Frank en Eric Arijs: Vinnige vechters
PIERRE VAN DEN ABBEELE
IK WORD NOOIT PROF
Rik Roels
PIERRE PRAET
Flitsende spurter naar Warschau
KOERSEN IS HOBBY
20 - 29-3-74 - De Voorpost
kunnen,
I. Al zou
nden als
et Frank dl
stond
beloftevolk
vaarlijk is: zich wapenen om
ook op een andere manier J
door het leven te
vindt hij primordiaal. Al
hij het fantastisch vinden
hij later, samen met
zou doordringen tot de top.
Die duimen voor hun favorie
ten en steken graag de han
den uit de mouwen: d
«Arijskesvrienden»
meer dan op tijd en
naar de vergaderingen
de klub komen in het lokaal
Panorama. Tegen een mo
reel opkikkertje zien ze
op. Ma en pa Arijs
die zijn trouwens, net
Franks verloofde,
fans van de twee beloftevollere
Aaalstenaars.
Voor de Dendermondenaar Pierre
is wielrennen een hobby. Een supportersklub heeft hij
niet, maar daar treurt hij niet om. Hij debuteerde in
1970 en behaalde in totaal 15 overwinningen waarvan
zes als nieuweling en negen als junior.
Vooral de zege te Sinaai in 1971 gaf hem een prettig
gevoel hij klopte die keer Karei Rottiers, één van
's lands grootste beloften.
Pierre Van den Abbeele moet het vooral hebben van
een snelle spurt. Onder het spandoek als een bolide
uit de bende kunnen wegschieten, volstaat echter niet:
men moet in «de kop» zitten. In een of ander keklopt
pelotonnetje blijven hangen, helpt je geen zier.
dokter lopen doet Pierre evelj
min: vorig seizoen betwistte f
slechts 25 wedstrijden. Allee ba
gedurende de vakantieweke ch
klom hij op de fiets. Briljant wa rd
de zomer 1973 voor hem du dv
niet. Hij denkt er trouwen"3
evenmin aan tijdens de eers 86
volgende maanden alles ok»
alles te zetten. Hij staat met d
neus op de eindexamens. Pc
als hij zijn diploma op zak heel
duwt hij door.
PROBLEMEN jj
Pierre kent de specifiek G
noden en problemen van d ki
renners. Behoorlijk door ht di
leven gaan is voor een pr<
dwingende noodzaak, mat A
gemakkelijk gaat het niet altiji W
«de mensen zien er op de tee e<
vee het mooiste van. Sommig |g
ploegbazen hebben er ee S|
handje van weg hun rennei
uit te buiten». Een behoorli E
team vinden is dan ook conditi k
sine qua non om prof te worde
en te blijven.
Waarom Van den Abbeel
geen beroepsrenner wil wof
den heeft voor de hand ligger
de oorzaken: men moet er zie g
jarenlang op voorbereiden e
routine opdoen. Dat kan pa
als je intensieve voorbereidin 5
te weinig is, meent hij. Klass e
speelt wel een rol, maar trai
ning en karakter leggen 70 pro E
cent in de weegschaal. l
Pierre heeft geen supporter
svereniging. Dat schreven w d
al. Voor iemand die wil beroep
srenner worden is de steun va
een «fanklub» echter onon' S
beerlijk omdat de wielerspo 9
zware financiële eisen stelt aa
jonge krachten. In een period
van mindere prestaties moete
de supporters hun poulainsbo ti
vendien moreel opkrikken L
Persoonlijk raadt hij renner
die de leeftijd van 18 jaar nor
niet bereikt hebben, het mee
werken aan zo'n klub echter ra
dikaal af: de doorsnee
supporter wil zijn renner bijrv
alle dagen zien racen. En over
daad schaadt. Zelfs beloftevol
Ie elementen gaan over hul
toeren en zijn leeggeredei
vooraleer ze amateur zijn
Liefst volgen die jongens d«
goeie raad van bevoegde per
sonen of laten ze zich begelei
den door een sportdokter.
Of er in onze streek beloftevol
le jongeren huizen? Inderdaad,
zegt Pierre Van den Abbeele.
Bij de amateurs zijn dat Beno
Michiels en Frangois Matthijs.
Als juniores tipt hij op Ludo
Heyvaert en Eddy Van
Puyenbroeck.
De Leedse amateur Pierre Praet is geen «grote naam»
in ons wielerwereldje. Niet iedereen is geroepen om
de top te bereiken. Pierre koerst sinds 1967 en een
overwinning stak er in die kleine zeven seizoenen nog
niet in. Of zoiets niet een beetje ontmoedigend is?
Hijzelf zou het natuurlijk anders willen, maar dramati
seren doet hij die situatie niet: racen is een hobby.
Meer niet, zegt Pierre. Al maakt hij zich sterk dat 1974
zijn beste seizoen wordt. Waarom? Nog nooit heeft
hij er zich zo ernstig achter gezet.
Hij trainde als iemand die
verliefd is op het allereerste
gloednieuwe fietsje dat hij
bezit. Ook aan zijn verzorging
doet hij wat: Pierre leeft ge
woon voor zijn sport...
WERKEN
Thuis is men niet kontra dat
hard fietsen. Veeleer stimu
leert men hem om ermee door
te gaan, ook al is het nu stilaan
duidelijk dat er voor Pierre
geen vedettenrol insteekt.
Willy Burm, supporter nummer
één, gaat overal mee naartoe,
montert zijn poulain op als het
wat minder goed gaat en felici
teert hem als hij links of rechts
aan een knappe prestatie toe
Hoe het komt dat Praet in al
die jaren nog niet één keer ze
gevierend onder het spandoek
bolde? De verklaring is een
voudig: hij moet het vooral van
temporijden hebben. Een felle
spurter is hij niet. Om sterke
konkurrenten zomaar los te
schudden moet je een heel
sterke jongen zijn; een super
crack...
Pierre Praet wordt op 25 juni
25 jaar. De ideale leeftijd om
definitief door te breken. Of dat
laatste ook gebeuren zal, is na
tuurlijk af te wachtenAls er een
kink in de kabel komt houdt de
Leedse amateur toch altijd een
paar troefkaarten achter de
hand: hij bezit een diploma van
mekanieker en werkt in de me
taalindustrie. Natuurlijk geen
ideaal beroep voor iemand die
het als wielrenner een eind ver
wil schoppen. Doch men heeft
beter één vogel in de hand dan
tien in de lucht.Praet nam ook
deel aan een examen voor po
litieagent. Hij zal dat nog eens
overdoen. Wie weet stapt hij
binnenkort niet v n het uniform
in het rennertenuutje en vice
versa...
TWEE KEER
Pierre Praet is ervan overtuigd
dat aardig wat dopingspro-
dukten worden geslikt. Hij is
zelfs zeer affirmatief: «Het ge
beurt in alle kategorieën,» zegt
hij. En de kontrole? Die is, bij
de nieuwelingen, juniores en
amateurs dan toch, doodeen
voudig een lachertje: twee keer
in al die tijd heeft hij een plasje
moeten maken.
Pierre moet van het «spul» niet
weten. Je moet na je renner-
stijd nog door het leven. En
liefst als een gezond mens die
niet volgestopt zit met stimu
lantia. Dat betekent nu ook
weer niet dat hij het zonder vi
tamines doet. Helemaal niet:
om die voor te schrijven is er
nog altijd een dokter. Hij volgt
nauwgezet de wijze raad van
sportdokter Marlier op. Is koer
sen voor iemand die de sport
dan toch als een volslagen
liefhebber benadert, niet een
beetje«Met je sloggen aan in
een gemakkelijke zitel zitten, is
natuurlijk veiliger» weet Pierre
Praet, «maar je kan toch moei
lijk onder een glazen stolp krui
pen. Regen en wind, gladde
wegen en ondoordachte ma
neuvers van sommige konkur
renten moet je vrezen. Vooral
in een massaspurt moet je
drommels goed uit de doppen
kijken: sommige renners over
drijven dan: ze trekken aan de
truien of duwen zich af aan an
deren. Dan komt het nogal
eens tot valpartijen».
SUPPORTERS
Een renner kan moeilijk zonder
een supportersklub. Pierre
Praet woont op de Heiplasweg
te Lede. Zijn fans vergaderen
in het lokaal «Tijl», Kleine Om-
megangweg. Alhoewel ze nog
altijd wachten op de grote
doorbraak, blijven ze hun favo
riet trouw. Pierre zal proberen
dit jaar al die mensen te belo
nen voor hun inzet en hun mo
rele steun. Liefst zou hij dat
doen via een eerste klinkende
overwinning: «Ik voel dat het
ronddraait. Stilaan komt de
forme. Als ik nu niet te dikwijls
door tegenslagen uit de pelo
tons wordt gehaald, mik ik
tijdens de komende weken
heel hoog...».
Ikzelf werd nog geen enkele
maal gekontroleerd, doch ze
mogen altijd komen. Ik vraag
trouwens niets liever. De ge
zondheid van een renner gaat
niet via pepmiddeltjes: ik ga bij
een dokter te rade en die zal
wel weten hoe ik mij fysisch op
peil moet houden».
BROOD
Kan een proef zijn brood ver
dienen met de fiets? Rik Roels
beantwoordt die vraag positief,
maar voegt er onmiddellijk aan
toe: «hij moet er hard voor
werken» Intussen is koersen
voor hem gewoon een hobby,
al zal hij later eventueel niet
aarzelen om over te stappen
naar de beroepskategorie. Hij
verbindt daar echter één
voorwaarde aan: volwaardig
betaald worden, want als men
zich niet honderd procent op
de profsport kan toespitsen,
geraakt men nergens. Het is
kiezen of delen
Thuis is men niet wild entoe-
siast over dat «koereurtje spe
len»: als de resultaten goed
zijn, is er natuurlijk weinig pro
test. Anders wordt al eens een
keertje «gezaagd».
Hoe ook: Riks vurigste suppor
ter is een ex-renner: Frans
Goossens. Die mist geen en
kele wedstrijd.
Mensen die Roels eveneens
met raad en daad bijstaan, zijn
zijn masseur en zijn technisch
raadgever: «zonder die Carlos
was ik lang geen renner meer,»
beweert hij. Rik heeft natuurlijk
ook oog voor de konkurrentie:
«Ludo Heyvaert bewonder ik
meest van al. Hij kan al eens
een gekke toer uithalen maar
als hij begint door te trappen,
en dan bedoel ik dat letterlijk,
is er geen houden aan. Gelijk
waar: of het nu over bonkige
keien gaat, over een heuve
lachtig of een vlak parkoers, is
hij de beste. Wat kan die vent
toch rijden. Ongelooflijk...».
Intussen moet hij nog nog
lang niet kiezen. Hij kan het
rennen voorlopig als een vri
jetijdsbesteding benaderen
en denkt er voorals nog niet
aan een dokter onder de arm
te nemen die hem regelmatig
volgt: «In de laagste katego
rieën is dat nog niet nodig.
Het voornaamste is voor een
jongere dat hij zich goed
verzorgt, traint zoals het moet
en geen slippertjes waagt die
de konditie schaden. Later,
als men het allemaal door
een professionele bril bekijkt,
moet er natuurlijk ook op dat
stuk wat gedaan worden».
Eric Arijs is geen maniak. Hij
weet zeer goed dat op een
sportkarrière gokken ge-
NOOIT PROF
Pierre is sinds 6 november van
vorig jaar twintig geworden. In
Aalst is hij aan zijn laatste jaar
als randidaat technisch inge
nieur bouwkunde toe. Precies
omdat hij weet hoe betrekkelijk
en broos het najagen van
droombeelden kan zijn, zet hij
alles op een bestaanszekere
toekomst waarin minder
afhangt van een massa toeval
ligheden dan van eigen kun
nen. Bepaalde sporten houden
immers lichamelijke risiko's in,
vooral wielrennen, zegt Pierre.
Prof wordt hij nooit, dat staat
vandaag reeds als een paal
boven water: rennen doet hij
alleen omdat het prettig en ge
zond is.
Al is koersen niet ongevaarlijk,
men kan er zelf veel aan doen
om erge dingen te vermijden.
Daarom vindt Van den Abbeele
het jammer dat in massaspur
ten soms ongeoorloofde din
gen gedaan worden om in een
massaspurt een «goeie posi
tie» te veroveren.
BEGELEIDEN
Volgens Pieerre Van den Ab
beele zou meer op doping
moeten gekontroleerd worden
bij jonge renners: deze renners
zijn meestal nog niet aan een
medische begeleiding toe.
Precies daarom moet men ze
tegen kwakzalvers bescher
men. Toch is het niet prettig do
ping steeds te horen vereen
zelvigen met de wielrennerij:
«Ook in andere sporten en
zelfs in het dagelijks leven ge
beurt het regelmatig door men
sen uit de verschillende lagen
van de maatschappij».
Zelf om de haverklap naar de
Dat de Dendermondenaar Rik Roels over een flitsende
spurt beschikt, is geen geheim. Reeds als nieuweling
bewees hij dat verschillende keren, doch jammer ge
noeg gebeurde dat niet zo dikwijls in een strijd voor
de eerste plaats. Als debutant kwam Rik trouwens niet
om de andere dag met een bloementuil huistoe. Hele
maal niet. Want toen het tijd geworden was om naar
de juniores over te stappen, had Roels nog maar twee
overwinningen op zijn palmares. De aanpassingspe
riode bij de «ouderen» verliep niet zoals hij gehoopt
had: Rik werd af en toe door de afstand verraden,
doch deze 17-jarige maakt zich sterk dat het dit jaar
dik in orde komt.
PISTE
De piste lokte. En zo gebeurde
het dat Rik Roels zich tijdens
de voorbije wintermaanden net
als Pat Lerno tot een rasecht
baanspurter ontpopte. Hij
kwam elf maal als nummer één
uit de finale en precies in die
specialiteit schijnt de blonde
koereur uit de Appelse Lindes
traat geroepen om buiten de
landsgrenzen naam te maken.
Rik heeft na die reeks exploten
vernomen dat hij waarschijnlijk
geselekteerd wordt voor de
Europese snelheidskam
pioenschappen die dit jaar in
Warschau gehouden worden.
Roels weet trouwens van zic
hzelf dat hij het vooral moet
hebben van zijn «speed». Hij
vertelt vlakaf dat hij klimt als
een strijkijzer. Vroeger f ad hij
ook een broertje dood a m tem
porijden, maar daar deed hij
wat aan: hij is krachtic er ge
worden en kan nu tegei een
duw.
Waarom klom Rik Roels op de
fiets? Eerst deed hij aan atle
tiek. En omdat men hem ge
zegd had dat wielrennen zo
veel lastiger was, wilde hij de
proef op de som. Hij liet voor
die rennerij niet alles vallen:
Rik studeert bouwkundig teke
nen en als hij later moest vasts
tellen dat met fietsen slechts
een hongerloon te verdienen
is, moet men er niet op rekenen
dat hij op een profcarrière
wedt. Dan wordt hij duizend
keer liever technisch tekenaar
in een of ander' bedrijf.
GEVAARLIJK
Is wielrennen gevaarlijk? Voor
een piepjong debutantje wel,
weet Roels, omdat die nog
alles te leren heeft. Later
verwerft men meer routine,
worden de refleksen scherper
en kijkt men beter uit. En mas
saspurten? Daarin kan alles
gebeuren, doch wie vooraan zit
is veiliger dan de jongens die
daar ergens in het midden of
aan de staart van het peloton
hangen te klungelen.
Doping? Rik Roels is totaal
contra. Een beetje onthutsend
is zijn verklaring over het
gebruik (of zou men niet beter
zeggen: misbruik) van stimu
lantia. «Eer wordt volgens mij
meer geslikt bij de juniores en
amateurs dan bij de profs.
Frank en Eric Arijs wonen te Aalst op de Brusselses
teenweg. Frank, de oudste, is negentien, studeert
elektronika en hoopt dat hij met een diploma Al op
zak later ook zonder de racefiets een toekomst kan
opbouwen. Vooraleer hij afgestudeerd is, moet hij nog
een dik pak boeken doornemen. Tussendoor maakt
hij zich ook als renner waar. Bij de nieuwelingen won
hij acht keer en als junior klopte hij in 1972 negen
maal zijn konkurrenten. Zijn opgang bevestigde hij
vorig jaar met zestien overwinningen.
Eric is bijna drie jaar jonger dan zijn broerhij wordt
pas op 11 april 1974n17 jaar en verdwijnt dan automa
tisch uit de debutantenkategorie. In afwachting maakt
hij van het seizoenbegin een kleine triomftocht: tijdens
het jongste weekeinde won hij zowel te Ter nat als te
Hof stade...
GEEN MEELOPER voor hem vandaag nog min
Frank Arijs is geen prof tus- of meer een hobby, doch hij
sen de amateurs: rennen is voegt er onmiddellijk aan toe:
«Men kan nooit weten of er
later niets meer in steekt».
Van een carrière als helper
in een of andere extraspor-
tieve formatie droomt Frank
niet. Hij voelt er zelfs geen
sikkepit voor: als hij de top
niet kan bereiken hangt hij de
fiets nog liever aan de wilgen.
Hij zou desnoods veel veil
hebben voor een loopbaan
als beroepsrenner, doch met
de gedachte als knecht in de
kleurrijke pelotons te moeten
rijden kan zij zich niet verzoe
nen. Het is alles of niets.
Kan Frank Arijs studeren en
sport bedrijven kombineren?
Absoluut. Doch in de blokpe-
riode kruipt hij tussen de boe
ken en klimt pas na de exa
mens weer op het race-
paarde. De vakantie is lang
genoeg om er nog eens erns
tig in te vliegen.
Doping Een lachtertje.
«Ikzelf heb er me nog niet
mee ingelaten, doch ik koers
sinds 1969 en ben nog maar
één enkele maal gekontro
leerd op het gebruik van sti
mulerende middelen».
ERIC
Frank Arijs is formeel: een
prof moet van zijn fiets kun
nen leven. De «stiel» is te
hard om zich met nevenakti-
viteiten in te laten. Broer Eric
is het daar mee eens. Hij
heeft nog niet zoveel routine
als Frank, maar talent bezit
hij. Frank moet het vooral van
een flitsende sprint hebben:
Eric is bovendien ook nog ee
goed temporijder.
Ook de jongste Arijs tudeert.
A2 elektriciteit. Als hij niet
moest slagen in de harde
profsport staat hij niet met
blote handen: installateur
worden zou hem in dat geval
wel aanspreken.