VERBESTEL
IERT
IET
IE BELEORTTOREN
IP BE PLEZIERKBP
►M
riding
De Voorpost - 10-1-75 - 11
Katsjoeken en prins Alexander
s je de doorsnee Aalstenaar zou vragen wie Bert Verbestel is dan
eeg je zonder twijfel voor meer dan de helft een «weet-ik-veel-
ht houderophalen» als antwoord. Nochtans, 't Katsjoeken is nu niet
het wpcies een van die stille waters die het best kunnen stellen met een
het pstig en onopgemerkt pijp- enpantoffelbestaan. Een simpele vent,
it wel, maar op zijn negenvijftig heeft hij toch al een serie dekoraties
1 He,leengespaard die een honderdjarige zouden doen watertanden. Op
an8 oJhzelf betekenen die dekoraties natuurlijk weeinig maar als je d'r
summiHernaal niks moet voor doen wordt het uit een ander vaatje tappen,
aen he) die illustere onbekende Bert Verbestel heeft voor zijn adelbrieven,
nmer: ,(jerscheidingen en eretitels geen poot moeten uitsteken! Hij was
>woon een Aalstenaar die het plezant vond en vindt) Aalstenaar te
in. Dus moet het wel een karnavalist wezen. Als karnavalist bombar-
rerde hij zichzelf doorheen de jaren tot Ajuinboer en grootste zot van
jlst. Intussen promoveerde Bert in zijn eigen buurt, voor wie dat niet
weten D'Hoige Vesten, tot burgemeester. Kleinere onder-
eidingen als de proper Voiljannet, de grootsten tetter van 't stad
in het voorbijgaan meegenomen.
fde op-
ris w<
zondag]
mantei
am var
eerz
len. Hij
/an hel
75». Del
sr onzt
noeter
liedjes]
lijkt bol
«Pietei
gestilteL
bcht w<
jortaaidrden in
np-j
sleger
luseurrft Bert praten is bijlange niet
lakkelijk. Je moet al een
rt atyonder begaafd advokaat
toeris4 om er ergens een speld te
jinen tussengooien. En toch
itievarhet niet ven/elend, tenmin-
nium int zolang je mag luisteren.
int nu we hier aan het door-
sfeest-jiffelen zijn wat den Ajuin-
ar in twee uur tijd heeft bij-
100 tothgekletst lijkt het doel dat we
Dr ogen hadden, de man vol-
1.57.51ig voorstellen natuurlijk,
.57.51,woon onbereikbaar. Wij
ilden graag geweten met
Velghelk voedsel 't Katsjoeken in
■tkarnavaldagen op de been
|t. we hebben getracht jaar-
sn en data te ontfutselen,
I wilden eigenlijk wel wat
er weten over zijn gewone
en... onbereikbaar. Bert is
vriendelijk geweest ons een
Li* <ele vraag te laten stellen.
"waren wij ook tevreden, en
rien he^- de rest taterde hij aan een
en. Hefc door. Karnaval hier en
jelijk tcjr en op een ander. Oilsjt
;n. All^n b0Ven en onder. Als toe-
ourdo|iouwer hebben we het bij-
ider genoegen gehad de
|anuarUgmajoor vgn 0'Hoge Ves-
da8- 'f driemaal te horen zwijgen.
ee keer echt zwijgen, toen
Aalsli Lisken vond dat wat hij ziei
i ia ns! helemaal overeenstemde
jy.uajt baar gedacht (We dachten
tussendoor dat Lisken
prschijnlijk de enige is die
;e Katsjoe al serieus met zijn
ndvol tanden heeft gezien).
derde en laatste keer werd
ïven gepauseerd om de si-
ir die al lange tijd was uitge-
at opnieuw aan te steken en
slokje te gebruiken,
erna een nieuwe stortvloed
evenissen, herinneringen,
jrten uit Katsjoekes mouw te
rschijn kwamen. Goed be-
fende dat het slechts een
jn gedeelte is van wat Bert in
I 47 jaar karnavalvieren
emaakte en met hier en
én defir een korreltje zout om
tntuele overdrijvingen die bij
achtene lezeressen en andere le-
iterna-P op de maag zouden gaan
groei-«ken, gooien we hier een
dvol karnavalgeschiedenis
it rond rabt>el- Als het kriskras or-
;unnei#°s zit' sch'et dan op den
)w R
Ajuinboer, niet op ondergete
kende,
GESCHIEDENIS.
Geschiedenis is het al te grote
woord waaronder we willen
navertellen hoe Katsjoeken
karnavalist werd en nog steeds
is. Het gaat met rasse schre
den. «Dat is begonnen bij
Pierre Wintjer. Vanaf mijn
twaalf jaar ben ik achter 't Be
lfort bij die doorwinterde karna
valist grootgebracht en ja, dat
is er niet meer uit te slaan». Uit
goeie bron hebben we verno
men dat Bert zijn eerste lange
broek nog lang niet had toen hij
reeds in staat was een com
pagnie aan de zwier te bren
gen. De serieuse «officiële
doorbraak» kwam er toen hij de
kamavalprogramma's aan de
man ging brengen. Hoelang?
«Ah ja, een jaar of tien zeker!».
Zonder enige overgang is Bert
dan opeens Ajuinboer. Je
houdt hem niet in het verleden.
Je moet al een heel dik vel
hebben om niet aan te voelen
dat de karnaval die nog moet
komen oneindig veelmeer be
tekent dan al diegene welke
voorbij zijn. «De dagen voor het
spelbegint tel ik af als de kinde
ren nog zoveel keren slapen.
Het is een erezaak voor mij om
als eerste op de markt te zijn 's
zondags. Ze hebben me eens
verteld dat er daarmee ne pre
mie te verdienen valt en sinds
dien...»
Sindsdien id den Ajuinboer niet
meer weg te slaan van het lol-
gebeuren. Niet meer weg te
denken. Karnaval zonder hem
zou je wel tien frank laten be
sparen maar die besparing is
onvoorstelbaar. De zotte vent
met zijn belforttoren op de ple-
zierkop, de 98 ajuinen op 't kos
tuum en de nooit afgevende
oproep tot plezier en lol is een
onmisbare schakel geworden.
Hoe dat komt valt niet zo direkt
opte verklaren. Maar het is zo.
En 't is niet slecht.
NIEMAND VEILIG.
Den Ajoinboer gaat op pad. Hij
heeft naar jaarlijkse gewoonte
een paar maand aan een stuk
's avonds ajuintjes zitten ineen
knutselen, heeft de helft van de
jaarlijkse karnavalcongé ach
ter de rug (acht dagen óór en
acht dagen na kunnen ze met
mij op een werk toch niks
doen), heeft een zevental'
keurdéfilés met het uitgebor-
stelde kostuum gepasseerd
onder het kritische oog van
Lisken en... zal het hem weer
eens gaan lappen. Vanaf dat
moment is iemand die in zijn
omgeving komt een mogelijk
slachtoffer. De rij «bokken» is
lang en we zijn verplicht slechts
een paar stoten uit de doos te
halen.
«Die jongen zit daar zo tries
tig», dacht Katsjoeken toen hij
bij het voorbijtrekken van de
eretribune prins Alexander in
het oog kreeg. Meteen de Aals-
terse stoute schoenen aange
trokken en met een knievalletje
en een fikse buiging het hoge
bezoek een foto aangeboden.
Plus een produkt uit de streek:
ui ofte ajuin.-» In naam van de
Voiljannetten dezer stad, Mon
seigneur, wil aanvaarden dit
geschenk». Alleen een beetje
Ajuinachtiger uitgedrukt en
bijna terzelfdertijd zoetjes in
het oor van de prins gefluisterd:
«'t is een echte en daar zit na
tuurlijk een reukje aan. Maar
dat zal wel zo'n erg niet zijn,
aan de politiekers die hier ron
dom U zitten is allemaal een
reukje Prins Alexander in la
chen uitgebarsten en de man-
sen uit zijn omgeving deftig-
heidshalve flink meelachen.
«Het plezantste van die historie
was dat geen van hen had ver
staan wat ik vertelde».
Boer en minister, 't zijn alle
maal mensen en dat mocht mi
nister Chabert aan den lijve
ondervinden. «Is dat schoon
manneken Uwe kleinen», wou
de nieuwsgierige zotskap we
ten, «en heb je d'r nog zo». Ja
en neen antwoordde de minis
ter beleefd de volgorde van de
gestelde vragen respekterend.
«Dan wordt het de hoogste tijd
dat ge verhuist, als ge zo nen
tamme fakteur hebt». En weg
Ddern
'erem
Inboer en prins Fransky
two
iel
was Bert, op een andere plaats
grollen verkopen.
Wij mochten de scherpe ant
woorden van den Ajuinboer
zelf doorslikken toen we hem
vroegen hoeveel ajuintjes hij
zo jaarlijks verzette. «Mijn
commerce klappen, dat kan
niet zijn hé man». Stonden we
daar, al was het niet de bedoe
ling geweest de rekening te
maken van de vier verenigin
gen die van de verkoop een
stuiver in de kas krijgen.
Rossen worden hier in de om
geving wel eens meer het
voorwerp van kidnappings
plannen. Het edele Ros Bala
tum werd op een keer Sloebe
rachtig gekaapt en dat bleek
niet zo naar de zin van de
groep die daar gewoonlijk mee
opstapte.
Geen paniek, dacht Bert bij
zichzelf en hij knutselde in alle
eer en stilte zelf een mini-
rosken bijeen. Als de tijd daar
voor rijp was (wanneer zou dat
geweest zijn?) ging hij met zijn
veuleken doodgemoedereerd
op stap. Niet zonder het be
estje voorzien te hebben van
een bordje waarop «- 't Jonk
van 't Ros -- De moeier leid me
de griep».
FOPPER GEFOPT.
Korsets, vrouwenkousen en
soutiens zijn nu eenmaal kle
dingsstukken die het in de
Aalsterse kamavalwereld
doen. Bert heeft er eens een
ferme verzameling van aange
legd en verkocht. De verkoop
van die aantrekkelijke spullen
werd uitgerekend vóór het poli-
tiebureel georganiseerd. Er
moet zoveel kabaal bij te pas
gekomen zijn dat een politie-
kommissaris, gewapend met
een degelijk fotoapparaat op
het tumult afkwam. Katsjoeken
zou de Ajuinboer niet zijn als hij
zijn woorden zou inslikken. Het
leverde hem het bezoek op van
èen agent die aan Lisken de
plezante tijding bracht dat hij
daar was met het proceskado-
ken van Katsjoe. Bij opening
van dat zogeheten proces
kwam aan het licht dat bewuste
politiechef aardig overweg kon
met een fototoestel.
«Magnifieke foto's die ik nooit
uit mijn handen laat gaan».
Op bijna dezelfde wijze kwam
ons lolnummer in het bezit van
een ander voorwerp. «Agent,
aangezien ge hier met een ver
vallen rijwielplaat aan het velo-
soferen zijt, komt ge op mijn
behangpapierboek. Velo wordt
I genomen en ge zult
voetwaarts verderrijden».
Agent eerst een beetje groen
en dan in zijn vuistje gelachen.
Een paar dagen later mocht
een kollega van het slachtoffer
een papierken voor smaad aan
de politie op D'Hoge Vesten
bezorgen.De man heel de uit
leg zonder verpinken gedaan
en het pakje aan de eigenaar
afgegeven. Die eigenaar, Bert
dus, eerst en vooral nog eens
deftig zijnAalsters gedacht ge
zegd en achteraf bleek uitge
slagen toen er een stadsplaket
uit de bus kwam in plaats van
het verwachte bekeuringspa
pier.
GEZOND.
«Ik word er nog een beetje ziek
van als ik er aan denk. Het is
tamelijk lang geleden maar ik
stel het me nog levendig voor.
Enkele dagen vóór de wagen
aan het rollen ging stond ik van
pure flauwte nog een beetje op
mijn benen te waggelen. Ziek,
man, zo ziek als... Naar den
doktoor en hem vertellen dat
het nu toch stillekesaan wel
geweest was, dat ik er wou bij
zijn. 's Zaterdags nog een
grondig onderzoek en veel
goede raad met in de eerste
plaats strikt verbod dat koude
bier te gebruiken. Al sukkeiend
weg mezelf in gang gesleept
en vijf keer zat geweest in vier
dagen, 's Woensdagsmorgens
was er in de omgeving geen
gezonder mens te vinden».
We weten het maar van horen
zeggen, maar de bron lijkt ons
niet zo kwaad. Verleden jaar
wou de Ajuinboer absoluut be
wijzen dat hij het allemaal nog
als een jonge aankan. Dus sa
men met de Prinsencaemere
en de minder-validen een hele
dag molentje op, molentje af.
Een paar dagen nadien van
pure ellende naar de dokter en
zo rap als 't kon een poosje
observatie in een ziekenhuis.
Hij is van de geleverde inspan
ningen na 13 dagen bijgeko
men en naar huis gegaan met
een halve winkel sigaren.
ZOT?
«Politiek, voetbal, sterfgeval
len daar moeten ze bij mij niet
mee afkomen. Een geboorte is
nog plezant en bij een trouw
partij bén ik ook graag bij. Maar
mijn leven draait toch hoofdza
kelijk rond twee dingen, karna
val en D'Hoge Vesten, 't Gaat
daarbij zo ver dat er met de
vrouw al eens lipsaus wordt
gegeten maar, zeg nu zelf, kan
ik anders dan wat ik doe. Ik
moet verderboeren omdat er
niet veel serieuse zotten meer
zijn. Een beetje chique en een
beetje hoogmoed. Verkleden is
iets beneden de waardigheid
van serieuse mensen, wordt er
dan gezegd. Natuurlijk willen
ze wel eens lachen met zots
kappen als ik.Dan vraag ik me
af wie er het meest naasttrapt:
de clowm die ik ben en wil zijn
of het publiek dat zich voor 't
een te stijf houdt en het andere
plezant vindt».
Wie is er hier de zot? Of wordt
van ons verwacht dat we gek
schrijven? Goed, we herhalen
de vraag. Wie is er hier de ge
kke zot? 't Katsjoeken?
OPROEP.
Als je Bert zo hoort praten lijkt
het wel of hij gaat straks voor
de tweede of hooguit de derde
keer karnavalvieren. Dat het
anders is schreven we hoger al
en dus mag er een raadgeving
komen van zijn kant. «Plezier
maken zoveel het enigszins
mogelijk is en er aan denken
dat het daarbij niet nodig is ie
mand echt lastig te vallen.
Mensen op de korrel nemen
zonder hen te kwetsen.Aalst
heeft proper Voiljannetten no-
dig».
Wij willen deze, jawel onvolle
dige, schets van de Aalsterse
Ajuinboer met een wens en
een vraag afronden. De wens
dat straks weer hele pakken
mensen zich laten vangen aan
de bevrijdende lokroep van
een verstandige karnavalzot.
Dat zijn gesnater en getater
een ruime weerklank moge
vinden.
De vraag of het niet zo lang
zaamaan de tijd wordt om iets
te bedenken dat het gouden
jubileum van Bert Verbestel
waardig is.
(André Heyvaert)
Zo de vader zo de dochter