AA1STENAAR JAN MATTHIEUEEN BEROEPSREIZIGER
BIOGRAFIE INEEN NOTEDOP
teleks
teleks
teleks
HET ZOVEELSTE REISVERHAAL
BEHOEFT EEN INLEIDINGETJE
De Voorpost - 3-1-75 - 3
Vraag: Denkt ge dat het de moeite waard is een artikelenreeks te schrijven, louter
over een reis naar het Oosten?
Jan: Er zijn verschrikkelijk veel manieren waarop een mens kan reizen. Bijna zoveel als
er manieren van leven zijn. Ik heb bijvoorbeeld in deze krant een paar andere reisartikels
gelezen: het verwondert mij niet dat ze een volledig andere approach hebben dan wat ik
probeer te doen. Ziet ge: deze mensen vertrekken van een totaal verschillend vlak. In
feite moogt ge mijn geschrijf bijna niet meer als een reisverhaal beschouwen, met
uitzondering voor de eerste paar artikels. Ik ben in het Oosten gaan léven. Niet eventjes
over en weer. Heb me daar volledig moeten leren aanpassen en zo.H et gaat zelfs zover
dat ik nu grote her-aanpassingsmoeilijkheden ondervind hier bij ons: ik zie de westerlin
gen met onbegrijpende verbazing... Misschien zal mijn visie daarom bij sommigen
minder goed overkomen dan de Printers-Potpourri van L.D.L. - die natuurlijk ook een
joernalist is die al jóèren in het vak zit en geweldig schrijft, die het allemaal zo kan zeggen
alsof hij er zelf bijgeweest was. Ik moet hem oprecht bewonderen. Maar het blijft de stem
van een Westerling op de golflengte van Westerse lezers terwijl ik misschien ergens
tussen de twee hang en veel meer dat kommunikatieprobleem heb hé. Dat artikel over de
tempels van Kajuraho bijvoorbeeld heeft mij eerlijk gezegd zo'n beetje de adem afge
sneden. Daar ziet ge nu eens hoe dat voor een Westerse lezer nog moet opgedist
worden. En ik weet zeker dat Louis weet hoe dat moet. Ik had er zelf nog niet bij
stilgestaan dat vele mensen hier een aantal jaren geleden het boekje «Variaties» aan
stootgevend vonden. God ja, nu ik er aan denk. En dan die tempels... Dat gaat nog veel
verder. En wij realiseren ons dit niet eens meer. Zo gewoon geworden aan een gezon
dere moraal dat ge zoudt gaan vergeten dat zoiets bij ons nog als «progressief» wordt
ge-etiketteerd
Vraag: Denkt ge dat er voor zoiets bij ons een «publiek» te vinden is?
Jan: Ik hoop toch dat het enige mensen zal aanspreken, dat er reakties en brieven mogen
op komen. Van mijn kant beloof ik ze te beantwoorden...
Zweetdruppels kriebelen langzaam van mijn
voorhoofd naar mijn ogen, het prikt en ver
volgen dan hun zouterige tocht tot ze opgeslokt
worden in de eerste oerwoudachtige uitlopers van
I mijn baard. Buiten is de zeewindkoel, maar hier
onder de pannen blijft de vochtige hitte van 'n
lange stikheet-seizoen-dag nog vele uren nad
reunen. Straks zal het weer lastig zijn om de slaap
te vinden in dit zweetbad. Eén geluk: de muggen
zijn hier niet al te bloeddorstig, misschien lusten
ze ons niet... Maar die hitte alléén is ruim voldoen
de...
Voor iemand die denkt in westerse termen «wach
ten» we hier in MAHABALIPURAM. Wachten op
een schip dat pas over drie weken afvaart. Voor
het eerst is er iets dat min of meer vaststaat op
deze reis: onze vertrekdatum uit India. Dat zijn we
eergisteren te weten gekomen in Madras. Een
miljoenenstad, heet en druk en stofferig en uitge
strekt Een vlug heen- en-weertje met een over
volle bus is het geweest. We verafschuwen mie
rennesten maar soms is er geen ontkomen aan:
bootticketten regelen, income-tax-clearance-
certificate en wat weet ik nog meer administra
tieve rommel, post ophalen in het hoofdpostkan
toor, een enorm gebouw in rode baksteen, Victo
riaanse stijl. En dèór. tussen het pak korrespon-
dentie, een brief van mijn broer Lieven, die onder
andere schreef dat hij nu af en toe een artikeltje
pleegde voor één of ander regionaal weekblad,
waarvan ik nog nooit gehoord had; en dat ik ook
wel eens wat mocht schrijven als het mij interes
seerde «En waarom niet», zei ik tot Jeanine en
zodoende.
Artikeltjes schrijven zegt ge... Ik kan me zelfs niet
meer herinneren hoe een doorsnee-artikel klinkt
in het Nederlands Hopelijk verwachten ze van mij
niet iets in de ijskoude trant van Newsweek of
Time-magazine, de enige Westerse informatie
bladen die ik hier kan krijgen. Nee, zoiets kunt ge
niet verlangen van iemand die eerlijk probeert
samen-te-leven met de Oosterlingen. Want hier is
niets «objektief», niets werkelijk strak-afgelijnd.
Kijk naar de tempeld: soms beheerst, zelden
Strang, altijd oneindig geraffineerd; soms koel,
soms wulps, uitdagend, overrompelend, verplet
terend, té gek, frivool, uitgelaten: soms relakse-
rend, vredevol, heilige rust en warmte... eeuwig.
Een tempel is geen kerk zoals we die bij ons
kennen. De tempel is een gedicht van stenen, een
ode aan God. Hij kan al deze gevoelens tegelijk
uitstralen... of geen enkel, mislukkingen zijn
niet het monopolie van het Westen alléén. Maar
steeds is er harmonie. De tempel weerspiegelt
zijn omgeving. Het is alsof hij daar al geweest is
sinds alle tijden. Deze tempels zijn VRIJ! Het plat
teland ademt: VRIJHEID! Verwacht daarom niet:
systeem in deze artikels. Objektiviteit. Iets joern-
alistiekerigs. Wil ik werkelijk het Oosten beschrij
ven... dén zoals het Oosten IS: verward, direkt,
het hart op de tonghartelijk, harteloos, van de hak
op de tak, onberekenbaar, weergaloos diep en
religieus-wijs, soms godslasterlijk dom en wreed
en cynisch. Het leven laat zich niet opdelen. Wie
de vis wil kennen en begrijpen, moet het water in,
méé met de stroom; haal de vis uit het water: hij
sterft Met andere woorden: Verdelen doodt.
Zoals een foto. Iets levends, een moment in de
vloed der verandering; vastgelegd, steriel. Ge
voelloos plaatje dat niet werkelijk bestaat; een
schaduw. Verraderlijk! Ja, verraderlijk, zowel voor
wie de foto neemt als voor wie ernaar kijkt.
Ik zie weer horden toeristen de Taj Mahal elke dag
ontheiligen, aangevoerd in speciale «aircondi
tioned coaches» en treinen vanuit Delhi. Het
prachtige park zien ze niet, noch de eekhoorn in
de banianbomen, de worteltakken die naar de
grond toegroeien tot ze nieuwe stammen vormen;
de onbeschrijfelijke atmosfeer van vrede en lief
de, die er steeds aanwezig is voor wie het voelen
kan, ervoor openstaat,... ze lopen eraan voorbij.
De kamera's klikken. Alweer een wanstaltig vette
Amerikaanse matrone met roze-roodverbrande
billen, een afzichtelijke zonnebril omlijf met een
grijsblond geverfde, stijve permanente en natuur
lijk het Monument der Liefde op de achtergrond.
En maar vlug-vlug andere opnamehoeken uitpro
beren want dit filmrolletje moet op, de bus vertrekt
alweer... Mensen, arme rijke stakkerds, die tien
duizenden hebben betaald om in ijltempo een on
ooglijk stukje van de wereld te zien doorheen de
lens van een peperduur fototoestel.
Eb wij die uren in het park doorbrachten, zonder
gedachten, met de eekhoorntjes niet langer
bang; ze nieuwsgierig zien naderwippen; ze
kwamen ons groeten in onze bewegingloosheid
Zo was het park van de Taj Mahal: het grootste
monument ooit opgetrokken voor een liefde, voor
dé liefde, voor de Naamloze God. En duizenden
die er komen en het niet zien, niet voelen. En toch
het is er; (sinds 1630 om precies te zien).
In die zin zou ik over het Oosten willen vertellen:
zonder veel data of informatie die alleman net zo
goed van de Indische Ambassade kan loskrijgen,
met nog een massa toen stenfoldertjes erbij; zon
der veel systeem, het Oosten is systeemloos;
chaotische perfektie. En daarom ook: geen foto's
die ik zelf genomen heb Als er een illustratie aan
tepas komt dan komt die van een postkaart
(prentkaart zeggen ze tegenwoordig bij ons) of
van iemand anders.
'n deze reeks zal ik trachten te beschrijven hoe
sommige Westerlingen vandaag de dag in het
oosten kunnen leven, reizen. Wat en hoe ze aan
voelen. Wat ze zoeken, vinden, liefhebben, haten
»S^ en m'nder schone dingen Het kontakt
met de mensen aldaar, met óndere «travelers»
(reizigers), met zichzelf Zoveel méér. Liefst zo-
n09^' Voor U Voor u die dit leest. Ik
scnrijt het U van mens tot mens; in vriendschap
umdat het mooi is en goed
SCh 'n het begin van dit in|0'dende artikeltje;
™^r,se maatstaven «wachten» we hier in
HABALIPURAM. Alleen deze zin vraagt al
een kleine verklaring. Wachten., het is een situa
tie waaraan we langzamerhand gewend zijn ge
raakt. In het Oosten reizen betekent: veel wach
ten. Alles gaat een paar dimensies trager dan bij
ons, en alleen de rijken hebben echt haast, en zo
zijn er weinigen. Het Oosten schreeuwt om aan
passing Het is voor ons niet langer genoeg van
geduld te oefenen: een absurde, geestdodende
«bezigheid». De tijd doden, ja! Maar dan finaal...
overkill... de tijd doen stoppen; de koersende
waanzin een HALT toeroepen. Het wachten moet
zodanig verteerd worden tot het ophoudt «wach
ten» te zijn. Tot je niet meer «wacht», op om het
even wat, omdat je opgeslokt bent in dit totaal
verschillende levensritme. Tot er niet langer tijd
«verloren gaat», omdat tijd niet langer meetelt.
Een zeer gezonde manier van leven trouwens. Als
je dat beseft hebt, dan zie je plots, zoals je een
kokospalm ziét, hoe het Westen een tijdrit is... een
koers tegen het uurwerk; met hartaanvallen, ze
nuwziekten, maag- en leveraandoeningen als de
hoofdprijzen. De Kunst van het Geduld, de eerste
stap, tot je niet geduldig meer bent, omdat er niet
langer meer gewacht wordt. Wie dit inziet heeft
een enorm belangrijk probleem opgelost: het pro
bleem van de TIJD! Het is spijtig hoe weinig men
sen bij ons zich ooit de vraag durven stellen: wat is
tijd? Waarom is een uur soms zo kort, en kan het
soms een eeuwigheid duren? ledereen heeft dit
wel eens meegemaakt. In de wachtkamer bij de
tandarts bijvoorbeeld; of in bed, ziek; of de week
vóór het examen, wanneer we merken dat we nog
geen slag uitgevoerd hebben. Dan zal de tijd
schijnbaar plots veel trager of sneller gaan, naar
gelang of beter omgekeerd evenredig met de be
hoefte van het moment: bij de tandarts kan het niet
vlug genoeg voorbij zijn, en de wijzer van het
uurwerk kruipt vooruit; het examen echter springt
je in de nek. Natuurlijk willen we in deze gevallen
graag genoeg een oplossing vinden. We leven
tenslotte in dit leven, we willen ervan genieten, we
willen geen tijd verliezen... En om geen tijd te
verliezen kunnen we maar één ding doen: geen
tijd mèken.
Het is eigenlijk zo eenvoudig om Tijd te doen
stoppen: niet denken...!
Iemand die bezig is met nu, die probeert op dit
eigenste moment te ZIJN en met ergens in het
dode verleden of de wazige toekomst, zo iemand
kón zich gewoon niet vervelen. Er gebeurt immers
altijd wel IETS, waarvan hij kan deel-uitmaken,
dat hij kan observeren, volgen, trachten te begrij
pen. De schoonheid van een vogel, een vlieg, een
blaadje; of de natuur van een persoon met al zijn
verborgen hoekjes en kantjes. Het enige wat zo
iemand doet is zijn volledige aandacht geven aan
wat NU IS... Hiervoor moet zijn geest vrij zijn. Niet
ingenomen door een gedachte aan iets dat nog
niet IS, en dat toch wel komt, vroeg of laat; en zelfs
als het niet komt: louter erover te piekeren zal
niets veranderen. Een trein komt wat te laat.' Zal
hij zich een spier haasten omdat jij je er al twintig
minuten over opwindt? Waarom je zorgen maken
over iets dat er nog niet is, terwijl er ondertussen
zoveel andere dingen aan je voorbij gaan, waar
onder misschien precies wat je zou kunnen hel
pen met je «probleem»...? Maar je afwezige geest
ziet op zo'n moment niets, en zo kom je echt in
moeilijkheden. Op deze manier denkt men, en
moet men denken in het Oosten. In de loop van
deze artikels loop je dus de kans van nog af en toe
zo', stukje «oosterse wijsheid» te slikken te krij
gen. Maar misschien ben je wel open genoeg om
met mij, in dit blad, niet enkel een paar interes
sante uithoeken van de wereld te verkennen,
maar tegelijk ook eens een kijkje te nemen in
sommige stofferige zolders van je brein, waar je
misschien in lang niet meer geweest bent, en die
hoognodig aan een bezoekje toe zijn. Ik denk dat
het geen enkele zin heeft van over sommige lan
den te schrijven, zonder erbij te vertellen wat deze
landen nu precies voor mezelf gedóón hebben.
INDIA roeps misschien méér vragen op dan het
beantwoord. Niet misschien Zéker De antwoor
den vind je doorgaans toch alleen in je binnenste.
Wat belang heeft is «het vragen», de aktiviteit die
het-zich-een-vraag-stellen met zich meebrengt.
We worden ons bewust dat we in Europa, on
danks al onze goede wil, toch meer en meer in
slaap gesust werden. Ingedommeld in 'n routine
van werk en plezier, verveling en zinloze vrijet
ijdsbesteding; ja, zélfs kontestatie volgens be
paalde ideologische lijnen waarvan we over het
algemeen toch niet het fijne van het fijne wisten,
en die uiteindelijk 'n zoveelste hobby is geworden.
Dat alles zonder ons ooit enige pertinente vraag te
stellen. Het stellen van een vraag is een gevaar
lijke bezigheid. Het doet ons dieper ingaan op
dingen die we hadden opzij geschoven. Hetzij
omdat we niet onmiddellijk de oplossing konden
vinden, hetzij omdat deze oplossing ons hele le
ven op zo n radikale wijze dreigde te veranderen,
dat we bang werden. Onze aangekweekte luiheid
voelde zich in gevaar. We kropen liever weg in
apathie. En nu is deze veilige hoek niet langer
daar: onze hoobys, boeken, platen, de praatjes
met mensen die ook babbelen om niet te moeten
handelen, de bars, de kleine ruzietjes, de kleine
probleempjes.
We hebben het allemaal achtergelaten. Onze ge
est ziet de ene beschermende muur na de andere
instorten en vroeg of laat wordt hij opnieuw gekon-
fronteerd met de fundamentele vragen waarvan
hij zich zolang veilig verlost dacht. En kijk, nu is er
plots méér energie en durf vrijgekomen om die
vragen resoluut in het gezicht te kijken zonder
ervan weg te lopen. We beginnen akuut te voelen
hoe weinig we van de dingen die rondom ons
gebeuren, echt begrijpen. Eerlijk verstóèn. Hoe
weinig mensen, vrienden, en de dingen die ze
doen of niet-doen, begrijpen we écht? En hoe
komt het dat we zelfs voor mekaar, man en vrouw,
dikwijls een raadsel zijn?d Is het niet omdat we de
energie missen om wakker te blijven, dat is: om
voortdurend op onze hoede te zijn, geen images
te schappen, om geen seconde te missen van wat
er rondom ons gaande is...? Onze aandacht is zo
dikwijls afwezig. We zijn zo veel ergens met ons
hoofd niet bij. Waar zitten we dan wel? In dagdro
men? Piekeren? En waarom?... En dan komt de
vraag: begrijp ik mezelf wel? Heb ik mezelf wel
dóór, in de hand? Kén ik mezelf? Wie ben ik? Wat
ben ik? Vragen, ouder dan de straat, zult ge zeg
gen. En toch door de meesten nooit beantwoord.
Weggeduwd onder klakkeloos aangenomen
dogma's van geloof of wetenschap, van Freud of
Jung, van Anderen... Maar geen antwoord van
Onszelf, Niets dat we zélf gevonden hebben. En
dat is toch het enige Waardevolle Antwoord.
Op reis in het Oosten komt een mens niet alleen
dichter bij de natuur en bij andere mensen. Hij
komt vóór alles dichter bij zichzelf. Het is ergens
vergelijkbaar met een retraite in de woestijn. Je
kan je niet zomaar verbergen achter boeken of
vrienden. Achter één of andere ontspanning of
een zinloos werk waarmee je je kan identificeren
en zo de leegheid in jezelf niet-zien. Je analyse
rende geest geraakt plots verloren in de overvloed
aan informatie die langs alle geopende doorlaat-
klepjes op hem wordt losgelaten. De analyse
rende geest tracht steeds iets levends, iets bewe-
gends, te vangen in een statisch beeld. Het te
fotograferen, in de hoop zo klaarder tezien in de
«chaos». Hij tracht te dingen «op hun plaats te
zetten», te klasseren, er een etiket op te plakken.
denkend dat hij er op die manier zal kunnen mee
werken. En natuurlijk, het omgekeerde geschiedt:
het statisch beeld verschilt volkomen van wat er in
werkelijkheid IS! En de chaos wordt niet opgelost;
hij wordt integendeel precies hier gekreëerd!
Wat is nu dit identitietsprobleem, waarmee zoveel
jonge Westerlingen hier in India af te rekenen
hebben? En bestaat het wel echt? Is het een
nieuw probleem, dat hen in het Oosten bespringt?
Of hebben ze het naar hier meegebracht...? Wat
ben ik als ik les geef ergens in een school? Een
leraar. Een image met een zekere standing. Ver
laat de school. Een ex-leraar. Iets dat ex is. Uit is.
Voorbij. Niet meer bestaande. Maar misschien
was ik in mijn vrije tijd nog voetballer Ge kunt
tenslotte nooit weten. Dat voetbalveld wég Ik ben
misschien vader. (Pracht van een identifikatie.)
Tot de kinderen geen kinderen meer zijn. Nog
echtgenoot. Leeft met een ander menselijk we-
zen. Wie? Hij woont daar en daar; rijdt met een
tweedehandse Opel Kadett '67. Neem dat nu ook
nog weg. Wat houd je over? Een zwerver? Wat is
hij nog? Wat ben ik nog? Een hoopje herinnerin
gen in 'n lichaam dat reeds 24 jaar op deze wereld
rondzeult, momenteel met een vijftiental kilo ba
gage en een lief vrouwtje. Maar dat is toch niet wat
ik bén??? Of toch? Ben ik nu iemand anders? Een
totaal verschillende persoon? Al mijn vroegere
gewoontepatronen heb ik reeds afgelegd. Of bijna
alle. Wat blijft er nog over?
Iemand die voorlopig woont in een klein-klein
huisje, gehuurd voor 150 BF in de maand. Een
gezellig bijgebouwtje van een grote kolonialis-
tenwoining die leeg schijnt te staan. Achteraan dit
gebouw is een stalen deurtje dat opent op een
kleine betonnen binnenkoer waarlangs je, over
een trap, op het platte dak kunt komen. En dóór,
onder die trap.i s ons toilet. We wassen ons aan
een oude pomp, op onze biote voeten heen-en-
weer trippelend over de gloeiend hete vloer; tot
een paar emmers koel water de grond tijdelijk
voldoende hebben afgekoeld om ons toe te laten
ons te wassen zonder onze voetzolen te verbran
den. Ik zit na zo'n verfrissend bad in de schaduw
van het voorportaal, eén stukje tuin met een uit
gedroogd priéeltje, en dan de buitenmuur met een
ijzeren hek. Driehonderd meter verder, achter een
zacht-glooiend, gloeiend stuk wit zandduin met
een paar Chinese grafzerken., de Indische Oce
aan. Woeste rollende dondergolven die je tot hier
kunt horen ontploffen. We hebben MAHABALI
PURAM verkend en goed bevonden. Onwezenlijk
rustig, maar bij momenten geweldig aktief, als
rond de tempel de luidsprekers brullen. Opzwe
pende Zuid-Indische fluitmuziek, begeleid door
tamtams en tabla's, tot ge Shiva kunt zien dansen,
als je alleen maar je ogen sluit en je volledig laat
opslokken door de heilige muziek. Dat gebeurt 's
avonds. Morgens, vóór de grote middaghitte,
zitten we aan het strand in de schaduw van «on
ze» rotsen De «rotsen» zijnde een drietal over
schietende beitelwerken van één van de drie
strandterripels. Nu is nog één ervan min of meer
kompleet. De «onze» bestaat nog slechts in de
herinneringen van deze drie gebeeldhouwde ste
nen; volledig aangevreten, verweerd door zand
en wind en zout-zout water, tot ge met moeite de
dierenfiguren herkent. Tegen de middag wordt het
werkelijk te heet en de spaarzame schaduw ver
dwijnt volledig. Dan verlaten we hijgend en zwe
tend het strand na nog een laatste duik in de
kokende zee en wandleen terug naar huis, kopen
onderweg wat groente en beginnen aan het eten.
En nu zit vredig in het lommerrijke prieeltje, waar
de zeewind koelte blaast en speelt met de bladzij
den van dit schriftje. En ik laat mijn gedachten toe
wat rond te grabbelen in herinneringen, om wat
materiaal op te duikelen waar misschien sommige
mensen in Vlaanderen wat kunnen aan hebben.
Al maak ik me hieromtrent eerlijk gezegd weinig
illusies. Ik doe het toch vooral voor mijn eigen
plezier; in deze middaghitte is er anders zo heel
veel niet te beleven.ledereen slaapt De oude
man die op het huis past en elke morgen de deur
van de binnenkoer opent, is in zijn lemen hut
gekropen. Hij is achter in de negentig maar ziel
er een gezonde zeventig uit. Verbazend alert; hij
ligt trouwens konstant overhoop met zijn vrouw.
Het is op een manier nog bewonderenswaardig:
twee stoekoude mensen die in deze broeikas de
energie kunnen opbrengen om mekaar de huid
vol te schelden. Opa is graatmager. Hij kookt elke
namiddag zijn potje rijst met wat groentencurry,
gehurkt op zijn sprieterige enkels, balanceerd op
donkerbruine platte eeltvoeten met wijduitsprei-
dende wortelige tenen. Af en toe blaast hij het
vuurtje wat aan, of gooit een verse gedroogde
koeientaart erbovenop.
Maar ik wou schrijven over het verleden, 't Is te
zeggen: over dingen die alweer zes maanden tot
de geschiedenis behoren, maar in onze hennne-
ring nog fris en scherp alsof het pas gisteren was.
De grote moeilijkheid is natuurlijk een aankno
pingspunt te vinden. We moeten toch, althans op
dit papier, órgens van vertrekken En waar begint
nu zo'n reis9 Begint ze wel érgens9 Of groeide ze
haast onopgemerkt in onze geest en was ze al
bezig, allang bezig, op het moment dat we onze
pakken bijeenscharrelden en met veel goeie
moed de eerste stap zetten? Of begon de reis
maar nadat we met ons lichaam al vele duizenden
kilometers hadden afgelegd terwijl onze gedach
ten nog thuis zaten en maar niet loswilden van wat
de rest van onze toebehoorten al lang had achter
gelaten? Het is een beetje de twéé, maar toch
vooral het laatste, denk ik
Ik ga het mezelf en U gemakkelijk maken en be
ginnen met de eerste dag «on the road» Het is de
atmosfeer hier die geestelijke akrobatièn, zoals
literaire flashbacks en dergelijke ingewikkelde
toestanden, uitsluit. Laat ons proberen eerlijk te
zijn. En eenvoudig. Precies zoals het geweest is,
en hopelijk nog bezig is te zijn. Vertellen wat rele
vant of plezant of leerrijk is. En wat is dat niet??
Kortom, de eerste dag van deze reis. De eerste
stap op de «Chemins de Kathmandu»
Het was een zonnige dag. Of zeggen we, het IS,
want we gaan zodiep in 't verleden dat we alles,
zelfs gevoelens terug beleven alsof het nieuw wa
re. Het is begin oktober, de tweede. We hebben
een onrustige nacht gehad. Om één uur 's mor
gens stond één van die verschrikkelijke kamions
die de dagbladen komt ophalen bij de «Gente
naar» in onze smalle straat gruwelijk luid, honder-
dvoedig echo-end, stationair te draaien. De chauf
feur gaf onze scheldwoorden geen aandacht en
iemand in ons huis had van de eerste verdieping
een paar flessen in de richting van het brullende
monster gegooid. Kwestie van wettige zelfverde
diging. Ze zijn in duizend stukjes op de straatste
nen ontploft. En tien minuten later hadden we de
politie aan onze voordeurbel. Er werd een half
uurtje gebeld en gedreigd en toen ze merkten dat
we toch niet van plan waren hun zonder huiszoe
kingsbevel over onze vloef te laten komen, dropen
ze vanzelf weer af Vermits ik van plan was om de
volgende dag voor langer dan één jaar te vertrek
ken, had ik de stoere flessenwerper gezegd dat hij
de schuld wel op mij mocht schuiven, als de zaak
per toeval nog een staartje moest krijgen. Zover
zijn we dan. We hebben onze vrienden omhelsd
en zijn dan vlug en zonder omkijken met de mbus
tot de Oude Antwerpse Steenweg gereden voor
ons «vertrek»: op de goedkoopst mogelijke wijze:
duim omhoog; vriendelijke smile op, en maar ho
pen op de eerste sociaatvoelende automobilist die
ons en onze bagage naar Antwerpen zou mee
nemen en dan verder oostwaarts. Onze bagae:
het is een minimum (dachten we). Twee marok-
kaanse kameellederen handtassen vol lichte kle
ren en een paar pulls, een medicijnkastje, wat
naaigerief en andere onmisbare kleinigheden,
een exemplaar van Tolkiens meesterwerk: «The
Lord of The Rings» (In De Ban van de Ring) een
toiletzak met niet te vergeten: Jeanines onschat
bare vooraad pil-kaartjes van «hóór» merk,
schrijfpapier enzovoort. Zelfs een eftig beige
hemd met das en een hagelwitte broek voor mij,
om nu nog wazige, onwezenlijke, toekomstige
immigratie-ambtenaren zand mee in de ogen te
trooien.
Hier staan we dan aan de weg naar het Oosten.
Voorlopig nog Noord-Oost...
Nó Antwerpen wordt het dan Zuid-Oost tot., zo
ver als we zullen geraken. Autostop-doen is een
zeer nuttuge manier om aan een reis te begin
nen...
Niet alleen vanwege de financiële voordelen. Het
plaatst ons meteen in 'n geheel nieuwe afhanke
lijkheidssituatie. Van nu af zullen we voor een
hoop dingen moeten rekenen op de goede wil van
enkele goede mensen. En natuurlijk: het tijdspro
bleem Want tussen elke «lift» ligt een veld van
wachten. En het kan net zo goed twee minuten als
twee uren worden. Dit te leren aanvaarden zonder
vleoeken of verwensen is de eerste les van de
reis. We zullen moeten leren aanvaarden dat wij
niet de reis vast in handen hebben, maar de reis
ONS. Het doet me terugdenken aan wat John
Steinbeck schreef in «Reizen met Charley». «Een
trip, een safari, een exploratie, is een gehéél, ver
schillend van alle andere reizen. Het geeft per
soonlijkheid, temperament, i.dividualiteit, uniek
heid. Een reis is een persoon op zichzelf; géén
twee zijn gelijk. En alle plannen, voorzorgen, or
ganiseren en dwingen zijn vruchteloos We ont
dekken na jaren wordtelen dat we geen reis aan
vatten: de reis neemt ons. Hierin is een reis als
een huwelijk. De zekerste manier om in moeilijk
heden te geraken is te denken dat je het kunt
krontroleren. Ik voel me beter, nu ik dit gezegd
heb, ook al zullen alleen zij die het ervaren hebben
dit kunnen begrijpen...»
Tot zover dit inleidende artikel. Vanaf volgende
week krijg je dan het zoveelste reisverhaal naar
het oosten opgesolferd. En als je het zó wil zien
dan is het natuurlijk spijtig voor jou, maar dan lees
je beter niet voort. Maar als je ook eens iets wil
afweten van de totaal andere wereld, die de we
reld der jonge reizigers toch is, dan hoop ik dat het
je zal boeien. Het is allesbehalve mijn bedoeling
van iemand iets op te dringen. Van met deze
reeks avontuurlijke geest die misschien in elk van
ons sluimert wakker te roepen. Dat zijn dingen die
zich toch niet laten forceren. En ik hoop dat velen
zich hier verdienstelijk maken en dus geen enkele
behoefte voelen om ergens anders het geluk te
zoeken. Ik wil gewoon, en ik zeg dat in de grootste
nederigheid, eens een ander nieuw geluid bren
gen.
(mahabalupuram April 1974)
India
JAN MATTHIEU werd in 1950 ie Aalst geboren. De
8ste april. Sterreteken: Ram. Ascedent: Boogschut
ter. Hij liep tot zijn 17e jaar school bij de paters
Jezuieten in de Pontstraat, tot het hem daar te warm
werd onder de voeten en hij noodgedwongen over
schakelde op de Oude Humaniora-afdeling van het
Sint-Lievenscollege te Gent. Ook daar botste hij
zodanig met de progressieve schooldirektiedat hij
uit het internaat werd geweerd en zijn poësis moest
volgen als pendelarbeider tussen Aalst en Gent.
Omwille van zijn 'nefaste invloedop de geest van
het College moest hij nadien zijn Rethorika vol
tooien in het Koninklijk AZtheneum te Aalst, waar
hij om één of andere duistere reden niet werd bui-
tengegooid. Het jaar 1969 werd een Universiteits
jaar. Hij startte met frisse moed in de Moraalafde-
ling van de fakulteit der Wijsbegeerte te Gent, en
heeft dat precies anderhalfjaar weten vol te houden,
tot hij, na enige moeilijkheden met de Belgische
Politie en het gerecht, zijn heil zocht in het Verre
Oosten. Samen met 'n vriendin vertrok hij al liftend
Oostwaarts en eindigde in Australië. Begin 1972
maakte hij de vergissing van terug naar het vader
land te willen en had er al meteen zoveel spijt van dat
hij naarstig begon geld en een nieuwe vrouw bijeen
te scharrelen om weer te kunnen vertrekken. Het
geld verdiende hij op alle mogelijke en onmogelijke
manieren, zoals dat bij ons gaat. Onder andere als
perkussionist bij Kandahar en Roland, en als
klanktechnicus-perkussionist bij Walter De Buck,
een andere oud-India-reiziger. In het najaar van
1973 vertrok hij dan met zijn Jeanintje al liftend, de
zon tegemoet Hij spendeerde een halfjaar in India,
een tijdje in Malaysia, een vijftal maanden in Suma
tra, Jawa en Bali (samen: Indonesië) en twee maan
den in Thailand én een dikke maand in LAOS. Hij is
pas teruggekeerd de 21e december, en bracht een
massa aantekeningen en verhaaltjes mee, waarvan
het beste vanaf volgende week in dit blad zal ver
schijnen.
De nieuwjaarskaarten zijn duur, we zijn eeuwen en eeuwen te laat geboren Door
een postbode op weerlichten doortocht verloren. En begerig het resultaat te zien vóór
wien ik had willen slapen. Moet nu in late, verwilderde woorden qewaqen Van
gelukkig nieuwejaarkezoeten. M y
Frans-Jos: Waag het nooit deze uitspattingen te bespreken of we gaan het
reservaat in. Voor jou een stevige Vlaamse pol (handdruk) en de wens dat je dit jaar
dat allesomvattende mag treffen. Dat je die generische kwaal van het menselijk tekort
wat beter onder de pen krijgt en geen last hebbe van spleen. Dat je de retorische en
emotionele emfase waarmee deze wensen worden uitgegalmd mag ontmaskeren
Gemeend, het beste.
Marcole, we hopen voor jou dat er dit jaar in Lede meer nodig is dan 1 plaat om
prins te worden. En dat die prins dan ook nog Oostvlaamse dragonder mag worden
Ook veel flodders en dezelfde scherpe pen om die flodders goed te maken.
Luk: dat '75 je nooit meer met mij verwarre; dat je met Berna van toen naar dan,
y.?.n "u^°.t straks-va" even naar zo en nooit weerom mag gaan; dat je het uitzonder
lijke lichtje mag zien dat ons allemaal op jullie trouwdag zal brengen, santé; dat de naft
goedkoper en de foto's duurder worden.
Jan: misschien zegt het je niks maar dat je het mag beieven je pa eens tegen te
kon\e" z0" ^at h'Jiets aa.n doen is; '75 moge je helpen in te zien welk verderfelijk
oord Opwijk wel vermag te zijn; wees zo moedig nog eens naar Dendermonde te gaan
en waarom niet, ga eens een café binnen.
Jos: mijn innigste wens dat je een even degelijke agenda mag vinden als voriq
jaar; verlies die agenda nooit, de Falluintjes gaan er zo onderuit; moge het genot van
een Meldertse gemeenteraadszitting je worden toebedeeld en de spirit om ondoor
zichtige L.H.-letters te vinden.
Fred: de moed om troost te vinden bij de gedachte dat Moorsel een dorp als een
ander is; wens dat er ofwel drie ofwel geen Hopprinsesverkiezingen mogen door
gaan; hadden we je graag een woordenboek aangeboden, maar dat zet je toch in de
boekerij;
**iïven: Van harte 060 'ief dat houdt van een huis met een tuintje en het oosten-
op tijd komen op 1 vergadering ongemerkt te laat komen op 1 vergadering; 1 daq
zonder vergadering; dat je een rare moge worden en een fiets vinden.
Dirk, jongen, dat '75 je een fotogenieke broek bezorge, dat de Dompers niet op
het plezier worden gezet en dat er irrHofstade iets moge gebeuren.
dï defti9e Aalsterse zaal mag vinden zodat Elvis
eindelijk holderdebolder krankjorum mag komen afzakken; egoïstischweg wens ik
van harte dat iemand ooit je tanden moge zien; dat je de stijl van Roger Van De Velde
moge onder de knie krijgen en dat we er samen nog eens op uittrekken.
Roel: het evolvoëre naar wens; een tentoonstelling waarbij je dat ene schilderij
dat je goed vond toch mag meenemen; dat ook in '75 het Erpse oerwoud ontoeganke
lijk blijve en je baard ruig; dat ik voor jou volgend jaar iets kan verzinnen dat niet alleen
op uiterlijke dingen slaat.
Guy: dat je ook in 1975 zo moedig bent de films die Aalst passeren te bespreken
dat je uit de handen van de zaaluitbaters moge blijven.
Johan: een bos hermelijnen maretakken en een indigestie die de winter niet
maakt; een stem voor jouw lied en geen hartaanval als mijn tekst weer te laat
binnenkomt; nooit meer friet in bed, 1 werkdag zonder telefoon en 1 medewerker
zonder baard en geweten;
Voo.r al'ema? he' nu nog niet beu is, 1 gelukkig nieuwjaar met elke week 1
Voorpost vol goeie dingen en een beetje gezondheid.
AA Voor mezelf verlang ik allerdiepst in 1975 een blikje te kunnen openmaken met
een goede blikopener.
ANDRÉ