MENSEN VAN BIJ ONS 0 if JL AALSTENAAR JAN MATTHIEUBEROEPSREIZIGER VASUDEV M. MIN: Leven in een Indische familie De Voorpost 17 'n Druilerige zaterdagmorgen en veel te vroeg opgestaan. Negenurenkoffie op de ontbijttafel, kattewasje lang voorbij. Kiadderadasjspatten van zelfgemaakte kriekenkonfituur op het papier en een beetje spijtige vaak omdat ik het alledaagse gevecht te-bed-of niet-te-bed in het voordeel van dat laatste heb beslecht. Lekker geen zin om een bal uit te richten en dus maar slenteren. Met frisse tegenzin en 1 oog helemaal open in de richting van het overdrukke zaterdagse marktgedoe. Veel kijken en weinig zien: een stad die uit de wolken scheurt en zich a la zotte weekdagmorgen luchtwaarts boort. Veel mensen en weinig die lachen. Veel autoos die allemaal hun steentje staan bij te dragen in de parkeernood. Een oerlelijke stad. Een stinkend nest maar veilig. Een grauwe, al te trieste stad die voor mij haar geschonden gelaat tracht weg te moffelen in een paar kladden voorjaarszon, «'t Zal d'r toch weer van komen», tracht de cafébazin me op de nationale manier te belazeren. Voor mijn part regent het straks uilskuikens met groene en blauwe boliekes. Wat me interesseert is haar koffie. Niet omdat Julia niet lief zou zijn. Wel omdat ik absoluut helemaal wakker wil worden. Ik had het moeten weten. Wat we wel weten is dat ze zichzelf als officiële getuigen van onze plaatselijke pasgeborenen be schouwen. Dat ze de vreugde van jonge en andere vaders met hun bloedeigen handtekening volkomen maken. Tegen de onovertrefbare gunstprijs van... Men vertelt er van alles over. Maar men zegt zoveel. Het moet zo onderhand duide lijk aan het worden zijn dat we die bewuste zaterdag hebben wat iemand je vertelde: ze zouden aan een serieus ereloon werken en als een diepbeproefde vader onder het tarief bleef zou hem dat zondermeer duidelijk worden gesteld. Maar zoiets mag je natuurlijk niet in de krant gooiten zonder kontrole. Hopsakee, de wereld is aan de aktievelingen. 't Zal ons wel een pint kosten maar dat kan er aan af. Dag Julia, tot straks, wij gaan werken. Als het ware. Een praatje met de mannen wiens «Polle», orakelen we.» wat peisde d'r van. Ik betaal ne pot en gij en uwe maat vertellen ondertussen een paar van de stoten die ge hier bij 't wachten op nieuwe vaders heb meegemaakt. Polle schuift zijn klak nog wat dieper over 't voorhoofd en schijnt na te denken. Mijn gezel komt vrij voorbarig aandraven met de belofte dat het loonverlies dat ze ondertussen lijden, zal worden vergoed. «Allé vooruit», is Polle akkoord, «pinten drink ik wel 't Blijkt dat die plaats aan 't stad maar een bijverdienste is. Zeker sedert vorig jaar. «Vroeger mochten we zo dikwijls als het nodig was gaan tekenen, nu nog een keer per dag.» Waarom ze 't doen? «Terwijl gé hier toch staat, ge kunt het evengoed in passant meepakken hé. En daarbij, gelooft ge dat ik met mijn duiven kan spelen alleen maar met mijn pensioens?» Hij spreekt dat laatste woord uit eigenlijk want we weten dat ze zullen antwoorden zoals elke Aalstenaar dat zou doen w ie zijne commerce klapt is ze beu. En bovendien staat er op mijn bloedeigen trouwboeksken een wilde boerendochter die daar met hun hulp gekomen is. Administratief altans. Polle wil toch wel iets verklappen: «Ieder een geeft wat hij wil. soms honderd dan wat meer. Ver leden week was er ene die ons m v i ge elk eei he jani eei ato waa nza vai antf vin var >nei riun ege om d< nter Julia is lief en haar koffie sterk. De Belfortklok kantelt tienmaal en heeft niks te maken met het ontwaken van dat beestje: een prettig gevoel dat vrij levens lustig toch nog even binnenin blijft zitten. Ik zou wat willen beleven. De mensen lachten niet méér dan daareven, maar dat hoeft ook niet. Ik vind het prettig naar ze te kijken. Naar hun overdreven ijver die nu eenmaal bij het rustige markt- winkelen hoort. Naar hun heen en weer gesleur. geslenter. gesnater en getater. 't Ideetje kwam hoogstwaar schijnlijk niet die zaterdagmor gen, maar het is er niet minder juist om: alwie in de krant komt heeft het gepresteerd een stapje links of rechts uit de toon te vallen. Mag ik dus ook eens proberen vertellen over mensen die zó apart zijn dat ze niks speciaals deden, evenmin te vertellen hebben wat we graag horen. Spiegeltje, spiegeltje... «Est veir een geboerte?» Hun vraag die alle andere vragen in de schaduw stelt en overtreft. Je kent ze wel. Of niet, maar dat doet er niet toe. Ze staan zomaar rond het Aalsterse stadhuis te bengelen. Wachten tot iemand het riskeert in de richting van de stadhuispoort te trekken, 't Zijn Polle en Jef en Jules en Gaston enzovoort maar eigenlijk is het best mogelijk dat ze Jean en Jules en Gaston enzovoort maar heten. doorgesparteld met het besnui- steren van die mensen aan 't stadhuis. Laten we hen even trachten te beschrijven zoals ze daar staan. Altijd met zijn tweeën, da's belangrijk. Zo hebben ze hun praatje zou je denken, maar dat is het niet helemaal. «Allé. mijnheer, ge weet gij toch dat de aangifte van ne kleinen, allé ja. ge moet gij toch twee hand tekeningen hebben». Ze zijn allemaal gepensioneerd, want ze hebben tijd. Ze hebben meestal een klak en de ene is mager, de andere dik. Die ene daar ziet er ne zure uit. Maar 't is niet eerlijk om zomaar te zitten kijken naar die mensen. Vooral niet omdat je weet dat je ze straks zo in de gazet gaat poetïen. En tenslotte weet jed'r niks van. Behalvedan onvermoeibaar handtekenin- gen-uidelen alle pagodders die hier worden geboren naar de registers stuurt. «Wij zijn te oud, mijnheer. In de gazet, bah, ja. Maar allé, we zijn te oud, vraag het aan die daar». Volgende koppel beroepsgetui- gen. «Vraag het aan die daar, mijnheer, die zullen het graag doen». We zien ons zorgvuldig voorbereide vragenlijstje bot vangen op het stoere vlaamse schouderophalen. Toch nog eventjes aandringen. Dus vragen waarom ze hier zo dagelijks, weer of geen weer, staan te wachten tot iemand van hun hulp (betaalde, jawel, maar wat zou je eigenlijk willen) gebruik wil maken. Veelzeggend niks zeggen. Dan maar nummer drie: Polle Windjop en zijne maat, niet meer maar we staan hier toch maar te wachten.» Zie je ons in een van de herbergen schuinrechtover 't stadhuis binnenduiken. Twee jonge venten die willen weten, twee oude die willen krijgen. Twee die iji hun vuistje lachten en twee die in hun baard plezier hebben. Twee pinten en twee koffie's. Ze babbelen over hun jonge tijd, hun werk, hun vrouw, hun gasten. Over 't weer en over 't feit dat Polle geen pint meer mag drinken. «Rood worden man. zo rood als ne kalkoen als ik er durf aankomen. Ja, hoe gaat dat als ge jong zijt, ge pakt d'r 't uwe van mee. Maar allé. ik moet me toch niks beklagen, 'k Was ne sjarel, jong zoals alleen een Aalstenaar dat kan en kijkt ons ondertussen overtuigend aan. We worden er bijna sociaal bewogen bij. «En mijne kompagnon, die komt hier staan voor zijn potten». De kompagnon zit er vrij bol en probeert te draaien op wat er nog rest van het bier. «Stoten? 'k Zou 't geloven zeg. Soms vergeten ze hun trouw boeksken. Dan moet de kleinen op 't voorhoofd geschreven worden.» Polle lacht bulderend, tevreden om zijn krasse vondst. «Maar die ander, dat zijn onderkruipers, ge moogt ze voor geen haar betrouwen», vult de copain-zonder-naam aan. Langs onze neus weg vragen we hoeveel ze gewoonlijk in de pollen gestopt krijgen. Overbodig alletwee tweehonderd ballen in de nek sloeg. Hoe gaat dat, ge verdient goed uwen boterham...» Intussen stopt mijn metgezel hen het afgesproken drink- en duivengeld in de handen. «We zullen maar eens opstappen», zegt nummer 1 en terwijl hij rechtstaat vertelt hij de mop die hij toen ook vertelde. Nummer 2 volgt hem. Niet zonder eerst nog een grapje te hebben weggege ven over kinderen kopen. Eentje uit de stiel. Als we een pintje later hun voorbeeld volgen staan ze alweer voor de stadhuispoort. En zoals uit het voorgaande bleek moeten we nu volgens de regels van de kunst afronden met een diepzinnig knipoogje naar de lezer. Wat kunnen oude mensen wijs zijn. Ze hebben ook zoveel te vertellen. ANDRE HEYVAERT Misschien vraagt u zich af waarom ik hier men sen beschrijf, die naar onze Westerse maatstaven -nulliteiten- zijn. Geen geld, geen diploma's om over naar huis te schrijven, en waarschijnlijk nooit meer van de wereld gezien dan Jamnagar en één enkel keertje Bombay. Wel, dit is geen roman. De mensen waarover ik schrijf zijn echt. Ze bestaan. Het zijn geen droomfiguren uit een droom make-believe - wereld, die voortdurend gesprekken voeren zoals een normaal mens dat hooguit één of twee keer in zijn leven meemaakt. Deze mensen zijn wat ze zijn. Vasudev en Haru- bai zijn gewoon voorbeelden van goede mensen, Indiërs, niet doorsnee-, een ander etiket, maar individuen. Wat er dan zo extra-ordinair aan Ls: het feit dat ze, na een rijkgevuid jaar, waarin ik ettelijke honderden mensen heb leren kennen, nog zo fris voor mijn ogen staan. Alsof het pas gisteren was. VASUDEV Hel is zo moeilijk om Vasudev te beschrijvenHet is proheren een overweldigend gevoel van liefde te omvallen mei woorden Het is meer iels voor 'n poweet. Vasudev, zoals we hem de eerste keer za gen, was een zeer jong uitziende, bruine man; free! gebouwd, mager maar niet knokig. Zijn gelaal was pinocchio-achtig. Gladde wangen, een kleine rechte neus, amandelvormige kastanjebruine ogen. rechte •.ware wenkbrauwen, een rimpelloos gaaf voor hoofd. Hij glimlacht altijd, lacht nooit luidop, zodat zijn schitterend witte tanden meestal verborgen blij- en achter dunne rechte lippen. Het ravenzwarte haar is zorgvuldig achteruit gekamd en hangt enkele centimeters over de witte halsboord. Hij droeg een smetteloos wit hemd. open aan de kraag, en een goedkope kraakheldere grijs-witte stoffen broek met bruine plastieken gordelriem Hij liep bloots voets in het huis. Maar om naar 't kollege te gaan droeg hij plastieken sandalen, zoals de meeste In diërs. LEER IS UIT DEN BOZE Hij is een diep-gelovig brahmaan en houdt zich aan de letter van de wet, zoals omzeggens alle bewoners deze heilige stad van Krishna. We zien hem meestal slechts 's avonds, maar zijn goedheid hangt in dit gezegende gebouw. Het straalt uit de ogen van zijn kinderen, ze geven het terug als de maan het Zonlicht. Ik zie hem in mijn herinnering steeds met van de kinderen op zijn arm. Er straalt iets ms uit zijn ogen. Niet figuurlijk warmte straalt •jjn ogen, warme ogen) maar zo letterlijk als bij Mozes, toen hij de berg afdaalde Maar met in plaats van stenen tafelen, een angstige kleuter op de arm. Het zijn die ogen die we nooit zullen vergeten. We hebben ons komfortabel geïnstalleerd. Er zijn twee bedjes dezelfde touwkonstrukties als in Amrit- sar; we hebben ze vlak naast mekaur geplaatst. Ze Zijn net te klein om met zijn tweeën in ééntje te slapen. De kamer geeft een ruime indruk, na al de petieterige hotelkamertjes en het wordt er gezellig. is een soort inham in de muur, een grote nis, met enkele schappenWe hebben een turkoois geverfde deur die uitgeeft op de straat, waar de eerste dagen kwajongens regelmatig stenen tegenaan gooien om te zien hoe we zullen reageren. Soms kruipen ze boven op eikaars schouders om door het open staande bovenluik van de vensterloze ramen miar binnen te gluren, en boe.' te roepen. Het stoort ons tal niet, maar soms werkt het wel es op de Zenuwen. Het herinnert ons ook konstunt aan ons anders-zijn Veel kinderen hier hebben in hun leven nog maar een paar blanken gezien En 'n blanke vrouw is helemaal een revelatie. Niet alleen voor de kinderen. Je voelt je dikwijls als een wezen van een andere planeet. Je wordt door bijna iedereen nagegaapt en soms komen ze pal tegenover jou staan en staren Zich blind in opperste verbazing voor zolang je ze niet wegjaagt. Zelfs iemand met heel veel geduld wordt wel eens zenuwachtig. Het is een van die vervelende dingen die elke reiziger meemaakt in afgelegen plaatsen. Maar het is veruit de enige keerzijde van een prachtige medaille. Voortgaande op onze eigen ervaringen en pratend met tientallen andere reizigers kwam ik tot het besluit dat deze twee dingen bijna overal samen voorkomen: 'n grenzeloze nieuwsgierigheid (ze zouden letterlijk hun hoofd in je mond steken als je geeuwt, of hun neus in je oog terwijl ze je voeten verpletteren in een poging om uit te vissen waar je precies gekrabt hebt achter op je kruin) dat aan de ene kantmaar aan de andere kant een gastvrijheid die als het kan nog verder gaat. Deze mensen zijn bijna zonder uitzondering zéér arm. De familie van Vasudev was volgens Gujarat - normen nog goed af: ze waren staatsbedienden en verdienden zoals gezegd 420 rps per maand. Twee duizend frank. Maar hiervan gingen al40 rps naar de huur van hun éne kamer. En er waren de oude grootvader, grootmoe, twee broers en drie kinderen waarv an één baby. Ik moet toegeven dat WIJ leefden als rijkelui, als je bedenkt dat we daar op die maand bijna tweeduizend frank opdeden, de treinrit van 1500 km inbegrepen En toch leefden we zeer sim pel Sigaretten (10 per dag voor 5 F) en eieren (I per dag), melk. youghourt en suiker waren onze belangrijkste uitgaven. Ik zeg dit om U een idee te geven van de -welstand' van deze mensen. En toch zouden ze ons alles hebben gegeven waar we hen om vroegen, omdat we gasten waren. En di gastvrijheid is heilig. Omdat elke gast de God Krishna kan zijn, geréinkarneerd. Zegt Vasudev. CH A PATTIES KIJKEN! De vrouwen hadden hopen werk met het bereiden van hun voedsel, want ze verzorgden elke maaltijd met bewonderenswaardige liefde. En groentencur- ries vragen veel werk. Dal bijvoorbeeld, moest haast twee uren koken om echt lekker te zijn Cha- patties maken is een kunst op zichzelf Ze probeer den het ons aan te leren, en ik verzeker u dat het makkelijk lijkt als ge het ziet doen, maar al onze probeersels mislukten al in het eerste stadium Ver mits ze er voor ons elke avond een tiental klaarmaak ten heb ik alles samen misschien acht uur toegeke ken, zonder me ooit één sekonde te vervelen. Het verbaast me nog steeds. Ik zie me weer binnenstappen in de kleine kamer, terwijl Jeannine de laatste hand legt aan onze eigen curries, opdat de chapatties ongeveer gelijktijdig klaar zouden zijn en alles lekker warm opgediend zou kunnen worden. De oude grootmoeder weet, zonder dat ik een gebaar hoef te makenwaarvoor ik gekomeruben. Ze kommandeert het lieve kleindoch tertje dat meteen onze pot met bloem bovenhaalt en de deeg begint te kneden Ze voegt mi en dan enkele geutjes water bij en kneedt en perst tot het een kompakte klomp is gewordenDan maakt ze kleinere bolletjes en zet ze klaar voor oma die intussen de baby in zijn hangmatje heeft gelegd en het touwtje rond één van haar tenen heeft vastgebonden, zodat ze hem kan in slaap wiegen zonder haar handen te gebruiken Het kerosinevuurtje is in 'n handomdraai aangesto ken door de negenjarige broer van Vadusev. Hij is trots, en met reden. Ik weet hoe lastig ik het had in het begin, om zo 'n ding aan het branden te krijgen. Dan neemt grootmoe een oude platte zwartgebrande schijf, die eruit ziet alsof ze nog werd overgeërfd van haar grootmoeder: nu hurkt ze neer op een tien centimeter laag bankje. Ze zit op het eerste gezicht op haar enkels. In feite balanceert ze, links, rechts, naar voor, naar achter. Zo kan zeuren blijven zitten zonder zich te vermoeien Met een kleine deegrol wordt een klompje deeg uitgewreven op een houten kapblok tot een platte schijf-ontstaat. Dat alleen is al een kunst. Mijn schijven waren steeds gruwelijke misvormingen, die nergens op leken en de helft van de tijd ofwel uit elkaar vielen, ofwel aan de rol bleven plakken. Er nog wat bloempoeder overheen strooien en dan met een zwaai plots de hete plaat op. En daar is ze alweer een nieuwe schijf aan 't uitrollen, terwijl ze met één oog op de chapattie op het vuur blijft gades laan, hem af en toe met duim en wijsvinger omke rend, zo snel dat de beweging me zou ontgaan moest ik niet zo aandachtig zitten toekijkenSoms neemt ze een platte ijzeren schepel van ergens achter haar rug, en duwt de luchtbubbels uit en precies als de chapattie op zijn allerbest is, net voor er zwarte brandvlekken gaan verschijnen, vliegt ie van de hete plaat in een ondiepe aluminiumpot en de volgende ligt alweer te bobbelen, lucht uitduwen, keren, rol len, baby wiegen, beetje water toevoegen bij een bolletje te droge deeg. ondertussen ook de andere kinderen in het oog houden en een praatje maken met een binnenloerende buunrouw want de deur staat altijd open en iedereen loopt binnen en buiten niet alsof maar omdat hij thuis is. DWARKA IS THUIS Deze familie gaf ons een THUIS, in Gujarat. We hielden van deze mensen met dezelfde liefde die ge aan uw ouders geeft, echt waar, en zij behandelden ons alsof we hun kinderen waren. De chapatties zijn bijna klaar. Nu nog het potje met gee even op het vuur laten smelten en dan met de achterkant van een lepel of met de aluminium bovenkant van een dek seltje de chapatties spaarzaam inwrijven. Als ik aanstalten maak om met een woord van dank de kamer te verlaten neemt ze vlug nog een andere pot en vult deze boordevol met stomende dal, de beste dal die we ooit hebben gegeten, waar ook ter we reld. Geen enkel superduur restaurant maakt een soep die tegelijk zo lekker en dik voedzaam is. Dan ga ik in stilte terug bij Jeannine die de tafel heeft gezet en geduldig wacht, watertandend achter de produkten van haar eigen Indische kookkunst, die met de dag beter wordt. We eten in stilte. Na het maal wassen we onmiddellijk af bij de diepe water put op de maanverlichte binnenhof. Het is geweldig hoe lekker alles smaakt als de din gen in de grootste eenvoud maar met liefde zijn klaargemaakt. Ik geraak er maar niet over uitge praat Zo een currie besat dikwijls alleen een paar tomaten, prinsessebonen en een aardappel of twee. Ik zou het niet willen ruilen voor de zogenaamde fijne keuken die ge soms te slikken krijgt op Vlaamse trouwpartijen, eerste kommuniefeesten en bij an dere rampzalige aangelegenheden. Zelfs het afwas sen is een plezier Na ons avondmaal warmen we de overblijvende thee van vanmorgen op. Hel smaakt nog net zo goed. Het is thee op z'n Indisch: een derde water aan de kook gebracht, dan twee derden rijke buffelmelk toevoe gen en verschillende scheppen suiker (soeplepels) en als alles borrelt en goed op weg is om over te koken twee schepjes poederthee erin en het is klaar. Nog even laten doortrekken en dan gloeiend heet door ons minuskule plastieken zeefje gieten in onze twee stenen koppenDe koppen zijn nog te heet om vast te nemen, maar ik kan me meestal toch niet bedwingen van al eens te proeven en mi jn tong en lippen te schroeien. Het is heerlijk! En meestal heb ben we een klein snoepje erbij; één van die witte buffelmelksnoepjes, sterk gekoncentreerd en zoet die smaken als een mengsel van witte chocolade en marsepein of een soort krakelingen van honingslier- ten, gebakken in de olie. SCHAKEN Vele avonden komt er dan een schuchter klopje op de deur. Ze opent op een kier en het stralende hoofd van Vasudev verschijnt. Jeannine is één van die geze- genden die soms de aura van de mensen kan waar nemen (de astrale kleurengordel die elk levend li chaam omgeeft, maar die slechts door weinigen kan worden gezien). Ze zegt dat zijn aura helder wit is. Datis de kleur van heiligen. Het betekent dat er geen spoor van kwaad (egoisme, geweld, haat, bezitsd rang enz aanwezig is. Vasudev vraagt niets. Zijn ogen spreken voor hem. Ze zeggen: stoor ik niet.' Mag ik binnenkomenHij wacht, tot we zeggen: Kom toch binnen, je hoeft niet te vragen hoor, je bent onze vriend. Later zal hij zijn schuchtere be leefdheid overwinnen Dikw ijls beginnen we met een spelletje schtiak. Het is een waar genoegen van met deze mensen te scha ken. Ik zegmét, niet tégen. Zij hebben waarlijk de bedoeling van dit spel begrepen. Ze spelen graag, scheppen plezier in de zetten van hun medespeler, de wisselende spelsituaties en problemenZe spelen het spel goed. Oneindig beter dan gederangeerde gees ten als Spassky en Fischer die van dit vriendelijke mensen bijeen brengende spel een zenuwoorlog hebben gemaakt. Mogen de goden van het schaak spel hen voor deze godslasterlijke komputertechniek achtervolgen met verschrikkelijke nachtmerries. Het komt er voor deze mensen hier niet op aan van te winnenHoe dom is zo'n spelopvatting. Soms maakt één van ons een verkeerde zet en het spel dreigt te vroeg gedaan te raken. Dan nemen we een paar zetten terug, en herbeginnen van waar de fout het plezier dreigde te bederven. Praten over het leven in het Westen. Vasudev stelt fundamentele vragen, die ons soms beschaamd naar een gat doen zoeken om in weg te kruipen. 'Je zei gisteren dat je naar hier kwam omdat je vindt dat ze in Europa niet gelukkig zijn.-Maar waarom? Zijn ze arm of zijn ze misschien ziek? Vasudev is oprecht verbaasd. Het kind op zijn schoot wordt lasng Eén van de andere kinderen neemt hel mee. Ze gaan allen stilletjes slapen 'Ziek' Ja. zo zou je het kunnen noemenZe zijn ziek hier van boven. Ze zijn ontevreden met wat ze heb ben. Ze willen steeds meerAls hun buurman iels heeft willen ze hetzelfde. Ze willen een auto. maar als ze er één hebben zijn ze nog niet tevreden Ook niet als de hele familie erin kan Ze willen een betere, een nieuwere, een mooiere, een snellere. Ze willen altijd meer. Hoe rijker ze worden, hoe armer ze zich voelen En ze vervelen zich ook zeer veel. Het vraagt enige tijd om hem de betekenis van het woord 'boring' uit te leggen, zijn Engels is goed, maar niet perfekt. 'Vervelen, zegje. Hebben ze dan geen vrienden Hoe kan iemand zich vervelenZe hebben geld en ze kunnen met hun vrienden 'De meesten hebben geen tijd om vrienden te ma ken. 'Geen TIJD? Wat doen ze dan we! de hele avond''' 'Velen werken, soms doen ze nog een tweede job, niet dat ze het speciaal nodig hebben, weet je, ze kunnen gerust rondkomen van één job. Maar ze willen nog meer geld om meer dingen te kopen en dan hebben ze dikwijls niet de tijd om ersan te genieten.' Ik zie aan Vasudevs ogen dat hij het nog niet hele maal kan aanvaardenTijdens het luisteren beweegt hij soms zijn magere bruine armen; heft ze half en laat ze dan neerkomen, niet met een plof. ook niet gekontroleerd. Er lijkt geen spierkracht mee ge moeid te zijn. Het is alsof de armen slechts ietsjes zwaarder wegen dan lucht en langzaam neerdalen alsof ze in water bewegen 'Zie je Vasudev, ze maken geen vrienden omdat andere mensen hen zeer weinig interesseren, be halve als ze zaken kunnen doen. Daarbij gaan ze alleen om met mensen die overal precies hetzelfde over denken als zij, zodat ze in een gesprek nooit iets nieuws leren en algauw met mekaar verveeld zijn en gaan zoeken naar fouten in de anderenDaarbij zijn ze ongastvrij; ze halen nooit eens een vreemdeling in huis die interessante dingen zou kunnen vertellen! 'Maar de gastvrijheid is toch heilig, zegt hun geloof dan niet 'Ze zijn bang denk ik. Ik weet het niet. Ze zijn bang van mekaar. Vertrouwen ze zichzelf niet. Hoe zou den ze anderen vertrouwen. Daarbij hebben ze de TV, dat is nog het allerergste. De meesten zitten elke avond uren voor het kastje te slapen. Man en vrouw praten zelfs niet meer samenEen heiedag hebben ze mekaar niet gezien en de hele avond is het zwijgen en kijken. En dan slapen ze. Vroeger gingen ze nog eens samen uit. Drinken, weet ge, Vasudev. Jullie Hindoes verafschuwen alkohol, maar voor hen was het de enige manier om hun angst voor mekaar wat te overwinnen: ze dronken ze weg. Dan worden ze moedig en dun'en dingen zeggen. Spijtig genoeg worden ze dan ook dikwijls gemeen (nasty) en soms vechten ze zelfs. Wij hadden een bar, een plaats waar mensen komen drinken en pratenvooral jonge mensen. Daar werd gelukkig niet teveel gedronken en haast nooit gevochten.' 'Ik begrijp nog altijd niet hoe ze bang kunnen zijn voor andere mensenJe ziet toch op het gezicht of in de ogen, óf je met een goed mens te doen hebt?' 'Jij wel Vasudev, maar zij niet. Hun ogen zijn dicht. Ze kijken wel. ze lopen meestal nergens tegen aan, maar ze zien niet echt. Ze horen ook niet want er is teveel lawaai, om iets te horen, als het zingen van de vogels of de krekels. Dat is waarom we hier zo graag zijn. Hoor je de gakko? Zoiets is bij ons niet moge lijk.' 'Ik heb altijd gedacht dat ze in het Westen gelukkig waren. Ik begrijp het niet 'Geloof me Vasudev, jij bent honderd keer gelukki ger dan zij. Het is zo spijtig. Deze mensen hebben alles om geiukkig te zijn, behalve liefde Zo praten we. urenlang. Het is gezellig. De tijd vliegt. Als Vasudev goedenacht gezegdheeft. babbe len we onder mekaar nog wat verder. Hoe akuut roept zo'n gesprek de waanzinnige wereld weer op. waaruit we zijn ontsnapt. Met zo'n gedachten willen we niet inslapen en we stappen nog even naar bui ten, plasje doen. op de binnenhof, en we bewonde ren de sterren. Miljoenen lichtjes in de glasheldere lucht Bovenhel huis hangt Orions gordelOpstraal blaffen een paar hondenEen late paardekoets ratelt voorbij. Ik maak nog tien minuten jacht op muggen tegen de pasgeverfde witte muren Dan kruipen we tussen de oranje lakens en kussen mekaar goedenacht.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1975 | | pagina 11