[AAR ZIJN NU DE OUDE KUNSTSCHATTEN
[AN AEFLI6EM?
De Voorpost - 7-11-75 - 9
let minder dan vier maal werd Affligem, waarvan de eerste overste,
Igentius, in 1089 te Mamerijk de abtswijding ontving, in de loop der
len verwoest: twee maal tijdens kleine oorlogen )in 1334 en in 1356)
aarbij dan ook telkens een verblijf werd klaargemaakt te Brussel;
in derde maal tijdens het oproer der Geuzen (in 1580) en een vierde
aal bij de inval van de Sansculotten in 1790
ad deze laatste keer de vreemde bezetting niet langer geduurd dan
a de twee wereldoorlogen in onze eeuw dan ware allicht veel naar
ffligem teruggekomen dan was weggevoerd en had men de restaura-
e vroeger kunnen beginnen.
oor Affligem zou het echter duren tot 1869 eer ter plaatse het mon-
ksleven kon herbeginnen. Menig bezit was dus verjaard en geen
ikel maecenas bood zich aan om wat in vreemde handen was geko-
en op billijke wijze te vergoeden en het zo naar Affligem terug te
rijgen.
fel kwam van staatswege schadevergoeding voor bisschoppen en
arochiegeestelijken doch voor de geroofde eigendommen van ab-
Ijen en kloosters werd niets gedaan.
ffligem moest dus terug van nul vertrekken nadat van de oude
bdijkerk door de Franse revllutie zo weinig was overgebleven,
och is er nog heel wat, maardan verspreid over een groot deel van
mze huidige wereld.
;n kostbaar
MNGELIARIUM
PARIJS
Btlig achter slot bevindt zich
■Bibliothèque de l'Arsenal»
Parijs, onder nummer 1184,
m Evangeliarium uit de Xlle
iuw met 124 perkamenten,
ngs weerszijden beschreven
aden.
en in eigen land dan, bij de Be
nedictijnen van Dendermonde
en bij de pastoor van Orbais in
Waals-Brabant.
Dat de Affligemse kopisten met
hun manier om initialen te de
coreren en teksten van een mi
niatuur te voorzien een eigen
«school» hadden gevormd is
moeilijk te achterhalen. Zeker
Ifijwateremmertjes te Affligem
herkomst is duidelijk ver-
d: «Monasterii Affligemien-
js». De zware houten band is
zeer merkwaardig. Op de
;ant is hij versierd met pla
in vermiljoen en émail met
het midden een ivoren plaat
iet in reliëf de Transfiguratie,
iten de eigenlijke omlijsting
ijn vier kleinere ivoren platen
jebracht met symbolische
vorstelling van de vier evan-
elisten
>e achterkant is in gestampt
alfsleer voorzien van vier
ileine platen die spijkers vor-
nen, en met een metalen om-
jsting. De sloten op de band
ijn nog steeds ongeschonden,
lij elke evangelie heeft men
lerst een miniatuur welke een
an de evangelisten voorstelt.
:e miniaturen evenals
Ie omlijsting slechts uit de XVe
eeuw dateren is het klaar dat
:e er achteraf werden aan toe-
levoegd.
(OPIEERKUNST
loldoende bewezen is het feit
Affligem in de XII e eeuw
een uitstekend scriptorium be
at waar een aantal kopisten
moederlijk samenwerkten om
hun eigen klosster en de klos-
sters die toendertijd van Affli
gem afhingen van degelijke en
mooie koorboeken te voorzien.
Zulks bleek reeds uit het bezit
van de abdij van Maria-Laach
n de Duitse Eifel waarvan de
eerste abt uit Affligem kwam en
tevens uit wat gevonden werd
•n het Benediktinessenklooster
leGroot-Bijgaarden en te Vorst
&J Brussel.
Ook reeds in de eerste helft
van de XVIe eeuw, toen de
soekdrukkunst al een eind ge
vorderd was, bleef men in Affli
gem verder afschrijven, vooral
dan zangboeken voor het koor.
Veel schijnt hiervan wel verlo-
fen gegaan doch men vindt
nog steeds van dergelijke oude
handschriften uit Affligem in
Berlin, Darmstadt, Kopenha
gen, Paris, Cambrai en Brussel
is, in elk geval, dat vele getui
genissen van ons oud kuituur-
leven bewaard zijn gebleven
en onder de vele kunstvolle
charters uit Affligem mogen we
zeker het charter over Groot-
Bijgaarden uit het jaar 1133
van Godfried met de Baard niet
vergeten waarvan getuigd
werd dat het «een der mooiste
specimens van diplomatische
schrijfkunst uit de XIIIe eeuw»
was.
GOUDSMEEDKUNST:
Ook de goudsmeedkunst was
te Affligem vroeg in ere. Van
Franco, de tweede abt (1135),
getuigt de oude kloosterkro
niek dat hij zorgde voor ver
gulde kroonluchters, kande-
één de hogere wijdingen ont
vangen. Maar toen het de ge
woonte werd dat de koormon
niken zouden priester worden
had men altaren te weinig. In
de bloeitijd van de gotiek wer
den vele altaren versierd met
beeldhouw- of schilderwerk.
Na de dubbele verwoesting in
1334 en 1356 is er te Affligem
daarvan niets overgebleven
maar weer kwam er een op
bloei en werden vele altaren,
ook in zijkapellen, opgericht.
Dat één van die zijkapellen te
Affligem was toegewijd aan
O.L.V. spreekt vanzelf en
daaraan herinneren de schil
derijen van het Brussels mu
seum die op naam staan van
«de Meester van Affligem».
Met het inzicht rampen af te
wenden ontstond einde XVe
eeuw de Broederschap van de
zeven weeën van O.L.V. en het
is dan ook normaal dat abt Wil
helmus Michiels schilderijen
liet maken die de zeven weeën
van O.L.V. voorstelden. Daar
Op 8 april kwam het terecht op
het hoofdaltaar van de abdij
kerk waar het voortaan dag en
nacht kon bewonderd worden
door de monniken in het koor:
minder door de gelovigen die
er tamelijk vér dienden van
weg te blijven uitgezonderd
buiten de officies.
Zoals gewoonlijk hebben niet
met naam genoemde leerlin
gen van Rubens een deel van
het werk op hun rekening staan
doch de meester zelf heeft er
dan wel veel aan bijgewerkt.
AFFLIGEM, EEN
WAAR MUSEUM?
Volgens «Le peintre amateur et
curieux», een boek van G.P.
Mensaert dat te Brussel ver
scheen in 1763, was de kerk
van Affligem, in die tijd een echt
museum geworden. Er zouden
werken gehangen hebben van
Van Orley, Gaspar De Crayer,
Antoon Van Dijck, Sneyers en
Maes. Dom Beda Regaus,
laatste proost van Affligem, in
laars, kruisen en wierookvaten
en voor gouden kelken. Van
dat alles is er slechts één over
gebleven, nl. de lekl die de H.
Bernardus bij rijn bezoek in
1146 voor zijn mis heeft ge
bruikt.
Toen de monnixen door de
aanhangers van Willem d^
Zwijger uit hun abdij verdrevei
werden en ook toen ze met
geweld door de Sansculotten
uit het huis werden gejaagd
droegen ze hem telkens mp-
en wisten hem steeds te ver
stoppen.
Nu berust hij weder in Affligem
en wordt gebruikt bij grote
plechtigheden.
Erlijk dient gezegd dat er zo
veel aan bijgewerkt is dat het
moelijk is uit te maken hoe hij er
ten tijde van Bernardus uitzag.
Vermoed wordt dat de lelk,
hoewel van goud, oorspronke
lijk zeer eenvoudig was en pas
na zijn dood, te zijner eer, ver
sierd werd met fijn filigraan-
werk en medaillons. Vooral de
rijke versiering aan de voet en
aan deknoop zijn zeer be
zienswaardig.
De boom van Jesse, die hier
voorgesteld wordt als een wijn
stok met zware druiventros
sen, de apostelen Petrus en
Paulus, patronen van de abdij,
de geboorte van Kristus tussen
os en ezel met Maria en Jozef,
dit alles getuigt van grote kunst
en tevens van de eenvoud die
de Middeleeuwen kenschetst.
Alhoewel, bij nader toezicht,
wel een wanverhouding is te
zien en sommige gezichten
nogal naief lijken, blijft het ge
heel, rekening houdende met
de middelen waarover men
toen beschikte, een klein won
der.
De afmetingen van deze lelk,
waarvan zich een trouwe na
bootsing in het museum van
het Jubelpark te Brussel be
vindt, zijn: hoogte 24,5 cm.,
doorsnee aan de voet 19 cm.,
doorsnee van de kom 13,5 cm.
SCHILDERKUNST
Van de bekeerde roofridders
die te Affligem in 1085 de regel
van St. Benediktus aannamen
heeft er waarschijnlijk nooit
Kostbaar «Evangeliarium» in de Bibliothèque de l'Arsenal»
te Parijs.
Beroemde kelk van St.-Bernardus te Affligem
de Brusselse schilder er geen
naam had onder gezet noemde
men hem gewoon «de Meester
van Affligem».
De drie centrale schilderijen
zijn samen 255 cm. breed, de
vleugels aan de binnenkant 60
cm. en aan de buitenkant 120
cm.
Een van de drie schilderijen is
de hierbij afgebeelde «Kruisd
raging».
Deze schilderijen berusten nu
in het museum voor Oude
Kunst te Brussel.
TWEE MEESTERWERKEN
VAN P.P. RUBENS
Van de monnikefl wordt ge
zegd dat ze zijn als zwaluwen.
Ze willen altijd weer naar hun
oude nest. Op een derde ver
woesting van Affligem volgde
dan ook weer, al moest men
zich in 't begin veel ontberingen
getroosten, een wederopbouw
en heropbloei.
Voortaan zouden de monniken
hun bezittingen delen met de
aartsbisschop van Mechelen
die nu zelf de titel van Abt van
Affligem voerde en op eigen
gezag de prior (proost) van Af
fligem aanstelde.
Samen met de prior Haeftenus
besliste de aartsbisschop dat
P.P. Rubens een groot schilde
rij zou maken voor het hoogal
taar van de gerastaureerde
abdijkerk, nl. de «Beklimming
van de Kalvarieberg». Dat leek,
zelfs voor Rubens, geen ge
makkelijke taak want hij wijdde
er verschillende voorstudies
aan waarvan nu nog schetsen
te vinden zijn te Amsterdam,
Wenen en Warschau
Aan het definitief schilderij
werkte Rubens zestien dagen
waarvoor hij 1600 gulden
vroeg, een grote som toender
tijd. Daarbij kwam dan nog 50
gulden voor de werkman en de
leerjongen die het raam maak
ten en het doek opspanden.
Uiteraard was het schilderij ate
lierwerk doch Rubens hield al
tijd rekening met de plaats
waar het zou hangen, o.a. met
het effekt van de verlichting al
daar. Hij kwam dus eerst naar
Affligem om de plaats nauw
keurig te bekijken.
«Sint-Benediktus, de Wonderdoener»
door Pieter Pauwel Rubels
1808 op het pachthof De Witte
te Hekelgem gestorven,
schrijft: «In het jaar 1794 werd.
tot verwondering van velen,
aan een zekere commissaris
de macht verleend om in België
de schilderijen van Rubens en
van Van Dijck weg te nemen.
Te Aalst nam hij op 16 augus
tus het beroemde schilderij van
Sint Rochus weg en op 18 au
gustus kwam hij naar Affligem.
Het was op een zondag, 's
morgens vóór 6 uur. Hij was
van soldaten vergezeld en het
volk dat reeds in de kerk zat
vluchtte weg. Toen het schilde
rij «De Kruisdraging van Chris
tus» weggenmoen was en de
mannen vertrokken, ging de
goddelijke dienst voort als ge
woonlijk.
In 1815, na de val van Napo
leon, moesten de Fransen veel
teruggeven van wat ze elders
geroofd hadden doch de mon
niken kregen geen stem in het
politiek kapittel. Zo kwam dan
het meesterwerk van Rubens
terecht in het Museum van
Schone Kunsten te Brussel.
Het was 5,69 m. breed en 3,35
m. hoog.
In dezelfde omgeving hangt
nog een ander oud bezit van
Affligem, nl. «Benedictus, de
Wonderdoener». Daar dit werk
niet in de kerk hing werd het
door de fameuse commissaris
niet opgemerkt en bleef het in
de abdij tot de monnikken ver
jaagd en de inboedel verkocht
werd. Het bleek nog niet volle
dig af toen Rubens overleed.
Dit doek is 1,75 m. hoog en
2,38 m. breed.
Beda Regaus, die het schilderij
in het gastenkwartier nog heeft
zien hangen, telde er, behalve
de figuren hoog in de lucht nog
52 personen op «de welcke
langhx den rechter kant van de
schilderije bijnaer volmaect
geschildert zijn. ende vermin
derende alleskens in den slic-
ken kant wat meer als geteek-
ent sijn». Toen in 1796 de abdij
door de Franse overheersers
werd opgeheven kwam dit
werk van Rubens terecht in de
verzameling van Schamp
d'Aveschoot te Gent. In 1840
werd het verkocht aan M.
Tencé te Rijsel en in 1881 liet
Leopold II het afkopen na ad
vies over de waarde te hebben
ingewonnen. Na de dood van
de koning werd het geschon
ken aan het Oud Museum te
Brussel waar het nog steeds
hangt.
HET OUDE ORGEL
VAN AFFLIGEM
De beroemde orgelbouwer P.
van Peteghem, bouwde in opd
racht van Beda Regaus een
orgel dat op 12 september
1789 feestelijk werd ingehul
digd na eerst getest te zijn door
Van Helmont, orgelist van St.
Goedele te Brusselè en Sche
pers, beiaardier en orgelist te
Aalst.
Toen de monniken de abdij van
de Fransen moesten ontrui
men en alles verkocht werd
bleef het orgel nog op zijn
plaats als eigendom van de
Franse Staat. Waarschijnlijk
werd het achteraf toch wegge
broken en verkocht aan de
meest-biedende, incasgreffier
B. De Witte van Hekelgem die
het wilde verder verkopen,
veronderstellende dat er voor
de paters weinig kans bestond
om spoedig terug te kunnen
keren. In Aalst schijn r?t hij een
plaats te hebben gevonden
waar het orgel met kast (buffet)
en al in veiligheid werd ge
bracht. Het is in ieder gevan
«tot Aelst» dat Hyppolite Loret
van Dendermonde het orgel is
komen keuren. Hij bood 6000
gulden om het te plaatsen in
een gereformeerde kerk in
Vlaardinge in Zuid-Nederland
doch Doornik kreeg de voor
keur. Hier was het bisschop
Franpois - Jozeph Hirn die zich
als koper aanbood. In het bis
schoppelijk archief vindt men in
vijf dokumenten sporen van
deze aankoop.
Voor 425 louis d'or werd het
verkocht en per schip naar
Doornik gebracht.
Lange tijd deed het dienst te
Doornik doch in 1865 werd het
afgestaan aan het Klein Semi
narie van Bonnen -Espérance.
Het is dringend aan restauratie
toe. Wellicht komt nog eens
een maecenas zich ontfermen
over dit mooie oude orgel van
Affligem-Bonne-Espérance.
MARMEREN
BEELDEN
Proost Beda Regaus spreekt in
zijn «Halffligemum illustratum»
van verschillende beelden,
o.a.; van St. Jozef, St. Marti-
nus, St. Benedictus, en nog
andere gemaakt door Hennon
uit Nijvel en L. Delvaux. Wat is
er met al die beelden gebeurd
toen ze door de Sansculotten
werden verbeurdverklaard?
In zijn geschiedenis van de
kerk van St. Michiel en St.
Goedele zegt dhr. Velge van
de twee beelden van St. Marti-
nus en St, Benedictus dat ze
door de Commissarissen van
de Conventie bestemd waren
voor het «Musée National» van
Parijs doch dat men beide be
elden voorlopig onderbracht
«dans le vestibule de l'Ecole
centrale». Daar wachtte men
tot deze en andere zware beel
den, alles samen enkele dui
zenden kg., met grote wagens
naar Parijs konden gevoerd
worden. Daar de Fransen het
echter veel te druk hadden met
hun oorlogen en vooral kanon
nen, wapens en allerlei leven
smiddelen dienden vervoerd te
worden tot naar Rusland toe.
bleven de beelden van Affli
gem te Brussel.
Als twee specimens van de
Vlaamse laatbarok zijn ze nu
nog te zien vóór de ingang van
de Magdalenakapel, de zoge
naamde kapel Maes,
Het St. Jozefbeeld staat nu op
gesteld in de koninklijke kerk
van St. Jakob-op-
Coudenberg, bijna in 't midden
van de kerk, links. Hoe het hier
verzeild raakte is niet geweten
doch waarschijnlijk zal het wel
door de «Préfet de la Dyle» af
gestaan zijn aan de kerkfabriek
die er om vroeg.
Doch hier is nog een ander,
veel groter marmeren beeld
van oud Affligem te zien, nl. het
vrouwenbeeld rechts van de
communiebank, een symbool
met twee attributen: de vlam en
de kelk.
Iemand van de kerk op de
Coudenberg zei ons: «Als men
de beelden van oud Affligem uit
onze kerk wegneemt, schiet er
van kunst niet veel meer
over!».
L.H.
Het «St.-Jozefsbeeld» in de Koninklijke kerk op de
Goudenberg te Brussel.