THEO LEFEVRE: «MET ONZE LIEVE HEER IS ALLES IN ORDE» GEEN KABEL TV IN TERJODEN EEN JAAR H.A.K. 102-JARIGE MARIEKE DE VOS IN DE GEMEENTEN LEDE, BAARDEGEM, HOFSTADE EN GUZEGEM IS VOORTAAN ENKEL DE EDITIE-AALST BESCHIKBAAR. WIE DE EDITIE-DENDER- MONDE WENST KAN DIE KRIJGEN MET EEN POST ABONNEMENT. 4-21.9.1973 De dood van een eerlijk man: Mijn goede vriend Theo is dood. Hij die eens een populair partijvoorzitter was, die een dynamische eerste-minister was, die alleen aan domheid en bekrompenheid een hekel had, die in zijn heie leven veel eerbetuigingen maar weinig vriendschap kreeg, die dankbaar was om een goed woord en die zQn schuchterheid en zfln teergevoeligheid wegstak achter brutale woorden, hty is eenzaam gestorven. Hty wist dat de ziekte zijn pover lichaam zwaar had afgetakeld en h(j wilde niet dat zfyn vrienden het beeld van die lichamelijke ellende bjj hem zouden vinden. Hty is altijd fier gebleven. Zelfs tegenover de dood omdat hjj ook van haar geen schrik had. «Met Onze Lieve He»r is alles in orde. Ik ben gereed». Zo zei hij me vier maanden geleden... Toen ik hem voor 't eerst ontmoette, kort na de bevrij ding, hebben we ruzie ge maakt. Ik was jong journalist in dienst van Het Volk. Hij was de grote baas van de nieuwe CVP-Oost-Vlaande- ren. Met zijn vrienden hield hij een perskonferentie waar allerlei mensen allerlei defini tieve dingen zegden die mij van ondergeschikt belang schenen. Toevallig zat ik naast Theo Lefèvre. Het werkte hem op de zenuwen dat ik weliswaar luisterde maar geen nota's nam. Plots snauwde hij mij toe: «Maar mijnheer, wees toch zo be leefd een en ander op te schrijven, dat is van belang». En ik zei: «Mijnheer, u zegt wat u wil, ik van mijn kant noteer wat ik wil. Daarmee hebt u geen zaken». Indien mijn sympatie voor de politici die dag een zware slag kreeg, dan ben ik er helaas van dan af mede verantwoor delijk voor dat hij een hekel had aan journalisten. Bijna twintig jaar later kreeg ik van De Standaard opdracht een uitgebreid interview van hem te maken. Hij was toen eers te- minister. Vier uur lang heeft hij me dan verteld van zijn leven, zijn carrière, van zijn visie op de mensen en de dingen. LEVENSGESCHIEDENIS Het interview viel hem in de smaak en toen weinig later een wederzijdse vriend, de kunstminnende apotheker Paul Baetens uit Gent, ons samenbracht bij mooie schil derijen, lekker eten en zeer goede wijnen, zijn we weldra zeer goede vrienden gewor den. Enkele jaren terug vatte een uitgever het plan op de levensgeschiedenis te laten schrijven van de grootste politieke figuren in de huidige geschiedenis van België. Zij moesten zelf hun geschied schrijver kiezen. Theo Lefèvre was een aer eersten in de rij alhoewel over hem al enkele werken waren verschenen. Hij heeft mij de eer aangedaan mij aan te duiden als de journalist die een grote geschiedenis van zijn leven zou schrijven. Om redenen die alleen hem aangaan moest de uitgever het opzet laten rusten. Maar Theo wilde niettemin dat ik zou schrij ven. Hij heeft me dan ook vaak ontboden en ik heb sedertdien uren bij hem gesleten, uren die tot de schoonste, de meest rijke en vormende van mijn leven behoorden. Telkens verbood hij mij nota's te nemen. «Uw geheu gen is trouw en sterk genoeg,» zei hij. «Ik wil niet dat ge iets noteert, geen papieren tussen ons. Ge moet thuis maar optekenen wat ge onthouden hebt. Als ge dingen vergeten zijt, bewjst zulks dat ze zonder belang zijn». Ik heb niets vergeten, ik heb schrijfboeken vol nota's, maar nu weet ik ook dat ik zjn levensgeschiedenis niet zal schrijven. Journalisten kun nen wel het leven van een politiek man beschrijven, zij kunnen niet het leven van een vriend vertellen omdat ze dan teveel van zichzelf moeten tonen. Theo is te groot en nog veel te dicht bij om nu al in een boek van een paar honderd bladzijden gevangen te worden. SATAN Maar ik wil graag eerstdaags een en andere anekdote aan De Voorpost vertellen, al ware het maar om aan onze mensen te leren dat Theo Lefèvre- zo heel anders was dan het beeld dat het openbare' leven van hem heeft gemaakt. Toen hij een eerste maal in het ziekenhuis werd opgeno men belandde hij in de diensten van Brusselse profes soren die niet alleen links maar ook ongelovig waren. Politieke vrienden van Theo maakten hun beklag dat een katoliek en gelovig man niet aarzelde zijn wankele gezond heid toe te vertrouwen aan de goddelozen van de U.L.B. Zij meenden dat het Theo's plicht was zich door katolieke artsen te laten verzorgen. Theo antwoordde daarop schamper: «Neem mij niet kwalijk, Satan is misschien goddeloos... mais il soigne si bien, même les calotins». Toen ik hem nadien vroeg waarom hij zo brutaal had gereageerd, zei hij: «Ik haat bekrompenheid en kleingees- telijkheid. Het was louter toevallig dat bepaalde artsen mij verzorgden. Ik heb met mijn antwoord alleen willen zeggen dat buiten de politieke en filosofische schakeringen ook talent en vriendschap bestaan. En daarbij: ik geloof echt dat Satan goede zorgen brengt. Satan kan immers niet zoals wij hopen op het hiernamaals en doet derhalve alles om zijn klanten hier beneden te houden. Theo Lefèvre was een zeer gevoelig, een zeer gelovig, een humoristisch man, maar ook een eenzaam man die ik echt heb zien bedelen om wat vriendschap die hem werd gegeven zonder hoop op gunsten of politieke benoe mingen. Theo Lefèvre is een zeer groot politicus geweest, een nog schoner mens. Om hem een dankbare hulde te brengen wil ik weldra een paar zaken over hem vertel len. Misschien ontroert het de lezer. Mij zal het alleszins een beetje troost brengen. Want wie een vriend als Theo ziet gaan, verliest een stuk van zijn hart. LOUIS DE LENTDECKER Vervolg van blz. 1 Die man heeft ons eenvoudigweg verklaard dat televisie hem geen snars kan schelen, dat er nu of nooit een kabel op zijn gevel zal komen en dat wij het konden afstappen. Dat hebben wij dan gedaan. Voor ons niet gelaten. Wij hebben nog kablerings- werk genoeg. Wij zullen de kat wel rustig uit de boom kijken. Tot daar de mensen van Intercom. OVERHEID In verband met de gerezen kabelmoeilijkheden spraken we ook met burgemeester Boel. «Is het niet wreed?» vroeg hij. «Terjoden klaagt altijd steen en been dat zij verwaarloosd worden, dat zij als laatsten aan de beurt komen. Voor de kablering zouden zij de eersten geweest zijn. De man, die aan de basis van het verzet ligt, was tot op heden niet te overtuigen. Dat de kabel niet op zijn huis mag, is een standpunt dat hij mag hebben. Hij vergeet wellicht dat hij daarmee zovele andere mensen ergens het genoegen van de vele program ma's die kabeltelevisie in de huiskamers brengt, afneemt. Nu is de man in kwestie wellicht niet tegen kabeltelevi sie. Hij wil alleen maar dat de kabel niet aan zijn huisgevel komt, hij eist dat men hem ondergronds legt. Ik ben de laatste om te beweren dat deze laatste oplossing geen goede zou zijn, doch wat gaat dat kosten». DE WET «Kan de man het leggen van de kabel op zijn huisgevel verbie den?» vroegen wij de h. Boel. «Natuurlijk kan hij dat,» ant woordde de burgemeester ons, «want er is in 1960 een K.B. verschenen waarin duidelijk omschreven staat dat de eige naar van het huis, waaraan de kabel zal vastgehecht worden, zijn toelating moet geven. De wet heeft hij derhalve aan zijn zijde. Wij staan daartegenover machteloos». POUTEEREGLEMENT «Er werd toch een politieregle- ment gestemd?» Zei burge meester Boel: «Er werd inder daad eenpolitiereglement ge stemd waardoor het mogelijk zou worden dat wij spijts het verzet van de man, toch kabels zouden kunnen bevestigen. Persoonlijk geloof ik echter nooit dat dit reglement door de hogere overheid zal goedge keurd worden. Dat politiere glement wordt in mijn ogen noppes». WAT NU «Wat nu, kleine man?». Het is inderdaad geen overbodige! vraag. Wat gaat ër nu gebeuren? Op de diensten van Intercom nam men de hele situatie niet zo zwaartillend op. «Wij kableren rustig op andere plaatsen verder,» zei men ons «er is nog genoeg werk voor de boeg. Wanneer we Erembo- degem rond zijn zullen we zien *hoe het daar in de Nieuwe Wijk gesteld is. Blijkt men daar nog tot geen andere gevoelens te komen, nu ja, dan stoppen we daar en blijft kabeltelevisie wellicht een droom... die alleen nog zal werkelijkheid worden wanneer men er ons komt om vragen. Dat is een eerste mogelijkheid. De tweede is dat de mensen die de petitie getekend hebben, het verbod hun gevels te gebruiken, intrek ken. Wanneer alleen nog de man, die het allemaal op gang bracht overblijft, dan zijn er geen moeilijkheden. Dan ma ken we met de kabel een ommetje, ofwel slaan we twee pinnen in de aanpalende voorgevels en lopen we met de kabel voor zijn gevel in plaats van er tegen. Een oplossing, vinden we wel. Het is alleen maar jammer dat terwille van deze toestand, de kabeltelevisie voor de betrokken straten op dit ogenblik utopia blijft». Tot daar Intercom. Het blijft vooralsnog een open vraag hoe men de toestand gaat oplossen. Het is te hopen dat uiteindelijk dé ideale oplossing gevonden wordt, hoe dan ook, want het is toch niet te verantwoorden dat een gedeelte van de bevolking -door de oorzaak van anderen van kabeltelevisie zou verstoken blijven. K.M. Verder werd ook hulp en informatie geboden nopens beroepsleven, seksualiteit, woonst en onderdak, gehandi captenzorg, vrijetijdsbesteding en verenigingsleven. En zo werkt HAK nu reeds een jaar: drie avonden per week, maan dag, woensdag, vrijdag wordt het café aan het Keizershof opengehouden. Je kan er die avonden, evenals twee voormid dagen per week (dinsdag en donderdag) terecht. In de nabije toekomst hoopt men een avond meer ten dienste te kunnen staan. Het financieel aspekt wordt binnenkort zeker een harde dobber. Om de begroting van 600.000 fr. te verzamelen kon men tot op heden naast 200.000 fr. van het ministerie van Nederlandse Kuituur en 5.000 fr. van de stad Aalst rekenen op giften en maandelijkse bijdragen. Dit systeem kan echter onmogelijk volgehouden worden en be perkt bovendien de aktiviteiten. Een dergelijk centrum verdient zeker ruimere steun. Waarom HAK zo'n sukses kent bij die mensen die het niet aandurven beroep te doen op bestaande diensten? «Dank zij ons café», zeggen de inrichters, «wie zou er verlegen om zijn een café binnen te gaan?». Die vorm zit er wel voor iets tussen. Maar het vrijwilligers- team dat zijn tijd en kracht volledig belangeloos spendeert, mag de pluim wel op zijn eigen hoed steken. Daarvoor heeft de HAK-kern echter voorlopig geen tijd. «Er zijn nog honderden mensen die onze hulp zouden kunnen gebruiken en nog meer die van ons bestaan niets afweten». EEN JAAR De lokalen in de Korte Nieuwstraat stonden dit week end wagewijd open en nu speciaal voor de oren van hen die ook moderne pop en folks muziek willen beluisteren. Voor hen die afwezig waren zouden wij zeggen dat zij ongelijk hadden. In een gezellige sfeer op de binnenkoer van het «Bokserslokaal» was een po dium voor deze gelegenheid opgetimmerd en waardige luis teraars zaten op de voor hen bestemde stoelen. Een goede muziek en zang werd gebracht door Red Mole, Lode Caudron, De Vrienden en de groep Let's sing. Jong en oud genoten bij een schuimend pintje van de prettige zang van laatstge noemde groep. Hun mooie stemmen galmden over de toehoorders, die hun optreden met een gul en warm applaus, dat ze ten zeerste verdienden, beantwoordden. Deze 8 man sterke formatie, die gegroeid is uit een vriendenkring, staat zeer sterk in hun zang en begeleiding, wat dan ook sterk naar voor kwam bij hun optreden. Lode Caudron, steeds in de stijl van Jan De Wilde, improviseerde er steeds lustig op los. Dat hij zijn mondharp had vergeten werd hem toch dadelijk vergeven, gezien hij dit meesterlijk opving met zijn natuurlijke nabootsmaterialen. HAK IN CUFERS Hoe kwam men tot HAK? Uit eigen beweging 8,75% Langs iemand van de beheer raad 23,75% Door derden: 47,50% Onbekend 20% Geslacht: Mannelijk 54,25% Vrouwelijk 45,75% Plaats van herkomst: Aalst 46,25% Omliggende 46,25% Vreemdelingen 2,50% Onbekend 5% Problemen waarmee men komt Huis- en gezinsproblematiek: 39,6% School- en werkproblematiek: 6,6% Psychische problemen 13,9% Seksuele problemen 11,8% Onderdak- en woonst 11,8% Gehandicaptenzorg 5,3% Gevangenen, geïnterneerden, verslaafden 6,4% Hiervoor werden 1276 gesprek ken gevoerd en 7341 kilometer afgelegd. Vervolg van blz. 1 heiligenbeeldjes on der zonder stolp, afge schafte en niet afgeschaf te, echte en vermeende sinten, het is er een mini- museum, waar de jaren zijn blijven stil staan, waar alleen de groene planten, het voortglijdend zonne licht achter de half toege trokken oordijntjes en de zijn staart likkende kamr buiten op de vensterbank, je aan de dag van heden herinnerep. Toen kwam Marieke. «Ik zat op de zolder, zegt ze, zie mij hier nu ne keer staan.» Ze staat er verdorie nog heel goed bij met haar hon derd en twee jaar. Haar lan ge handen zitten onder het stof. Met de rug van haar hand strijkt ze voorzichtig langs haar wit doorzichtig haar. «Zie me hier nu ne keer staan!» herhaalt ze nu meer voor zichzelf, en bekijkt haar handen op nieuw. <«'t Kan geen kwaad, mens!» troosten we haar. «Ge ziet er voor ons formi dabel goed uit.» «Allez dan», glimlacht ze. We nemen plaats op een stoel, waarvan het kussen eens een prachtig naald werk moet geweest zijn. Rechtover ons zit Marieke De Vos. Honderd en twee is ze er. Ge zoudt het haar lang niet aanzeggen. En dan begint haar verhaal, een lang verhaal, een story van hard werken, van zor gen en wroeten, een ge schiedenis van gelukkig te zijn in het werk, van opge togen zijn om de korte ogenblikken van intens geluk, de opwellende traan om een schone liefde die in de bot gebroken werd. En terwijl ze vertelt glijden haar ogen langsheen de heiligen, de sinten, de schalen en kommetjes, blijven haperen aan ons porto-glas. «Ik zal uw glas nog eens volgieten.» zegt ze. Ons afwerend gebaar helpt geen zier. En terwijl we onszelf wijsmaken dat de agent met dienst op de ruime parking in de Pont- straai er toch zo'n kwade niet uitzag, giet ze met vaste hand het porto-glas voor de zoveelste maal vol. «Ik werd op 6 augustus 1871 geboren,» vertelt ze. «Mijn vader was een aanne mer, een man die in witte en blauwe steen kon kap pen wat hij wou. Mijn vader was een echte kunstenaar, mijnheer. Zoals hij waren er niet veel. Tot in Parijs heeft hij gekapt. Hij kon naar Amerika gaan. Heeft ie nooit gedaan. Hij zag ons te geerne.» Van haar prille jeugd weet Marieke niet heel veel meer. De naam van de straat waarin ze geboren werd, is uit haar geheugen vervaagd. «Op het begijn hof ben ik naar school ge weest», herinnert ze zich plots. «Maar dat was maar tot aan mijn plechtige kom- munie. Zo ging dat toen. Daags na uw plechtige kommunie was je volwas sen. Op één dag van kind naar grote mens. Werken van de vroege ochtend tot de late avond. Daartussen als een korte adempauze de zondagen met mis en lof. 't Was niet veel. Maar 't was goed.» Marieke heeft zo wat her en der gewoond. Op de «Ves ten» waar ze het huishou den van een familielid be redderde. Op de Houtmarkt in «'t Gravenhof», waar ze in 't café hielp. De «Graven- hof»-periode staat onuit wisbaar in haar geheugen geprent. «Dat was nogal eens ne café hoor! Daar werd gekaatst, kwam de garde-civique, kwamen «de schieters», daar waren bij na al de sosjeteiten van 't stad gevestigd.» «En wat moest gij daar doen, Marieke?» «Ikke? Van alles hé, pinten tappen, flessen spoelen, bier aftrekken, 't huishou den doen. Zo van alles wat een meiske in een café moet doen, hé?» «De jonge mannen gaarne zien?» Marieke trekt haar ogen wagenwijd open. Ah! Ah!» Drie keer zegt ze «ah!» en dan «Ik was een pront meiske hoor! Maar, ah! Altijd op mijn plaats gebleven hoor. Jaja, d'er waren er velen, die rond mijn rokken draaiden, en dan tussen haakjes wij hadden nog rokken aan. Maar nu dat 'jong vrouw volk, ah! Ze lopen met hun billen bloot. maar ze hadden geen kans hoor. Er kwamen toen vele mannen bij ons in «'t Gravenhof». Met al die sosjeteiten hé! Zelfs Baron Felix was op mij verliefd. Allez toch voor een tijdeke. Baron Felix was ne franc-tireur. Dat was zowat de sosjeteit van de rijken. Die schoten met geweren. Met een Com- blain geloof ik. Maar Baron of geen Baron... «Nooit verliefd geweest Marieke?» Marieke kijkt ons aan. Haar beide handen liggen roer loos in haar schoot. Even glijdt de punt van haar tong langsheen haar lippen. Het is stil in het kamertje. Buiten tjilpt een mus. Dan zegt Marieke. «Ja, mijn heer.» Het klinkt als een bekentenis, als een geheim dat ze nu pas prijsgeeft. Iets dat ze meer dan tachtig jaar in haar hart bewaard heeft. «Ja, zegt ze, ik ben eens verliefd geweest. Erg verliefd. Heel erg.» Haar hand wrijft langs haar ogen. Haar mondhoeken gaan trillen. In het hart van Marieke welt traag verdriet op. «We woonden toen in 't Gravenhof je weet wel die café waar zovele sosje teiten waren vertelt ze. Daar kwam ne schone jon gen. Een muziekmeester, je weet wel, iemand die mu zieklessen geeft. Hij was een brave jongen. Eerst kwam hij toevallig een pint je drinken. Wat praten met de anderen. Nadien kwam hij meer en meer. Wanneer wij naar elkaar keken, bieven onze ogen in elkaar haperen. Dan voelde ik mijn jonge hartje bonzen, mijn wangen blozen. Hij zag mij graag en ik hem. Ik heb in mijn hele leven maar één jongen gaarne gezien, dat was hij. August, heette hij. August Lenssens. Maar het mocht niet zijn. Hij was niet zo kloek gebouwd...» Uit haar oog bolt een traan, glijdt langsheen de vele rimpeltjes van haar oog hoek, valt dan op haar hand. «Hij was niet kloek, herneemt ze, hij is jong pas in de twintig gestor ven. Ik heb nooit nog een andere gaarne kunnen zien. Ik ben nooit getrouwd.» De zon valt door het raam binnen, tekent bleekgroene vlekken op de sanseveria's. Het is stil. Tachtig jaar geleden heeft Marieke ie mand heel gaarne gezien. «Drink nog eens uit,» zegt Celestine, en wij maken geen afwerend gebaar. Ziek is Marieke nooit ge weest. Op een vallingske niet gekeken. «Een paar weken geleden ben ik eens heel effekens ziek geweest. Als ge dat ziek kunt noe men. Ik heb me mistrapt toen ik in een auto moest stappen. Een spier verrok ken. De doktoor is ge weest. 't Was niet erg, meende hij. Hij heeft toen mijn bloeddruk genomen. Die was zeventien, en mijn hart is nog lang niet versle ten. Ge ziet dat ge van hard werken eigenlijk niet ver slijt.» Iedere dag is Marieke ten laatste om zeven uur uit de veren. Dan eet ze een bo terham met wat konfituur of een reepje peperkoek, 's Middags is het soep of pap, vlees, aardappelen en groenten, 's Avonds nog een knabbeltje. Om negen uur half tien is de dag gedaan en gaat ze slapen. «Blij dat je zo oud gewor den bent, Marieke?» Ze lacht. «De gelukkigsten zijn diegenen, die op tijd doodgaan.» meent ze. «Vroeger was het veel beter. Nu willen de mensen alleen maar rijk zijn, veel geld moeten ze hebben. Geluk telt niet.» Marieke laat de wereld draaien zoals hij draaien wil. Scheef of recht, hard of traag. Het raakt haar niet meer. Wanneer ze bij een buurman gaat teeveekljken, PAULA DE WOLF MISS TAMBOER MAJOOR (vervolg v. blz. 1) «Maar een voordeel voor Paula is», komt de heer De Meyst tussenbeide, «haar smile, die haar erg sympathiek maakt, zelfs als de stok valt springt Paula, lenig als een kat, naartoe en de mensen denken nu eenmaal dat het zo moet. «Met mijn titel als Provinciale Miss Tamboer-majoor werd ik meteen weerhouden voor de finale te leper, waar de drie eerste van elke provincie in de reeksen drummajorette, majo rette en tamboer-majoor aan wezig waren. Voor die finale werd het natuurlijk duchtig oefenen, zelfs tot zes uur per w op allerhande plaatsjes en met spiegels, zodat ik mezelf kon verbeteren. Tot overmaat van de ramp werd ïk dan nog ziek een maand voor de wedstrijd, doch ik herstelde vlug. Ik mag wel zeggen dat mijn inspanningen beloond werden. Belgische tamboer majoor worden is nu ook weer geen alledaags feit». En op onze vraag of ze in de toekomst nog aan andere missverkiezin gen zou deelnemen antwoordde Paula: «Verwacht nu niet dat ik aan alle verkiezingen ga deelnemen, maar als de gele genheid zich voordoet, wil ik het toch nog wel eens wagen. En natuurlijk doe ik volgend jaar terug mee. Dan wordt de finale voorbehouden voor Her- dersem en ik wil mijn behaalde titel verdedigen». Paula is nog studente en vindt dat de studies wel moeilijk te kombineren zijn met de dagelijkse oefeningen, maar als men iets wil bereiken 5 moet men er nu eenmaal ook iets voor presteren. «Vele verenigingen en organisaties vragen reeds om Paula eens te laten optreden, maar dat gaat gewoon niet,» aldus de heer De Meyst, «omdat dan telkens het hele muziek mee moet. We kunnen moeilijk bij de viering van een biljart-, kaart- of andere kampioen de hele l harmonie optrommelen om Paula te begeleiden. Voor het ogenblik heeft Paula nog geen eigen show, misschien komt dat nog wel want op het plaatje Flip-Flap kan ze wel een originele dans uitvoeren en dat is wel een pluspunt voor de toekomst». Verder vindt Paula het natuurlijk erg fijn «Miss» te mogen zijn. Overal waar je gaat of komt zijn er bloemetjes en gelukwensen bij de vleet, en de harmonie stijgt natuurlijk ook in waarde. Volgens de heer De Meyst heeft Paula een groot voordeel dat ze alles enorm vlug aanleert. «Behalve lessen leren en huiswerk maken», replikeert Paula, «maar nu ga ik ook balletschool volgen, kwestie van het allemaal nog beter te doen». Of ze zich dan naast de muziek aan nog iets anders interesseert? «Welja, jongens en zwemmen, maar dan toch vooral de jongens. Ik vind ze nu eenmaal leuk», antwoordt ze schertsend. En dat kunnen we dan ook best geloven. «Verder, plannen voor de toekomst?» «Wel, gewoon alles zijn gang laten gaan en zien wat we er van terecht brengen!» En met een stevige handdruk namen we afscheid van onze «Miss tamboer-majoor». We wensen haar nog veel sukses toe en misschien tot volgend jaar. JEF DE LOOSE en ze ziet hoe het er op onze wereld aan toegaat, voelt ze zich gelukkig dat ze al zo oud geworden is. «Ik ben gelukkig in mijn huizeke met mijn nicht, die mij oppast en verzorgt. Wij leven met ons karig pen sioentje stillekens verder. De tijd van vandaag is er geen meer voor ons.» Wanneer de deur achter ons dichtvalt, schijnt de late zomerzon over de Pontstraat. Binnen leeft Marieke haar eendere da gen, met diep in haar de herinnering aan de jonge man die ze meer dan tach tig jaar geleden lief had, een liefde die nog lang niet vergeten is. Het stemt ons gelukkig Marieke gezien te hebben, zo gelukkig zelfs dat wij zonder enige zure oprisping voorbij het je- zuieten kol lege rijden, waar wij vele jaren geleden massa's Griekse stamtijden met spiritussen en aksen ten als straf moeten pen nen hebben. KAMIEL MONSIEUR

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1973 | | pagina 4