HOE AALST EN HET NIEUWE JAAR DENDERMONDE I <5 /tÊ. 'M w J JftESftElKURSl 0/ Poeux! gf uÊKm «c j 1911 De gelukstekens komen dikwijls voor: hoefijzers en klavertje vier. ki-s 1909 Kaart verstuurd in Antwerpen, maar toch in 'I Frans. B9NN? 1902 Ook hier de geluksbode, die boven dien nog gekleed gaat in een jas vol hartjes. NIEUWJAARKE ZOETEN Van die talloze liedjes is het «Nieuwjaarke Zoete» zeker het meest verspreide liedje, is het best gekend en komt het onder een waaier van varianten in de bijna alle gemeenten van het Aalsterse en Dender- mondse voor. Het sukses van het «Nieuwjaarke Zoete» is wellicht gelegen in het feit dat het een kort en bondig en dus een ekonomisch verantwoord liedje is. Het is rap gezongen en de kerstzanger kan dus snel zijn beloning in ontvangst nemen. Meestal wordt «Nieuwjaarke Zoete» als volgt afgedreund Nieuwejaarke Zoete. 't Verken heeft vier voeten Vier voeten en ene staart. Is dat geen wafel waard Dat men het in «Nieuwjaarke Zoete» steeds over een varken heeft, vindt zijn oorsprong in het feit dat boerenvolk van de stille december- en januarimaanden gebruik maakte om hun varkens te slachten. De nieuwjaarszangers vroegen dan na het zingen van hun wensen een «stuk van 't varken». Het varken wordt dus in al zijn onderdelen bij het liedje betrokken, zelfs onder de vorm van een koppel worsten. Het spreekt dat men niet alleen bij de boeren ging nieuwjaar wensen, maar ook bij andere mensen, bij bakkers, bij groenteboe ren enzomeer. Die mensen hadden geen varkens geslacht en konden daarom geen pensen offreren, maar bedachten de zangers wel met wafels, met pap of met appels. Tegenwoordig zet men deze snuisterijen om in baar geld. Het «Nieuwejaarke Zoete» werd met de tijd uitgebreid en het oorspronkelijke varkensvlees moest plaats ruimen voor andere giften, zoals blijkt uit deze Zeelse versie Van Nieuwejaarke zoete. Het verken heeft vier voeten. Vier voeten en enen steert. Het verken is geen wafel weerd. Is die wafel nog niet gebakken. Geef me dan een korf met appelen. Is die korf vol appelen nog niet gereed. Geef me dan een splinternieuw kleed. Is dat splinternieuw kleed nog niet gemaakt. Geef me dan ene noot die kraakt Is dat nootje dat kraakt nog niet gekomen Geef me dan een pot vol olie Is die pot vol olie nog niet gebrand Geel me dan 'nen dikken, dikken vleeskant Een totaal andere variante van «Nieuw jaarke Zoete» heeft het niet over de lekkernijen die men gaarne in ontvangst zou nemen, maar drijft op een volkse wijze de spot met vader en moeder. Nieuwejaarke Zoete. Mijn vader is nen troeten. Mijn moeder is een wit konijn. Is dat niet het zingen waard Het is duidelijk dat zo'n liedje weinig vleiend is voor de afkomst van de zangertjes. Men kan zich afvragen waarom ze minachtend over zichzelf zingen. De zangertjes bezien het hele geval echter heel leep en willen door hun liedjes vol zelfspot de gevers mild stemmen. Volgend liedje eindigt nog scherper Nieuwejaarke zoete, Ons vader heeft vier voeten. Ons moeder is een wit konijn 'k Zou er niet geren een jong van zijn DEUR OP DE NEUS Ondanks het aanhoudende gezang en gezeur gebeurt het meer dan eens dat men de zangertjes vol entoesiasme laat zingen, dat men daarna zegt dat ze heel schoon gezongen hebben en dat ze heel bedankt zijn. maar dat men de zangertjes niets geeft. Als de zangers dat ervaren, worden de bewoners van zo'n huis nog met een 1906 Dc bode, met vleugeltjes, brengt de geluksboodschap in een mand vol rozen. extra-liedje bedacht. In het Dendermondse wreekt men zich met de traditionele «zak met zemelen». Hoog huis. laag huis. Boven de deur D"r hangt ne zak met zemelen veur Elke zemel is een luis D'r zit ne gierige vrek in huis En dc Aalsterse zangers gaan nog een stukje verder dan de Dendermondse Daar is een kotteken in de deur. Daar hangt ne zak met zemelen veur Ieder zemel is een luis. Daar zit een gierige pin in huis Honderd jaar na dezen dag. Kapt ze dan de kop maar af. BAKKER IN OVEN Eén van de meest populaire liedjes is het verhaal van de bakker die een deftige afrossing kreeg van zijn dierbare echtgenote. In Mere klonk dit zeer monotone rijmliedje als volgt 't Was op een nieuwjaarsavond. Den bakker sloeg zijn wijf. Al mee nen dikke klippel Zodanig op haar lijf. De klippel wou niet breken. De vrouw die wou niet spreken. De klippel die brak. De vrouw die sprak Den bakker viel op zijn ijsgat. In Aalst zelf hebben de kinderen na dat «ijsgat» nog een ander probleem op te lossen Den bakker viel op zijn ijsgat Wat zullen we den bakker kopen. Voor zijnen nieuwejaar Een kindeken in zijn wiegsken. Met houten kloetjes aan; Dat kindeken zullen we heten, Jan-Batist. Suiker in de kist Suiker in zijn bolleken. 't Heeft een piepenholleken. Dat vallen was voor de bakker uit het liedje nog geen eenvoudige zaak. Valt de bakker op zijn «ijsgat» in de streek van Aalst, dan valt hij op zijn «keesgat» in de streek van Ninove en op zijn «blote gat» te Burst. Te Hamme valt de sukkelaar daarentegen op zijn «heuninggat» en te Dendermonde op zijn «Woalegat». DRIEKONINGENFEEST Van de drie feesten die het eindejaarsge- beuren beheersen, namelijk kerstdag, nieuwjaar en driekoningen, is het driekoningenfeest ongetwijfeld het feest dat de sterzangers van vroeger het meest aansprak. Misschien kwam dit doordat het driekoningenfeest de hele feestviering besloot en daarom een orgelpunt van de feestelijkheden moest worden, alvorens men het alledaagse leven van werken en zwoegen hervatte. Ook had het driekoningenfeest iets geheimzinnigs in zich. iets mysterieus en magisch, iets dat de bijgelovige mensen van weleer biezonder aansprak. Ze waren getroffen door de wat vreemde sfeer die in het driekoningenverhaal heerste. De mensen hadden een zwak voor die charmante zwarte koning Melchior. Meer dan eens gebeurde het dat de driekoningenstoeten niet uit één zwarte koning, maar uit een hele reeks zwartglimmende Melchiors bestonden. Driekoningen was een feest, waarop het water, de zee, de rivieren, de fonteinen en dorpsputten gezegend werden. Aan de kerken werd wijwater uitgedeeld om de velden, de hofsteden en stallen mee te besprenkelen. Het was de gewoonte dat overal in Vlaanderen «Koningen» werden gekozen. Dit gebeurde door het trekken van briefjes, kleine prentjes die door de kinderen langs de straten of aan de deuren verkocht werden. «Koningsbrieven en kroon, en kroon, koningsbrieven kroon!» zongen de leurders toen en als de zaken minder goed gingen voegden ze eraan toe «Likt den hond zijn holleken schoon». Daarnaast was Driekoningen ook het feest van het licht. Een lichtmyte. die gegroeid was uit de symbolische ster die de drie wijzen op hun weg naar Bethlehem begeleidde. Tot laat in de avond liep ieder die maar lopen kon met een kaarske in zijn handen. Het moet een feeëriek schouwspel geweest zijn de spookachtige, dansende lichtpuntjes in het duister zien rond te dwarrelen. Het leek soms op een bende zwevende glimwormen. Kwam men thuis van de kaarsjestocht, dan speelden de 2 «pM'f Een vliegtuig met twee kabouters strooit geschenken uit over een besneeuwd dorp. Kaart uit 1915, met Duitse postzegel en overdruk «Belgiën - 5 centimes». Ncgentienv ierenzeven tig wordt het nationaal folklorejaar. Toch stemt het droevig te moeten vaststellen hoe de folkloristische kerst- en nieuwjaarsgebruiken steeds meer en meer verdwijnen. Dat talloze folkloristische gebruiken in verband met de eindejaarsfeesten moesten verloren gaan, is deels gelegen in de algemene veranderingen van ons maatschappelijk leven. Het is een feit dat de kleine, lieve, landelijke dorpjes waar ieder iedereen kent steeds meer uitsterven en opgeslorpt worden door de grotere stadskernen, waar het gemeenschapsleven eerder aan de magere kant is. Het onontkoombare verstcdelijkingsproces bracht met zich mee dat de kleurrijke driekoningenstoeten steeds minder uitgingen. Ook is het zo dat televisieshows, platendraaiers en amuzementsprogramma's tegenwoordig voor het nieuwjaarsjolijt zorgen, terwijl men in vroeger jaren op de driekoningenstoeten en kerstspelen in open lucht aangewezen was, wou men op de eindejaarsfeesten iets beleven. Het steeds drukker wordende verkeer maakte het onmogelijk dat kinderen in vaders jas en moeders lange rok zingend en springend langs de straten slenterden om hun nieuwjaarslied te brengen. Toch is nog niet alles verloren. In verschillende gemeenten doen dc gemeentebesturen en VVV's inspanningen om door kerstversieringen en eindejaarsfeesten aan het kerst- en nieuwjaarsgebeuren een eigentijds karakter te geven. Al dient hierbij wel te worden opgemerkt dat door zulke eindejaarsfeesten de typische kerstfolklore' van kerstspelen, nieuwjaarswensen zingen en driekoningenstoeten houden niet heropgeroepen wordt. Vaak heeft men door zulke eindejaarsfeesten wel de kommerciële eindejaarsverkoop gepropagandeerd en dat is op zichzelf natuurlijk niet slechts maar heeft men de teloorgang van de nieuwjaarsfolklore niet verholpen. Nochtans kent het land van Aalst en Dendermonde een enorm rijke traditie op het vlak van kerst- en nieuwjaarsgebruiken en dito liedjes. 1 10UPC kinderen het kaarsjesspel. waarbij ze over drie op de grond geplaatste kaarsjes moesten springen. Het kaarsjesspel werd uiteraard begeleid door liedjes. Eén van de meest typische ervan luidt in zijn Aalsterse versie Op enen driekoningenavond. Op enen driekoningennacht Dan sliep ik bij mijn vader. Mijn vader wou het niet hebben. Dan sliep ik in de krebbe. De krebbe was te maken. Dan sliep ik in de krebbe. De krebbe was te maken. Dan sliep ik in het laken. Het laken was te nat. Dan sliep ik in de plas. De plas was veel te diep. Dan sliep ik in het riet. Het riet was te rot. Dan sliep ik in den hond zijn kot. Den hond begon te grollen. Ik trok hem bij zijn krollen Ik trok al zijn krollen uit. Daarmee was juist mijn lieken uit. In het Dendermondse. meer bepaald te Hamme. verschilt het tweede gedeelte enigszins van de Aalsterse versie Dan sliep ik in het riet. Hef riet was te lang. Dan sliep ik in het zand. Het zand was te rond. Dan sliep ik bij den hond. De hond begost te grollen. Dan sliep ik bij de mollen. De mollen waren te doof. Dan sliep ik in mijn vaders oude koffiedoos Ach, soms wordt je wat weemoedig, als je vaststelt hoeveel heerlijke, zwierige liedjes onze mensen vroeger zongen en hoe weinig melodietjes je daarvan nu nog hoort. Mensen die niet meer luisteren bestaan reeds lang. Mensen die nog echte, volkse liedjes zingen, sterven zachtjes uit. Zal er ooit een tijd komen dat men je aanklampt en veelbetekenend wijst naar een eenzaat in een verloren hoekje en in je oor fluistert «Hé. kijk daar es. dat is nog iemand die spreekt!». Machines ronken en stomen, auto's gieren en zwieren vol storend lawaai, de hele wereld bruist en zindert en toch... Wc gaan een stille tijd tegemoet. Het stemt me vaak vreemd. Maar soms denk ik dat de mens zijn stem verloren is... PAUL VAN DEN EEDE 1904 In die tijd waren vooral de Franse wensen «en vogue». 1906 De meeste van deze kaarten zijn in reliëf. (Bron J. De Vuyst. Het Sterrelied in het gebied van Dender en Schelde. Uitgave van De Koninklijke Bond der Oostvlaamse Volkskundigen. Gent. 1967.) 1906 Het varken komt dikwijls voor in liederen en afbeeldingen rond nicuw- jaar. 1905 Kinderen zingen kerstliederen van deur tot deur. Vpr7»mplinn VAN RAI IUUPI

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1974 | | pagina 8