IAAT HEI NIET AAN IE HART NOMEN!
FILMS BIJ ONS I
OPEN DOEK
VOOREEN BOEK
ORPHEUS
24 - 31/10/74 - De Voorpost
MET KETSJE (de tweede) OP DE HUMORISTISCHE TOER
Tien jaar geleden stierf in de grootste armoede op een zolderkamer de
alombekende volksfiguur «Ketsje». Dit van levenslust, levensgenot
en talent uitblinkend personage rolde van i)et ene suksesvolle optre
den naar het andere. Zijn deur stond altijd open, hij was gastvrij en
gul, hij was arm maar gelukkig. Zijn groot optimisme en zijn steeds
aanstekelijke ietwat hese lach, zijn «poeziëkes» maakten van elk op
treden een revelatie. Maar met de 'dood van Ketsje stief niet alles. Hij
legde zijn gedichtjes vast in een boekje. Zijn bezittingen, zijn liedjes-
boek, zijn talent droeg hij over op zijn bewonderaar en vriend de
Aalstenaar Herman Daeiman. Het was Ketsje's grootste verzuchting
zijn levensdoel «de mensen amuzeren» in dezelfde stijl verder te
weten leven in de persoon van Herman Daeiman en deze is nog niet
aan het einde van zijn inspiratie.
WIE IS KETSJE?
De figuur van Ketsje roept bij
de oudere generatie een beeld
van een sterk personage op,
die sjofel gekleed, met uitera-
felde broek verstelde vest en
gelapte schoenen, slierten
piekharen nogal wild rondom
een ietwat lachwekkend
klowngezicht, met zijn sappige
rijmpjes en versjes bomvolle
zalen over gans het Vlaamse
land aan het schateren bracht.
Ketsje is de schuilnaam van de
volksartiest Renaat of ook
René Grassin geboren op 2 fe
bruari 1900 te Jette en overle
den op 17 oktober 1964 te
ste stukje «De Dweeper» een
Antwerpen. Zijn moeder was
de Vlaamse Hortense Heuys-
den uit Tienen en zijn vader
was een Franse pffiöer. De
jonge Renaat Grassin woonde
te Tienen en volgde er de les
sen aan de Grieks-Latijnse
humaniora om achteraf een
klassieke opleiding te genieten
aan de Katolieke Universiteit te
Leuven. Na zijn studies kreeg
hij een betrekking bij het minis
terie waar hij vertalingen maak
te.
Hij werd opgemerkt door Jan
Boon de latere direkteur - ge
neraal van het N.I.R. Zijn eer
tendens schets kwam tot stand
Bij de indringende geur
van purper- en paarskleuri-
ge chrysanten die ons
onder de laatste zon van de
nazomer uitgeleide doen
naar november toe grijp
je altijd weer de hang naar
wereld-vervreemding aan,
naar het versluieren van de
werkelijkheid, naar het
ontvluchten van wat de
mens in het avontuur van
zijn geest en zijn materiële
verlangens heeft gepres
teerd. Dat zijn de dagen
waarin de literatuur je de
finitief eiland wordt, je
reservaat van het zielele-
ven.
In die sfeer heb ik Albe's
Orpheus (Uitgave van het
Davidsfonds) herlezen, het
onroerend verhaal van een
boven en buiten de realiteit
uitgroeiende liefde tussen
de musicus Edgar Pember-
ton en de gracieuze maar
kwetsbare Barbara. Die
liefde vindt haar verhervl-
ging in de muziekkunst en
wordt door Allan, Edgars
vriend, vergeleken met het
mythologisch verhaal van
Orpheus en Eurydike: Hij
betoverde door zijn zang
en de tonen zijner lier
mensen en dieren en de
onbezielde dingen. Toen
Euridike, zijns zielsgelief
de vrouw, aan een slan
genbeet gestorven was,
daalde hij in de onderwe
reld af om Hades en Perse
phone met zijn kunst te
verbidden... doch hij be
zweek voor de éne, onster
felijke blik van zijn Eury
dike.
Edgar en Allan worden
vrienden op het conserva
torium dat zij elk met een
geheel verschillend resul
taat verlaten: terwijl voor
Allan ijver en inzet het
gebrek aan talent niet kun
nen goedmaken, wordt het
steeds duidelijker dat in
Edgar een uitmuntend mu
sicus schuilt. Allan zoekt
in het buitenland een zake-
lijk-ambtelijke loopbaan
en mist voortaan het kon-
takt met Edgar, die intus
sen cum laude gediplo
meerd wordt en zich met
zijn einddiploma, zijn ta
lent en zijn aanbeden
vrotiwoe op een landgoed
in Engeland terugtrekt. Hij
die thans duizenden op de
volste rijpheid van zijn
talent kon vergasten.
Als Allen een eerste maak
uit het buitenland terug
keert, is hij blij op het
landhuis Pemberton te
worden uitgenodigd. Hij
ontmoet er in een onwaar
achtig lijkende en paradij
selijke afzondering een
volmaakt gelukkige Edgar
en ontdekt dat de ranke
Barbara als het ware door
Edgars kunst waarin de
Bach-koncerten op het or
gel in het landhuis de
hoogtepunten vormen
in het leven gehouden
wordt, zodat hem voortaan
het denkbeeld achtervolgt
dat een intens gemoedsle
ven deze vrouw scheen te
verteren gelijk een smeu
lend vuur dat zichzelf in
een stille gloed opbrandt.
Allans vermoeden wordt
spoedig zekerheid. Want
bij zijn eerstvolgend be
zoek aan het landhuis,
verneemt hij dat Barbara
langzaam herstelt van een
zware inzinking en als hij
de derde maal op Pember-
tonhouse aankomt, leeft
daar nog slechts haar
herinnering. Voor Edgar is
het verlies van Barbara
ondraaglijk, hij bespeelt
het orgel niet langer meer
en leeft bestendig tussen
zinsverbijstering en me
lancholie. Hij gedraagt
zich daarenboven vaak zo
onredelijk dat Allan besluit
in het geheim naar huis
terug te keren, als in een
vlucht. Nu breekt tussen
Edgar en Allan een lange
periode van stilzwijgen en
van totale verwijdering
aan. A+s allen na jaren
eindelijk opnieuw naar
Pemberton reist, is het
nog slechts om afscheid te
nemen van zijn schielijk
overleden vriend en om
—uit hem nagelaten ge
schriften de noodlottige
tocht te vernemen die Ed
gar, als een Orpheus is
gegaan na het overlijden
van zijn geliefde vrouw.
Die tocht moest leiden
naar de hereniging met de
schim van Barbara. Hier
om ging het eentweede
huwelijk aan met lady Pa
tricia Cavendish, die hij
eerder haatte dan liefhad
«odie htj ztch in bijzonder
tragische omstandighe-
den liet ontstelen door de
doodIk zocht de ziel van
Pembertonhouse, mijn
ene en onvergetelijke Eu
rydike, in het beeld van
Patricia Cavendish en ver
loor beiden. Toch zou zijn
tocht naar Barbara toe
hiermee niet ophouden:
opnieuw te Pemberton te
ruggekeerd met Patricia
had hij er niet verbleven
gaat hij voor het orgel
zitten om opnieuw het
beeld van Barbara te kun
nen oproepen op de zilve
ren pijpen van het konin
klijk instrument. Dèèr trof
fen de huisknecht en de
dokter hem aan, afgedaald
in de onderwereld van de
dood, bezweken voor de
ene onsterfelijke blik van
zijn Eurydike.
Frans-Jos Verdoodt.
in 1925 en werd vlug gevolgd
door «In Memoriam» een kur-
siefje in de Rodenbach Cons
cience stijl. Al spoedig werd
hem het voorstel gedaan om
«De Witte» van Ernest Claes te
bewerken. Hij bracht «Boekje»
en had op 31 maart 1957 dui
zend maal in de titelrol opge
treden. Dertig jaar na de per-
mière had hij samen 1570 op
tredens bij elkaar gepraat ge
zongen en geakteerd. In «Het
Zonneklopperskabaret» met
Joris Collet, Süzi Marleen en
Jaak Van Hoornbergen kre-
eërde hij de «Ketsjes» fi
guur diegene die veel mag
zeggen, één steekje en meer
onder water mag geven als hij
het maar met de glimlach doet
en in een taal voor de gewone
mens te begrijpen. Naast kaba-
ret speelde hij ook in films als
«Wit is troef» en de «Klucht van
de brave moordenaar». Men
heeft Renaat Grassin wel eens
het verwijt gemaakt dat zijn
rijmpjes en verzen vol leven
swijsheid deden denken aan
de poèzie van Jean de la Fon
taine. Niets is minder waar zegt
Herman Daeiman. Daar waar
Fontaine in de tijd van Lodewijk
veertien de zonnekoning, van
1621 tot 1695 leefde stond
Ketsje met zijn beide benen in
de twintigste eeuw. Wel is er
een zekere gelijkenis te be
speuren. Renaat Grassin
plaatst ook de sterke tegen
over de zwakkere en maakt
evengoed gebruik van de ver
persoonlijking van de dieren.
Een soort zedenles komt er au
tomatisch bij. Grassin maakt
daarbij ook de vergelijking tus
sen de sterkste en de sluwste
in zijn «Van den hoes en het
stijkelvarken»
KETSJE 2 DOET HET
OOK ZEER GOED!
Herman Daeiman ging als kind
tijdens de oorlogsjaren veel
naar het «Zonneklopperskaba
ret» zien onder impuls van zijn
vader die veel in kabaret-mid-
dens verbleef. Hij leerde op
deze, wijze Ketsje's optredens
appreciëren en raa"kte er zelfs
verzot op zoals hij altijd zelf
zegt. Toen Herman twintig jaar
was is het hem gelukt in nabij
kontakt te komen met deze
zeer wonderlijke figuur. De
vereniging te Hofstade waar hij
deel van uitmaakte wenste ter
gelegenheid van een gebuur-
tekermis een optreden van
Ketsje te organiseren en Her
man was er als de kippen bij
om zijn idool op te zoeken. Dit
was het begin van een lange en
dure vriendschap die zich nog
verstevigde door de buitenge
wone belangstelling die Her
man voor het akteren in het al
gemeen aan de dag legde.
Ketsje was een zeer be
schaafde persoon, zegt Her
man, en hoewel zijn optredens
in het sappigste echtste dialekt
gebeurden hoorde ik uit zijn
mond geen enkel woordje dia-
lekt buiten de planken. Eigen
lijk was het wel min of meer een
eenzaat, hij was arm, en zijn
beste maat was een poes. Hij
leefde alleen op een zolderka
mertje boven het Café de la
paix in de Van Wezembeek-
straat te Antwerpen.
ERFENIS
«Als ge van de gruute pojijte
eule poêzeekes ed gelijze den
heijje maschien al geremarkijd
dat deej sjarel altaait eet annes
zojje wille wijze as ne sumpele
pojijt.»
Als ge van de grote poeëten
hun poëzie gelezen hebt dan
heb je misschien al opgemerkt
dat die sjarels altijd iets anders
zouden willen wezen dan een
simpele poëet.
Dit is dan letterlijk het begin van
het boek dat Renaat Grassin in
slechts vijfhonderd eksempla-
ren uitgegeven heeft: «De be
ste Poêzeekes van 't Ketsje»
en waarvan het eksemplaar
van de auteur nu in het bezit
van Herman Daeiman is. Het
bevat een rijke variatie van ge
dichtjes in dialekt fonetisch
weergegeven. Het is alles be
halve een prettige herinnering
aan die avond toen Ketsje al
ziek, zijn erfenis aan Herman
gaf. Toch wil hij het voor ons
nog eens herhalen. Na een
suksesvol optreden te Aalst
waar hij uitgenodigd was door
de toneelgroep «De Schakel»
reed Herman met Ketsje naar
huis. De steeds zo vrolijke Re
naat was doodmoe en uitge
put.
Het was te Aalst zijn laat
ste optreden geworden. Veer
tien dagen later stierf deze
enige figuur. Toen was het
Herman duidelijk dat hij een
taak, te volbrengen had. Hij
zou de figuur van deze volkse
woordkunstenaar laten voort
bestaan. Wie nu denkt dat
Herman Daelmans slaafs de
teksten van Ketsje nabootst
heeft het hier helemaal mis. Hij
past zijn programma aan de
hedendaagse tijd en de aktuali-
teit aan, maakt zijn eigen tek
sten maar werkt in de geest
van zijn voorganger, de nooit te
vergeten en te vervangen Kets
je. De levenswijsheid van
Grassin zit diep in zijn geheu-
Herman Daeiman, alias Ketsje (jm)
gen gegrift en krijgt slechts ee
Daelmans tintje. Zijn optrede
duurt een uur en het is lache
geblazen. De fans van Ketsj
worden weer verwent.
En voor diegenen die de poi
ziekes nog niet kennen wille
we graag een stukje uit de hi:
torie van een muisje en een fle
cognac in Ketsjestaal siteren
E giel klaa en e gentee mozeèzel
was neki oen 't spijle in 'n gard
mangij en het preufdege van
macaroni en \an de restant van
roti en den weej van 'nen etteki
en van e pak chicolat en
tranche patij
et - la fin van 'n aabakke keust
Mo toen krijg da moeèzeke vrit
digen deust,
en het zag do e fleske stoen A,
van vaaf steerre
mé spinnewebbe rond en vol stc
En da moeèzeke vond da fles!
'of
Mo seul' ment,
het haa gienen tierbouchon
veu da fleske te déböechonm
En toen paktege da moeëzek
zaainan élan
en et begost da fleske te chargijr,
en et begost da fleske te chargijr at
en het sproenk en et sproenk
en et sproenk da fleske omveer J"
et par terre 0'
ROEL VAN DE PLAW
De Katolieke Filmliga heeft voor donderdag 7 november «DE
DAG VAN DE JAKHALS» op het programma staan. Dit is een
kneppe triller naar het gelijknamige boek van de gewezen
journalist Frederick Forsyth. Regisseur van de film is Fred
Zinneman, die onder ander «A Man for All Seasons» op zijn
aktief heeft. De voornaamste akteurs zijn: Michael Fox (die als
Jakhals een goede prestatie levert), Michael Lonsdale en
Delphine Seyrig.
Zinnemann tijdens de opnamen van THE DAY OF THE JAC
Tot hier denkt u waarschijnlijk niet veel goeds var deze film,
doch hier komen dan de positieve punten: de film is buitenge
woon goed verzorgd, zowel technisch als wat de struktuur
betreft, er zit echt wel spanning in. Vooral de overstromings-
sekwens is knap gemonteerd, en het strookt Peter Hunt tot eer
dat hij de spanning er zo lang kan inhouden. Een aardige
ontspanningsfilm dus met alle goede ingrediënten die hiervoor
vereist zijn: een lekker verhaal, goede akteurs (Roger Moore
uitgezonderd), wat romantiek en een grote dosis spanning!
HE DAY OF THE JACKAL.
WEEK VAN 1 TOT EN MET 7 NOVEMBER 1974
In cinema Feestpaleis deze week: «GOLD», van Peter Hunt
(die tevens de James Bondfilm «On her Majesty's Secret
Service» realiseerde), met Roger Moore, Susannah Vork,
John Gielgud en Ray Milland. U ziet het al aan de namen: dit is
een superproduktie (of het wil er een zijn), en niet zomaar de
eerste de beste nog wel. Aan het vrij aardige scenario werd
blijkbaar heel wat zorg besteed want er zit wel aktie en sus
pens in deze film. Dat is de goudprijs kunstmatig op te drijven.
Daartoe sparen zij hun krachten niet: zij hopen hun doel te
bereiken door een Zuid-Afrikaanse goudmijn onder water te
zetten. Dat zou hen ei zo na gelukt zijn, ware Roger Moore
daar niet geweest, want die stoere knaap slaagt er zowaar in
hun snode planne te verijdelen. Moore zou uiteraard Moore
niet zijn indien hij niet smoorverliefd zou worden en daar heeft
de scenarist dan ook voor gezorgd, hij heeft een liefdesge-
schiedenisje ingebouwd en dat kwam mooi uit in zijn verhaal,
(zie foto)
je
)ii
In cinema Palace: «SAMSON AND DELILAH", enorme spek-
taketfilm van Cecil Blount de Mille, de specialist in dergelijke,
bij voorkeur op een Bijbels thema gebaseerde, produkten
Voornaamste akteurs: Hedy Lamarr (een schoonheid uit lang
verviogen tijden, die in 1933 al in haar blootje op het scherm a
kwam),-Vicotr Mature, George Sanders en Angela Lansbury.
Hoewel de film dateert van 1949 loont het toch nog de moeite ,a
hem te gaan bekijken, al was het maar omwille van de fantasti- n;
sche dekors en massafiguratie. Dergelijke films worden sti-
laan monumenten want geen enkele produktiefirma denkt er j{
nu nog aan zulke dure films te maken. Wat de films van De [6
Mille zo suksesrijk maakte was grotendeels de kombinatie
tussen populaire themas, ontleend aan de Bijbel, en de erotiek n
als opduikende ondertoon. Voor de rest heeft fiij niet veel
bijzonders gemaakt.
In cinema Alfa: «LET'S RELAX», ofte de hoogtepunten uit 50
jaar Disney-geschiedenis. Een samenbrenging van de be-
kendste Disney-figuren. van de allereerste (Mickey Mouse en l-
Donald Duck) tot de laatste scheppingen van de grootmeester
van de animatiefilm.
Het oneindig gedetailleerde boek weergeven in een film van
plus minus anderhalf uur was uiteraard een onbegonnen zaak,
de details zouden elkaar in een onmogelijk tempo moeten
opvolgen en dpn zou het geheel te onoverzichtelijk worden.
Daarom heeftZinneman de hoofdlijnen uit het boek gehaald
en hangt aan de hand daarvan een beeld op van de meest
ingenieus opgezette aanslag op de persoon van niemand
minder dan de gewezen Franse president, Charles De Gaulle.
Boek én film zijn louter fiktie, weliswaar gebazeerd op toe
standen, feiten en personen uit het verleden. Indertijd deden
veelvuldige geruchten de ronde als zou de OAS een beroeps-
doder gehuurd hebben om De Gaulle te doden. Die beroeps-
doder was bijzonder kanp in het voorbereiden van zijn slag en
slaagde er bijna (écht op het nippertje) in door de mazen van
de internationale veiligheidsnetten te glippen. De Gaulle wordt
dus een bloedig einde gespaard, maar dat weten we uit de
geschiedenis ook al.
GUY DE LOMBAERT