MAURICE MARTENS: ALS PROFVOETBALLER MOET
JE HARD VOOR JEZELF KUNNEN ZIJN MAAR DE
MENS IN DE TEGENSTANDER RESPEKTEREN
5.10.73 -19
Residentie Dirk Martens. Een modern flatgebouw in het cen
trum van het drukke bedrijvigheid gonzende Aalst. In de hall
even de naam zoeken op het toetsenbord. Een druk op de
belknop, een droog geklik in de parlefoon, een kort «hal
lo»... Enkele sekonden later staan we oog in oog met
Maurice Martens. Vier hoog woont hij. Een knus apparte
ment. De straatgeluiden van de Dendermondsesteenweg
dringen er nauwelijks door.
Maandag. Voor een profvoetballer betekent dat rusten, de
hele dag vrij zijn en rekupereren van de zware inspanningen
die het keiharde gevecht voor de overwinning eist.
Zijn stem klinkt een beetje schor: «Zaterdagmorgen ben ik
met een loodzwaar hoofd opgestaan. Wat griep. En gisteren
had ik veel meer goesting om tussen de wol te blijven liggen
dan mijn valiesje in de wagen te gooien en naar Brussel te
tuffen...»
Meteen zitten we volop bij het voetbal. De afspraak met de
dokter kan een uurtje uitgesteld worden...
Voetbal... Een magisch woord voor wie in Aalst en omme
land Martens heet. En dat zijn er een stuk of wat: pa Hono-
ré, een bijna legendarische figuur, een man die bij het met
Adelaars tot Sportkring gefusioneerde Volharden een grote
mijnheer was, doch die ook de shirts van Gantoise en
Olympic Charleroi aantrok. Hoe Honoré in Wallonië verzeil
de? «Het is allemaal ver voor mijn tijd gebeurd», vertelt
Maurice, «ik heb alleen over vaders kapaciteiten door ande
ren horen vertellen. Hijzelf praat niet zo dikwijls meer over
wat voorgoed voorbij is.»
De oudere generatie herinnert zich nog wel dat «Olympic»
destijds een beetje spottend «Flaminpic» werd genoemd,
omdat de Waaltjes liefst Vlaams talent aantrokken en, ver
dorie er nog aan toe, prima resultaten uit die eigenaardige
transferpolitiek puurden.
Maurice Martens is negen jaar jonger dan broer Roland. Een
kraan van een speler was dat. Eerst bij Gantoise en achteraf
bij Eendracht Aalst. Hij stopte een beetje te vroeg. Doch
tegen onkans en de gevolgen van in bikkelharde duels
opgelopen kwetsuren is zelfs de taaiste bonk niet opgewas
sen. Dus...
VROEG ONTDEKT
Maurice was nummer drie in het rijtje.
Achter hem komt alleen nog Jean-Pierre.
Die is nu 24 of 25 en slaat regelmatig de
weg naar het Pierre Cornelisstadion in. Of
Jempi eens of later even hoog klimt als zijn
oudere broers, is een open vraag. Hij is
technisch ingenieur en heeft een goeie
betrekking. Tijd maken om full-time aan
voetbal te denken en dag na dag intensief
te trainen zoals dat van een eigentijdse
topspeler wordt geëist, zit er voor hem
waarschijnlijk niet in.
Maurice Martens is 26. Ontdekt moet hij
niet meer worden. Dat is al een heel poosje
geleden gebeurd, toen hij als piepjonge
snaak voor Eendracht achter de bal
draafde. Scouts van het grote Anderlecht
merkten hem op. En toen hij achttien was,
begonnen de testmatchen: met paarswit
betwistte hij een aantal UEFA- en
vriendentornooien. Men zegde ja na die
eerste kontakten...
Er kwam een transfer van. Zich helemaal
doorzetten bij Anderlecht kon Maurice
Martens niet. Hij zat, zoals dat in het
jargon heet, «op de wip»: nu eens in het
fanionteam, dan eens op het invallersbank
je en ook al een keertje moest hij als
wisselspeler inspringen.
«Ik leefde een beetje op mijn zenuwen.
Altijd was mijn plaats bedreigd en er stond
altijd iemand anders klaar om mijn taak
over te nemen. Prima voor mijn moreel en
mijn prestaties was die situatie allesbehal
ve...»,
WEG
Martens verhuisde. Hij kwam, samen met
Teugels en Desanghere bij Racing White
terecht. De «drie» troffen er Pummy
Bergholtz aan, een ouwe kennis, een man
die voor Anderlecht eveneens had afge
daan.
Of hij zich niet een beetje beledigd voelde
toen die ruil plaats had? Jean Dockx was
het die werd «umgetauscht» voor het trio
Desanghere-Teugels-Martens.
«Eigenlijk wel,» bekent Maurice, «het was
zowat een degradatie. Anderlecht was
groot en in het Fallonstadion laboreerde
men met vertwijfelde krachten aan de
opstanding. Eerlijk gezegd: in topvoetbal
beslissen de bazen en voor de akteur wordt
hot kiezen of delen. Ik kon in Anderlecht
blijven. Doch wegdeemsteren bij de
invallers bekoorde mij niet. Vandaag ben
ik gelukkig dat ik een goeie twee jaar
geleden mijn handtekening geplaatst heb».
Voor Maurice Martens is de transfer naar
Racing White DE stap geworden. Hij werd
er aanvaard en omdat men hem het
vertrouwen schonk waarnaar hij bij zijn
vroegere klub vruchteloos hongerde, werd
hij plots een heel ander mens: «De sfeer
vond ik er onmiddellijk reuze. In een
handomdraai werden we vrienden. De
spelers vormden er een gezellig kransje,
kortom: het begrip teamspirit kan je er als
speler écht beleven.. Ik ben nu aan mijn
derde seizoen in mijn nieuwe klub toe. Het
is alsof ik er altijd geweest ben. Vergeet
niet dat de dirigenten, en dat is nog altijd
zo sedert de fusie Racing White-Daring
Molenbeek, open oog en oor hebben voor
de voetballer als mens. Initiatieven.om de
vriendschapsbanden nauwer toe te halen.
doen er geen kwaad aan: op zndag zijn we
al heel vroeg bij mekaar en na de match
blijven we nog een tijdje samen. Dan zijn
de dames er ook bij. Eicht: bij de RWDM
is het fijn.»
SAFE
Eén van de oorzaken van de sensationele
doorbraak van de bijna plots tot maturiteit
gekomen Maurice Martens is ook wel de
houding van de dirigenten geweest: op
links werd de Aalstenaar de onomstreden
titularis. Het zwaard van Damokles dat
vroeger dreigend boven zijn hoofd
bengelde, ligt ergens in een schrijn
opgeborgen. «Steeds maar piekeren over de
vraag of je de volgende zondag-al dan niet
de shoe's zou mogen aantrekken, ontred
dert je totaal. Het wreet nefast in op het
moreel en op de lange duur begin je aan
jezelf te twijfelen. Dat betekent nu weer
niet dat ik denk
okee, vriend, het is allemaal dik in orde, je
kan nu gerust wat stoom aflaten. Helemaal
niet. Aan de top geraken is moeilijk. Er
blijven is nog veel lastiger. Daarom blijf ik
doorduwen, mezelf pijnigen en trainen als
een debutant...».
Er wordt zeer veel van een topspeler
gevraagd. Wordt men die voortdurende
zelfdiscipline, dat onverdroten oefenen en
die nietsontziende «struggles» op het
terrein soms niet hardstikke beu?
«Het is natuurlijk niet altijd prettig. Kijk
maar naar het voorbije weekeinde: ik zegde
al dat ik zaterdag geen vuist ver kon kijken
vanwege die griepaanval. Zondag voelde ik
me geen sikkepit beter. Doch ik heb
gevoetbald. Als de ref de aftrap fluit, MAG
je niets meer voelen. Je moet je
tegenstanders zelfs om de tuin leiden:
vooral zij mogen niet weten wat er schort.
Dat is geen opdracht van het klubbestuur,
doch gewoon een kwestie van karakter.
Hard voor jezelf zijn heeft ook zijn
charmes. Ik beleef nog altijd pret aan het
voetballen. Wie zou het niet reuze vinden
een beroep te maken van zijn hobby?»
GEEN SPUT
Uit een en ander blijkt dat Maurice
Martens er geen grammetje spijt over heeft
dat hij «onbruikbaar» werd bij Anderlecht:
«Een dubbeltje kan soms eigenaardig
rollen. Feit is dat ik intussen acht keer
internationaal was. Overigens is het zeer
vreemd dat precies de mannen die destijds
afgeschreven werden, vandaag meer dan
hun mannetje staan. Kijk maar naat
Gerard Bergholtz: dreef ie ooit op een
vlekkelozer forme? Teugels doet het toch
ook. En Gerard Desanghere? Een kraan
van een voetballer».
Een verkeerd oordeel vellen over één speler
is mogelijk, weet Maurice Martens «maar
zich totaal verkijken op het talent van vier
elementen vind ik toch een beetje veel».
Ontkennen kan niemand dat de Aalstenaar
de top heeft bereikt.Na de match
Beringen-RWDM schreef joernalist Joris
Jacobs in zijn krant van 25 september
1973: «De lichtvoetige Martens is een der
schaars overgebleven vertegenwoordigers
van een tijdperk toen voetbal nog meer als
spel dan als een bedrijf gold. Hij is
kunstenaar met de bal. Hoezeer zijn
sierlijke handelingen en zijn hang naar
improvisatie nog door het groot publiek
worden naar waarde geschat, mocht
blijken uit de talrijke ovaties die zijn
spetterende akties spontaan begeleidden...»
Een en ander belet echter niet dat Maurice
de direktieven van zijn opdrachtgevers
sekuur uitvoert: «Iedere wedstrijd is
anders. Voetbal is nu eenmaal geen exacte
wetenschap. Vandaag krijg je als verdedi
ger een tegenstander die je dicht op de
huid zit. Morgen tast je in het ijle. Dat
laatste is vooral waar als het tegen een
defensief ingestelde ploeg gaat. Je krijgt
dan een hele strook voor je: opduiken uit
de «tweede lijn» zoals dat heet, verrast de
konkurrenten. Aanvallers worden meestal
als misdadigers geschaduwd, ze krijgen
geen vingerbreed ruimte. Het is prettig
plots uit het nomansland te kunnen
opduiken en de tegenpartij met een
verrassende aktie te ontredderen.
KUNNEN VOETBALLEN
«Vroeger was een verdediger eerder een
minderwaardige schakel in het geheel.
Intussen is al heel veel veranderd:
achteraan moet je evengoed kunnen
voetballen als vooraan. Je moet snel zijn,
kunnen tacklen en zelfs een doelpunt in de
sho hebben.»
Talent is onontbeerlijk om ergens te
komen. Kun je bij piepjonge spelers
merken of ze talent genoeg bezitten om
«groot» te worden? «Inderdaad. Maar of
het er ooit uitkomt is een andere zaak. Het
is niet alleen een kwestie van aanleg: het
karakter speelt een primordiale rol.
Sommigen laten het gewoon afweten als
hard moet getraind worden of zich zaken
moeten ontzeggen die hun leeftijdsgenoten
op een schoteltje worden aangeboden.
Denken dat het zonder slag voor mekaar
komt, is totaal fout.
Zonder aanleg bereikt niemand echter het
hoogste niveau. Ergens is er een verschil
tussen de werkkracht van een «wroeter» en
het optreden van een «artiest». Je kan een
stukje schrijven voor de krant, maar
daarom ben je nog niet bekwaam om een
échte roman te konstrueren...
Maurice Martens meent dat nog andere
zaken om het hoekje komen gluren:
«Zelftucht is één van de hoofdfaktoren om
door te breken en een tijdlang op brede
vlerken te wieken. De rol van mevrouw
mag echter evenmin onderschat worden.
Zij moet zich schikken in het lot van
«levende weduwe»: ik geloof dat één enkel
voorbeeld volstaat. Zondagmorgen heb ik
terloops goeiedag gezegd en was tot een
stuk in de avond weg. Als de baby er niet
was zou mijn echtgenote waarschijnlijk de
wedstrijd hebben bijgewoond. Nu ging dat
gewoon niet: naar Limburg is een hele
trip».
EEN GELE KAART
Is Maurice Martens een Iastigaard op het
terrein? «Ik geloof van niet. Voetbal is geen
lolletje vandaag. Doch ik probeer altijd de
regels van het spel na te leven. Dat ik soms
bestraft word? Wie zou dat niet. De tijd is
lang voorbij dat tegen een bal trappen niets
méér was dan «a game». Moet men daarom
anderen pijn doen? Meen niet dat ik voor
mijn rechtstreekse tegenstanders beleefd
uil de weg ga: het duel van man tegen man
moet men durven aanvaarden. Doch met
respekt voor de mens die dezelfde avond
thuis verwacht wordt. Sommigen kunnen
het je echter op de zenuwen geyen. Namen
citeren doe ik voor de drommel niet, doch
er lopen rare kornuiten op de velden.
Kerels die je uitdagen, die je uit je schelp
proberen te lokken en je aanzetten tot
onberekende daden. Ik stoor me aan die
provokaties niet: liever maak ik een vuist
in mijn broekzak en doe gewoon of er niets
gebeurt. Eén keer heb ik op geel moeten
kijken. Het heeft me zo aangegrepen dat ik
bij mezelf gezegd heb: «Maurice, dat
overkomt je nooit meer». Ik ben geen
belhamel en wil er ook niet voor doorgaan.
Steeds maar protesteren tegen scheidsrech
terlijke beslissingen, je tegenstanders met
een vuile fout uitschakelen of op de vuist
gaan, brengt alleen je goede reputatie in
het gedrang. Zelfbeheersing, zelfs in
momenten dat je liever zou vechten dan
schijnbaar flegmatiek een «aanslag» te
ondergaan, doet je groeien.
Zowel bij de tegenstanders als het publiek
en de scheidsrechters».
Heeft Martens het nooit met scheidsrech
ters aan de stok? «Geloof niet dat ik het
altijd met hun beslissingen eens ben.
Niemand is onfeilbaar, en het doet je pijn
als je ten onrechte bestraft wordt. Ik stel
me altijd in de plaats van de ref: ook hij is
een mens die zich kan vergissen, hoe hard
een misser ook aankomen kan».
ACHT KEER
Internationaal is Maurice Martens voorals
nog acht keer geweest. Hij hoopt dat het
daar niet bij blijft: «er wordt soms ten
onrechte beweerd dat het een speler
onberoerd laat of hij al dan niet de
nationale kleuren mag verdedigen. Ik vind
het een eer. Het is een bewijs van
erkenning, en bovendien moet je het niet
gratis doen: de financiële kant is evenmin
te verwaarlozen...
Maurice was ook in Mexico. Er is veel
geschreven over de oorzaken van de bleke
prestaties van België in Zuid-Amerika.
Wat is «Wahrheit und Dichtung»?
«U moet weten dat de voorbereiding niet
ideaal was. Doch daarvoor kan men de
bond moeilijk een boos woord toesnauwen.
De klubs stellen alles in het werk om hun
spelers zolang mogelijk te houden. Ook al
normaal trouwens: een voetballer, vooral
een man aan de top, betekent een kapitaal.
Welnu: een en ander gaat moeilijk samen.
In sommige landen loopt het los. Vooral
waar voetbal staatszaak is: daar kan men
de geselekteerden oproepen voor een
maandenlange stage, rondreizen en een
massa oefenmatchen. Weken op voorhand
kunnen die teams zich ergens acclimatise
ren, iets wat in Mexico broodnodig bleek
om wat te bereiken. Als het dan misloopt
hebben de spelers het gedaan. Ik vind het
pijnlijk ten onrechte te worden beschul
digd».
Maurice Martens hoopt dat zijn interna
tionale loopbaan nog lang niet afgesloten
is. Hij zou er zelfs dolgraag bijlopen tegen
Noorwegen en... Nederland. De Noren niet
onderschatten en ze kloppen is voor de
«Witte Duivels» het eerste objektief.
Daarna wordt het tegen de Keesjes «onder
of boven»: «In Dcurnc hadden we met wat
meeval kunnen winnen. Ik geloof dat het er
echt inzat. België start zelfs in de
retourmatch niet kansloos, al vertellen
sommigen dat de nederlaag onafwendbaar
is: «We beschikken over voetballers met
een massa ervaring in zware veldslagen.
Talent steekt er bij ons ook in. Waarom
zou men dan moeten meezingen in het
koor der zwartkijkers? Heus, ik ben
optimist».
GEDAAN
Nog een vijftal seizoenen hoopt Maurice
Martens goed te zijn voor voetbal aan de
top. Maar als hij er óp een goeie dag mee
ophoudt, verdwijnt hij uit de stadions. Wel
zal men hem nog als toeschouwer
ontmoeten. Doch één zaak staat paalvast:
trainer wordt hij nooit. «Het is een
onvoorstelbaar ondankbare job. Als de
ploeg resultaten bijeenschopt, ben je de
gevierde mijnheer. Als het slecht gaat
bekijken de supporters je als de zondebok».
Steevast zondag na zondag voor een
bepaalde klub supporteren, zich mengen in
vinnige debatten zal hij op rijpere leeftijd
niet. Veeleer een «topper» uitkiezen, of een
match waarvan hij hoopt dat er écht
sportief spektakel insteekt.
Doch aan die fin de carrière is «de
sierlijkste, de snelste en de meest begaafde
van alle Belgische verdedigers», zoals hij al
eens meer betiteld werd, nog lang niet. AI
kruipen de inspanningen niet in de kleren.
Moet men af en toe geen beroep doen op
pepmiddeltjes om boven de anderen uit te
torenen*
«Als dat het geval moest zijn, dan zou het
met een voetballer vlug afgelopen zijn. Een
paar jaartjes zou je meekunnen, maar
nadien gaat het vlug bergaf, tot je nog
alleen een wrak bent. Vitamines heb je wél
nodig. Maar ook daarin is overdrijving
slecht. Vooraleer ik iets inneem draai ik
het tien keer om: ik moet voor honderd
procent zeker zijn dat er geen stimulantia
in verwerkt zijn.»
Of Maurice Martens ergens nog met zijn
«oude ploeg», Eendracht Aalst, begaan is?
«Inderdaad. Broer Jean-Pierre speelt er
nog. Doch dat is niet de enige band:
precies daar werd hij ontdekt. Net als
zovele anderen: «Denk eens aan wat een
formatie zou kunnen gevormd worden met
alle spelers die door witzwart opgeleid
werden en nu elders hun talent demonstre
ren. Jammer, doch dat is nu eenmaal de
harde wet van de eigentijdse sport...».
Voetballen kun je niet tot de pensioenleef
tijd. Heeft de internationaal van RWDM
pijlen op zijn boog voor later? Jawel. «In
Aalst baat ik samen met mijn echtgenote
een zaak in sportartikelen uit. Bovendie*
heb ik een humanioradiploma op zak,
vroeger had ik trouwens een betrekking als
bediende».
Een raad? Misschien wel: eerst zorgen dat
je je broodje kan verdienen. Studeren, een
stiel aanleren. Zelfs als verteld wordt dat je
er in de sport als prof komen kunt: één
kwetsuur is genoeg om ermee gedaan te
maken. En dan? Niet iedereen heeft geluk:
ikzelf speelde vorig jaar 29 van de 39
kompetitiematchen. Het valt niet altijd zo
goed mee. Als je er bent: hard blijven
trainen, jezelf niet sparen. Anders loopt het
toch mis...
M. VAN HAUWERMEIREN