GENERATIES LANG BORSTELS MAKE#
Hilaire Van Malderen:
«We beseften de waarde van Paster
Donsj niet.»
r
8 - 3/5/74 - De Voorpost
eerder dat het over zijn beroep zou gaan.
Toch zien we duidelijk hoe hij zich schrap zet,
twintig jaar en meer jonger wordt en dat het
hem plezier doet iemand in huis te hebben die
zich nog een heel klein beetje voor het oude
ambacht interesseert. Hoe zou het ander
kunnen, het borstelmaken was zijn leven
swerk. En uit de blik die zoon Paul ons toe
stuurt kunnen we zondermeer opmaken dat
hij straks, als die verdomde vaat er helemaal
tussendoor is, ook wel zijn duit in het zakje zal
doen. Terwijl vader Van Malderen zichzelf
kiaarstoomt voor het gesprek dat volgen zal
en Paul de schotels aan een opgedreven
tempo laat passeren kunnen we het niet laten
even een bedenking ten beste te geven. Fol
klore kan erg prettig en sympatiek en leer
zaam zijn maar als je uitgerekend bij het begin
van een jaar dat folkloristisch werd gebom-
bardeer dergelijke brokjes levende folklore
tegen het lijf loopt, dan zouden we misschien
toch liever van boffen willen gewagen.
Het zit
hem wel allemaal op de toffe toer die druk-
doeneerij omtrent oude beroepen uit groot
vaders tijd, al te dikwijls moeten we ervaren
dat de interesse ervoor en het belang dat
eraan wordt gehecht sterk gebukt gaan onder
één ding: waar treffen we springleven, be
zielde voorbeelden aan. Klinkt het dan vals
als we zelf zeggen dat met de familie Van
Malderen een folkloristische pijl in de roos
gaat Hilaire en Paul, de ene met een schat aan
herinneringen omtrent het beroep de andere
nog steeds aktief als bezembinder, ge
schraagd en gedragen door nog eens twee
vorgaande generaties borstelmakers. Als
verklaring voor het portret dat we hier uitbor
sten zal dat wel volstaan...
Samen honderd jaar bezembinden: Hilaire en zijn vader,
pauselijke zouaaf (Ib)
«Al meer dan honderd jaar
maakt onze familie borstels».
Hilaire spreekt langzaam, kiest
zijn woorden met zorg en is di-
rekt op dreef als we hem voor
schotelen dat er toch heelwat
moet veranderd zijn in de stiel.
Zo ging het vroeger: «Ge
moet het van jongsaf doen wilt
ge de trukken van het hand
werk onder de knie krijgen»,
begint de oude brostelmaker
«Ge weet ook wel hoe dat
vroeger ging, ne mens nam de
stiel over van zijn vader en hij
bleef dat maar doen. Ge moet
niet denken dat ik dat zo zeg
dat ik er spijt van heb. Mis
schien kan ik dat best vertellen
vóór de uitleg over onze manier
van werken: als zelfstandige
hebt ge met zware lasten af te
rekenen maar het voornaam
ste blijft toch dat ge een vrij
mens zijt die gaat waar en
wanneer hij wil». Volgt dan een
vertelling hoe Hilaire vroeger,
toen woonde hij nog in Pont
straat, zijn borstels ineenstak.
Alleen haren borstels heeft hij
toen gemaakt. Vooral rortd
nieuwjaar, wanneer de slach
ters bij de boeren het meeste
werk hadden, was het aanbod
van varkens- en paardenhaar
grootst. De bezembinders be
werkten daarna de kilootjes die
ze hadden binnengekregen:
wassen, koken, uitzoeken,
drogen op de bakkersoven, op
geschikte lengt aftrekken. De
klossen haar werden dan op
een stokje opgebonden en ou
dere lezers zullen zich nog wel
herinneren hoe men daarbij
met vlaskoorden tewerkging.
Ook de pekpot en het was-
blokje waren toen nog in de
omgeving. De vorige zinnen
kunnen misschien wat mislei
dend zijn, de indruk geven dat
alle borstelmakers de bewer
kingen van het begin tot einde
zelf deden. Zegt onze bezem
binder: «Wij hebben alle soor
ten gemaakt: veegborstels,
verf- en baardspullen, noem
maar op. Soms kochten we
huiden op en maakten de bor
stels werkelijk helemaal af, met
uitzondering van het hout dan
dat we bij iemand van Den-
dermonde kochten. Het is
meer dan eens voorgevallen
dat kollega's uit de omstreken
naar Aalst afzakten met haar
waar ze geen kop of staart
meer aan kregen: eens zelfs
iemand die hele kisten binnen
bracht. Ik heb het allemaal
moeten uitzoeken».
Kerngezond
Helemaal onverwac onver
wachts komen we dan op een
heel ander terrein. We mogen
niet vergeten dat Hilaire 90 is,
een leeftijd die ons doet vragen
dat zouden we ook doen als
hij geen oude ambacht uit
voerdewat hij op dit mo
ment nog uitspookt. «Oude
worden zoals ik dat mag doen,
dat is niks man. Nooit komt de
dokter hier over de drempel,
tenzij dan om eens vlug na te
gaan of het allemaal nog even
goed marcheert. En het blijft al
lemaal goed gaan, god zij
dank.» Elke dag maakt Hilaire
nog een paar fikse wandelin
gen, op een kilometertje steekt
het niet. De krant en de teevee
zijn ook al dagelijkse bondge
noten. En elke week babysitten
vult de schoondochter aan.
«Ja», haakt Hilaire hierop in,
bij Marieken in de Pntstraat ga
ik elke week eens op bezoek.
Zijt ge daar ai eens geweest
Voor een mens van 102, het is
ongelooflijk wat een taaie.
Enige tijd geleden kreeg ze een
papier van de ouden van da
gen en ze las het helemaal
voor, zonder bril. Met augustus
wordt ze d'r 103 en dan zal ze
waarschijnlijk weer zeggen:
allé, mijnheer den burgemees
ter, tot volgend jaar» Met zijn
90 jaar zit Hilaire er echter zelf
ook nog fris en vinnig bij en hij
heeft het geluk anderen nog
een pleziertje te kunnen doen:
als er een kennis in de kliniek
ligt leidt de wandeling daar
heen.
Kijkvenster: Wat komen
moest, bij alle mensen van de
tweede jeugd gebeurt het im
mers, is een verhaal over «die
goeie oude tijd». Even zullen
we dat pad echter verlaten
want bezembinder P.aui heeft
zijn gereedschap voor de dag
gehaald: een rol waarop naar
gelang het geval koper-,
brons-, of gegalvaniseerde
draad zit gebonden; busseltjes
haar en nylondraden die aan
de ene zijde enkel wortels en
aan de andere vlimmen heb
ben; het ijzeren geraamte van
wat ooit een borstel was en zijn
goedgeoefende, vingervlugge
handen. Het ziet er niet zo in
gewikkeld uit, een borstel in-
eenflansen. De draadrol ligt op
de grond en wordt simpelweg
met de voeten vastgehouden.
Met de draad wordt een oog
gemaakt en dat oog steekt hij
door de gaten van de schijf.
Met een flukse beweging wordt
uit een pakje haar een bus-
seltje getrokken en dat ver
dwijnt in het oog. «Nu alleen
nog aanspannen, erop letten
dat de wortels naar binnen zit
ten, de vlimmen naar buiten en
dat de haarwortels net onder
de vlimeinden terechtkomen».
Klaar is kees. Alleen blijft er,
wie zei dat ook weer, nog een
ruimte tussen woord en daad.
En daar weten we ook van mee
te spreken Kijkintermezzo af
gesloten, tijd om een greep uit
het geheugen van vader Van
Malderen te grabbel te gooien.
Paster Donsj tot meiserena-
dê: Verrassend was het dat
verhaal over vroeger. Welja,
Hilaire vertelt net als zoveel
oudere mensen graag over de
plezierige dagen van weleer.
Hoe hij met het pompiersmu-
ziek en de katholieke jonge
wacht op stap ging, meisere
nades geven. Hij smekt sappig
als hij ons toevertrouwd dat in
zijn tijd een glas bier slechts vijf
cent kostte en dat het stukken
beter was dan nu. Maar het te
ruggrijpen naar dat verleden is
doorspekt met dat wat we nu
sociale bekommernis of enga
gement zouden noemen. «Wij,
burgers, waren in die tijd de
besten, de gelukkigsten. Wij
trokken naarwaar we goesting
hadden, dat mocht ne rijke
mens zich niet permitteren.
Wat zich nu in die ontwikke
lingslanden afspeelt, dat heb
ben wij hier ook gekend: de
werkmensen die voor een
hongerloon zwoegden en de
kapitalisten die er het meest
profijt uittrokken. Ik herinner
me nog hoe men vroeger brood
uitdeelde aan de arme men
sen. Dat is nu allemaal weg en
't is maar best ook, een werk
man moet geen brood krijgen
die moet de gelegenheid heb
ben om er zelf te verdienen».
Volgt dan weer een stukje
jeugd: Hilaire zag dolgraag to
neel en hij aarzelde niet om
naar Brussel te trekken en daar
de beste stukken te volgen. De
eerste auto in Aalst herinnert
hij zich nog alsof het gisteren
was en de mensen, ja, die wa
ren vroeger veel kontenter als
Bij Van Malderen maakt men de borstels nog met de hand (Lb)
Ouwe taaie nu eens op zijn dooir gemak (jlb)
Direkt het gepaste busseltjevastgrijpej, dat is de kunst (lb)
nu: »De weelde is eern erger
beest als de armoede». Dat
vindt Hilaire wel wat spijtig en
ook dat het katholiek-zijn eruit
gaat en dat de mensen niet
meer kunnen sparen. En bijna
zonder overgang komt een ge
sprek naar voren dat Hilaire
enige tijd geleden met een poli-
tikus voerde. «Die man pro
beerde paster Donsj zomaar
weg te cijferen door te verkla
ren dat hij te vroeg was geko
men. 'k Heb hem geantwoord
dat het nooit te vroeg is om
goed te doen». Priester Daens
keert in de loop van het ge
sprek regelmatig weer. Wat
ons vragen doet of hij er veel
bewondering voor heeft. «Nu
ja, heel veel maar toen was het
anders. Slaaf noch bedelaar
mag de werkman zijn, hij moet
een vrij en eerlijk burger we
zen. Die spreuk hangt hier in de
Cerkel nog altijd. Als pster
Donsj het wou toepassen
mocht hij niet, zelfs van de
paus of de bisschop niet. In die
tijd speelden wij het spelleken
mee, we beseften de waarde
niet van die man».
Bezembinden vandaag: Paul
en Maria zijn op dit moment de
enigen uit de omstreken die
nog echt handwerk leveren in
de borstelstiel. «Een aantal
kunnen alleen met de hand
gemaakt worden. Vermits er
nog maar zo weinig stielman
nen zijn in ons vak hebben we
massa's werk, vou.al of bijna
uitsluitend voor fabrieken. De
speciale gevallen van heel het
land komen voor een ferm stuk
naar hier.» Lastige klanten die
soms meer dan twee meter
lang zijn, roterende borstels
voor het reinigen van machina
het moet met oude ba
handelingen als het pekkeno
het kan allemaal nog bij Val
Malderen. Precies dezelfdj
liefde voor de stiel klinkt er u
wat Paul vertelt en toch is f
kontent dat het over een paè
jaartjes voorbij zal zijn. «De las
ten zijn te zwaar, en de voordel
len van iemand ie zijn uurtjrf
gaat kloppen te groot. Als ik h
nog altijd doe dan is het vo<
omdat je in zoiets geborekl
wordt, van niet beter wetefri
allé. Mijn kinderen zouden hè
echter niet verder mogen doeos
Als ikzelf zou mogen herbegin!
nen dan koos ik ook wel ee{
andere weg, zlefs al zijn
voordelen en schone kantel
aan verbonden. Maar elke da
tot stukken in de avond werk el
ge kunt natuurlijk onder ha
binden naar de TV kijken
denksport beoefenen, da's ee|
eigenschap van vroegere am
bachten nee, er zit toch ietL
meer achter dan de schone fof
kloristische kant». Wat volgen!
Paul wel mogelijk moet zijn ij
het aanleren van de stiel aai
bepaalde gehandikapten.
zit voor de toekomst iets i
vermits men tot in der eeuwigj
heid sommige borstels met d
hand zal moeten blijven mal
ken». De achteruitgang van ha
bezembinden ligt hem. zo bel
weert iemand die het toch maaf
weten kan, in het feit dat stee<
meer syntetische vezels worj^
den gebruikt. «Wij werken r
vooral met nylon. Het haar c
de natuurvezels die we vroege!
gebruikten versleten veel vlugj
ger. Reken maar daar de ze
grote machinale konkurrentifj
bij en de «teleurgang van hel
bezembinden» is geschtest|
Of we dat nu jammer vinden 6
niet, over een drietal jaartje!
gaat de laatste Aalsterse bel
zmbinder met pensioen. En hei
zal van zijn kant zonder spi
zijn, dat zegt hij nu toch.
Pruimenboom: Hoe dat
precies ineenzit weten we ze
ook niet zo best maar telken
we een van de oude ambacf
ten terugzien, de stieknanne
horen vertellen en zien de
monstreren, telkens komt
het eind van het verhaal da
versje van «Jantje en de prui
menboom» terug. Het heeft e
eigenlijk niet meer mee te ma
ken dan dit: geef ons nog hee
wat van die bomen.
Om ons verhaal helemaal ron
te maken geven we rendez
vous over tien jaar. Dan word
Hilaire Van Malderen honderd|3
en we zijn al uitgenodigd. Zed/
hij: «De dokters zouden rap*
mogen gaan doppen als ze vaf W
mij zouden moeten leven. 'I
Stap het hier nog niet af, eers
nog een tijdje de dure vogel*"
uithangen voor de staat». Ant
woord van ons: «Tot dan».
ANDRE HEYVAERT