GISTEREN KOMT VANDAAG
TOCH WEER
VERTELLINGEN VOOR
DE TOEKOMST
i
Vooral voor u vertel ik. En voor degenen die met u een
nieuwe wereld zullen bouwen. Ik hou van u. Gij zijt mij
dierbaar als het leven. Ik weet niet of gij blond, donker of ros
zijt, hoe uw naam zal klinken, of uw ogen blauw of zwart
zijn, of gij een jongen of een meisje zijt, maar mijn hart en
mijn dromen zijn vol van u. Ik zie al de wandelingen die we
samen (misschien)zullen maken. Ik zal uw hand in de mijne
houden, ik zal u vertellen van toen en van nu omdat ik
vandaag het gevoelen heb dat eens ieder van ons
achterhalen wil hoe het eens is geweest, hoe ze dachten en
leefden degenene van wie wij de afstammelingen zijn, van
wie wij onbewust een trek, een talent of een kwaal in ons lijf
dragen. Wij lopen door de wereld met de passies, de pijnen,
de liefde, de haat en de karaktertrekken van eeuwen
voorgangers; wij weten van hen zeer weinig. Ik vertel opdat
gij in de nucleaire tijd van morgen steun, troost of plezier
zoudt hebben bij de wetenschap dat alhoewel de dingen
anders worden het hart van de mensen eender blijft...
Over enkele weken zult gij
bij ons zijn. De dokter weet
het naar het schijnt op één
dag na te voorspellen. Soms
wanneer uw stralende moe
der in de weelde van haar
jonge schoonheid en haar
rijke verwachting naast ons
zit leg ik de hand onder haar
hart en voel ik dat gij niet stil
meer blijft. Blijkbaar zijt ge
zo ongeduldig en zo nieuws
gierig als wij. In gedachten
zegen ik u, gij het eerste
kind van mijn kinderen, de
belofte van een nieuw ge
slacht. Over u weten wij al
een en ander: uw moeder
heeft van het zoveelste
geneeskundig onderzoek in-
fra-rode foto's meegebracht
naar de foto's van uw lijnen-
beeld. Toen ik klein was
hebben ze mij wijsgemaakt
dat ik met duizenden andere
zwarte en blanke babies uit
verre onbekende landen -
waar alles honig en zoete-
koek was-naar de samen
vloeiing van Dender en
Schelde werd gebracht aan
boord van een blanke boot
met hoge witte- masten en
gouden vlaggen. Al de
mama's van de stad waren
om ter vlugst de loopbrug
opgerend om het mooiste,
het liefste kind uit zilveren
mandekens weg te lopen.
Mama had zo snel gelopen
dat ze gevallen was, daarom
(met mij in haar armen) naar
maar het geheim is geble
ven. Want niemand kan
voorspellen of gij als man of
als vrouw tot ons zult
komen: uw beentjes zijn
ietwat opgetrokken en hou
den uw geslachtsorganen
verborgen. Ik geloof graag
dat ge moedwillig zo zit, en
dat ge de streken van uw
vader hebt om ons een
beetje te pesten. Dus wéten
wij niet of wij u Isabella,
Chantal, Maria, Monica of
Alexander, Peter of Jacques
zullen moeten noemen. Veel
belang heeft het nietgij zijt
welkom in de genegenheid
en de geborgenheid van de
ganse clan. Zelfs uw jongste
oom vergeet zijn lief en
wordt stil als hij op de foto's
de witte lijnen van uw
mysterieus verschijnen ziet.
Er is tederheid om u. Dat
geeft mijn bestaan een
nieuwe kleur. Ergens groeit
weer de lente en om u hoor
ik in mijn zachte muziek
van Django Reinhardt en
Louis Armstrong.
Jaren geleden heb ik mijn
kinderen zien geboren wor
den. Ik heb de pijnen
meegemaakt van hun moe
der, fierheid en eerbied om
hun komst gevoeld, hun
eerste kreet beluisterd, in
nig gezoend. Halve nach-
te oud en te moe was om
zich met babies in te laten
en dat ze eindelijk rust wilde
om ook eens van het leven te
genieten heeft al een kamer
en een bedje voor u klaar. Ze
hoopt dat uw mamma zal uit
werken gaan zodat zij over
dag voor u zal mogen
zorgen. Ze weet al precies
langs welke straten en lanen
ze met u zal wandelen, ze
heeft beslist dat we stil
zullen moeten zijn als gij
slaapt en haar zoon heeft ze
ronduit laten weten dat de
eerste die het aandurft
tegenover dat kind ruw,
streng of onvriendelijk te
zijn met haar zal moeten
afrekenen. Zij weet dat wij
haar zullen gehoorzamen
want zoals de meeste vrou
wen van mijn generatie is zij
niet geëmancipeerd her
haalt zij twee keer per dag
Zij zegt regelmatig dat zij
van geen tel is, niets heeft te
zeggener bijvoegende
dat de eerste die het niet
langer naar haar zin doet zal
weten welke dure prijzen
hem te wachten staan...Ze
zingt de wiegeliedjes waar
mee ze u zal paaien, ze bidt
opdat gij gelukkig en braaf
zoudt zijn. Ergens is de
onrust en de angst om het
onzekere gebleven. Toen
met het witte spoor van uw
hoofd en uw lichaam in het
geheim van haar schoot.
Fier weet uw vader te
vertellen dat terwijl uw
moeder gisteren onder de
ingewikkelde toestellen van
de kraaminrichting lag, de
dokter op een scherm heeft
getoond dat gij net op dat
moment een plasje maakte.
Dat daarbinnen gij beschikt
over een kompleet ingericht
appartement met alle moge
lijke faciliteiten maakt mij
het wonder van de groei naar
het leven nog boeiender. Ik
word het niet moe te kiiken
het ziekenhuis. Later leerde
ik dat de blanke boot met
de hoge witte masten een
sprookje was, dat in werke
lijkheid ik geboren was op
een keukentafel van een
schamel huis aan de Vee
markt. Dat heeft mijn dank
baarheid en mijn liefde voor
mama niet verminderd. Ons
moesten ze wel vertellen van
de blanke boot, van een
grote kool of van een
ooievaar, want ze hadden
nog niet de infrarode foto's
om te tonen dat de realiteit
grootser en ontroerender is
dan alle sprookjes. De
wetenschap laat ons in een
mysterieuze wereld kijken...
ten heb ik met hen door onze
kleine kamer gewandeld
opdat ze rust zouden vin
den. Nu is het anders.
Grootser. Geweldiger. Wel
licht moet men ouder wor
den, in zijn eigen leden
moeheid, jaren, sleet, ziekte
en zorgen dragen om ten
volle te beseffen hoe gran
dioos de komst is van nieuw
leven. Vandaag begrijp ik
waarom Louis Paul Boon
met zoveel talent en ontroe
ring schrijft over David, zijn
kleinzoon...Nog voo. uw
komst, geeft gij nieuw licht
aan ons samenzijn. Uw
grootmoeder die zei dat zij
mijn generatie zich aan
meldde riepen de aanstaan
de moeders de bescherming
in van alle heiligen, trokken
zij op bedevaart en began
kenis. Nu lopen ze om de
week naar de dokter en
speciale turnles. De veilig
heid, de hygiëne de gezond
heid hebben er bij gewon
nen. De zorg, de liefde...de
onrust om het onbekende zij
dezelfde gebleven. Ik ken
het nummer van de kamer
waar uw eerste wieg zal
staan, uw ouders zeggen nu
al wanneer ze naar de
kraaminrichting zullen rij
den om u te ontvangen en
mocht gij te lang aarzelen en
de jaarlijkse vakantie van de
dokter in 't gedrang brengen
dan zal men u dwingen te
voorschijn te komen...maar
de toon waarop mijn
schoondochter vraagt hoe
men een baby wast en in de
luiers draait is net dezelfde
als degene die mijn vrouw
had toen ze haar moeder
vragen stelde. Gij zijt een
kleine keten in het eeuwig
herbeginnen: nog vóór wij u
in onze armen krijgen hebt
gij bergen hoop, illuzies en
toekomstplannen gebracht.
Maar er is ook weemoed
rond het nieuwe leven dat gij
zijt: in de gedachten aan u
voel ik de onvermijdelijke
terugkeer naar degenen die
ons zijn voorafgegaan. Kind
van mijn kind, mogelijk zult
gij ooit meelijdend glim
lachen om mijn sentimen
teel romantisch verhaal
vergeet nooit dat er in mijn
geluk en mijn vreugde om
uw komst dankbaarheid is
voor degenen die ons voor
gingen, die het mogelijk
maakten dat ik ben en dat gij
zult zijn. Ik denk aan u...en
tegelijk ook aan die groot
vader (langs moeders kant)
in de laatste jaren van zijn
leven. Bijna blind ingevolge
een auto-ongeval liep hij
moeilijk en voorzichtig, zijn
grote hand op mijn schou
ders. Ik was toen een ventje
van tien. Iedere ochtend
leidde ik hem naar de kerk
bij het beeld van Onze Lieve
Vrouw. Ik weet niet of die nu
nog in de mode is. Ze had
een witte sluiier over het
hoofd, een blauwe mantel
en zeven zwaarden in een
gouden hart. Ik herinner mij
niet of Zij «de moeder van
zeven smarten» of de
«Troosteres der bedrukten»
was maar ik zie nog dat
grootvader telkens mijn
hand legde op dat hart.
Minutenlang bleef hij dan
roerloos zwijgen.
Pas buiten de kerk begon hij
te-vertellen over oorlog, de
toekomst, mijn ouders, me
zelf, de steden die hij had
bezocht, de mensen die hij
had gekend. Hij wist won
dermooie sagen en legen
den die ik in geen enkel boek
heb teruggevonden, sprak
van politiek en garde ci-
viques, van Borms en van
het vaderland, van de toe
komst van de middelen die
hij kende om alle kwalen te
genezen. Omwille van zijn
ziek bloed hadden de ge
neesheren hem de wijn en
het roken verboden. Zijn
vrouw en zijn kinderen
bespiedden hem, spanden
samen om te beletten dat hij
zou roken. Hij deed het
toch. Wanneer hij met mij
alleen was. Met zijn geld
kocht ik sigaren. Ik verborg
ze voor de anderen, ik nam
ze mee naar het park waar ik
naast hem op een bank
mocht zitten. En hij rookte.
Nu heb ik de indruk dat hij er
echt deugd van hadzijn
zieke ogen lachten. Ze
waren altijd vriendelijk - en
teer blauw-als ze op mij
rustten. Ik heb gehoord dat
hij streng was, zijn huisge
noten bijna met militaire
tucht behandelde. Ik heb
van hem alleen zachtheid
ondervonden. Ik was zijn
vriend, zei hij. Samen we
hadden één geheim: de
verboden sigaren. Nooit heb
ik hem verraden. In de kleine
grijze stad waar hij zijn
laatste levensdagen sleet,
waar iedereen alleman ken
de en bekritizeerde, waar de
mensen grijs en deftig
gekleed door de straten
liepen trok hij 's zomers
een witte strandbroek aan
en een klak. Omdat er zon
was en omdat hét makkelijk
zat. Zijn vrouw en zijn
kinderen protesteerden: ze
kloegen dat het niet netjes
was, dat zjn kledij enkel voor
het strand paste, dat de
mensen zouden vragen of hij
gek geworden was. Het kon
hem niets schelen: hij
wandelde met mij door de
grijze straten in een pak van
blijheid en vakantie. Rond
zijn rode kale hoofd had hij
een kroon van witte haren en
boven zijn mond, een enor
me witte snor. Nu besef ik
dat het omwille van die snor
was dat ik nooit zag of hij
écht lachte. Ik weet niet of ie
man gelukkig is geweest.
Zijn gestalte, zijn ogen, zijn
snor, zijn stem ben ik niet
(helemaal)vergeten; ik weet
veel van hem maar het
bijzonderste kon ik nooit
achterhalen. Zijn diepe ge
moedsgesteldheid, zijn
vreugde of zijn droefheid
bleven voor mij een geheim.
Veel van wat hij vertelde heb
ik pas later begrepen doch ik
heb het gevoelen dat- ik te
weinig van hem ken, niet
genoeg voor hem heb ge
daan omdat ik niet weet of
hij ja dan neen een gelukkig
man was. De mensen noem
den hem «monsieur Ie prési
dent» omdat hij voorzitter
was van een werkrechters-
raad, hij had een huis, geld,
vrienden en gezag...doch
ergens is hij een mysterie
gebleven.
Op een nacht kreeg hij een
krisis. Het hele huis was in
nachtkledij bij zijn bed
gehold: hij huilde als een
gek. Hij zag overal monsters
en vijanden die hem be
sprongen. Hij riep zijn zoon
om hulp en toen die hem
ondersteunde greep hij hem
bij de keel in de waan dat het
een van de monsters was.
Het zieke bloed had hem zot
gemaakt. In de kamer daar
naast lag ik te rillen van
angst. Ik heb alles ge
hoord... De volgende och
tend mocht ik naast zijn
bed. De ogen wijdopen zei
hij geen woord maar even
trachtte hij zijn hand naar
mij uit te steken. Ik heb. ze
niet durven aanraken. Een
uur later was hij dood. Nu
weet ik dat hij, onbewust,
een diepe invloed had op
mijn later leven, dat het om
hem en wellicht door hem
was dat ik bepaalde dingen
deed en andere niet.
Kind dat straks geboren
wordt, het is niet mijn leven
dat ik u vertel. Het zou
vervelen. Ik wil schrijven van
mijn generatie, van de
mensen uit mijn tijd, de
gebeurtenissen in onze ge
meenschap, van onze hoop,
onze ontgoochelingen en
ons geloof opdat gij morgen
in de nucleaire tijd zoudt
begrijpen dat wij in de grond
niet anders waren...dan gij
en uw generatie zult zijn.
Waarschijnlijk zal men u
later beter dat de «gij-
vorm» die ik gebruik ouwer-
wets is. Het is mode «jij» en
«jou» te schrijven en te
zeggen...ook in Vlaanderen.
In deze verhalen van giste
ren voor morgen moet ik het
bij de «gij» houden. De
mensen van mijn generatie
gebruiken de «gij-vorm» als
ze echt zijn, natuurlijk en de
waarheid spreken. Het Alge
meen Beschaafd Neder
lands dat gij met de moeder
melk zult meekrijgen is voor
mij en de meesten van mijn
jaren iets onwennigs een
zondagkostuum. We trek
ken het soms aan maar we
voelen er ons niet makkelijk
in. Voor ons heeft het iets
kunstmatig. Voor ons komt
de «jij» uit de boeken, de
«gij» uit het hart. Binnen
zoveel jaren zult gij ook gaan
vrijen en aan de mooiste
partner van de wereld zeg
gen: «Ik hou van je». Wij
zegden: «Ik zie(n) u gere»...
Wees gerust, de betekenis
blijft dezelfde. De gevoelens
en de gevolgen ook. Zoals
het altijd is geweest. Daar
om moet ik vertellen...
(Vervolgt)