Lomme Driessens
"Mijn vijanden wachten op
mijn vertrek, daarom blijf ik"
Dat België een wielerland is hoeft niet meer gezegd te
worden.
Van februari tot oktober is het geliefkoosde gespreksonder
werp op trein, tram, bus of in de herberg, de wielersport en
haar kampioenen.
Aan kampioenen hebben wij hier trouwens ook nooit gebrek
gehad. Wanneer wij nog maar enkel de naoorlogse periode
bekijken dan hebben wij met Rik Van Steenbergen, Rik Van
Looy en Eddy Merckx zowat om de tien jaar iemand gehad
die gedurende dat decennium aanspraak kon doen op een
plaats bij de hele groten. Voeg daar nog bij dat er zich in de
wielerwereld af en toe zoiets als een schandaal voordoet,
wat de populariteit van het «veloke» natuurlijk nog enorm
doet stijgen. Denken wij in dat verband even aan het wereld
kampioenschap te Ronse waar Van Looy en Beheyt, een
spurt reden, die achteraf nog duizende malen door de fans
werd overgedaan aan de toonbank. Nog verser in het geheu
gen ligt de «affaire Merckx-Martens» in het wereldkampioen
schap te Barcelona.
De laatste jaren hoort men nochtans alarmerende geruchten
over de evolutie in de wielersport. Er zou geen toekomst
meer zijn. De belangstelling zou achteruit gaan en er zou
teveel «gearrangeerd» worden dat niets met sport uit te
staan heeft. «Het is geen sport meer, mijnheer, zegt de man
in de straat, het is allemaal afgesproken spel.»
Over de wielersport in het algemeen, de grote kampioenen,
en de zogezegde schandaaltjes die zich in dat milieu
voordoen, gingen wij praten met iemand die er alles van
weet. Een man die de ene keer enorm wordt opgehemeld en
een jaar later opnieuw verguisd. Iemand die al jaren in de
wielersport leeft en in feite populairder is dan heel wat
kampioenen.
Zijn naam: Lomme Driessens.
BEROEMD EN BERUCHT
Lomme is een man die geen enkel
wieiersportlieftiebber onberoerd laat. Een
gedeelte juicht hem toe en een ander erg
groot gedeelte jouwt hem uit. Iedereen kent
Lomme en heeft er een eigen mening over.
Sportjoemalisten schreven al hele bladzij
den over deze man die zijn hele leven lang
bijna een grote rol speelde in de
wielrennerij. Als sportbestuurder had hij
alle groten in zijn ploeg. Ontelbare
suksessen zijn hem te beurt gevallen, in een
sport waarin hij als aktief beoefenaar
eigenlijk een grote mislukking was.
RENNER
Inderdaad, Lomme Driessens is zelf ook
wielrenner geweest. Hij was een tijdgenoot
van Fred Haemerlinck, die de ouderen
zeker nog zullen kennen. Hoewel hij als
onafhankelijke nog enkele koersen won,
werd zijn overgang naar de beroepsrenners
een komplete mislukking. Lomme kon zijn
boterham niet verdienen en dat had hij
vlug begrepen.
«Ik was echter geweldig van het sportmilieu
gaan houden en daarom besloot ik ook een
werk te zoeken, waardoor ik regelmatig in
kontakt zou blijven met sportmensen, ik
werd daarom masseur. Ik soigneerde in die
tijd het voetbalelftal van Vilvoorde, dat
toen in excellence speelde, en ook enkele
coureurs. Op een bepaald ogenblik is de
Belgische wielrijdersbond mij dan komen
vinden om af en toe als verzorger met de
renners mee te gaan naar het buitenland.
Ge ziet natuurlijk van hier dat ik niet lang
gewacht heb om dat voorstel te aanvaar
den. Zo geraakte ik eigenlijk full-time in de
wielrennerij als soigneur. Eén van de
eersten die op mij een beroep deed was
Fausto Coppi. Het was vlak na de oorlog
tien Leoni, een ander Italiaans renner mij
in kontakt bracht met Fausto. die op dat
moment wel de coming-man was. maar nog
niet de campionissimo. Taalmoeilijkheden
waren er tussen de Italiaan Coppi en de
Brusselaar Driessens evenmin. «Hij bleef
soms maandenlang bij mij logeren,» zegt
Lomme. «en in die tijd heb ik hem Frans
leren spreken. Coppi was een buitenge
woon man,» zegt Lomme met een tikje
weemoed in zijn stem, «kampioenen zijn
over het algemeen moeilijke mensen, zeer
nerveus en veeleisend. Met Coppi was dat
niet het geval. Hij was altijd tevreden. Hij
luisterde blndelings naar mij. Hij wist dat
wat ik hem zegde voor zijn eigen welzijn
was en morde dan ook nooit op mijn
bevelen. Zoiets bestaat nu niet meer. Als ze
nu twee koersen gewonnen hebben bij de
proefs denken ze dat ze alles al weten en
naar geen sportdirekteur meer hoeven te
luisteren». Vertrekken bij Coppi was voor
Lomme een moeilijke beslissing. Hij was
echter ondertussen ook sportbestuurder
geworden bij een Frans rijwielhuis en toen
het reglement erdoor kwam dat men niet
voor twee verschillende merken mocht
werken, moest Lomme kiezen. Hij koos het
werk bij het Franse merk Garin, zij het
met de dood in het hart. De vriendschap
met Fausto Coppi is echter blijven bestaan
tot aan diens dood.
SPORTBESTUURDER
Als sportdirekteur bij het Franse wieler-
merk Garin, had Lomme alle grote namen
in zijn merk. Stan Ockers, Gerrit Schulte,
Wout Wagtmans, Keteleer, de Luxembur
ger Kirchen en zijn landgenoot Diederich
enz. «Met die mannen reed ik van de ene
overwinning naar de andere.» zegt Lomme.
Op onze vraag wat een goed sportdirekteur
onderscheidt van een slechte, weet Lomme
niet direkt een antwoord te geven. «Je moet
het gewoon kunnen, wat je ervoor moet
hebben zou ik niet kunnen zeggen. Van
één zaak ben ik overtuigd, dat het niet
nodig is dat je een goed renner geweest
bent. Ik ken geen enkel groot kampioen,
die ook een goed sportbestuurder geworden
is. Het is iets heel anders. Ik ben
waarschijnlijk de enige sportdirekteur die
honderd procent zijn vak doet. De anderen
doen er allemaal nog iets anders bij. Ik heb
echter nooit wat anders gedaan en alles wat
ik doe. staat ergens in funktie van mijn
werk. Ge moet weten dat het niet alleen de
wielersport is die mij boeit. Ik ben ook een
geweldige voetbalfan en ik hou ook erg veel
van kaatsen. Als ik dan naar die sporten ga
kijken, dan steek ik daar altijd wat van op,
en dan denk ik: tiens, dat zou misschien in
de wielrennerij ook te proberen zijn».
VIJANDEN
Lomme Driessens praat graag over zijn
vrienden en hij heeft er beslist veel. Toen
wij hem ontmoetten waren er nog
verschillende sportmensen uit zijn omge
ving: Crossing doelman Jos Smolders en
sportreporter Willy Delabastita. Andere
goede vrienden van Guillaume zijn ook Joel
Robert en Jef Vliers, de huidige trainer van
Beringen. Naast zijn schare vrienden telt
Lomme echter ook een leger vijanden.
Niemand is zich daar echter van bewust
dan Driessens zelf. «Ik ben nu 63.» zegt
Lomme, «en er zijn heel wat mensen die
maar al te graag zouden zien dat ik mij uit
de aktieve wielersport terugtrek, maar
voorlopig is daar geen sprake van. Juist
omdat zij er zo gespannen op zitten
wachten, hou ik er nog niet mee op. Voor
het geld moet ik het nochtans niet doen,
want al ben ik absoluut geen rijke mens, ik
heb wel goed mijn brood verdiend. Maar
rijk? Neen, dat is heel wat anders. Indien
ik telkens 1% had verdiend van wat mijn
kopman verdiende, dan was ik nu
steenrijk, maar geld heeft mij eigenlijk
nooit zo verschrikkelijk aangetrokken.
Zolang ik voldoende verdiende om goed te
kunnen leven, was ik dik tevreden».
Hoe verklaar je eigenlek dat je zoveel
vijanden hebt?
Dat ligt waarschijnlijk in mijn tempera
ment. Ik ben altijd een vechter geweest en
dan komen er onvermijdelijk botsingen.
Hoewel ik toch moet zeggen dat het
grootste deel van mijn afbrekers tussen de
supportersschare zit. In het milieu zelf heb
ik vooral vrienden. Die reaktie van de
supporters is wel gedeeltelijk te begrijpen.
Als je tegen hun idool vecht, dan nemen ze
je dat kwalijk. Dat doet zich bijvoorbeeld
nu voor met de supporters van Eddy
Merckx. Toen ik onlangs te Sint-Pieters-
Leeuw op een wielerwedstrijd was en
voorbij de tribune wandelde, werd ik
geweldig uitgejouwd. Profiteur, smeerlap,
verrader, en nog een hele kollektie andere
troetelnaampjes werden me naar het hoofd
geslingerd. Dat deert me nochtans niet.
Voor mij is dat zelfs een bewijs dat ik mijn
werd goed doe. Ze kennen mij en dat
betekent dat ze mij een rol toeschrijven in
de koers en dat is toch het werk van een
sportbestuurder. De meeste sportdirekteurs
kent de massa zelfs niet, dat betekent ook
dat zij in feite hun werk slecht doen.
Geloof me. ik neem dat die mensen niet
kwalijk. Toen ik, tijdens diezelfde Leeuwse
Pijl een cafeetje binnenging dat bijna leeg
was. liep het enkele ogenblikken later eivol
met mensen die mij hadden zien
binnengaan. Toen enkele heftigen mij dan
ook nog verder bleven uitkafferen, heb ik
gezegd: patron, geef die supporters van mij
ook een pint, en het was seffens gedaan!
Over Lomme Driessens doen soms de
wildste verhalen de ronde. Hem wordt
verweten dat hij nogal makkelijk iets
arrangeert in de koers. Men zegt dat jij de
regels van de sportiviteit nogal eens aan je
zolen lapt.
Dat is gelogen.» dondert Driessens. «ik heb
nooit in mijn hele leven een wielerwedstrijd
verkocht die ik met mijn eigen renners kon
winnen. Nooit, hoor je dat. nooit! Nu moet
ge echter wel begrijpen dat een sportdirek
teur ervoor verantwoordelijk is, althans
naar mijn mening, dat die jongens hun
boterham verdienen. Niet alle coureurs zijn
even sterk. Ik ben ooit naar een ronde van
Italië geweest met wat men hier
tweedeklassers noemt, maar ik kan u toch
verzekeren dat die jongens hun brood
verdiend hebben, hoewel ze bijna niets
gewonnen hebben. Maar dat noem ik niet
onsportief, dat vervalst de wedstrijd niet.
Dat zijn gewoon de knepen van het vak. Ik
geef wel toe dat ik het niet altijd zo nauw
genomen heb met het koersreglement.
Maar dat is weer mijn temperament. Voor
koersdirekteurs ben ik soms een baarlijke
duivel. Dat komt omdat die mensen niet
verbonden zijn met een coureur. Als ik in
een wedstrijd zit, dan kruip ik als het ware
in de huid van mijn renner. Als hij mij
nodig heeft rijd ik naar hem toe en dat kan
niets of niemand mij beletten. Ik vecht
voor mijn renners in de koers en dat is
mijn recht en mijn plicht.
Kijk, ik ga u een anekdote vertellen die
zich voordeed tijdens de Ronde van
Duitsland. In een van de laatste ritten rijdt
de leider in de stand Rudi Altig plat. Ik
heb met Peter Post ook een kans voor de
eindstand en ik beveel Peter in de aanval te
gaan op dat moment. Mijnheer Kanters, de
manager van Altig. die toen ook
koersdirekteur was, merkt dat Altig
daardoor de ronde gaat verliezen en hij
laat zich met zijn wagen afzakken om zijn
poulain terug naar de groep te gangmaken.
Ik zeg: Ah zo niet hé, ik laat mij ook wat
uitzakken en op een plaats waar de weg erg
smal is zet ik mij met mijn wagen dwars
over de weg, zodat Altig met zijn fiets kan
passeren, maar niet Kanters met zijn
wagen. Die schreeuwt natuurlijk moord en
brand, maar ik doe alsof mijn neus bloedt.
Gevolg: 's avonds grote ambras en veel
dreigementen aan mijn adres, maar lange
Peter wint de Ronde van Duitsland en het
doel is dus bereikt. Zie je, dat noem ik
geen onsportiviteit, dat hoort gewoon bij
het vak. Ik ben nergens bang voor, als het
er op aankomt mijn renner te helpen. De
manieren die ik daarbij aanwendt, dat is
mijn zaak.
Tekst: Marc HEYMANS
Foto's: Miel VERMEIR