m
SP0OTMA6AZH J
ANDRE VAN DE VOORDE:
IK WIL EEN MENS ZIJN. GEEN MACHINE
RONNIE JACOBS:
DE WEG
IS NOG LANG
hespen
EUGEEN PEELMAN: SCHRIK IS ER UIT
NOEL MOENS: LATE ROEPING
Hij weet immers hoe moeilijk
het is via de wielrennerij een
menswaardig bestaan op te
bouwen en daarom zal hij niet
op het verkeerde paard wed
den: alles opzijgooien voor de
sport, doet hij pas als hij hon
derd procent zeker is dat hij het
waard is en dat een firma hem
voldoende garanties biedt.
NOG LANG
Vooraleer het kiezen of delen
wordt, heeft Ronnie Jacobs
nog een lange weg af te leg
gen: hij kon nog niet bewijzen
dat in hem stof steekt voor een
«crack». En zelfs als hij metter
tijd een goed junior of een
prima amateur moest worden,
blijft het beroep van wielrenner
een dubbeltje op zijn kant.
Ronnie vindt het zelfs een ge
vaarlijke stiel. Volgens hem
moet die sport op twee wieltjes
op dat stuk zelfs onmiddellijk
achter het autorennen worden
gerangschikt. En dan zwijgt hij
nog over de massaspurten
waarin sommige dollemannen
niets of niemand ontzien
Ronnie Jacobs meent dat wiel
rennen geen gemakkelijke dis
cipline is. Een goeie raadgever
is goud waard, doch de renner
zelf moet voor de prestaties in
staan en iedereen zou op voet
van gelijkheid moeten staan:
vooral de doping zou eruit moe
ten. Als hij ooit voelt dat hij die
kunstmatige middeltjes moet
aanwenden om resultaten te
boeken, houdt hij ermee op: tij
dens de wedstrijden zelf voe
len de slikkers niets. Integen
deel. Maar er zijn de nefaste
gevolgen: men wordt verplicht
van langsom meer in te nemen.
Mettertijd is men geen mens
meer, doch een wrak. «Er zijn
voorbeelden genoeg», zegt
Ronnie Jacobs, «wat hebben
die al te vroeg afgeschreven
vedetten bereikt? Niets: ze zijn
vlug vergeten De kranten
schrijven over nieuwe fenome
nen, doch al het menselijk leed
wordt doodgezwegen.»
POEN
Als Ronnie Jacobs ooit tot de
uitverkorenen zou behoren,
moet hij écht van de wielrenne
rij kunnen leven. Hier en daar
nog wat klusjes opknappen om
geen armoe te lijden, wil hij
niet. Een prof moet zijn brood
waard zijn.
En thuis? Pa is pro. Ma niet.
Die meent dat het veel te ge
vaarlijk is en zou liefst hebben
dat hij een sporttak beoefent
die minder risiko's inhoudt,
maar wat wil je: «Ik ben begin
nen rijden omdat ik met broer
Guy op training ging en voelde
dat ik meekon met die mannen.
Je hebt die mikrobe vast zon
der dat je er erg in hebt.»
Voor Ronnie Jacobs is het nog
geen doodernstige zaak: hard-
fietsen is prettig, en studeren
nuttig. Hij kombineert voorlopig
de twee. Over een paar jaren
zullen de «goeden» naar de top
klimmen en de «krabbers» zul
len begrijpen dat ze er best
mee ophouden. Ronnie hoopt
dat hij de selektie overleeft.
Groep
Wedr.trijd
Openingsceremonie
Joegoslavië - Brazilië
Chili - Duitsland
D.D.R. - Australië
Zaïre Schotland
Nederland Zweden
Uruguay Bulgarije
Haïti Polen
Italië - Argentinië
Nederland - Bulgarije
Uruguay - Zweden
Haïti - Argentinië
Italië - Polen
Opmerkingen
Net als Eugeen Peelman had de Baasrodenaar Ronnie Ja
cobs een fietsende broer: Guy. Een belofte, maar door te
genslagen allerhande een beetje op het achterplan geraakt.
Ronnie waagde zich in augustus 1973 voor de allereerste
keer in een wielerwedstrijd, maar een overtuigend debuut
werd het niet. Hij was ziek geworden, moest antibiotica slik
ken en laarmee was de-konditie weg. Hij moet nog zestien
worden, Ronnie Jacobs, en beeft dus nog een hele toekomst
voor zich. Precies daarom tilt hij niet zwaar aan die gemiste
start. Hij traint als hij tijd heeft doch heeft voorlopig meer oog
voor zijn schoolboeken dan voor zijn fiets. Jacobs zou im
mers dolgraag een diploma A2 mechanika behalen, zodat
zijn toekomst veilig is.
Verrassend nuchter bekijkt de 20-jarige Buggenhoutse ama
teur André Van de Voorde de wielrennerij en alles wat er
verband mee houdt.
André debuteerde in 1969 zonder veel glans: hij veroverde
geen enkele palm. Omdat hij zich weinig stoorde aan die start
«en mineur». Eén jaartje later had hij ais piepjong nieuweling
twee keer gewonnen. Telkens in zijn eigen buurt: Opwijk en
Mollem. Bovenop kwam hij ook nog met de titel van Oost
vlaams veldritkampioen huistoe. In 1971 vierde Van de
Voorde zijn overgang naar de juniores met overwinningen te
Buggenhout en Pollare en twaalf maanden later had hij de
koersen te Merchtem, Silly, Elsegem en Hamm in het Groot
Hertogdom Luxemburg op zijn palmares geschreven. Toen
hi] vorig jaar in de clinch moest met meer ervaren «koereurs»
(hij moest het als amateur rooien), geraakte hij niet verder
dan een karrevracht ereplaatsen.
Wat dreef André Van de
Voorde naar het wielrennen?
Een sluitende verklaring heeft
hij er niet voor. Of toch wel:
sport bedrijven is gezond.
HOBBY
«Ik bezit geen specifieke kwali
teiten: ik ben geen spurter,
geen klimmer of geen tijdrij-
der,»> zegt André, «maar als ik
de forme heb, moeten de kon-
kurrenten uit hun doppen kij
ken: ik kan me dan met de
«goeie» meten.»
André Van de Voorde droomt
niet van een allesoverrompe-
lende Merckx-carrière: «Voor
mij is en blijft het een hobby. Ik
denk er niet aan ooit beroeps
renner te worden: profs zijn
geen mensen, doch gewoon
machines die men afdankt als
ze niet meer draaien zoals het
moet.»
Studeren primeert op al het
overige: de Buggenhoutenaar
(zijn adres: Bauw 26, waar ook
zijn supporters hun pleister
plaats hebben) bezit een di
ploma A2 en is bijna rond met
een specialisatiejaar als
kandidaat-planningtechnicus.
Dat beroep zal hij uitoefenen
en er zich in bekwamen.
PEP
Het is niet omdat André van het
wielrennen geen broodwinning
zal maken dat hij de problemen
van «de stiel» naast zich legt.
Hij benadert het hele «bedrijf»
zoals het moet en durft al eens
krasse taal spreken: «Doping
gebeurt veel en in alle discipli
nes, daarvan is iedereen zich
bewust. Ook de wielersport lijdt
onder de kwaal en daarom zou
er een doorgedreven kontrole
moeten plaatsgrijpen. Er wordt
echter verteld dat het allemaal
veel te veel centen kost
Eén enkele keer ben ik op
«pep» gekontroleerd. Dat ge
beurde na afloop van een
Ronde van Vlaanderen. Je ge
zondheid moet er onder lijden
als je steeds maar kunstmatige
middeltjes moet aanwenden
om je prestaties op te drijven.
Na jaren ben je een vod, een
wrak. Wat heb je dan aan je
sport gehad? Als hobby gaat
gezondheid voor resultaten,
als beroepsmens primeren de
prestaties op de gezondheid
van de beoefenaar. Nee, echt:
MIJ NIET GEZIEN.»
HET ZOU MOETEN,
MAAR
In de wielrennerij blinkt veel
klatergoud. Achter «de scher
men» sta je soms versteld van
wat er allemaal kan gebeuren:
«Weinigen dringen eens of la
ter tot het kleine kransje vedet
ten door. De meesten zijn tot
een bescheiden helpersrolletje
gedoemd of moeten de eindjes
aan mekaar proberen te kno
pen als kermiskoereurs. Als
een «knecht» naar grote ron
den mag, kan hij fietsend rond
komen, anders niet. Normaal
zou een prof van zijn beroep
moeten kunnen leven, maar of
het altijd zo is, staat lang niet
vast.»
Zet André Van de Voorde zijn
tiekomst niet op het spel door
zijn hachje te wagen in een
dolle strijd op twee wielen? «Ik
geloof het niet. Als je op straat
een naar beneden vallende
dakpan tegen het hoofd krijgt,
beland je misschien in de kli
niek. Koersen is slechts voor
Pasen gevaarlijk: dan zijn er
overal een massa deelnemers
en de kans op valpartijen is niet
denkbeeldig. In massaspurten
hou je je hart ook al eens vast
omdat er geduwd en getrokken
wordt om toch maar een paar
plaatsjes te winnen. Maar eer
lijk gezegd: zo groot zijn de risi
ko's voor een wielrenner nu
toch ook niet.
DOKTER
Aan zijn overwinning te Hamm
(Groot Hertogdom Luxemburg)
beleefde Van de Voorde meest
pret: het ging tegen konkurren-
ten die hij niet kende, en bo
vendien veroverde hij die zege
buiten onze landsgrenzen.
Hoelang hij renner blijft? Open
vraag. Waarschijnlijk tot op het
moment dat zich echt pijn moet
doen, dat het geen «sport om
de sport» meer is. Intussen
waakt hij als geen over zijn fi-
siek: hij volgt de raad van
sportdokter Macken. En
verzorger? Die moet all
drinken aanreiken tijdens
wedstrijden. Een andere
moet de man niet spelen.
Of André Van de Voorde
supporters heeft? Inderda
En goeie dan nog. De bov
stébeste is echter zijn verl<
de: die praat hem moed in
het af en toe minder vlot gs
spandoek veel vlugger dan
vroeger. Een en ander resul
teert waarschijnlijk uit het feit
dat hij meer in zichzelf gelooft,
stuurvaardiger is en sneller is
dan hijzelf vermoedde.
Eugeen Peelman vindt, niette
genstaande die nogal erge val
van vorig jaar, wielrennen niet
gevaarlijk. Althans niet gevaar
lijker dan om het even welke
andere sportdiscipline. Wel
schuwt hij de massaspurten
een beetje: bij de nieuwelingen
is de afstand te kort om een
«grote schifting» door te voe
ren. En zo gebeurt het dat,
wanneer er veel vertrekkers
zijn, een omvangrijk peloton
opde eindstreep afstormt. Dan
is uitkijken geboden.
BEESTENKOOPMAN
Naar school lopen zit er voor
Eugeen niet meer in: thuis kan
men best hem gebruiken als
helper in het bedrijf. Als hij niet
zou slagen als koereur is het
geen ramp: misschien opteert
hij dan voor een beroep dat met
zijn huidige stiel te maken
heeft. Eugeen zou dan liefst
beestenkoopman worden, zegt
hij.
Intussen heeft hij nog heel veel
tijd om een keuze te maken:
maakt hij een kans om via
sport om zijn broodje te ver<
nen, dan is het goed mogi
dat hij eens of later prof wo
Doch luchtkastelen bouv
doet Peelman liever niet: ve
zijn geroepen, doch
groepje uitverkorenen is
klein.
Leren fietsen, de knepen
het vak onder de knie krijger
vandaag van belang. Later
hij dan wel wat het wordt,
loopt nog niet om de haverk
bij de dokter, trekt zich .iets
van wat over doping wordt v
teld. Kortom: hij gaat zijn eic
gang. Op hoop van zegen.
De meesten wachten niet tot ze achttien zijn om aan kompeti-
tiesport te doen. Voor iemand die via basket, voetbal, hand
bal of zwemmen iets wil bereiken, is dat een beetje laat. Wie
het in de wielrennerij probeert, heeft nog al de tijd om «door
te breken». De meeste koereurs kraken zich immers in hun
prille jeugd: ze winnen een paar koersen, Jan, Pier of Jef
stichtten inderhaast een supportersklub. En dan moet het
piepjonge ventje maar rijden. Goesting of geen goesting. En
bovendien nog goed presteren ook, of er breekt kritiek los.
Gevolg van die gekkenhistorie is in heel veel gevallen dat er
van het rennertje niet meer wordt gesproken op het ogenblik
dat zijn karrière echt zou moeten beginnen.
Noël Moens woont in Zele,
werd op 12 januari achttien en
klom in 1974 voor de allereer
ste keer op een racefiets. Den
derend was het debuut niet,
maar dadelijk bleek dat deze
nog groene junior niet tot een
krabbersrolletje zou gedoemd
zijn. Week na week verbeter
den de resultaten, en vandaag
mag gezegd dat Moens talent
genoeg bezit om over afzien
bare tijd boven de middelmaat
uit te klimmen.
STUDEREN
Wielrennen is voor Noël Moens
een hobby, een gewone vrijet
ijdsbesteding. Studeren pri
meert; hij zit in het VTI te Den-
dermonde op de schoolbanken
en hoopt uit die opleiding een
diploma A2 elektronika te pu
ren. Later ziet hij wel hoe het
evolueert. Stelt hij vast dat in
hem geen autentiek kampioen
steekt, dan heeft hij een flinke
troef in handen: hij kent een lo
nend beroep.
Thuis liep aanvankelijk nie
mand hoog op met die «bevlie
ging» van zoonlief. Eerst
meende men dat het wel zou
koelen zonder blazen, maar
het was heilige ernst. Vader
heeft «in zijn tijd» ook nog een
beetje gekoerst, en peter fietst
ook vandaag nog, zodat de be
zwaren stilaan wegvielen. Pa,
ma en peter zijn intussen Noëls
vurigste supporters geworden.
Het kan verkeren
Is wielrennen dan niet gevaar
lijk? Noël meent dat er weinig
risiko's aan verbonden zijn: wie
koereur wordt, kan minstens
fietsen. Je komt toch ook niet
met een auto in het openbaar
verkeer zonder dat je hebt le
ren sturen? Zelfs uit een mas
saspurt moet je heelhuids kun
nen komen. Het komt er vooral
op aan dat iedereen zich be
hoorlijk gedraagt. Met clown
streken is niemand gediend.
GOEDE RAAD
Noël Moens is een vrijetijds-
renner, doch dat betekent dan
meteen ook niet dat hij zijn
sport amateuristisch benadert:
hij volgt de raad op van een
dokter omdat die man een me
dische opleiding heeft genoten
en dus weet wat goed of slecht
is voor het menselijkgestel. Ki-
nesist Baert heeft een klant
aan Noël: massage hoort er
immers ook bij. En technische
raad verstrekt Jef Van Dril
sche.
Heeft Noël Moens in die ko
tijd al en/aren wat zijn vo
naamste kwaliteiten zijn?
genlijk niet, al veronderstel
dat ik ais temporijder wei m
mannetje zal staan, al moet
toch nog bewezen worde
Heeft een prof renner in
landje nog toekomst? Vlaam
ren is de bakermat van de wi
rennerij, doch er heeft zich
hele evolutie voltrokken:
koereur is een sandwichm
geworden. Hoeveel die waa
is, hangt van een heleboel of
standigheden af. Hoe ook: h
zal nog lang duren voorale
het wielrennen opgedof
wordt. Die sport spreekt
massa aan. En zolang dat laa
ste gebeurt zien de publiciti
voerende firma's brood in h
sponsoren van een «koereur
stal».
Of Noël Moens mettertijd él
van die fietsende sandwid
mannen wordt, weet vandaf
nog niemand. Hijzelf meent d
hij voldoende financiële waa
borgen moet krijgen om het
wagen. Maar vooraleer No
een keuze moet maken, dui
het nog een hele tijd.
HIJ KAN HET
Insiders beweren dat Eugeen
Peelman meer kan dan de
doorsnee debutant. Pa pept
hem moreel op en verzorger
Willy Van Damme doet alles
wat in zijn macht ligt om Eu
geen in ideale omstandighe
den te laten koersen. En dan is
er ook broer Jempi nog: die ge
eft goede raad. Raad die zo
goed mogelijk in praktijk wordt
omgezet door de leergrage
Eugeen.
Jean-Pierre was een spurter,
Eugeen meent dat hij het meer
van temporijden moet hebben.
Kan zijn, doch de jongste tijd is
de jonge Peelman onder het
Eigenlijk zijn ze afkomstig uit Hamme, de Peelmans die aan
de Theo Vermeylenstraat te Baasrode wonen. Allen hebben
ze een boontje voor het wielrennen. Het begon met Jempi:
die had het ver kunnen brengen. Vooral als spurter vreesden
de konkurrenten hem. Maar Jean-Pierre liet het ais koereur
afweten. Eugeen, een jongere broer die op 26 februari zestien
werd, nam de fakkel over.
De jonge Peelman helpt thuis in de slagerswinkel, doch hij
knijpt er af en toe een paar uurtjes af om te trainen. Niet met
de onmiddellijke bedoeling eens of later een grote vedette te
worden, doch gewoon omdat hardfietsen hem aanspreekt.
Het is dus een hobby, maar je kan nooit weten, filosofeert
Eugeen.
Precies één jaar geleden debu
teerde Peelman als piepjong
nieuwelingske. Op een goeie
dag pletste hij als een blok lood
tegen het harde wegdek, en
meteen zat er de schrik in: hij
durfde niet meer. Hij ging ach
teraan het peloton fietsen, nam
geen enkel risiko, maar fu-
nishte logischerwijze ook zel
den vooraan. Die schrik is er
intussen uit. Gevolg: een hele
boel ereplaatsen en tijdens het
voorbije weekeinde "zelfs een
tweede prijs.