ACHT EEUWEN SINT-CORNELIUSDEVOTIE TE
NINOVE
HET RELIEKSCHRIJN
BEGANKENIS
Smekende handon
bindt zelf de blinddoek
versierd
De Voorpost - 16-5-75 -
Cyprianus: Komt gij allen.
Want in die onvolprezen Ninoofse ab
dijkerk wacht opnieuw tijdens de Pink
sterdagen en dan alleen! in het
zachte clair obscur vóór het Norbertu-
saltaar dit pronkstuk van uitzonderlijke
sc hoonheid, dat door iedereen gezien,
maar door slechts weinigen wordt be
keken.
Dit ter overweging aan al diegenen, die
zondag en maandag in het voetspoor
zullen treden van ouders en grootou
ders, die hier ooit voor hun kinderen,
voor have en goed bescherming kwa
men vragen of hun nood kloegen of
toevlucht zochten als menselijke ver
mogens faalden, al diegenen, die ook
driemaal rond de zilveren rijve zullen
stappen, zoals die honderdduizenden,
van wie de herinnering is vervloden tot
in die verre, gouden tijd. toen de eeu
wen vromer waren.
Van die tijd ook dateren de eerste noti
ties over allerlei vrome gebruiken en
genezingen. Water, waann de reli
kwieën even neergelaten waren, werd
meegenomen naar huis om het te drin
ken of er zieke ogen of ledematen mee
te wassen.
Wie aan vallende ziekte leed, offerde
een hoeveelheid koren, gelijk aan zijn
eigen lichaamsgewicht en 't gebeur
de dat een man uit Gooik een kaars
offerde, zo groot als zijn zieke vrouw
en bij zijn thuiskomst zijn vrouw gene
zen vond.
Er kwamen ook allerlei voedselvoor-
schriften en verbodsbepalingen bij te
pas: de zieken «en moghen nimmer
meer hooft vleesch eten noch vischen
die men vilt als palinghen, alen... Ende
deerste iaer moeten zij hem wachten
van grooter gramschepe ende onge-
noechte...»
Een Norbertijn, koster der parochie
kerk, hield rond 1200 een nauwkeurig
dagboek met zelfs preciese vermel
ding van de dag der genezingen: blin
den, lammen, zenuwzieken van
heinde en ver vonden er soelaas na
veel novenen en dringende smeekbe
den.
En zo ging het de eeuwen door.
meer in de Sint -Jacobskerk van Brug
ge
In de 16de eeuw verzocht de deken uit
het Land van Waas zijn priesters de
Ninoofse Norbertijnen, op doortocht
met hun schrijn, goed te ontvangen en
zelfs Keizer Karei geeft de monniken
speciale toelating om dit gebruik in ere
te houden.
Al deze offeranden vormden vanzelf
sprekend een rijke bron van inkom
sten, wat overigens ooit heeft geleid tot
een zekere naijver tussen de burger
lijke overheid van Ninove en de Withe
ren van de abdij.
DE GROTE
WEG
Van al deze processies «buiten de mu
ren» blijft thans niets meer over, op de
nog behoorlijke drukke bedevaart in de
kerk tijdens de Sinksendagen na.
Tot voor de tweede wereldoorlog werd
nog de «grote Sinte-Cornullesweg»
bewandeld. Gelovigen uit de omge
ving stapten naar de Ninoofse kerk,
sommigen reeds prevelend vanaf hun
woonplaats. Vandaar ging de tocht
naar de kapel in de Geraardsbergse-
straat tot aan deze van Heriinckhove,
vervolgens langs de Lange Muren en
«onder de lindekens» naar het Sint-
Aloysiuscollege om langs de kapel van
de Koepoort en de hospitaalkerk terug
te keren naar de abdijkerk voor de ze
gening met de relieken.
Smartelijke houdingen.
De linkerzijkant toont de wonderbare
verlossing van abt Wasteels uit de
handen van de geuzen ten jare 1578.
Gevlucht tot in de kapel van de twee
schutsheiligen, roept hij vertwijfeld:
«Sancti Dei Subvenite» Heiligen Gods,
kom mij ter hulp. Toen werd hij plots als
door nevels omhuld, waarboor zijn
vreesaanjagende achtervolgers hem
uit het oog verloren.
RUK
VERSIERD
Het schrijn is rijk versierd met gedre
ven loofranken, cherubs en engeltjes,
vruchtensnoeren en parellijsten. Op
twee vierkante sokkels twee borst-
beeldjes met reliekdoosjes, waarin
echter de twee heiligen nauwelijks te
herkennen vallen.
Helemaal bovenaan de reliekhoorn,
belegd met zilveren, geciseleerde
banden en met op het platte deksel
nogmaals Cornelius en Cyprianus.
Mogelijks is deze hoorn ouder dan de
rijve zelf en afkomstig van een vroeger
schrijn.
Verheerlijkte Cornelius.
Over heel de relikwieënkast verspreid:
de hoorn van Cornelius. Met dit attri
buut staat hij overal afgebeeld: een
zinspeling op zijn naam (latijn «Comu»
betekent «hoorn»), of omdat in de
vroegste tijden bedevaarders uit zijn
dnnkhoom gewijd water mochten drin
ken of omdat hij «met overvloedige
salvinghe des Heilighen Gheest ver
vult is geweest»?
GETUIGE
UIT EEN
GOUDEN TIJD
Dit gave schrijn, met zijn zicht- en tast
baar geworden verhalen, afwisselend
vol menselijke ellende en irreële bele
venis en in alle figuurtjes en taferelen
stuk voor stuk getuigend van een niet
meer te evenaren kunstenaarstalent,
wordt weer het middelpunt van een
acht eeuwen oude devotie
Broeder Lambertus op beevaart.
poetst en 's zaterdags vóór het Norbe-
tusaltaar geplaatst.
De tijd van de smekend ten hemel rei
kende handen is voorbij, doch de ge
trouwen blijven komen. Nog vele hon
derden, driemaal rond de kerk, drie
maal rond de rijve, traag, bijna genie
tend-
Er is niet langer een «Liber Miraculo-
rum S. Comelii Ninivensis» meer en
zelfs geen bedevaartvaantjes, alleen
nog de zegening, een prentje met een
litanie en een paar kleine medailles.
Vooral echter de vlucht uit het ge
jaagde ritme van de alledaagse sleur
zij het maar dat kleine halfuurtje
heeft betekenis gekregen
Die doodeenvoudige en wellicht pre
cies daarom zo versmade dingen
rust, deemoed, bezinning: is er wel ooit
een tijd geweest, die daaraan meer
nood heeft gehad dan de onze?
Genezen, kijk maar!
BUITEN
DE MUREN
Niet alleen in de kerk zelf werd Sint-
Corneiius vereerd. De monniken togen
met de reieken eveneens naar ver
dere oorden, geen zeldzaam gebruik
in die tijd.
Op Pinkstermaandag aldus stads
rekeningen uit de 15de eeuw droe
gen zij de relikwieënkast naar de kerk
van Denderhoutem, vergezeld door
een lange processie van Wethouders,
de voetbooggilde van Sint-Joris, de
handbooggilde van Onze-Lieve-
Vrouw (later Sint-Sebastiaan ge
noemd) en vrome stedelingen.
Dat was een werk van een volle dag:
terwijl de gelovigen van Denderhou
tem op beevaart kwamen en hun offer
gaven aanboden, mochten de Ninovie-
ters uitrusten en het middagmaal ge
bruiken.
Telkenjare vormen de Pinksterda
gen een hoogtepunt in het religieus
leven van Ninove met de beganke
nis naar de relikwieën van Cornelius
en Cyprianus, patroonheiligen van
de parochiekerk.
Een der grootste schatten van deze
heerlijke abdijkerk van de thans
verdwenen maar eeuwen lang zeer
machtige Norbertijnerabdij is trou
wens de eiken en met zilver besla
gen relikwieënkast, die zaterdag uit
de sacristie wordt gehaald en zon
dag en maandag ter verering in de
kerk aan het zijaltaar van Sint-
Norbertus wordt opgesteld.
Honderden vooral jonge gezinnen
schuivan aan, dreumesen aan va
ders hand, hele kleintjes op moe
ders arm en zelfs de kinderwagen
doet zijn intrede. Kindergeschrei
vult de heldere, koele ruimte, waar
allen bescherming komen vragen
tegen allerlei zenuwaanvallen: stui
pen, seskens, in de gave vallen, de
gevreesde, angstaanjagende val
lende ziekte.
MIRAKELBOEK
Hun relikwieën werden mettertijd over
de hele Westerse wereld verspreid. In
1139 werd de toenmalige parochie
kerk van Ninove aan Cornelius en Cy
prianus toegewijd, waardoor mag ver
ondersteld dat ook zij toen reeds in het
bezit was van de relikwieën van de
twee volkse heiligen, die reeds in de
twaalfde eeuw door veel bedevaarders
uit het Ninoofse werden vereerd
Abt Wasteels door nevels omhuld.
Bovendien kregen al de kapellekens
aan de huisgevels en zo hingen er
tientalion! - hun deel van de vroom
heid, geen enkel werd overgeslagen
Dat was een werk van uren en de
meeste bedevaarders waren na afloop
dan ook doodmoe en dolblij een bank
en een glas koel bier te vinden in een
van de zes «staminees», die het Kerk
plein destijds inderdaad rijks was:
Sint-Cornelius, De Oude Abdij, Casi
no, Plezanten Hoek, Wanne Mus, Bij
Kabaar
KERMIS
Die cafébazen hadden nog een aparte
reden om Cornelius dankbaar te zijn:
met de vele centen, die de duizenden
bedevaarders in de schuif achterlieten,
was niet zelden de huur van een jaar
afbetaald!
VIER EEUWEN
Toen de Ninoofse Norbertijnen of
diegenen, aan wie zij dit recht ver
pacht hadden met de relieken van
Cornelius en Cyprianus door het
Vlaamse land togen, naar Dender
houtem, het Land van Waas, Brug
ge, vooral ook naar parochies, die
van de abdij afhingen (Schellebelle,
Serskamp, Heldergem), was het
destijds wel niet met het huidige re-
likwieënschrijn, want dit dateert van
heel wat later.
De godsdiensttroebelen van de XVI
de eeuw lieten ook hier-hun sporen
na. De monniken waren gevlucht:
Aalst, Brussel, Antwerpen. In 1586
werden de vereerde relieken door
abt Petrus Aloys plechtig in een
nieuw eiken schrijn gelegd. Het is
vermoedelijk diezelfde kast, die na
genoeg zestig jaar later door een
Brussels zilversmid, in opdracht
van abt Christiaan Roelofs, met ko
peren platen en prachtig, haarfijn
zilverwerk werd versierd.
Zij vormt tot de huidige dag een der
grootste pronkstukken van de Ni
noofse Lievevrouwekerk.
MARTELDOOD
EN GENEZING
Het schrijn weegt ruim tachtig kilo
gram. is 128 cm hoog, 94 lang en 57
breed. Het heeft de vorm van een sar
cofaag, rustend op vier leeuwepoten.
De voorkant stelt de marteldood van
de twee heiligen voor: links wacht Cor
nelius genadig af, rechts bindt Cypria
nus de blinddoek zelf voor. In het mid
den komen vier bedevaarders vóór
een altaar de genezing van een kind
afsmeken.
Op de rechterzijde wordt de genezing
afgebeeld van broeder Lambertus uit
het Norbertijnerklooster van Floreffe
Op het linkervak strompelt hij. geleund
op een stok en met een paternoster in
de andere hand naar de monniken toe,
die uitnocfigend wenken Op de ach
tergrond een altaar met een reliek
schrijn, zoals het er in de tijd van broe
der Lambertus, Xllde eeuw, kan heb
ben uitgezien. Ernaast op het rechter-
vak toont Lambertus zonder leun-
stok zijn genezen linkerarm aan een
groep verstomde en hevig beroerde
bedevaarders.
VERHEERLIJKING
EN HULP
De achterkant, met bovenaan het wa
pen van abt Christiaan Roelofs, toont
de verheerlijking van Cornelius en Cy
prianus. Onderaan allerlei zieken, ge
dragen, ondersteund, op krukken,
mannen, vrouwen en kinderen in ba
rokke, smartelijke houdingen en met
hun offergaven: schapen, kippen, dui
ven in een kooi. In de wolken: links
paus Cornelius, rechts bisschop Cy
prianus. Zij nodigen uit: Venite, omnes
qui laboratis. Komt gij allen, die onder
lasten gebukt gaat.
Cornelius, red ons kindje!
De schuttersgilden kregen voor deze
ommegang een behoorlijke vergoe
ding, die zij in de meeste gevallen nog
dezelfde dag opmaakten. Vroomheid
en jolijt hebben in het Vlaamse ge
moed immers altijd dicht bij mekaar
gelegen.
De rondgang met de «rijve» (reiek-
houder) werd door de abdij zelfs ver
pacht. In 1502 vertoefde de bode van
«Sente Comelis van Nieneve» onder
Optocht van miserie.
GETROUWEN
Met de ontwikkeling der imoderne» ge
neeskunde bleven de kleintjes niet
meer «in de gave», de dieren stierven
nog zelden voortijdig en met de kinder
sterfte nam ook de devotie af...
Nog gaat wel eens iemand de «grote
weg» langs, doch het zijn al lang geen
rijen meer. Tot voor een vijftal jaar
werd het reliekschrijn op Pinksteren
voor de hoogmis plechtig uit de dekenij
afgehaald naar de kerk, mat zangers
en priesters in vol ornaat. Ook dat ge
bruik bleef achterwege.
Thans wordt de prachtige rijve in de
week voor Pinksteren door ijverige
handen in de sacristie glanzend ge-
CORNELIUS EN
CYPRIANUS
De Romein Cornelius werd in 251 tot
Paus verkozen. Hij had tijdens zijn kort
pontificaat eerst af te rekenen met de
naijver van bisschop Novatianus, me
dekandidaat bij de pauskeuze en werd
later na foltering verbannen door kei
zer Gallus, die voor het uitbreken van
een pestepidemie de schuld aan de
christenen toeschreef omdat zij de af
goden niet wilden aanbidden. Corne
lius' invloed werd ook in ballingschap
zo groot dat hij tenslotte opnieuw voor
de rechterstoel werd gedaagd en uit
eindelijk in 252 de marteldood stierf.
Gevankelijk op weg naar een heidense
tempel had hij ooit de vrouw van zijn
bewaker genezen, Sallustia, die jaren
verlamd was als gevolg van een ze
nuwziekte. Waarschijnlijk de reden
waarom hij later als beschermheilige
tegen deze kwaal zal worden aange
roepen.
Sint-Cornelius,
eyer.
Cyprianus. bisschop van Carthago en
voorvechter voor de eenheid in de
kerk, steunde zijn vriend Cornelius in
diens strijd tegen het schisma van No
vatianus. De keizer liet ook hem in
ballingschap aanhouden (258) en
daags nadien reeds onthoofden.
Cornelius en Cyprianus hebben sa
men hun feestdag op 16 september en
vooral in Ninove wordt hun beider
naam in één adem vernoemd.
Cornelius wacht genadig op het
zwaard.
Duizenden inderdaad: de Ninovieters
meestal 's zondags, dikwijls van voor
het ochtendgloren en geen gezin dat
niet komen zou. De buitenmensen
schoven vooral op Pinkstermaandag
aan, met hele drommen, soms op twee
rijen rieten stoelen op een boerenkar of
een hele sjees vol deftig zwart met
hoge schoenen en grote hoed 't Was
dan ook kermis op het Kerkplein, de
weesgegroetjes werden aaneengere
gen op de maat van de ijle muziek, die
hortend en een beetje treiterig door de
gaatjes van de orgelboeken viel. De
paardemolens draaiden de uren aan
mekaar, toen er later fietsjes op kwa
men heette zo'n ding een «velokespjei-
remeulen».
«O gouden schemer dier verleden tij
den..»