De Voorpost - 30-5-75 - 5 Een deeltje van de fantastische abdijbibliotheek HOE ZAG AFfUGEM ER VROEGS) UT abdijkerk begraven. Een kleine begraafplaats ge legen naast de kerk werd \eranderd in een bosje in 1630 waarin de geestelijken vaak met de boog schoten. In 1757 werd een nieuwe sakristij gebouwd volgens plan- nan van Donckers. Een andere saktristij bevond zich langs de noordelijke zijde waar vroeger de Capella Tenebrosa. de donkere kapel, zich bevond. Verder, oostelijk van de slaap- ruimte en parallel met het hoogkoor van de grote kerk bevond zich een kapel gewijd aan Maria enerzijds aangezie- als de voornaamste bidplaa s van de abdij en anderzijds als een gewoonte van de monniken die de regel van Cluny vormden en die een afzonderlijke bid plaatsvoorde H. Maagd wilden hebben. HET EIGENLIJKE KLOOSTER zelf werd bereikt via de noorde lijke uitgang van de kerk en omsloot een vierkantige binnen plaats terwijl het klooster zelf nog door allerhande gebouwen omgeven was. Het eerste klooster, gebouwd onder abt Joannes (1242-1261) was bedekt met een stenen vout en ondersteund door kolommen in blauwe steen. De rechtervleugel werd het O. L.V.-klooster geheten. De vensters droegen er beelden van het leven van O.L.V. de abt van Clervaux zou hebben gegroet. Langs de oostelijke zijde be vonden zich het kapittel en de slaapruimtc. Oorspronkelijk was deze slaapruimte niet ge scheiden in cellen maar sliep men in een plaats met drie of vier rijen bedden en was die ruimte gans de nacht verlicht. Het kapittel bevond zich onder die slaapruimte. Hier werden o.a. begraven: Marie, dochter van Philippe-Auguste en Ingeburg van Denemarken als mede Godfried van Leuven, eerste Heer van Gaasbeek. Tussen de westelijke klooster vleugel en de binnenkoer bevond zich de «Zolder», op de plaats waar het Paleis van Aleydis had gestaan. Ook de oude refter bevond zich daar. Deze was 150 voet lang en 40 voet breed en dateerde uit het begin van de 13de eeuw. Bij een kleinbinnenkoertje noordelijk van de refter bevond zich het huis van de proost en Hendrik van Assche liet er een kamer bouwen tot bewaring van de voornaamste geschriften van am.en< atuurli naar et nog si de abdij, bewaring tegen diefstal en tegen brandgevaar. Wat verder zag men het huis van de abt en tot huisvesting van vreemdelingen. Het was zeer eenvoudig en droeg slechts een torentje. Achter het huis van de proost bevond zich de verpleegzaal en de oude biblioteek die in 1637 afgeslagen werd en vervangen door een gebouw van 182 op 74 voet. DE BIBLIOTEEK Reeds in 1158 kende abt Godschalck een som toe van de inkomsten van de hoeven van Rodenburg en van Oordegem tot aangroei van de biblioteek. Later werd de boekerij evenwel verwaarloosd en toen in 1509 Jaak de Croy de abdij bezocht was er geen echte biblioteek toegankelijk voor de monniken en waren de boeken van waarde (evenals de juwelen en de mooiste meubelen) verstopt. Even later wordt de biblioteek van Affligem nochtans aange zien als een der rijkste van het land. In 1643 werd door Odo Cambier een inventaris opgemaakt van al wat zich in de biblioteek bevond en deze cataloog werd door Sanderus gepubliceerd in zijn «Bibliotheca Minuscripta». Onder het bewind van Maria- Theresia was er weer meer belangstelling voor geschiedenis en letterkunde en dan kwamen vele geleerden de kronijken en handschriften van Affligem raadplegen. Tot inde Académiede Besan^on werd de biblioteek van Affligem geroemd en vele oude hand schriften werden te Affligem gekopieerd. Merkwaardig is wel dat het Miniatuur van de abdij die de Rijmkroniek versierde bloeien van de bilbioteek parallel loopt met het vermeer deren of verminderen van de godsvrucht van de monniken. Stoffelijke welstand, die de godsvrucht negatief beïnvloed de. had ook een daling van de aktiviteiten in de boekerij voor gevolg. Van de eerse eeuwen is vooral bijgebleven een verhandeling over de Genade door abt Franco. Uit de tweede helft van de 13e eeuw citeren we een werk over het Huwelijk door Geraard van Affligem. Willem van Mechelen vertaalde in het Nederlands Het Heilig Leven van de H. Lutgardis. Thomas van Cantimpré beschreef het leven van Beatrijs, de gelukzalige. Theoloog Simon maakte ser moenen. wiskundige Hendrik van Brussel hield zich o.a. bezig met kalenders. Andermeeren schreef kronijken. Dan was er een periode van geestelijke luiaardij tot rond 1600 wanneer Van Haefte, Phalesius en Cam bier voortdurend schreven. Als voornaamste schrijver moeten we natuurlijk Beda Regaus vermelden die alle andere in de schaduw stelde. Resumerend was wat de monniken van Affligem bij droegen tot vermeerdering van menselijke kennis niet zo den derend als wel zou kunnen verondersteld en verwacht worden. TUINEN Rond de ziekenzaal bevonden zich mooite tuinen. Men zag er o.a. 16 in piramidevorm ge knipte laurierbomen van 25 voet hoog die in 1678 aan Lodewijk XIV werden geschonken om zijn bescherming te verkrijgen. Ze werden overgeplaatst naar Versailles en waren er nog ten tijde van Beda Regaus NIEUWE GEBOUWEN EN VERVAL In de 18deeeuw warende meeste gebouwen waarvan hierboven sprake, in slechte toestand geraakt, de muren gescheurd en veel houtwerk verrot. Een plan van architekt Duwez werd in 1768 met een meerderheid in het kapittel van 21 tegen 5 aange nomen. Dadelijk werden drie kanten van het klooster neergehaald. Gravend vond men resten van geraamten, en van schedels, w aarschijnlijk uit de periode van de gevechten bij Affligem in de 14de eeuw. Geldstukken geslagen onder Lodewijk Van Male werden ook toen opgegraven alsook koperen geldstukken geslagen onder abt Jan II die in 1313stierf. Op 7 mei 1770 werd de eerste steen gelegd van de nieuwe gebouwen die twee grote vier hoeken zouden vormen. Het eerste vierkant dat rond de kerk diende gebouwd te w orden was echter nog niet afgewerkt als in het jaar V de abdij werd verkocht. Bij de verkoop was een geweldige hoeveelheid bouw materiaal nog aanwezig, genoeg om 60 schepen van de tonne- maat zoals ze meestal op de Dender varen te laden. Wat er reeds stond werd afgebroken vanaf 1797 en de materialen werden verkocht. Ook de kerk onderging dat droeve lot en de toren tiel. gedynamiteerd, be neden met een lawaai als van de donder. Van deze kerk resten nog de delen muur met de vijf ogivale vensters. Van klooster, refter, slaapzaal, is er niets overge bleven. Het paviljoen •'t Comptoeër» en het «Bis- schoppenhuis» met voorgevel uit 1720 en achterste deel uit einde 17de eeuw blijven nog over. Te midden van de huidige gebouwen herinnert weinig aan de vroegere luisteren is er vooral plaats voor een gevoel van treurigheid om het verleden. Van al wat Affligem vroeger zo bezienswaard maakte rest nog vooral een oeroude eik, vele eeuwen oud. door de regering aangekocht als herinnering aan een ver verleden! L. HAVERHALS De binnenkoer van de oude abdijhoeve Beeld van O.L.-Vrouw van Affligem Destijds bezat de abdij ook drie windmolens die gelegen waren op den «Molencauter» en die gedurende de godsdienstoor logen in brand geraakten. Als vervanging liet men er in 1648 een andere optrekken die enkel moest dienen om het graan voor de monniken en voor de gasten en pelgrims te malen. Daar Affligem geen toelating had tot het bouwen van die molen werd bevel gegeven deze molen samen met die van Hekelgem en Asse af te breken. Na tussenkomst van de aarts bisschop mochten de molen blijven doch moesten een jaar lijkse belasting betaald worden. net ee den zj aar ee 1 erken ^uur cen vierdubbele rij beuken eeg ht men 'n de abdij. Op het pretti f'nde van deze dreef, tussen telscha tRKcrs, wouden en vijvers be- kletst fond zich de omheining van het le graj doosier in de vorm van een ■(jtierhoek. In het zuiden en e noordoosten was de abdij om- jeven door muren en in het westen door wallen. Twee poorten gaven toegang tot [S het klooster: de «Bospoort» langs de kant van Moorscl en, naar hel zuiden gericht, de (Eerste Poort», herbouwd in 1726, langswaar elke week, tweemaal, nl. op maandag en op donderdag, broodjes van een pond aan de armen die zich aanmeldden werden uitgedeeld. Er waren er steeds honderden; hun aantal schommelde van zeshonderd tot zelfs twee duizend. toek Soortgelijke broodjes gaf men elke dag aan arme reizigers, aan pelgrims en aan soldaten. De Op eg ongelukkigste bewoners van de omgeving kregen meer voedsel en overschotten van de tafel der monniken. In een speciale kapel werd de nus voor de pelgrims opge dragen. Eens voorbij de plaats waar vroeger de eerste poort zich bevond ziet men rechts de gebouwen van de oude abdij- hoeve en muren met steunberen die eertijds dienden om het fooouwd deel van het klooster te heiden van de akkers. Aan de hoeve ziet men nog een overblijf sel van oude muren alsook een n gaf n jewi aten ht en dt Marei takt. hij Ier vei 'oudig Ij» 11 hit ?alliee ein gt gepai van o iracht tl viele ;tapper ïndru; die* f len wi uurge jiiooie stenen poort die daar nu geplaatst werd doch die vroeger diende als ingangspoort van de kapel van de H. Magdalena. Langs deze kant ziet men ïolens ovcrblijfsels van oude ge- jjj .bouwen. De meningen over de n sa oorsPronke'ij'ce bestemming v. instru dcze gebouwen verschilt. Som migen denken dat het resten zijn van de eerste kloostercellen. Anderen menen evenwel dat het overblijfselen zouden zijn van een gebouw waar vreemdelingen konden verblijven als ook van een huis van achttien leken die de godsdienstoefeningen volgden. De gastvrijheid van de kloosters was vroeger zeer groot: reeds in 1192 werden ridders in de abdij Affligem gevoed en gehuisvest en vaak werden speciale in komsten besteed aan het onder houd van de gasten. Zo liet abt Wilhelm II een groot stenen gebouw voor hen oprichten in de eerste helft van de dertiende eeuw. j Mun :htmu n soa tenab de df reek! naa1 waai teruc lende. doa boot van ïrberg t war- Mor> er uil aakte le au- gweg jorde stge- irheid (laar- li ma an en i! ;l L.H Te midden tussen de klooster- hoeve en de boomgaard bevond zich de «koninklijke poort» langswaar reeds in 1521 vrouwen die de abdij bezochten werden onthaald. Even verder bevond zich een mooi met bomen beplant terras, een kleine tuin en het vissershuis waar destijds de visnetten werden bewaard doch dat in 1615 getransformeerd werd in een ziekenhuisje voor geestelijken en bezoekers die leden aan een besmettelijke ziekte. Verder vond men er de brou werij, de hopkast, en meer noordwaarts de stallen, de wasplaatsen en de schuur. De molen en alle aangrenzende gebouwen zijn echter lang verdwenen. Langs de andere zijde, in de richting van de hellingen van Bouchout. bevond zich een lange reeks gebouwen. Franco, tweede abt van Affligem. begon in 1129 met de bouw van een nieuwe kerk opgedragen aan St.-Pieteren St.-Paulus. Het was wel een merkwaardig gebouw, langs buiten gesteund door steunbogen, versierd met niet minder dan 5 torens en bereik baar via twee prachtige ingan gen. Door de opeenvolgende oorlogen had deze kerk echter veel te lijden. Abt Jan heeft deze kerk langs de oostzijde nog vergroot en de muren met ijzeren ankers verstevigd. Na de verwoesting van deze kerk in 1580 werd aan de heropbouw- slechts begonnen in 1600. Een deel werd herbouwd en diende tot tempel tot 1625. Nu werd de kerk volledig in orde gebracht en een nieuwe be vloering. 5 cm hoger dan weleer, werd aangebracht zodat aarts bisschop Boonen vijf altaren kon wijden: Het hoofdaltaar gewijd aan St.-Petrus en Paulus. het altaar van Benediktus en Svhol- astica. langs de rechterzijde, dat van de H. Maagd links, het altaar van Joannes Baptista en Martinus rechts van het koor en dat van Placicius en zijn gezellen links van het koor. Ongelukkig lijk verloor de kerk met al deze versieringen en ornamenten in renaissance-stijl haar gotisch karakter. KUNSTSCHATTEN Wapen van Affligem volgens Sanderus De alleenstaande toren van de nieuwe kerk De kunstschatten van de kerk groeiden echter gestadig aan. Voor het altaar van de H. Maagd L geskulpteerd door de Antwerpenaar Jan Ducay schil derde Kasper deCrayer in 1632 een zeer bevallig schilderij voorstellend het Kindje Jezus op de knieën van de Moeder. Op het hoofdaltaar in het koor eveneens van Ducay kwam een werk van Rubens, nl Kristus die Zijn kruis draagt. 21 voet hoog en 13 voet breed verhuisde het naar het museum van Parijs en wordt nu bewaard te Brussel. Nicolas en Hubert Chabontiau zorgden voor een nieuwe beiaard en de Antwerpenaar Servais C'ardon zorgde voor een preek stoel en voor koorstoelen die tot de mooiste van ons land konden worden gerekend. In 1747 liet de prior twee nieuwe kapellen bouwen: een voor de H. Jozef met een beeld van Jozef door Delvaux en een voor de H. Maagd met een zilveren kruis van vijfvoet hoog. Beide altaren waren van marmer volgens tekeningen van archi tekt Donckers. Van 1764 tot 1767 ging men over tot een volledige restauratie van de kerk en de kerk werd verrijkt met een reeks schilderijen van de Antwerpenaar Martin Geeraerts: Petrus en de zondige vrouw, de overspelige vrouw, de Discipelen van Emmaiis. Mci- chisedech en het Offer van Abraham. Naast het hoofdaltaar kwamen twee marmeren beelden van Delvaux. van St-Benediktus en St-Martinus. Nu staan deze beelden in de St-Goedelekerk te Brussel. Nog vele andere kunstwerken werden in de abdijkerk ge plaatst. Zo kwamen o.a. nog zes biechtstoelen geskulpteerd te Nijvel. een smeedijzeren hek achter het hoofdaltaar en een nieuw Van Pcteghem-orgel. Bij de restauratie werden de stichters niet vergeten. Zo wer den twee marmeren mausolea geplaatst, een voor hertog Godfried 1 en een voor koningin Aleydis van Engeland. Gravin Mathilde van Brabant wilde, zo ze in haar geboorteland stierf eveneens tc Affligem begraven worden. De heren van Aalst. Boudewijn, Iwein. en Dirk en de bekende Sanderus werden eveneens in de

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1975 | | pagina 5