AA1STENAAR JAN MATTHIEUEEN BEROEPSREIZIGER BIOGRAFIE INEEN NOTEDOP teleks teleks teleks HET ZOVEELSTE REISVERHAAL BEHOEFT EEN INLEIDINGETJE De Voorpost - 3-1-75 - 3 Vraag: Denkt ge dat het de moeite waard is een artikelenreeks te schrijven, louter over een reis naar het Oosten? Jan: Er zijn verschrikkelijk veel manieren waarop een mens kan reizen. Bijna zoveel als er manieren van leven zijn. Ik heb bijvoorbeeld in deze krant een paar andere reisartikels gelezen: het verwondert mij niet dat ze een volledig andere approach hebben dan wat ik probeer te doen. Ziet ge: deze mensen vertrekken van een totaal verschillend vlak. In feite moogt ge mijn geschrijf bijna niet meer als een reisverhaal beschouwen, met uitzondering voor de eerste paar artikels. Ik ben in het Oosten gaan léven. Niet eventjes over en weer. Heb me daar volledig moeten leren aanpassen en zo.H et gaat zelfs zover dat ik nu grote her-aanpassingsmoeilijkheden ondervind hier bij ons: ik zie de westerlin gen met onbegrijpende verbazing... Misschien zal mijn visie daarom bij sommigen minder goed overkomen dan de Printers-Potpourri van L.D.L. - die natuurlijk ook een joernalist is die al jóèren in het vak zit en geweldig schrijft, die het allemaal zo kan zeggen alsof hij er zelf bijgeweest was. Ik moet hem oprecht bewonderen. Maar het blijft de stem van een Westerling op de golflengte van Westerse lezers terwijl ik misschien ergens tussen de twee hang en veel meer dat kommunikatieprobleem heb hé. Dat artikel over de tempels van Kajuraho bijvoorbeeld heeft mij eerlijk gezegd zo'n beetje de adem afge sneden. Daar ziet ge nu eens hoe dat voor een Westerse lezer nog moet opgedist worden. En ik weet zeker dat Louis weet hoe dat moet. Ik had er zelf nog niet bij stilgestaan dat vele mensen hier een aantal jaren geleden het boekje «Variaties» aan stootgevend vonden. God ja, nu ik er aan denk. En dan die tempels... Dat gaat nog veel verder. En wij realiseren ons dit niet eens meer. Zo gewoon geworden aan een gezon dere moraal dat ge zoudt gaan vergeten dat zoiets bij ons nog als «progressief» wordt ge-etiketteerd Vraag: Denkt ge dat er voor zoiets bij ons een «publiek» te vinden is? Jan: Ik hoop toch dat het enige mensen zal aanspreken, dat er reakties en brieven mogen op komen. Van mijn kant beloof ik ze te beantwoorden... Zweetdruppels kriebelen langzaam van mijn voorhoofd naar mijn ogen, het prikt en ver volgen dan hun zouterige tocht tot ze opgeslokt worden in de eerste oerwoudachtige uitlopers van I mijn baard. Buiten is de zeewindkoel, maar hier onder de pannen blijft de vochtige hitte van 'n lange stikheet-seizoen-dag nog vele uren nad reunen. Straks zal het weer lastig zijn om de slaap te vinden in dit zweetbad. Eén geluk: de muggen zijn hier niet al te bloeddorstig, misschien lusten ze ons niet... Maar die hitte alléén is ruim voldoen de... Voor iemand die denkt in westerse termen «wach ten» we hier in MAHABALIPURAM. Wachten op een schip dat pas over drie weken afvaart. Voor het eerst is er iets dat min of meer vaststaat op deze reis: onze vertrekdatum uit India. Dat zijn we eergisteren te weten gekomen in Madras. Een miljoenenstad, heet en druk en stofferig en uitge strekt Een vlug heen- en-weertje met een over volle bus is het geweest. We verafschuwen mie rennesten maar soms is er geen ontkomen aan: bootticketten regelen, income-tax-clearance- certificate en wat weet ik nog meer administra tieve rommel, post ophalen in het hoofdpostkan toor, een enorm gebouw in rode baksteen, Victo riaanse stijl. En dèór. tussen het pak korrespon- dentie, een brief van mijn broer Lieven, die onder andere schreef dat hij nu af en toe een artikeltje pleegde voor één of ander regionaal weekblad, waarvan ik nog nooit gehoord had; en dat ik ook wel eens wat mocht schrijven als het mij interes seerde «En waarom niet», zei ik tot Jeanine en zodoende. Artikeltjes schrijven zegt ge... Ik kan me zelfs niet meer herinneren hoe een doorsnee-artikel klinkt in het Nederlands Hopelijk verwachten ze van mij niet iets in de ijskoude trant van Newsweek of Time-magazine, de enige Westerse informatie bladen die ik hier kan krijgen. Nee, zoiets kunt ge niet verlangen van iemand die eerlijk probeert samen-te-leven met de Oosterlingen. Want hier is niets «objektief», niets werkelijk strak-afgelijnd. Kijk naar de tempeld: soms beheerst, zelden Strang, altijd oneindig geraffineerd; soms koel, soms wulps, uitdagend, overrompelend, verplet terend, té gek, frivool, uitgelaten: soms relakse- rend, vredevol, heilige rust en warmte... eeuwig. Een tempel is geen kerk zoals we die bij ons kennen. De tempel is een gedicht van stenen, een ode aan God. Hij kan al deze gevoelens tegelijk uitstralen... of geen enkel, mislukkingen zijn niet het monopolie van het Westen alléén. Maar steeds is er harmonie. De tempel weerspiegelt zijn omgeving. Het is alsof hij daar al geweest is sinds alle tijden. Deze tempels zijn VRIJ! Het plat teland ademt: VRIJHEID! Verwacht daarom niet: systeem in deze artikels. Objektiviteit. Iets joern- alistiekerigs. Wil ik werkelijk het Oosten beschrij ven... dén zoals het Oosten IS: verward, direkt, het hart op de tonghartelijk, harteloos, van de hak op de tak, onberekenbaar, weergaloos diep en religieus-wijs, soms godslasterlijk dom en wreed en cynisch. Het leven laat zich niet opdelen. Wie de vis wil kennen en begrijpen, moet het water in, méé met de stroom; haal de vis uit het water: hij sterft Met andere woorden: Verdelen doodt. Zoals een foto. Iets levends, een moment in de vloed der verandering; vastgelegd, steriel. Ge voelloos plaatje dat niet werkelijk bestaat; een schaduw. Verraderlijk! Ja, verraderlijk, zowel voor wie de foto neemt als voor wie ernaar kijkt. Ik zie weer horden toeristen de Taj Mahal elke dag ontheiligen, aangevoerd in speciale «aircondi tioned coaches» en treinen vanuit Delhi. Het prachtige park zien ze niet, noch de eekhoorn in de banianbomen, de worteltakken die naar de grond toegroeien tot ze nieuwe stammen vormen; de onbeschrijfelijke atmosfeer van vrede en lief de, die er steeds aanwezig is voor wie het voelen kan, ervoor openstaat,... ze lopen eraan voorbij. De kamera's klikken. Alweer een wanstaltig vette Amerikaanse matrone met roze-roodverbrande billen, een afzichtelijke zonnebril omlijf met een grijsblond geverfde, stijve permanente en natuur lijk het Monument der Liefde op de achtergrond. En maar vlug-vlug andere opnamehoeken uitpro beren want dit filmrolletje moet op, de bus vertrekt alweer... Mensen, arme rijke stakkerds, die tien duizenden hebben betaald om in ijltempo een on ooglijk stukje van de wereld te zien doorheen de lens van een peperduur fototoestel. Eb wij die uren in het park doorbrachten, zonder gedachten, met de eekhoorntjes niet langer bang; ze nieuwsgierig zien naderwippen; ze kwamen ons groeten in onze bewegingloosheid Zo was het park van de Taj Mahal: het grootste monument ooit opgetrokken voor een liefde, voor dé liefde, voor de Naamloze God. En duizenden die er komen en het niet zien, niet voelen. En toch het is er; (sinds 1630 om precies te zien). In die zin zou ik over het Oosten willen vertellen: zonder veel data of informatie die alleman net zo goed van de Indische Ambassade kan loskrijgen, met nog een massa toen stenfoldertjes erbij; zon der veel systeem, het Oosten is systeemloos; chaotische perfektie. En daarom ook: geen foto's die ik zelf genomen heb Als er een illustratie aan tepas komt dan komt die van een postkaart (prentkaart zeggen ze tegenwoordig bij ons) of van iemand anders. 'n deze reeks zal ik trachten te beschrijven hoe sommige Westerlingen vandaag de dag in het oosten kunnen leven, reizen. Wat en hoe ze aan voelen. Wat ze zoeken, vinden, liefhebben, haten »S^ en m'nder schone dingen Het kontakt met de mensen aldaar, met óndere «travelers» (reizigers), met zichzelf Zoveel méér. Liefst zo- n09^' Voor U Voor u die dit leest. Ik scnrijt het U van mens tot mens; in vriendschap umdat het mooi is en goed SCh 'n het begin van dit in|0'dende artikeltje; ™^r,se maatstaven «wachten» we hier in HABALIPURAM. Alleen deze zin vraagt al een kleine verklaring. Wachten., het is een situa tie waaraan we langzamerhand gewend zijn ge raakt. In het Oosten reizen betekent: veel wach ten. Alles gaat een paar dimensies trager dan bij ons, en alleen de rijken hebben echt haast, en zo zijn er weinigen. Het Oosten schreeuwt om aan passing Het is voor ons niet langer genoeg van geduld te oefenen: een absurde, geestdodende «bezigheid». De tijd doden, ja! Maar dan finaal... overkill... de tijd doen stoppen; de koersende waanzin een HALT toeroepen. Het wachten moet zodanig verteerd worden tot het ophoudt «wach ten» te zijn. Tot je niet meer «wacht», op om het even wat, omdat je opgeslokt bent in dit totaal verschillende levensritme. Tot er niet langer tijd «verloren gaat», omdat tijd niet langer meetelt. Een zeer gezonde manier van leven trouwens. Als je dat beseft hebt, dan zie je plots, zoals je een kokospalm ziét, hoe het Westen een tijdrit is... een koers tegen het uurwerk; met hartaanvallen, ze nuwziekten, maag- en leveraandoeningen als de hoofdprijzen. De Kunst van het Geduld, de eerste stap, tot je niet geduldig meer bent, omdat er niet langer meer gewacht wordt. Wie dit inziet heeft een enorm belangrijk probleem opgelost: het pro bleem van de TIJD! Het is spijtig hoe weinig men sen bij ons zich ooit de vraag durven stellen: wat is tijd? Waarom is een uur soms zo kort, en kan het soms een eeuwigheid duren? ledereen heeft dit wel eens meegemaakt. In de wachtkamer bij de tandarts bijvoorbeeld; of in bed, ziek; of de week vóór het examen, wanneer we merken dat we nog geen slag uitgevoerd hebben. Dan zal de tijd schijnbaar plots veel trager of sneller gaan, naar gelang of beter omgekeerd evenredig met de be hoefte van het moment: bij de tandarts kan het niet vlug genoeg voorbij zijn, en de wijzer van het uurwerk kruipt vooruit; het examen echter springt je in de nek. Natuurlijk willen we in deze gevallen graag genoeg een oplossing vinden. We leven tenslotte in dit leven, we willen ervan genieten, we willen geen tijd verliezen... En om geen tijd te verliezen kunnen we maar één ding doen: geen tijd mèken. Het is eigenlijk zo eenvoudig om Tijd te doen stoppen: niet denken...! Iemand die bezig is met nu, die probeert op dit eigenste moment te ZIJN en met ergens in het dode verleden of de wazige toekomst, zo iemand kón zich gewoon niet vervelen. Er gebeurt immers altijd wel IETS, waarvan hij kan deel-uitmaken, dat hij kan observeren, volgen, trachten te begrij pen. De schoonheid van een vogel, een vlieg, een blaadje; of de natuur van een persoon met al zijn verborgen hoekjes en kantjes. Het enige wat zo iemand doet is zijn volledige aandacht geven aan wat NU IS... Hiervoor moet zijn geest vrij zijn. Niet ingenomen door een gedachte aan iets dat nog niet IS, en dat toch wel komt, vroeg of laat; en zelfs als het niet komt: louter erover te piekeren zal niets veranderen. Een trein komt wat te laat.' Zal hij zich een spier haasten omdat jij je er al twintig minuten over opwindt? Waarom je zorgen maken over iets dat er nog niet is, terwijl er ondertussen zoveel andere dingen aan je voorbij gaan, waar onder misschien precies wat je zou kunnen hel pen met je «probleem»...? Maar je afwezige geest ziet op zo'n moment niets, en zo kom je echt in moeilijkheden. Op deze manier denkt men, en moet men denken in het Oosten. In de loop van deze artikels loop je dus de kans van nog af en toe zo', stukje «oosterse wijsheid» te slikken te krij gen. Maar misschien ben je wel open genoeg om met mij, in dit blad, niet enkel een paar interes sante uithoeken van de wereld te verkennen, maar tegelijk ook eens een kijkje te nemen in sommige stofferige zolders van je brein, waar je misschien in lang niet meer geweest bent, en die hoognodig aan een bezoekje toe zijn. Ik denk dat het geen enkele zin heeft van over sommige lan den te schrijven, zonder erbij te vertellen wat deze landen nu precies voor mezelf gedóón hebben. INDIA roeps misschien méér vragen op dan het beantwoord. Niet misschien Zéker De antwoor den vind je doorgaans toch alleen in je binnenste. Wat belang heeft is «het vragen», de aktiviteit die het-zich-een-vraag-stellen met zich meebrengt. We worden ons bewust dat we in Europa, on danks al onze goede wil, toch meer en meer in slaap gesust werden. Ingedommeld in 'n routine van werk en plezier, verveling en zinloze vrijet ijdsbesteding; ja, zélfs kontestatie volgens be paalde ideologische lijnen waarvan we over het algemeen toch niet het fijne van het fijne wisten, en die uiteindelijk 'n zoveelste hobby is geworden. Dat alles zonder ons ooit enige pertinente vraag te stellen. Het stellen van een vraag is een gevaar lijke bezigheid. Het doet ons dieper ingaan op dingen die we hadden opzij geschoven. Hetzij omdat we niet onmiddellijk de oplossing konden vinden, hetzij omdat deze oplossing ons hele le ven op zo n radikale wijze dreigde te veranderen, dat we bang werden. Onze aangekweekte luiheid voelde zich in gevaar. We kropen liever weg in apathie. En nu is deze veilige hoek niet langer daar: onze hoobys, boeken, platen, de praatjes met mensen die ook babbelen om niet te moeten handelen, de bars, de kleine ruzietjes, de kleine probleempjes. We hebben het allemaal achtergelaten. Onze ge est ziet de ene beschermende muur na de andere instorten en vroeg of laat wordt hij opnieuw gekon- fronteerd met de fundamentele vragen waarvan hij zich zolang veilig verlost dacht. En kijk, nu is er plots méér energie en durf vrijgekomen om die vragen resoluut in het gezicht te kijken zonder ervan weg te lopen. We beginnen akuut te voelen hoe weinig we van de dingen die rondom ons gebeuren, echt begrijpen. Eerlijk verstóèn. Hoe weinig mensen, vrienden, en de dingen die ze doen of niet-doen, begrijpen we écht? En hoe komt het dat we zelfs voor mekaar, man en vrouw, dikwijls een raadsel zijn?d Is het niet omdat we de energie missen om wakker te blijven, dat is: om voortdurend op onze hoede te zijn, geen images te schappen, om geen seconde te missen van wat er rondom ons gaande is...? Onze aandacht is zo dikwijls afwezig. We zijn zo veel ergens met ons hoofd niet bij. Waar zitten we dan wel? In dagdro men? Piekeren? En waarom?... En dan komt de vraag: begrijp ik mezelf wel? Heb ik mezelf wel dóór, in de hand? Kén ik mezelf? Wie ben ik? Wat ben ik? Vragen, ouder dan de straat, zult ge zeg gen. En toch door de meesten nooit beantwoord. Weggeduwd onder klakkeloos aangenomen dogma's van geloof of wetenschap, van Freud of Jung, van Anderen... Maar geen antwoord van Onszelf, Niets dat we zélf gevonden hebben. En dat is toch het enige Waardevolle Antwoord. Op reis in het Oosten komt een mens niet alleen dichter bij de natuur en bij andere mensen. Hij komt vóór alles dichter bij zichzelf. Het is ergens vergelijkbaar met een retraite in de woestijn. Je kan je niet zomaar verbergen achter boeken of vrienden. Achter één of andere ontspanning of een zinloos werk waarmee je je kan identificeren en zo de leegheid in jezelf niet-zien. Je analyse rende geest geraakt plots verloren in de overvloed aan informatie die langs alle geopende doorlaat- klepjes op hem wordt losgelaten. De analyse rende geest tracht steeds iets levends, iets bewe- gends, te vangen in een statisch beeld. Het te fotograferen, in de hoop zo klaarder tezien in de «chaos». Hij tracht te dingen «op hun plaats te zetten», te klasseren, er een etiket op te plakken. denkend dat hij er op die manier zal kunnen mee werken. En natuurlijk, het omgekeerde geschiedt: het statisch beeld verschilt volkomen van wat er in werkelijkheid IS! En de chaos wordt niet opgelost; hij wordt integendeel precies hier gekreëerd! Wat is nu dit identitietsprobleem, waarmee zoveel jonge Westerlingen hier in India af te rekenen hebben? En bestaat het wel echt? Is het een nieuw probleem, dat hen in het Oosten bespringt? Of hebben ze het naar hier meegebracht...? Wat ben ik als ik les geef ergens in een school? Een leraar. Een image met een zekere standing. Ver laat de school. Een ex-leraar. Iets dat ex is. Uit is. Voorbij. Niet meer bestaande. Maar misschien was ik in mijn vrije tijd nog voetballer Ge kunt tenslotte nooit weten. Dat voetbalveld wég Ik ben misschien vader. (Pracht van een identifikatie.) Tot de kinderen geen kinderen meer zijn. Nog echtgenoot. Leeft met een ander menselijk we- zen. Wie? Hij woont daar en daar; rijdt met een tweedehandse Opel Kadett '67. Neem dat nu ook nog weg. Wat houd je over? Een zwerver? Wat is hij nog? Wat ben ik nog? Een hoopje herinnerin gen in 'n lichaam dat reeds 24 jaar op deze wereld rondzeult, momenteel met een vijftiental kilo ba gage en een lief vrouwtje. Maar dat is toch niet wat ik bén??? Of toch? Ben ik nu iemand anders? Een totaal verschillende persoon? Al mijn vroegere gewoontepatronen heb ik reeds afgelegd. Of bijna alle. Wat blijft er nog over? Iemand die voorlopig woont in een klein-klein huisje, gehuurd voor 150 BF in de maand. Een gezellig bijgebouwtje van een grote kolonialis- tenwoining die leeg schijnt te staan. Achteraan dit gebouw is een stalen deurtje dat opent op een kleine betonnen binnenkoer waarlangs je, over een trap, op het platte dak kunt komen. En dóór, onder die trap.i s ons toilet. We wassen ons aan een oude pomp, op onze biote voeten heen-en- weer trippelend over de gloeiend hete vloer; tot een paar emmers koel water de grond tijdelijk voldoende hebben afgekoeld om ons toe te laten ons te wassen zonder onze voetzolen te verbran den. Ik zit na zo'n verfrissend bad in de schaduw van het voorportaal, eén stukje tuin met een uit gedroogd priéeltje, en dan de buitenmuur met een ijzeren hek. Driehonderd meter verder, achter een zacht-glooiend, gloeiend stuk wit zandduin met een paar Chinese grafzerken., de Indische Oce aan. Woeste rollende dondergolven die je tot hier kunt horen ontploffen. We hebben MAHABALI PURAM verkend en goed bevonden. Onwezenlijk rustig, maar bij momenten geweldig aktief, als rond de tempel de luidsprekers brullen. Opzwe pende Zuid-Indische fluitmuziek, begeleid door tamtams en tabla's, tot ge Shiva kunt zien dansen, als je alleen maar je ogen sluit en je volledig laat opslokken door de heilige muziek. Dat gebeurt 's avonds. Morgens, vóór de grote middaghitte, zitten we aan het strand in de schaduw van «on ze» rotsen De «rotsen» zijnde een drietal over schietende beitelwerken van één van de drie strandterripels. Nu is nog één ervan min of meer kompleet. De «onze» bestaat nog slechts in de herinneringen van deze drie gebeeldhouwde ste nen; volledig aangevreten, verweerd door zand en wind en zout-zout water, tot ge met moeite de dierenfiguren herkent. Tegen de middag wordt het werkelijk te heet en de spaarzame schaduw ver dwijnt volledig. Dan verlaten we hijgend en zwe tend het strand na nog een laatste duik in de kokende zee en wandleen terug naar huis, kopen onderweg wat groente en beginnen aan het eten. En nu zit vredig in het lommerrijke prieeltje, waar de zeewind koelte blaast en speelt met de bladzij den van dit schriftje. En ik laat mijn gedachten toe wat rond te grabbelen in herinneringen, om wat materiaal op te duikelen waar misschien sommige mensen in Vlaanderen wat kunnen aan hebben. Al maak ik me hieromtrent eerlijk gezegd weinig illusies. Ik doe het toch vooral voor mijn eigen plezier; in deze middaghitte is er anders zo heel veel niet te beleven.ledereen slaapt De oude man die op het huis past en elke morgen de deur van de binnenkoer opent, is in zijn lemen hut gekropen. Hij is achter in de negentig maar ziel er een gezonde zeventig uit. Verbazend alert; hij ligt trouwens konstant overhoop met zijn vrouw. Het is op een manier nog bewonderenswaardig: twee stoekoude mensen die in deze broeikas de energie kunnen opbrengen om mekaar de huid vol te schelden. Opa is graatmager. Hij kookt elke namiddag zijn potje rijst met wat groentencurry, gehurkt op zijn sprieterige enkels, balanceerd op donkerbruine platte eeltvoeten met wijduitsprei- dende wortelige tenen. Af en toe blaast hij het vuurtje wat aan, of gooit een verse gedroogde koeientaart erbovenop. Maar ik wou schrijven over het verleden, 't Is te zeggen: over dingen die alweer zes maanden tot de geschiedenis behoren, maar in onze hennne- ring nog fris en scherp alsof het pas gisteren was. De grote moeilijkheid is natuurlijk een aankno pingspunt te vinden. We moeten toch, althans op dit papier, órgens van vertrekken En waar begint nu zo'n reis9 Begint ze wel érgens9 Of groeide ze haast onopgemerkt in onze geest en was ze al bezig, allang bezig, op het moment dat we onze pakken bijeenscharrelden en met veel goeie moed de eerste stap zetten? Of begon de reis maar nadat we met ons lichaam al vele duizenden kilometers hadden afgelegd terwijl onze gedach ten nog thuis zaten en maar niet loswilden van wat de rest van onze toebehoorten al lang had achter gelaten? Het is een beetje de twéé, maar toch vooral het laatste, denk ik Ik ga het mezelf en U gemakkelijk maken en be ginnen met de eerste dag «on the road» Het is de atmosfeer hier die geestelijke akrobatièn, zoals literaire flashbacks en dergelijke ingewikkelde toestanden, uitsluit. Laat ons proberen eerlijk te zijn. En eenvoudig. Precies zoals het geweest is, en hopelijk nog bezig is te zijn. Vertellen wat rele vant of plezant of leerrijk is. En wat is dat niet?? Kortom, de eerste dag van deze reis. De eerste stap op de «Chemins de Kathmandu» Het was een zonnige dag. Of zeggen we, het IS, want we gaan zodiep in 't verleden dat we alles, zelfs gevoelens terug beleven alsof het nieuw wa re. Het is begin oktober, de tweede. We hebben een onrustige nacht gehad. Om één uur 's mor gens stond één van die verschrikkelijke kamions die de dagbladen komt ophalen bij de «Gente naar» in onze smalle straat gruwelijk luid, honder- dvoedig echo-end, stationair te draaien. De chauf feur gaf onze scheldwoorden geen aandacht en iemand in ons huis had van de eerste verdieping een paar flessen in de richting van het brullende monster gegooid. Kwestie van wettige zelfverde diging. Ze zijn in duizend stukjes op de straatste nen ontploft. En tien minuten later hadden we de politie aan onze voordeurbel. Er werd een half uurtje gebeld en gedreigd en toen ze merkten dat we toch niet van plan waren hun zonder huiszoe kingsbevel over onze vloef te laten komen, dropen ze vanzelf weer af Vermits ik van plan was om de volgende dag voor langer dan één jaar te vertrek ken, had ik de stoere flessenwerper gezegd dat hij de schuld wel op mij mocht schuiven, als de zaak per toeval nog een staartje moest krijgen. Zover zijn we dan. We hebben onze vrienden omhelsd en zijn dan vlug en zonder omkijken met de mbus tot de Oude Antwerpse Steenweg gereden voor ons «vertrek»: op de goedkoopst mogelijke wijze: duim omhoog; vriendelijke smile op, en maar ho pen op de eerste sociaatvoelende automobilist die ons en onze bagage naar Antwerpen zou mee nemen en dan verder oostwaarts. Onze bagae: het is een minimum (dachten we). Twee marok- kaanse kameellederen handtassen vol lichte kle ren en een paar pulls, een medicijnkastje, wat naaigerief en andere onmisbare kleinigheden, een exemplaar van Tolkiens meesterwerk: «The Lord of The Rings» (In De Ban van de Ring) een toiletzak met niet te vergeten: Jeanines onschat bare vooraad pil-kaartjes van «hóór» merk, schrijfpapier enzovoort. Zelfs een eftig beige hemd met das en een hagelwitte broek voor mij, om nu nog wazige, onwezenlijke, toekomstige immigratie-ambtenaren zand mee in de ogen te trooien. Hier staan we dan aan de weg naar het Oosten. Voorlopig nog Noord-Oost... Nó Antwerpen wordt het dan Zuid-Oost tot., zo ver als we zullen geraken. Autostop-doen is een zeer nuttuge manier om aan een reis te begin nen... Niet alleen vanwege de financiële voordelen. Het plaatst ons meteen in 'n geheel nieuwe afhanke lijkheidssituatie. Van nu af zullen we voor een hoop dingen moeten rekenen op de goede wil van enkele goede mensen. En natuurlijk: het tijdspro bleem Want tussen elke «lift» ligt een veld van wachten. En het kan net zo goed twee minuten als twee uren worden. Dit te leren aanvaarden zonder vleoeken of verwensen is de eerste les van de reis. We zullen moeten leren aanvaarden dat wij niet de reis vast in handen hebben, maar de reis ONS. Het doet me terugdenken aan wat John Steinbeck schreef in «Reizen met Charley». «Een trip, een safari, een exploratie, is een gehéél, ver schillend van alle andere reizen. Het geeft per soonlijkheid, temperament, i.dividualiteit, uniek heid. Een reis is een persoon op zichzelf; géén twee zijn gelijk. En alle plannen, voorzorgen, or ganiseren en dwingen zijn vruchteloos We ont dekken na jaren wordtelen dat we geen reis aan vatten: de reis neemt ons. Hierin is een reis als een huwelijk. De zekerste manier om in moeilijk heden te geraken is te denken dat je het kunt krontroleren. Ik voel me beter, nu ik dit gezegd heb, ook al zullen alleen zij die het ervaren hebben dit kunnen begrijpen...» Tot zover dit inleidende artikel. Vanaf volgende week krijg je dan het zoveelste reisverhaal naar het oosten opgesolferd. En als je het zó wil zien dan is het natuurlijk spijtig voor jou, maar dan lees je beter niet voort. Maar als je ook eens iets wil afweten van de totaal andere wereld, die de we reld der jonge reizigers toch is, dan hoop ik dat het je zal boeien. Het is allesbehalve mijn bedoeling van iemand iets op te dringen. Van met deze reeks avontuurlijke geest die misschien in elk van ons sluimert wakker te roepen. Dat zijn dingen die zich toch niet laten forceren. En ik hoop dat velen zich hier verdienstelijk maken en dus geen enkele behoefte voelen om ergens anders het geluk te zoeken. Ik wil gewoon, en ik zeg dat in de grootste nederigheid, eens een ander nieuw geluid bren gen. (mahabalupuram April 1974) India JAN MATTHIEU werd in 1950 ie Aalst geboren. De 8ste april. Sterreteken: Ram. Ascedent: Boogschut ter. Hij liep tot zijn 17e jaar school bij de paters Jezuieten in de Pontstraat, tot het hem daar te warm werd onder de voeten en hij noodgedwongen over schakelde op de Oude Humaniora-afdeling van het Sint-Lievenscollege te Gent. Ook daar botste hij zodanig met de progressieve schooldirektiedat hij uit het internaat werd geweerd en zijn poësis moest volgen als pendelarbeider tussen Aalst en Gent. Omwille van zijn 'nefaste invloedop de geest van het College moest hij nadien zijn Rethorika vol tooien in het Koninklijk AZtheneum te Aalst, waar hij om één of andere duistere reden niet werd bui- tengegooid. Het jaar 1969 werd een Universiteits jaar. Hij startte met frisse moed in de Moraalafde- ling van de fakulteit der Wijsbegeerte te Gent, en heeft dat precies anderhalfjaar weten vol te houden, tot hij, na enige moeilijkheden met de Belgische Politie en het gerecht, zijn heil zocht in het Verre Oosten. Samen met 'n vriendin vertrok hij al liftend Oostwaarts en eindigde in Australië. Begin 1972 maakte hij de vergissing van terug naar het vader land te willen en had er al meteen zoveel spijt van dat hij naarstig begon geld en een nieuwe vrouw bijeen te scharrelen om weer te kunnen vertrekken. Het geld verdiende hij op alle mogelijke en onmogelijke manieren, zoals dat bij ons gaat. Onder andere als perkussionist bij Kandahar en Roland, en als klanktechnicus-perkussionist bij Walter De Buck, een andere oud-India-reiziger. In het najaar van 1973 vertrok hij dan met zijn Jeanintje al liftend, de zon tegemoet Hij spendeerde een halfjaar in India, een tijdje in Malaysia, een vijftal maanden in Suma tra, Jawa en Bali (samen: Indonesië) en twee maan den in Thailand én een dikke maand in LAOS. Hij is pas teruggekeerd de 21e december, en bracht een massa aantekeningen en verhaaltjes mee, waarvan het beste vanaf volgende week in dit blad zal ver schijnen. De nieuwjaarskaarten zijn duur, we zijn eeuwen en eeuwen te laat geboren Door een postbode op weerlichten doortocht verloren. En begerig het resultaat te zien vóór wien ik had willen slapen. Moet nu in late, verwilderde woorden qewaqen Van gelukkig nieuwejaarkezoeten. M y Frans-Jos: Waag het nooit deze uitspattingen te bespreken of we gaan het reservaat in. Voor jou een stevige Vlaamse pol (handdruk) en de wens dat je dit jaar dat allesomvattende mag treffen. Dat je die generische kwaal van het menselijk tekort wat beter onder de pen krijgt en geen last hebbe van spleen. Dat je de retorische en emotionele emfase waarmee deze wensen worden uitgegalmd mag ontmaskeren Gemeend, het beste. Marcole, we hopen voor jou dat er dit jaar in Lede meer nodig is dan 1 plaat om prins te worden. En dat die prins dan ook nog Oostvlaamse dragonder mag worden Ook veel flodders en dezelfde scherpe pen om die flodders goed te maken. Luk: dat '75 je nooit meer met mij verwarre; dat je met Berna van toen naar dan, y.?.n "u^°.t straks-va" even naar zo en nooit weerom mag gaan; dat je het uitzonder lijke lichtje mag zien dat ons allemaal op jullie trouwdag zal brengen, santé; dat de naft goedkoper en de foto's duurder worden. Jan: misschien zegt het je niks maar dat je het mag beieven je pa eens tegen te kon\e" z0" ^at h'Jiets aa.n doen is; '75 moge je helpen in te zien welk verderfelijk oord Opwijk wel vermag te zijn; wees zo moedig nog eens naar Dendermonde te gaan en waarom niet, ga eens een café binnen. Jos: mijn innigste wens dat je een even degelijke agenda mag vinden als voriq jaar; verlies die agenda nooit, de Falluintjes gaan er zo onderuit; moge het genot van een Meldertse gemeenteraadszitting je worden toebedeeld en de spirit om ondoor zichtige L.H.-letters te vinden. Fred: de moed om troost te vinden bij de gedachte dat Moorsel een dorp als een ander is; wens dat er ofwel drie ofwel geen Hopprinsesverkiezingen mogen door gaan; hadden we je graag een woordenboek aangeboden, maar dat zet je toch in de boekerij; **iïven: Van harte 060 'ief dat houdt van een huis met een tuintje en het oosten- op tijd komen op 1 vergadering ongemerkt te laat komen op 1 vergadering; 1 daq zonder vergadering; dat je een rare moge worden en een fiets vinden. Dirk, jongen, dat '75 je een fotogenieke broek bezorge, dat de Dompers niet op het plezier worden gezet en dat er irrHofstade iets moge gebeuren. dï defti9e Aalsterse zaal mag vinden zodat Elvis eindelijk holderdebolder krankjorum mag komen afzakken; egoïstischweg wens ik van harte dat iemand ooit je tanden moge zien; dat je de stijl van Roger Van De Velde moge onder de knie krijgen en dat we er samen nog eens op uittrekken. Roel: het evolvoëre naar wens; een tentoonstelling waarbij je dat ene schilderij dat je goed vond toch mag meenemen; dat ook in '75 het Erpse oerwoud ontoeganke lijk blijve en je baard ruig; dat ik voor jou volgend jaar iets kan verzinnen dat niet alleen op uiterlijke dingen slaat. Guy: dat je ook in 1975 zo moedig bent de films die Aalst passeren te bespreken dat je uit de handen van de zaaluitbaters moge blijven. Johan: een bos hermelijnen maretakken en een indigestie die de winter niet maakt; een stem voor jouw lied en geen hartaanval als mijn tekst weer te laat binnenkomt; nooit meer friet in bed, 1 werkdag zonder telefoon en 1 medewerker zonder baard en geweten; Voo.r al'ema? he' nu nog niet beu is, 1 gelukkig nieuwjaar met elke week 1 Voorpost vol goeie dingen en een beetje gezondheid. AA Voor mezelf verlang ik allerdiepst in 1975 een blikje te kunnen openmaken met een goede blikopener. ANDRÉ

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1975 | | pagina 3