ge ziet dat ge van hard
werken eigenlijk niet ver
slijt.»
Iedere dag is Marieke ten
laatste om zeven uur uit de
veren. Dan eet ze een bo
terham met wat konfituur
of een reepje peperkoek, 's
Middags is het soep of
pap, vlees, aardappelen en
groenten, 's Avonds nog
een knabbeltje. Om negen
uur half tien is de dag
gedaan en gaat ze slapen.
«Blij dat je zo oud gewor
den bent, Marieke?»
Ze lacht. «De gelukkigsten
zijn diegenen, die op tijd
doodgaan.» meent ze.
«Vroeger was het veel
beter. Nu willen de mensen
alleen maar rijk zijn, veel
geld moeten ze hebben.
Geluk telt niet.»
Marieke laat de wereld
draaien zoals hij draaien
wil. Scheef of recht, hard
of traag. Het raakt haar niet
meer. Wanneer ze bij een
buurman gaat teeveekljken,
PAULA DE WOLF
MISS TAMBOER
MAJOOR
(vervolg v. blz. 1)
«Maar een voordeel voor Paula
is», komt de heer De Meyst
tussenbeide, «haar smile, die
haar erg sympathiek maakt,
zelfs als de stok valt springt
Paula, lenig als een kat,
naartoe en de mensen denken
nu eenmaal dat het zo moet.
«Met mijn titel als Provinciale
Miss Tamboer-majoor werd ik
meteen weerhouden voor de
finale te leper, waar de drie
eerste van elke provincie in de
reeksen drummajorette, majo
rette en tamboer-majoor aan
wezig waren. Voor die finale
werd het natuurlijk duchtig
oefenen, zelfs tot zes uur per
w op allerhande plaatsjes en
met spiegels, zodat ik mezelf
kon verbeteren. Tot overmaat
van de ramp werd ïk dan nog
ziek een maand voor de
wedstrijd, doch ik herstelde
vlug. Ik mag wel zeggen dat
mijn inspanningen beloond
werden. Belgische tamboer
majoor worden is nu ook weer
geen alledaags feit». En op
onze vraag of ze in de toekomst
nog aan andere missverkiezin
gen zou deelnemen antwoordde
Paula: «Verwacht nu niet dat
ik aan alle verkiezingen ga
deelnemen, maar als de gele
genheid zich voordoet, wil ik
het toch nog wel eens wagen.
En natuurlijk doe ik volgend
jaar terug mee. Dan wordt de
finale voorbehouden voor Her-
dersem en ik wil mijn behaalde
titel verdedigen». Paula is nog
studente en vindt dat de studies
wel moeilijk te kombineren zijn
met de dagelijkse oefeningen,
maar als men iets wil bereiken 5
moet men er nu eenmaal ook
iets voor presteren. «Vele
verenigingen en organisaties
vragen reeds om Paula eens te
laten optreden, maar dat gaat
gewoon niet,» aldus de heer De
Meyst, «omdat dan telkens het
hele muziek mee moet. We
kunnen moeilijk bij de viering
van een biljart-, kaart- of
andere kampioen de hele l
harmonie optrommelen om
Paula te begeleiden. Voor het
ogenblik heeft Paula nog geen
eigen show, misschien komt dat
nog wel want op het plaatje
Flip-Flap kan ze wel een
originele dans uitvoeren en dat
is wel een pluspunt voor de
toekomst». Verder vindt Paula
het natuurlijk erg fijn «Miss» te
mogen zijn. Overal waar je gaat
of komt zijn er bloemetjes en
gelukwensen bij de vleet, en de
harmonie stijgt natuurlijk ook
in waarde. Volgens de heer De
Meyst heeft Paula een groot
voordeel dat ze alles enorm
vlug aanleert. «Behalve lessen
leren en huiswerk maken»,
replikeert Paula, «maar nu ga
ik ook balletschool volgen,
kwestie van het allemaal nog
beter te doen». Of ze zich dan
naast de muziek aan nog iets
anders interesseert? «Welja,
jongens en zwemmen, maar
dan toch vooral de jongens. Ik
vind ze nu eenmaal leuk»,
antwoordt ze schertsend. En
dat kunnen we dan ook best
geloven.
«Verder, plannen voor de
toekomst?»
«Wel, gewoon alles zijn gang
laten gaan en zien wat we er
van terecht brengen!»
En met een stevige handdruk
namen we afscheid van onze
«Miss tamboer-majoor». We
wensen haar nog veel sukses
toe en misschien tot volgend
jaar.
JEF DE LOOSE
en ze ziet hoe het er op
onze wereld aan toegaat,
voelt ze zich gelukkig dat
ze al zo oud geworden is.
«Ik ben gelukkig in mijn
huizeke met mijn nicht, die
mij oppast en verzorgt. Wij
leven met ons karig pen
sioentje stillekens verder.
De tijd van vandaag is er
geen meer voor ons.»
Wanneer de deur achter
ons dichtvalt, schijnt de
late zomerzon over de
Pontstraat. Binnen leeft
Marieke haar eendere da
gen, met diep in haar de
herinnering aan de jonge
man die ze meer dan tach
tig jaar geleden lief had,
een liefde die nog lang niet
vergeten is. Het stemt ons
gelukkig Marieke gezien te
hebben, zo gelukkig zelfs
dat wij zonder enige zure
oprisping voorbij het je-
zuieten kol lege rijden, waar
wij vele jaren geleden
massa's Griekse stamtijden
met spiritussen en aksen
ten als straf moeten pen
nen hebben.
KAMIEL MONSIEUR