KONINGIN. GRAVEN
EN HERTOGEN
BEGRAVEN TE AFFUGEM
Mm&z,
10 - 28-11-75 - De Voorpost
ls in een
r zij niet
slechts
het huis
con men
indenti
üMSijEEK
Oude voorwerpen, die men vóór enkele jaren nog naar de vuilnisbelt
zou hebben verwezen, zijn nu weer volop in trek, «in».
Opgravingen allerhande zijn dan ook aan de orde van de dag.
Nadat de opgravingen in de tuinen van de abdij Affligem reeds
gestart waren in april '74, volgde deze zomer een grote kampagne
gedurende de week-ends en ook gedurende een speciaal daartoe
georganiseerd werkkamp onder deskundige leiding van Fr. Van
Bellinghen van de Heemkundige Kring van Jette en Flor De Smedt
van de Heemkring Ascania.
Ook in Moorsel werd druk gegraven in de buurt van het huidige
«Hof Texel».
Misschien is het dan ook wel interessant even na te gaan hoe de
opgravingen te Affligem in de dertiger jaren verliepen en welke
fantastische resultaten ze opleverden.
De tastbare resultaten van die vaak spektakulaire opgravingen kan
U ten andere meemaken bij een bezoek aan het huidige Affligem.
Hertogelijke grafkelder
ontdekt
In 'de twaalfde eeuw werd de
abdij Affligem de begraafplaats
van de leden van het Brabants
vorstenhuis. Hertog Godfried
niet de Baard, wiens voorgan
gers weliswaar in de collegiale
kerk van St-Gertudis te Nijvel
waren begraven, koos Affligem
als laatste rustplaats. Vier leden
van zijn geslacht volgden zijn
voorbeeld, zodat Kardinaal
Pitfa. Benediktijnermonnik van
Sólësmes, kon gewagen van het
<St-Denys van Brabant want het
was in die Benediktijnerabdij
.ïabij Parijs dat gedurende bijna
duizend jaren de Franse konin
gen werden begraven.
Tijdens de Franse Revolutie
werd de Affligemse abdijkerk
echter bijna geheel verwoest
zodat slechts de zuidelijke
zijmuur met vijf gotische ven
sterbogen en de grondvesten van
de steunberen van de absis
overbleven.
Op 6 december 1929 ontdekten
werklieden, onopzettelijk, de
frafkelder van de hertogen in de
t-Pieterskerk te Leuven.
Dr.Nélis. professor in de anato
mie aan de Leuvense Universi
teit. slaagde erin de skeletten
van drie hertogen te identifi
ceren. dank zij een vergroeiing
van de ruggewervels. Hij onder
zocht ook de gebeenten van
Sint-Albertus van Leuven in de
kapel van het aartsbisschoppe
lijk paleis te Mechelen en van
hertog Hendrik II begraven in
de abdij van Villers zodat hij niet
minder dan 56 erfelijke kenmer
ken kon vaststellen. (zie«Les
anciens dues de Brabant: leur
tflort. leurs sépultures. les ex
humations de Louvain).
Dit bleek dan voor Dr.Tricot-
ROYER VAN Antwerpen,
stichter van het «Internationaal
Genootschap voor de geschiede
nis van de Geneeskunde», de
aanleiding om in Affligem
Opgravingen te doen die met
groot sukses zouden bekroond
worden.
Dom Vincentius Goosemans.
toenmalig prior en archivaris
van de abdij, stond hem terzijde
bijde rekonstruktie van het
grondplan van de abdij dat men
nog zeer nauwkeurig kon bepa
len dank zij de puinen en een
kaart uit de tweede helft van de
achttiende eeuw. (zie plan lvan
het Affligems archief).
De jonge monniken Idesbald
Verkest van Wingen (1895-1921)
Wedericus De Craene van
Bottelare(1902)en Hugo Vinck
van Moorsel (1906) verrichtten
het graafwerk.
Hierna volgen dan de personen
van wie het geraamte werd
ontdekt.
1. GODFRIED MET DE
BAARD (+1140)
Godfried met de Baard gestor
ven in 1140. hertog van Lotha
ringen en Graaf van Leuven, was
de zoon van Hendrik II. graaf
van Leuven en van Adela.
dochter van Everaard van Be
tuwe. Samen met zijp broer,
graaf Hendrik UI. schonk hij in
1086. 20 mansi of ongeveer 246
ha grond van het allodium van
Asse dat zij van hun moeder
hadden geërfd, aan de abdij.
Op 13 mei 1106 stelde keizer
Hendrik V hem aan als hertog
van Neder-Lotharingen waarop
hij aanspraak maakte als af
stammeling. langs Gerberga.
van de laatste Karolingers.
In 1121 verleende hij Affligem
rocbtmacht over al de onderho
rigen alsook vrijstelling van tol.
Hij stelde de abdijen van
Vlierbeek (Kessel-Lo) en Groot-
bijgaarden onder de rechts
macht van de abt van Affligem
en begunstigde ook de van
Affligem afhankelijke priorij
van Neerwaver. Daarom ver
leenden de monniken van Affli
gem hem de titel van
vóór het altaar van Petrus en
Paulus besloot men nu te graven
vóór hethoogaltaar aan de
ingang van het monnikenkoor.
Op 23 april begon men op 23 m
afstand van het midden van de
absis een gracht te graven van
SO cm breed en 1.20 m diep in
de richting van het koor. Na 5 m
Graf van Hertog Godfried met
Leuven.
«medestichter van de abdij»en
werd zijn jaargetijde met doden-
ofticie plechtig gecelebreerd tot
aan de Franse revolutie.
Alhoewel hij zelfde abdijen van
Vlierbeek en Park (Heverlee)
had gesticht, toch verkoos hij
Affligem als zijn laatste rust
plaats. Hij overleed op 25
januari 1140 en werd in de
abdijkerk begraven vóór het
altaar van de apostelen Petrus
en Paulus.
Op 22 april begon Dr.Tricot-
Royer de opgravingen in de
linkerzijbeuk rechtover de laat
ste arkade. Daar had immers
Dom Robertus Phalesiusin 1603
de overblijfsels gezien van het
mausoleum, zwaar beschadigd
door het instorten van de
gewelven bij de verwoesting van
de abdij in 1580. De graftombe
was vier voet verheven boven de
vloer en versierd met kleine
beelden van de voorvaderen van
de hertog, allen in wapenrusting
met het schild van Brabant zoals
men kon opmaken uit verschil
lende brokstukken in het rond
verspreid.
De afbeelding van de hertog was
grotendeels gespaard gebleven
doch middendoorgebroken. Hij
was voorgesteld als krijgsman
met borstkuras en maliënkolder
van aan het hoofd tot aan de
knieën en aan een riem over de
rechterschouder hing een schild
met een gekroonde leeuw. Een
vloertegel uit het mausoleum
vertoonde volgend inschrift
G.B.D.B. of Godefridus Barba-
tus. Dux Brabantiae. In de
tweede helft der 18e eeuw, ten
tijde van proost Beda Regaus,
bevond deze steen zich nog ter
plaatse.
Men doorgroef de oppervlakte
van het vak in alle richtingen
met greppels van 60 a 70 cm
breed en tot twee meter diep tot
men de oorspronkelijke grond
laag bereikte.
Men ontdekte echter slechts een
menselijke kinnebak op 1.70 m
diepte, een scharnier van mo
dern maaksel en verschillende
tegels (in gevernist keramiek)
van de oorspronkelijke vloer.
Door hun ligging langs de
muren waren z.e ongeschonden
gebleven. Daar de hertog vol
gens de gegevens begraven lag
de Baard en Graaf Hendrik van
graven zonder resultaat versche
nen blokken metselwerk, zowel
bakstenen als arduinen brokste-
nen van het mausoleum. Men
vond ook het handvat van een
doodskist en verschillende sluit
haken voorzien van omgebogen
spijkers waaraan nog stukken
hard hout hingen. Temidden
daarvan lag een hoop mensen
beenderen! Het was dus blijk
baar de ingestorte grafkelder
van een voornaam personage.
Na verbreding en verdieping
vond men nog allerlei beende
ren. Verdeeld in twee groepen
volgens hun oorspronkelijke
vindplaats werden deze beende
ren dan naar Leuven overge
bracht. waar Dr.Nélis konsta-
teerde dat ze afkomstig waren
van drie verschillende personen.
Weldra slaagde Dr.Nélis erin
het skelet te rekonstrueren van
een man met 28 erfelijke ka
rakteristieken op de 56 die hij
vroeger reeds had vastgesteld als
zeer zeldzaam en uiterst typisch
voor het geslacht van Leuven.
Deze man had een gestalte van
ongeveer 1.75 m en was meer
dan 50 jaar oud zoals het
onderzoek van de schedel uit
wees.
2. HENDRIK, GRAAF VAN
LEUVEN en MONNIK van
AFFLIGEM. (1141)
Hendrik was de tweede zoon van
hertog Godfried met de Baard
en van zijn tweede echtgenote
'da van Namen. Hij ontving het
kloosterkleed te Affligem en
schonk bij zijn intrede in 1140
zijn erfgoederen te Zichem en te
St-Agatha-Rode voor de ziele-
rust van zijn ouders en zijn
zuster Claricia, overleden als
moniale te Vorst, alsook voor
zich zelf. voor zijn broer
Godfried, zijn zusters Aleidis
(koningin van Engeland) en Ida.
gravin van Kleef en voor alle
vorsten en vrienden.
Een jaar later, op 27 september,
overleed hij en werd begraven
aan het hoofdeinde van zijn
vader. Zijn jaargetijde werd
gecelebreerd tot in de zestiende
eeuw.
Na de indentificatie van God
fried met de Baard beschikte
Dr.Nélis nog over twee onvolle
dige geraamten en de schedel
van een betrekkelijk jonge man
die echter in zulke slechte staat
verkeerde dat men slechts drie
erfelijke kenmerken, maar dan
wel van de belangrijkste, kon
terugvinden.
3. GODFRIED, HEER van
LEUVENen GAASBEEK.
1254).
Godfried, heer van Leuven,
Baucignies. Leeuw en Gaasbeek
was de zoon van Hendrik I.
hertog van Lotharingen en
Brabant en van Mathilde van
Boulogne. In zijn jeugd werd hij
als gijzelaar gegeven aan drie
vorsten. In 1236 ontving hij als
erfdeel het land van Leeuw en
zijn afhankelijkheden, enkele
cijnzen en rechten op de stad
Leuven en het gebruik van de
burcht op de Keizersberg waar
aan hij zijn naam ontleende. Hij
begunstigde de Cisterciënserin-
nen van de Mariaberg te
Pepingen die zich door zijn
toedoen te Klein-Bijgaarden
onder Sint-Pieters-Leeuw ves
tigden. De abdij Affligem ont
ving van hem 300 ponden
Leuvens voor de oprichting van
twee kapelanieën in de abdij
kerk.
Overleden te Affligem op 21
januari 1254 werd hij in het
pand vóór de kapittelzaal begra
ven.Zijn weduwe. Maria van
Oudenaarde, die hem haast
veertig jaar overleefde, stichtte
een jaargetijde voor haar man en
zichzelf met caritas voor de
monniken. Het is wel eigenaar
dig dat men van haar geen spoor
vindt alhoewel zij ook Affligem
tot haar laatste rustplaats had
gekozen.
Op de aangegeven plaats ont
dekte men. ongeveer één meter
diep. een schedel en een romp.
Aan de schouder bevonden zich
nog de stevige sluithaken van de
kist die echter zelf totaal
verdwenen was. alsook twee
driehoekige ijzeren handvatten.
Prof. Nélis konstateerde dat
deze prins de meest typische was
van zijn geslacht. Evenals zijn
vader \yas hij door een aaneen
groeien van de laatste rugwer
vels stijf geworden. Hij was meer
dan 1.81 m groot.
4. ALEIDIS,KONINGIN van
ENGELAND. circa 1158)
Aleidis. dochter van Godfried
met de Baard, trad omstreeks
1118 in het huwelijk met
Hendrik I Beauclerc. koning van
Engeland, vierde zoon van
Willem de Veroveraar. Eensge
zind loven de kroniekschrijvers
de grote schoonheid en de
fijnzinnige geest van koningin
Aleidis.
Na de dood van de koning trad
ze opnieuw in het huwelijk, nu
met Willem van Aubigny, graaf
van Arundel nabij Portsmouth.
Na de dood van haar tweede
echtgenoot trok ze zich in het
klooster Affligem terug waar zij
omstreeks 1158 overleed.
Ze werd begraven in de linker
arm van het transept nabij het
uurwerk dat zich op het oksaal
bevond boven de trap naar het
dormitorium waar ten tijde van
Phalesius het orgel stond.
In de 16e eeuw was haar
grafmonument nog steeds ter
plaatse. Bij de restauratie in het
begin van de 17e eeuw vond men
een tombe in baksteen bedekt
met een arduinen steen zonder
opschrift of afbeelding. Men
maakte alles met de grond gelijk
toen dit gedeelte voorlopig als
koor zou dienen.
Bij het leggen van de nieuwe
vloer in 1625 ontdekte men
onder de resten van de tombe de
omgekeerde grafzerk van Alei
dis waarop zij was afgebeeld in
zeer eenvoudige kledij met de
kroon «in de handen» omdat zij
door haar huwelijk met de graaf
haar koninklijke waardigheid
had verzaakt. Het hoofd was van
de romp gescheiden.
In afwachting van een w&ardig
mausoleum plaatste men de
steen tegen de muur nabij het
graf dat werd aangeduid door
een vloertegel met de letters
«A.R.A.» of «Aleidis Regina
Angliae».
Op één meter diepte vond men
hier een skelet volledig op zijn
plaats liggend. Het was uitste
kend bewaard alhoewel uiterst
broos. Het hoofd lag op de
Maria werd naast dat van haar
stiefzoon. Godfried van Leuven
en heer van Gaasbeek, ontdekt.
De beenderen van het hoofd en
van de voeten lagen links in
omgewoeld terrein. Daar
door geboorte, maar
door haar huwelijk, tot het
van Leuven behoorde, kon
haar niet met zekerheid
ticeren.
Graf van Aleidis van Brabant, Koningin van Engeland 1158.
Graf van Godfried van Leuven, Heer van Gaasbeek en Maria Hertogin van Lotharingen en
Brabant
rechterslaap, de voorarmen wa
ren gekruist op de borst, de
linker over de rechter terwijl de
benen evenwijdig uitgestrekt
naar links gekeerd lagen. Het
geheel gaf de indruk van een
vredige slaapster. Het delikate
beendergestel. de gestalte van
ongeveer 1,65 m en vooral het
onderzoek van het bekken
wezen immers dadelijk op een
persoon van het vrouwelijk
geslacht. Langs beide zijden
lagen 22 gesmede ijzeren spij
kers met platte kop, twee
scharnieren en een sluithaak. De
kist had blijkbaar geen handvat
ten daar de prinses in de abdij
zelfwas overleden.
5. MARIA, HERTOGIN van
LOTHARINGEN en
BRABANT (+1224)
De hertogin Maria was de
dochter van de Franse koning
Filips II en de tweede gemalin
van Hendrik I. hertog van
Lotharingen en Brabant. Vol
gens Het jaargetijdenboek van
Affligem overleed ze op 15
augustus. Ze werd begraven in
het pand vóórde kapittelzaal. In
1224 stichtte Hendrik I een
dagelijkse mis voor zijn overle
den echtgenoten. Mathilde en
Maria, alsook voor zijn voorgan
gers en opvolgers.
Jan de Klerck verhaalt in zijn
rijmkroniek
«In dat naest jaerdaer na
Start te Colene als iet versta
Dees Henries vader. Heinric
doude...
In Scnte Pieters kereke als iet
hore
Leghet hi ter middelt van den
chore...
Ende te Affelghcem in die abdie
Leghtezijn leste wijf Marie.»
Hel gebeente van hertogin
Bewaard voor het nageslacht!
Op woensdag 3 september 1930
gaven Dr.Tricot-Royer en
Nélis een konferentie te
gem vooreen zestigtal geschied
vorsers. leraars en journalisten.
Na een kort bezoek aan de I
puinen van de oude abdij en de
plaats van de opgravingen kwam
men samen in de toenmalige
bibliotheek, voorde gelegenheid
opgesmukt met de aloude Bra
bantse vlag.
Dom Benediktus van Schepdael.
abt. sprak eerst een welkom
woord. Daarna volgde de lezing
van Dr. Troeot-Royer en de
demonstratie door Dr. Nélis met
behulp van beenderen en foto's.
De beenderen werden op 6
november 1941 bijgezet onder
een arduinen grafsteen omrand
met wit marmer in het beneden-
koor van de abdijkerk, tussen de
altaren van O.L.Vrouw en
St-Bcncdiktus.
Ze zijn geplaatst in een stevige
glazen kist. Het latijnse graf
schrift werd opgesteld door Dom
Cyprianus Coppens. archivaris
van de abdij Affligem.
MEMORIA ILLUSTRIUM
PRINCIPUM BRABANTIAF.
GODEFRIDI I BARBATI,
MCXL.COMITIS LOVANIEN-
SIS AC DUCIS LOTHARIN-
GIAE.
EIUSOUE FILIORUM HEN-
RICI. MONACHIAFGLIGH
MENSIS.
ALEYDIS QUONIAM
REGINAE ANGLIAE.
ITEM GODEFRIDI LOVA
NIFNSIS DOMINI DE
GAESBECA OUORUM OSSA
RITE RECOGNITA. HIC PIE
DEPOSITA SUNT. IN PACF.
CHRIS 1 I
LA-Lj