gnndbeleid: noodzaak OOK ONZE OUDE STADSKERNEN DIENEN GEHERWAARDEERD TE WORDEN VRIJETIJDSBESTEDING, REKREATIE, LANDBOUW- EN LANDSCHAPSZORG ESSENTIEEL^: IN VERNIEUWDE GEMEENSCHAPSZORG LOUIE 10 - 29-3-74 - De Voorpost «In dit land, waarin iedere vierkante meter grond goud is voor de gemeenschap, zal men moeten leren inzien dat grond geen beleggingsobjekt meer mag zijn,» aldus nog onlangs Minister DE SAEGER. Ruimtelijke ordening betekent in deze kontext dat iedere vierkante meter grond zijn juiste bestemming moet krijgen, m.a.w. dat de grond dringend aan de spekulatie onttrokken dient te worden. Ook prof. R. SENELLE wees er net als minister De Saeger tijdens de openingsrede van het kolloquium «Grondbeleid en huisvesting» (R.U.G. 1972) op vermanende toon op (met de besluiten van de Klub van Rome in het achterhoofd) dat bezinning over grondbeleid in verband met huisvesting thans een gebiedende eis is voor het behoud van een menswaardi ge samenleving. De voortdurend toenemende grondbehoeften voor allerlei voorzieningen als woningbouw, wegenis, parkeerruimte, industrievestiging, sport en andere rekreatie, administratieve diensten enerzijds en het feit dat het grondbeleid met geen duimbreed toeneemt anderzijds, maken een ernstige ruimtelijke ordening onontbeerlijk. De oprukkende bebouwing dient absoluut in bepaalde banen geleid. Een ruimtelijke ordening waarbij de beschikbare ruimte zo geordend wordt dat ieder individu en de ganse ge meenschap er best mee gediend zijn, wordt in ons land nagestreefd aan de hand van gewestplannen. Prof. HENDRICKX drong op bovenge noemd kolloquium i.v.m. de pragma tische objektieven van het grondbeleid ten dienste van de huisvesting aan op het bevorderen van de realisatie van de bestemming die de R.O. heeft vas tgesteld voor de woonzones. Het grondbeleid dient er voor te zorgen dat de bestemming van de gronden gerealiseerd wordt zoals zij aangege ven en vastgesteld werd door de R.O. Het grondbeleid is hier ontegenspre kelijk komplementair aan de ruimte lijke ordening. In de mate dat de R .O. de bestemming van de bodem vastlegt en aldus een bouwverbod uitvaardigt voor be paalde zones, beperkt zij automatisch het virtueel aanbod van de bouw grond. In de mate dat de oppervlakte van de woonzones nauwkeurig werd bere kend, i de mate dat de gronden gele gen in deze zones bouwrijp zijn en toebehoren aan eigenaars die er werkelijk de juiste bestemming aan willen geven, zal de inplanting van een woonzone geen problemen met zich meebrengen. Het gebeurt echter zelden dat al deze voorwaarden tege lijkertijd vervuld zijn en men moet eerder vrezen dat bepaalde eigenaars uit louter winstbejag of uit apatie hun gronden bevriezen Een en ander maken een krachtig grondbeleid broodnodig de spekula tie dient de kop ingedrukt en de te hoge kostprijzen van de bouwgronden dienen verlaagd. Een R.O. die evenwicht zoekt tussen het algemeen welzijn en partikuliere belangen en een effektief grondbeleid dat vertrekt van eigentijdse opvattin gen over eigendomsrecht, moeten voorkomen dat we steeds verder verzeilen in een uitzichtloze chaos. MENTALITEITS VERANDERING VEREIST I.V.M. HET EIGENDOMSRECHT Een nieuw en krachtig grondbeleid vergt een grondige mentaliteitsveran dering De wet op de Stedebouw en de R.O. raakt ergens het eigen domsrecht. Uitgaande van het levensbelang en de intrinsieke kenmerken van de bodem zou men kunnen zeggen, dat het onaanvaardbaar zou zijn dat een indi vidu zich eigenaar zou noemen van de bodem, evenals het onaanvaar dbaar zou zijn dat iemand zich eige naar zou noemen van de lucht, die eveneens voor de andere van levens belang is. Daartegenover zou men kunnen stellen dat de bodem een gege ven is ten dienste van alle individuen en van de gemeenschap die samen ve rantwoordelijk zijn voor het behoud en voor de rationele aanwending ervan. We mogen stellen dat het eigen domsrecht van de 19d eeuw definitief geschiedenis is geworden. Wie van daag grondeigenaar is, heeft niet al leen het (liberale) recht het goed ren dabel te maken: hij heeft ook plichten, met name het goed niet aan zijn na tuurlijke bestemming te onttrekken en het te onderhouden (dezelfde filoso fie, door Minister DE SAEGER ver dedigd, zou eveneens kunnen toege past worden op gebouwen). Zie in dit verband de typische evolutie van oude herenhuizen in de centra van middel grote en grote steden, die na omvor ming tot weinig komfortabele apparte menten, veelal, alvorens totaal te ver vallen, miseriekrotten worden waarin groepen als gastarbeiders een on derkomen vinden en het totaal afwo nen. In feite is deze fase meer een overgangsfase, die de eigenaar moet toelaten een volwaardige koper of fi nanciële groep te vinden die de uitein delijke bestemming van de bebouwde gronden zal bepalen. Is het niet de taak van het grondbeleid te weigeren dat die gronden, die zo zeldzaam en waardevol zijn, het tafellaken worden voor krotwoningen en hopen puin? Is men eigenaar van bouwgrond, dan betekent dit dat men niet het recht heeft die grond aan bebouwing te ont trekken. Men heeft niet het recht die grond 10 of 15 jaar te bevriezen. Bouwt men zelf niet, dan moet men de grond te koop aanbieden. Een eigenaar van bosgrond heeft de plicht het bos te onderhouden. Wor den die lasten hem te zwaar, dan is de gemeenschap bereid ze over te nemen op voorwaarde dat het bos voor de gemeenschap wordt opengesteld. De eigenaar blijft evenwel eigenaar. Bezit men landbouwgrond, dan moet men beseffen dat het landbouwgrond zal blijven. Beslist de gemeenschap dat die landbouwgrond een andere bestemming krijgt, dan heeft men als eigenaar nog niet het recht de meerwaarde die daaruit voortvloeit op zak te steken. HET PROBLEEM VAN DE DURE BOUWGROND Een van de meest gevoelige plekken in het raam van het grond- en huisves tingsbeleid is zeker de prijs der gron den. Zo steeg tussen 1962 en 1967 de index der kleinhandelsprijzen jaarlijks met 3 procent. De bouw grondprijzen stegen in dezelfde perio de jaarlijks met 6 procent. Naast deze gemiddelde cijfers mogen de (soms fantastische) plaatselijke schomme lingen met betrekking tot gronden die optimaal in aanmerking komen voor bebouwing niet uit het oog verloren worden. Deze stijgingen nemen mees tal onaanvaardbare afmetingen aan. Daarbij komt dat het proportioneel aandeel van de grond in het totaal kos- tenpakket van het bouwen steeds gro ter wordt. Uit het verslag van de Nationale Landbouwmaatschappij blijkt dat tijdens de periode van 1966- 1970 het aandeel van de grondprijs in de totale bouwprijs met 9 procent steeg. Voor de sociale woningbouw wordt de grondprijs een steeds belan grijker kostenelement. Een ander probleem van het grondbe leid dat eveneens de huisvesting raakt, is het probleem van de afgelegen inplantingen en van de daarmede sa menhangende tussenzones. Hoe dichter bij het centrum toe hoe duurder de grondprijs. Van daar de tendens bij kandidaat bouwers en pro motors van socialewoningbouw om verafgelegen terreinen op te zoeken Deze afgelegen inplantingen sluiten over het algemeen niet aan bij de bes taande bebouwde zone zodat er tussen de nieuwe wijken en de bebouwde kom een open ruimte vrijkomt, een tussenzone. De kenmerken van deze tussenzones zijn: de dualiteit in de funktie van de bodem De grond behoudt de funktie die hij bezat voor de inplanting van de nieuwe wijk (b v landbouw), maar lonkt reeds naar een nieuwe funktie (handel, woningbouw enz...). de bestaande funkties kunnen zich in weinig gunstige voorwaarden reali seren (de landbouw zal in haar uitoefe ning belemmerd worden). een senelle prijsstijging van de gronden. De inplanting van de nieuwe residentiële wijk heeft als direkt ge volg dat grondprijzen in deze zone hun kontakt gaan verliezen met bijvoor beeld de geldende landbouwprijzen; een toename van de kostprijs van het transport en van de openbare wa tervoorzieningen (nieuwe zones im mers ver afgelegen). Het grondbeleid dient die faktoren te elimineren die dergelijke verafgele gen inplantingen bevorderen. De oorzaak van de hoge bouwgrond prijs is niet zozeer een tekort aan bouwgrond, integendeel: er is over vloed aan bouwgrond, maar hij komt niet op de markt. De spekulatieve be rekeningen van de grondeigenaars vervalsen het evenwicht van de klas sieke vraag- en aanbodtheorie; dit evenwicht wordt op een veel te hoog niveau bereikt gezien het werkelijke aanbod net met het mogelijke aanbod overeenstemt. De bestaande bouwpercelen moeten vrijkomen en ter beschikking worden gesteld van kandidaat-bouwerdVan het aantal percelen gelegen in verka velingen waarvoor sedert 1962 ver gunningen werden afgeleverd is amper 16 procent bebouwd. Dit verrechtvaardig! meteen een steeds verdergaand regulerend overheidsoptreden ten einde de grond zijn juiste bestemming niet te onthou den. Grondbeleid vanwege de ge meenschap houdt in dit wettelijk in handen te nemen. Bouwrijpe percelen grond mogen niet langer blijven lig gen om er later de meerwaarde van op te strijken Iedere meter grond moet zinnig bruikbaar zijn voor de ge meenschap. MOGELIJKE ROL VAN DE GEMEENTELIJKE EN HOGERE OVERHEDEN De gemeenten dienen, door aan wijzing en ontsluiting van nieuwe bouw zones, het aanbod van bouw grond bestendig te vermeerderen en aldus het opdrijven van de prijzen tegen te werken. De gronden die in de ontwerpen van gewestplannen voor sociale wo ningbouw zijn voorzien dienen, te neinde spekulatie tegen te gaan, tijdig onteigend door erkende bouwmaat schappijen of door plaatselijke of re gionale overheden Het grondverwervingsrecht der ge meenten en het voorkooprecht moeten worden uitgebreid. Met het oog op een brede spreiding van de eigendom zijn de gemeenten verplicht de gron den te verkrijgen, voor zover zij niet voor openbaar nut bestemd zijn of nodig zijn voor een aangepaste voor- raadpolitiek. De gemeenschap dient de voordelen te halen uit stijging van grondprijzen naar aanleiding van bepaalde werken zoals wegeniswerken of naar aanlei ding van een bestemmingswijziging. Immers, de grondspekulatie heeft vooral invloed op de grondprijzen op het ogenblik dat de gronden van bes temming veranderen. Zo noteerde men in 1967 een prijs per m2 voor de bouwgrond die 10 maal de prijs was van de bosgronden. Het volstaat dus dat de bestemming van de grond verandert om de prijs ervan zodanig te verhogen dat sociaal onaanvaardba re winsten worden geboekt. Eens een bouwzone bouwrijp gemaakt zou de verkoop van de gronden dienen bevorderd te worden. (Vervolg van vorige week) Martin HUTSEBAUT Foto's archief Herman Aan de verkoop van bouwgronden dient de eis tot bouwen bijnen een redelijke termijn gekoppeld te worden teneinde de spekulatie tegen te gaan. DE GRONDREGIE Een nationale en eventueel een stede lijke grondregie (in het kader van het geherstruktureerde Aalst) kan bijdra gen tot een planmatige ontwikkeling van de stad en tot het realiseren van tal van politico-sociale objektieven (b.v. meer sociale verdeling van de gronden, bevordering van de sociale woningbouw, klassenintegratie i.p.v. segregatie, integratie van marginalen, als ouden van dagen, gehandicapten en armen in het normale woonmilieu). De grondregie zal ook toelaten prijsre- gulerend op te treden op de bouwgron- denmarkt, die heden ten dage geken merkt wordt door krapte en dus hoge prijzen, niet door een tekort aan bouw grond, maar wel door een tekort aan te koop gestelde bouwgrond. VRIJETIJDSBESTEDING EN REKREATIE In onze gelndustrialiseerdesamenleving wint de vrije tijd voortdurend aan belang. Niettegenstaande de arbeid ook op vandaag nog zeer belangrijk is en dit in de toekomst ook wel zo zal blijven, kan toch niet erkend worden dat een steeds groter wordende groep van mensen de vrije tijd bewust gaat beleven. Het is niet langer een biologisch probleem, behoefte aan rust: het is een sociaal en kultureel probleem geworden, behoefte aan ontspanning, sociaal kon- takt en kulturele verheffing en dit als tegenhanger van het vaak afstompend werk op fabriek of op bureau. Van arbeid smoraal evolueren we dan ook stilaan naar een vrijetijdsmo- raal. De sektor van de vrije tijd stelt nu ook welbepaalde eisen op het stuk van stedebouw en ruimtelijke ordening: er zijn immers op elk ogenblik specifieke behoeften inzake vrijetijdsbesteding. Denken we maar aan de kulturele centra die momenteel zowat over gans het land uit de grond worden gestampt en die ergens hun plaats moeten krijgen in het stadsbeeld. In het algemeen kan gesteld worden dat in de sektor van de vrijetijdsbeste ding en de rekreatie behoefte bestaat aan een belangrijke infrastruktuur i.v.m. kollektieve voorzieningen al lerhande (inzake sport, speelpleinen, kuituur enz.Om ons te kunnen uit spreken omtrent het al dan niet vol doen van de bestaande infrastruktuur zouden we dienen te beschikken over een inventaris van de behoeften inzake kollektieve voorzieningen i.v.m. de vrijetijdsbesteding en anderzijds over een inventaris van de bestaande infras truktuur; het bestaande zou dan kun nen geëvalueerd worden in het licht van de behoeften. Vermits we noch over het één noch over het ander bes chikken dienen we ons dan ook te be perken tot enkele bedenkingen. Het is zo stilaan een evidentie gewor den dat men het probleem van de vrije- tijdsinfrastruktuur, net aos zovele an dere problemen, niet kan zien binnen de grenzen van de bestaande gemeen ten. Welke initiatieven men morgen ook mag nemen, wanneer ze van zeke re omvang zijn zal hun draagwijdte hun impact de grenzen van het huidige Aalst ver te buiten gaan Mochten wij deze initiatieven niet in een zuivere optiek gaan zien, dan zal men morgen terug een steen des aanstoots meer hebben naast de zovele andere reeds bestaande aangelegenheden waarvoor het centrum (in casu de stad Aalst) de financiële last draagt en waarvan de konsumptie regionaal is. Derge lijke anomalieën dienen voorkomen te worden door de zaken onmiddellijk in hun ware kontext te plaatsen door een ruimere visie die momenteel zo stilaan onafwendbaar is geworden. Stad en omgeving vullen elkaar volle dig aan, ze zijn geen opponenten, maar supplementen. Beide zijn geroe pen om in een zeer nabije toekomst op te gaan in een volwaardiger een heid teneinde mekaars onvolkomen heden en leemten aan te vullen en me kaar aldus te verrijken. Een industrieel centrum heeft behoefte aan een rurale zone, net als de rurale zone aangewe zen is op een industrieel en kommer- cieel centrum. Inzake vrijetijdsinfrastruktuur dringt zich dan ook een beleid op dat reke ning houdt met de regionale situatie en met de regionale behoeften Dat beleid dient bovendien een globaal be leid te zijn waarin alle sektoren van de vrijetijdsbesteding hun plaatss krijgen. Het spreekt dus vanzelf dat de diverse kollektieve voorzieningen en uitrus tingen zoals sportterreinen, sporthal len, zwembaden, parken, rekreatiedo- meinen, speelpleinen, groene zones, ontmoetingscentra allerhande, kultu rele centra e.a. planmatig over het ganse grondgebied van (groot-) Aalst dienen gespreid en uitgebouwd te worden Hierbij dient zowel gedacht aan de behoeften inzake vrijetijdsbesteding en rekreatie van langere duur (rekrea- tiegebicden), als aan de voorzieningen voor ontspanning en rekreatie van korte duur. Speciaal dient er over ge waakt dat binnen de specifieke woon kernen voldoende ruimte voor rekrea tie wordt voorzien (een zaak die mo menteel maar al te vaak wordt over het hoofd gezien). In een sterk geïndustrialiseerd en dic htbevolkt land zoals het onze, waarin de open ruimten enerzijds steeds klei ner worden en anderzijds een steeds groter belang krijgen als onderdeel van het leefmilieu, ziet men voor het platteland in de toekomst een drievou dige funktie weggelegd: rekreatie, landbouw en natuurbehoud of land- schapszorg. De landbouw levert een steeds belan grijker bijdrage tot het algemeen welzijn als beheerder en onderhouder van de open ruimten. De stedelijke bevolking ervaart het platteland steeds duidelijker als een belangrijk en onmisbaar onderdeel van haar globaal leefmilieu. Het plat teland is als het ware de uitlaatklep voor alle stress-gevoelens die de ste deling in zijn drukke leef- en werkmi lieu opstapelt. Deze sociale druk moet op de gepaste wijze opgevangen wor den door het inrichten van rekreatie- centra, zones voor tweede verblijven en aantrekkelijke landschapsbouw. LANDSCHAPSZORG NATUURBEHOUD In dit kader dient onze aandacht ook te gaan naar de estetische aspekten van het landschap, dus naar de land schapszorg of naar het behoud van na tuurlijke milieus, wat ongetwijfeld noodzakelijk is om wetenschappe lijke, sociale en milieukundige rede nen. Speciale aandacht verdienen de waar devolle landschappen. Er zijn on getwijfeld landschappen die wetens chappelijk kheel waardevol of ge woon maar heel mooi zijn en die men moet behouden. De estetische aspekten van het land schap zijn in het algemeen niet vitaal bindend voor het welzijn van een ge bied. Landschapszorg dient in de eer ste plaats te worden beschouwd als een uiting van kuituur en van waarde ring voor het natuurlijke patrimo nium. Een prioriteit van ekonomische waarden kan soms noodzakelijk zijn, maar we kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat maar al te vaak ekonomische imperatieven worden in geroepen om bepaalde beslissingen te motiveren, daar waar met een weinig goede wil en fantasie heel wat schade aan het natuurlijk milieu kan worden voorkomen Het landschao dient maximaal bes chermd te worden. Als mogelijke maatregelen die kunnen genomen worden denken wij in de eerste plaats aan het klasseren van waardevolle landschappen door de Koninklijke Kommissie voor Monumenten en Landschappen: zo worden alle noodzakelijke maatregelen inzake be houd getroffen. Het landbouwbeleid dient in die gevallen vervangen of aan gevuld te worden door een andere be leidsvorm. Verder dienen ook parken en domeinen beschermd te worden verkavclingsverbod, vrijwaring van de parken en domeinen voor vaak on doordachte plannen van openbare werken) en dient men meer dan in het verleden zijn toevlucht te nemen tot dissimulatieplanning. De planning van stelselmatig aangebrachte hoge groenschermen is dringend in de zones met veel groeiende verstede lijking. Die planning moet in de eerste plaats de ordeloze bebouwing aan het vergezicht onttrekken. Bovendien moet deze planning op supra- gemeentelijk plan gebeuren, zo lezen wij in de SODEGEC-studie. De groenschermen kunnen ook zowel in de stad als langs de grote verkeersa ders met goed gevolg worden aange legd ter dissimulatie van minder fraaie hoeken. In deze kontext zouden wij ook willen pleiten voor een absolute bescherming tegen visuele reklame. Niets schendt meer het uitzicht van het landschap dan een ordeloze inplanting van reuze- grote reklameborden. Een scherpe re glementering en kontrole is hier dan ook vereist LANDBOUW De landbouw maakt momenteel een ingrijpende verandering door. De landbouwers, eens vrij en zelfstandig in hun eigen bedrijf, worden nu steeds scherper gekonfronteerd met het vraagstuk van de leefbaarheid van hun onderneming. Ook de landbouw ontkomt niet aan de strenge wetma tigheid van de ekonomie. De problematiek van de leefbaarheid van de landbouwbedrijven heeft di verse aspekten. Een ervan is de bedrijfsgrootte. Bovendien stelt de moderne landbouwuitbating grote eisen inzake landbouwinrichting, zoals grote kavels, degelijke land- bouwwegen en een goede ontwate ring. Vooral de schaalvergroting (die een grotere grondmobiliteit veronderstelt) is voor de landbouw levensnoodzake lijk om de kompetitie op Europees ni veau aan te kunnen. Volgens de SODEGEC-studie ver toont de landbouw in de Denderstreek in zijn bedrijfsstrukturen heel wat knelpunten: kleine gemiddelde bedrijfsoppervlakten (70 procent van de bedrijven hadden op het ogenblik van de SODEGEC-studie geen 5 ha kultuurgrond, vandaar de moeilijk toepasbare mechanisatie), grote grondversnippering (waardoor de be werking veel tijdrovender is dan op grote percelen), relatief zware bezet ting met landbouwaktieven, te veel toegangswegen tot de percelen, te veel perceelsgrenzen, minder goede land- bouwwegen, onvoldoende ontwate ring van de gronden, onvoldo aanpassing van de bedrijfsgebou enz... ch Veel kleinere landbouwbedrijvei H de laatste jaren in het Aalsterse >nd dwenen, dit om diverse redenen rd uitstoting gaat onafgebroken ve ,a(' De kleine bedrijven die niet opho r te bestaan evolueren naar tuin! onder een intensieve vorm. De bouwbedrijven gaan vooral de n leggen op de veeteelt (dierenhout en trachten door aanpassing te k< r- tot grotere produktieeenheden. Groot-Aalst zou in samenwerkinj de landbouworganisaties de ruilvi !V' veling in het Aalsterse kunnen b< >oi deren. De afvloeiing uit de landbj biedt de gelegenheid tot rationa B) ring van de resterende 1 bouwbedrijven door hergroepe van de gronden. Hierbij aanslui' dienen de landbouwwegen gem< niseerd en uitgerust teneinde tepn dient te kunnen doen als wandelpj (waarvan een aantal routes kunnei gestippeld worden). Tevens diei ontwatering van de gronden een manente zorg te krijgen. BEMERKINGEN j' Het volstaat niet de landbouw til P laten aan landschapszorg te doen:} dienen de nodige middelen ter r" chikking gesteld om dit te verwaf lijken. Aangezien deze landscl svormende elementen zowel funljSt neel dienen te zijn (mikroklimaat.l j. blijfplaats voor nuttige dieren eiL sekten), als estetisch (passieve rell tie) en wetenschappelijk (milieu! de) verantwoord, rijzen hier een ai organisatorische problemen. Een harmonisch samengaan van Ij bouw, natuurbehoud en rekreatie|R nen de plattelandsgebieden i mogelijk mits een daadwerkelijke litick van ruimtelijke ordening ifem breedste zin van het woord. eni De definitieve afbakening van zfeni in het kader van de gewcstplaajlti volstaat echter niet. De bijhorfce planologische voorschriften di*jc ook de bestemming van de zones«g delijk vast te leggen en alle waaifcn gen te bieden voor een optirfet' verwezenlijking ervan (el

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1974 | | pagina 10