AFFUCEM ONDER DE FRANSE REVOLUTIE I a ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK TE AFFLIGEM De Voorpost - 23-5-75 - 9 BEDA REGAUS, LAATSTE PROOST VAN HET OUDE AFFLIGEM In zijn jeugd twijfelend welke staat hij zou aannemen, soldaten- of kloosterleven, doorliep hij verschillende kloosters doch vond nergens rust. Te Affligem echter wilde hij blijven en toonde er aanstonds zijn bizondere begaafdheden zodat hij weldra opklom tot bibliothekaris, biechtvader voor het volk, novicenmeester en supprior. Op 45-jarige leeftijd tot proost verheven ging zijn aandacht o.a. naar handschrif ten, naar nieuwe boeken, naar versiering van de kerk, nieuwe biechtstoelen, mar meren praalgraven voor Godfried met den Baard en zijn dochter A.'eydis, koningin van Engeland. Een nieuw Van Peteghem-orgel en standbeelden van de H. Jozef, Benedictus en Martinus en heropbouw van een deel van het klooster mogen ook op zijn aktief worden vermeld. Een nieuwe beiaard bestaande uit 48 klokken die samen meer dan 10 ton wogen kwam de kerk verrijken. OOSTENRIJKSE PLAGERIJEN Weldra zouden echter de ver volging en de beroerten voor onze abdij beginnen die zouden uitmonden in een totale ver nietiging. Keizer Jozef II, de Keizer-Kos- ter, bracht allerlei schikkingen en verordeningen uit waardoor hij de godsdienst veel kwaad deed. Tot in de kleinste details regelde hij processies, bede vaarten, dorpskermissen, kledij van de priesters, altaarkaarsen, enz. Hij schafte de bisschoppelijke seminaries af en ontnam zo aan bisschoppen en klooster oversten de macht aan hun eigen geestelijken de godge leerdheid te onderwijzen. Proost Regaus ontving zo ver schillende keizerlijke aanma ningen om zijn novicen naar Leuven te sturen, doch de proost antwoordde gewoon dat hij geen novicen had. In 1789 kwam echter Kapitein Span aan het hoofd van 52 soldaten in de abdij aan en las voor het verzamelde kapittel een keizerlijk schrijven waarbij voortaan alle bestuur, toezicht en verzorging van tijdelijke goederen onttrokken werd aan de abten en kloosterlingen. Een zekere Maes werd door de keizer aangesteld om. zonder enige tussenkomst van de proost, de goederen van de abdij te beheren en enkel aan het staatsbestuur hierover re kenschap te geven. Intussen was ons land door de plagerijen van de keizer echter in zulkdanige toestand van op winding dat elk ogenblik een opstand kon worden verwacht. Deze opstand brak dan inder daad ook uit en de patriot ten veroverden Turnhout en vorderden zodanig dat de kei zer toegevingen wil<e doen. Hij stierf echter kort daarop en werd ODnevolqd door zijn broeder Leopold. Op 11 janua ri 1790 hadden de Belgen reeds hun onafhankelijkheid uitgeroepen, doch door de gro te verdeeldheid die tussen de vrijheidsstrijders heerste, kwam het land einde 1790 weer onder het Oostenrijks bestuur. steun en bestrijding van de weken de Oostenrijkers terug kosten door de oorlog veroor zaakt. In 1794, na de overwinningen van Jourdan en Pichegru, kwa men de republikeinse Franse soldaten terug in ons land en met hen de principes van 1789. Na de slag bij Fleurus ging een koude rilling door geeste lijken en adel en werd een ware Franse terreur gevreesd. Op aanstoken van een paar monniken namen een aanzien lijk deel van de kloosterlingen van Affligem de vlucht maar ze kwamen weldra terug. Zes onder hen bleven echter weg en waren er de oorzaak van dat het klooster onder se kwester werd gesteld. De eerste Fransen kwamen op 11 juli en werden met onver schilligheid ontvangen. Weldra werden de opeisingen groter en groter en in augustus wérd begonnen met het wegnemen van allerlei kunstwerken uit de te Brussel zouden zijn en baron de Meer wilde helpen in de sirijd tegen de Fransen, ja er zelfs op vooruitlopen. Aan het hoofd van 150 slecht gewapen de en ongedrilde boeren kwam hij te 9 u. aan de abdij, ontwa pende enkele Fransen die er wacht hielden en na de abdij in. Nu was het wachten op hulp doch die scheen er niet te ko men en de mannen van Moorsel sloegen op de vlucht als ze hoorden dat Franse troepen zo uit Gent als uit Brussel naar de abdij kwamen. Met kanonscho ten werden de poorten van de abdij geopend. Baron de Meer werd te Wael- hem gevangen genomen en naar Mechelen en Brussel over gebracht waar hij opgesloten werd in de Hallepoort, toenma lige militaire gevangenis. Tever geefs trachtte men zijn leven te redden en op 20 januari werd hij, samen met twee andere "K, -"'t Zicht op het vroegere Affligem belschrey) vluchtte naar Utrecht en Dortmund en vestigde zich na zijn terugkeer te Antwerpen als kapelaan. Dom Hieronymus (Henricus Haenen) vluchtte naar Utrecht en kwam terug naar Aalst waar hij stierf in 1809. Dom Franciscus (Ignatius Wij- i steenkappers moesten teksten in de arduinstenen kappen zoals het briefje dat op elke steen lag vermeldde. Voor deze steen had men nog geen bepaalde bestemming en men vroeg dan ook om te wachten met hakken tot men de tekst later zou aangeven. En wat deed de Waalse, vlaamsonkundige steenkapper? Hij hakte erin: «Behakt zooals nader wordt opgegeven». De paters speelden het spel mee en deze steen hangt nu in de zuilengang bij de ingang van de refter abdij. Een Rubens en zeer vele EN DE FRANSEN! yO Weldra begon de oorlog tussen de Fransen en de Oostenrij kers. Frankrijk was echter reeds in oproer en in 1793 werd Koning Louis XVI te Pa rijs onthoofd. Tot dan toe had Affligem wei nig te lijden gehad van de Fransen, doch op 31 januari 1793 kwamen Franse soldaten bezit nemen van het klooster. Een kommissaris nam alle sleu tels bij zich en maakte een boedellijst van alle meubelen, boeken en kunststukken. Op 3 maart liet deze Franse kommissaris te Affligem de vrijheidsboom planten, doch de boeren uit de omgeving vonden dit zo dwaas dat de plechtigheid in het honderd liep en de kommissaris zich bij zijn oversten beklaagde. Deze oversten gaven de monik- ken de schuld als zogezegde aanstokers van deze tegenma- nifestatie en werden streng be rispt. Als de Fransen dan even later ons land dienden te ver laten, waren de monniken zeer tevreden en schonken aan de terugkerende Oostenrijkers een flinke som (40.000 florijn) als oude manuscripten en boeken werden meegenomen en de boekerij werd verzegeld. AFSCHAFFING VAN DE ABDIJ Nadat de lijst van de monniken was opgemaakt, nog veel boe ken meegenomen en de zegels gelegd op alle archieven, werd pan de monniken medegedeeld dat het klooster opgeheven, af geschaft werd. Aan de monni ken werd een soort vergoeding voorgesteld, doch allen weiger den ze deze vergoeding die zou kunnen worden aangezien als een stilzwijgende goedkeu ring van de opheffing. Op 6 november werd de kerk gesloten en werden de monni ken voor de keuze geplaatst de vergoeding aanvaarden of dadelijk het klooster verlaten. Allen kozen ze het laatste en trokken naar het Kasteel van Overham bij Aalst, eigendom van de barones van Cumptich VERNIELING VAN DE ABDIJ De voorziene vernietiging van de abdij werd nog bespoedigd door een optreden van Baron Jan Jozef De Meer. Terwijl de Franse legers zege op zege behaalden in Italië, wilden in onze streken mensen zich te weer stellen. Op 2 januari 1797 sloeg Jan Jozef de Meer, jongste zoon van de heer van Moorsel, alarm. Het gerucht liep immer dat binnen een Daar gen°Ude ruïnes de merkwaardi9e plantentuin van Dom Joris Verton- Moorselaars, te Brussel op de Koninklijke Plaats gefusilleerd. Daar de Fransen meenden dat de monniken weer aan de basis lagen van deze troebelen werd kommissaris Cooman naar het Kanton Lebbeke gestuurd om de monniken te arresteren. Dit gebeurde dan ook doch de monniken werden na korte tijd terug in vrijheid gesteld. Met de wetten van die tijd werd het voor de monniken echter een quasi onmogelijke zaak in gemeenschap te blijven leven wat hen aan veel gevaren zou blootstellen. Door de Aalsterse administratie werd de abdij verplicht tot een betaling van 600 pond in no vember 1798 en daar de ge meenschap oordeelde dat dit onmogelijk was ging ze dan ook volledig uiteen. UITDRIJVING UIT DE ABDIJ Proost Beda Regaus trok in bij griffiet De Witte te Hekelgem. Dom Paulus (Joannes De Co- ninck)"- vluchtte naar Hamme, waar hij ziek werd en over leed. Dom Augustinus (Egidius Van Hecke) verbleef te Brussel waar hij stierf in 1798. Dom Carolus (Joannes Jacobs) betrok met een medebroeder een huis te Aalst waar hij tot aan zijn dood het kloosterkleed droeg. Dom Godefridus (Ludovicus Kiekens) werd door de Fransen gevangen genomen doch her won zijn vrijheid en stierf te Aalst in 1806. Dom Coelestinus (Carolus De Cort (vluchtte naar Utrecht en Londen en overleed te Gent in 1810. Dom Maurus (Josephus Wal- grave) werd pastoor te Opdorp en werd, nadat hij' een brief had geschreven over het ge drag van de Fransen, te Bor- nem gevangen genomen waar hij nauwelijks de doodstraf ont liep. Dom Franco (Joannes Van den Broeck) werd pastoor te Waver en verliet, ondanks de hevigste vervolgingen en opzoekingen, zijn kudde niet. Dom Fulgentius (Joannes Dis- clijn) vluchtte met Coelestinus naar Utrecht en keerde terug naar de pachthoeve te Waver waar hij overleed in 1804. Don Rupertus (Antonius Lo pez) verschool zich tegen de Fransen te Aalst bij een zeke re Kiekens. Dom Agatho (Egidius Impens) verschool zich tot aan zijn dood te Waver in een molen Dom Hugo (Thomas van Gob- nants) werd te Waver als pas toor door de Fransen afgezet en stierf te Lier in 1836. Dom Bruno (Joannes van Ber- ckeiaer) woonde na zijn vlucht naar Utrecht niet te Aalst te Overham, dch in zijn ouderlijk huis te Lier. Dom Antonius (Petrus Vloe- berghs) vluchtte naar Utrecht en overleed na zijn terugkeer in zijn geboorteplaats Heyst. Dom Leodegarius (Guillelmus Belet) verborg zich te Leuven waar hij overleed in 1832. Dom Emilianus (Ignatius De Rijdt) kreeg drie maanden ge vangenisstraf en werd daarna pastoor te Opdorp. Dom Josephus (Joannes Ne- pomucenen De Grauw) vlucht- naar Mechelen. Dom Norbertus (Paulus De Vos) werd bestuurder der Theresia- nen te Dendermonde nadat hij verbleven had te Waver, Leuven en Opdorp. Dom Petrus (Livinus Van den Gheyn) vluchtte en stierf te Lier. Dom Anselmus (Petrus Van Haevermaet) keerde terug naar Okegem naar zijn ouderlijke woning. Dom Benedictus (Jacobus Spa- noghe) werd gevangen geno men te Aalst en te Gent opge sloten waar hij kon ontvluch ten. Hij overleed te Aalst aan een besmettelijke ziekte. Dom Romanus (Ferdinand de Longé) vluchtte naar Bornem en Hingene en overleed als pastoor te Vossem. Dom Wolfgangus (Guillelmus Brizau) bleef in de vervolging verborgen bij de familie Moyer- soen te Aalst en stierf als on derpastoor te Haasdonck. Dom Leender (Joannes-Baptis- ta Geerts) vluchtte naar Ut recht en keerde terug naar Mechelen waar hij overleed. Dom Martinus (Petrus Van de Vondel) keerde terug naar zijn geboorteplaats Appels waar hij overleed Dom Radulphus (Petrus Hon- tes) keerde na de versprei ding terug naar zijn geboorte plaats Zolder. Dom Odilo (Joannes Le Bon) kwam na de verspreiding naar Geel en Mechelen en werd Dom Amandus (Petrus De Wil- pastoor te Viersel. Dom Amandus (Petrus De Wil de) was de laatste novice van Affligem. Hij keerde na de ver spreiding terug naar Leuven waar hij in 1855 overleed. Zo werd de hele Affligemse gemeenschap van elkaar ge scheiden. Dit was voor de Af fligemse gemeente pijnlijker dan voor twee eeuwen. Toen dwaalden de monniken ook lang rond van de ene plaats naar de andere maar toch ble ven ze steeds samen terwiji ze nu nergens rust vonden daar de priestervervolgers Na een eerste reeks werkzaamheden na april 1974 in de tuinen van de abdij Affligem is een tweede oudheidkundige campagne zopas gestart onder leiding van Flor De Smedt van Asse en Frans Van Bellingen van Ganshoren. De eerste werkfase (1974) kan worden aangezien als een vuurproef waarin zeker werd bewezen dat de abdij nog rijk is aan middeleeuwse overblijfselen. Alhoewel aan de oppervlakte niet meer zo heel veel te merken is lijkt de bodem in de Affligemse tuinen nog heel wat herinneringen aan het groots verleden van de abdty te bevatten. Het wordt een alleszins boeiend maar langdurig werk dat slechts zeer systematisch kan worden uitgevoerd. Met een greintje geluk kan echter worden verwacht dat over enkele maanden men de funderingen van de eerste kerk kan hebben blootgelegd en dat men stilaan kan komen tot de wedersamenstelling van de oorspronkelijke gebouwen. De reeds geborgen vondsten z(jn niet zo spectaculair maar bewijzen toch dat Affligem, niettegenstaande de talloze plunderingen en verwoestingen, nog heel wat heeft bewaard. Bewijs hiervan de ontdekking van een «gesloten vondst» bestaande uit negen bijna gave kannen uit het midden van de veertiende eeuw. Voor de vele bezoekers van de abdij, van het Kultureel Centrum en ook voor om het even wie die zich interesseert voor dergelijk opgravingswerk willen we nog preciseren dat deze opgravingen door leden van Geschied- en Heemkundige kringen die aangesloten zijn bij het Verbond voor Heemkunde van Vlaams-Brabant. Ze staan onder toezicht van beroepsarcheolo gen. Iedere zaterdag, van 10 tot 16 u, wordt er druk gewerkt tenzij het weder het werkelijk niet zou toelaten en tijdens de zomervakantie wordt er zelfs een archeologisch kamp gepland. Kandidaat-medewerkers, met of zonder archeologische ervaring, zijn steeds welkom. Ze kunnen zich aanmelden b(j Dom Idesbald of Dom Joris of rechtstreeks kontakt nemen met de werkleiders, Flor De Smedt, Mollestraat 5, Asse of Frans Van Bellingen, L. de Brouckèreiaan 35,1080 Ganshoren. L.H. Beeld van de H. Benediktus, stichter der Benediktijnen in de nieuwe kerk van Affligem. overal meester waren. Beda Regaus leefde bij de heer De Witte, in de nabijheid van de abdij, tot 1808 en liet ontel bare geschriften over het klooster na. Dom Veremundus, geboren te Dendermonde, monnik van Af fligem, had als projekt deze abdij herop te richten. Hij vormde een nieuwe gemeen schap die zich echter te Den dermonde vestigde in het oud Kapucijnenklooster. BEZITTINGEN De Kongregatie van Affligem die in 1525 82 leden telde, had rond 1638 slechts 24 geeste lijken waarvan 15 priesters en 6 novices. Daarenboven woon den 7 monniken te Waver en 4 te Bornhem. Het aan de abdij fungerend personeel was zeer talrijk. Er waren verschillende heren, een chirurg, een orga nist. twee portiers, twee koet siers, een kok, met heiper, een bakker, brouwers, twee jacht wachters, een jager, een hove nier en een herder. De abdij bezat zeven bijhuizen Brussel, Waver, Nijvel, Aalst, Dendermonde, Mechelen en Leuven. Een groot aantal leengoederen hingen af van de abdij. Deze waren gelegen vooral in het land van Assche maar even eens te Anderlecht, Leerbeek, Bellinghen, Bever bij Strom- beek, Merchtem, Watermael, Uccle, Limelette, Corbais, Pro- melles, Glabais, Jenappe, Schille en in Vlaanderen te Pollaer, Herdersem, Lebbeke, Denderbelle en Oordegem. Aan de Graaf van Vlaanderen diende de abdij elk jaar te bezorgen een pelsmantel en een paar laarzen. LH. De vroegere renaissance ingangspoort van de kapel van de H. Mag- dalena.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1975 | | pagina 9