MOORSEL, BAARDEGEM, EREMBODEGEM, HAALTERT EN WELLE Alvorens onze autowandeling voort te zetten doorheen de gemeenten Moorsel, Baardegem, Erembodegem, Haaltert en Welle, wil ik toch nog even terugkomen op Herdersem en Wieze. De inwoners van Herdersem dragen de spotnaam van Meiviskoppen, deze van Wieze lopen rond met de spotnaam van vliegeneters. Hoe beide gemeenten aan hun spotnaam gekomen zijn kunnen we lezen bij De Potter en Broeckaert. De inwoners van Wieze en Herdersem waren vroeger dikwijls met elkander in vete. De kermis van Herdersem schijnt daarvan de aanleiding te zijn geweest. Toen viel dit dorpsfeest in de maand mei, en rondleurders van Baasrode en omstreken plachten dan naar Herdersem te komen met meivis, welke op dat tijdstip tamelijk veel gegeten werd. Dit was genoeg om de inwoners van Herdersem bij die van Wieze de naam te doen geven van Meiviskoppen. Die van Herdersem bleven :chter het antwoord op dien spotnaam niet schuldig. Wieze- kermis werd gevierd de eersten zondag van oktober, tijdstip op hetwelke de vliegen op hunnen laatste poten beginnen te lopen. Vandaar de naam van Vliegen eters waarmede de Wiezenaren door hunne buren werden ge doopt. En met deze korte uiteenzetting over de spotnamen an Wieze en Herdersem be geven we ons dan terug op pad. Groen en nog eens groen, maar anderzijds ook de sporen van een nieuw aspekt dat eigen is aan de streek: de snijbloemen teelt. Serres en bloemenvelden rijgen zich hier aan elkaar en gezegend moet de tijd zijn als dit alles in bloei staat en oog en neus worden verwend met kleuren en geuren. We rijden intussen over een kam in het landschap, vanwaar we voor het eerst gekonfronteerd worden met ver gezichten over de Dendervallei en de vele kerktorens die Vlaanderen rijk is. Ranke spit sen die boven de glooiingen uitpieken als spitse muizen snuitjes die om het hoekje komen gluren. En het gaat voort langs rustige, kronkelende maar stemmige binnenwegjes, die het inieme karakter van de streek in zich dragen. Hier en daar huisjes van arbeiders die er nog een stukje grond naast liggen heb ben, waar zij in hun vrije uren een kleine bijverdienste of produkten voor de eigen keuken uit de bodem trachten te halen. Het is allemaal zo eenvoudig, zo mooi. zo Vlaams. Klimmend en dalend over heuvels, die lui liggen te zonnen en filosofisch neerkijken op de smalle beekjes aan hun voet, rijden we naar de streek van de Faluintjes en Moorsel. Het centrum met de Sint-Marten- kerk, waarvan sommige gedeel ten uit de dertiende eeuw dagtekenen, heeft nog iets van een middeleeuwse petieterigheid of spaarzaamheid bewaard. Ze zijn terug te vinden in het eerder kieine godsdienstige gebouw met het wegje er omheen en het kleine dorpsplein dat er tegen aanleunt. Stemmig is het wel, maar het steekt toch schril af tegen het majestueuze van de Moorselse waterburcht, die om geven is door groen en te bereiken is via een prachtige dreef, het is een gebouw dat in 1526 werd opgetrokken door Karei de Croy, abt van de dichtbijgelegen abdij van Affligem, en die later bisschop van Doornik zou worden. Iets meer dan een eeuw later werd het kasteel nogal gevoelig ver bouwd, maar als we de tekenin gen mogen geloven die Sanderus er destijds liet van maken, is er sindsdien niet veel meer aan veranderd. Het ligt nu rustig te pronken midden zijn brede wallen en tegen de achtergrond van het groen en bruin van een even oud park. Voordat je Baardegem bereikt kun je nog even een glimp opvangen van het «Zwanenhof», een hoeve die dagtekent uit de 17de eeuw en waaraan een brok dorpsgeschiedenis verbonden is. Hier had de Baardegemse pastoor tijdens de Franse revo lutie een schuilplaats gevonden en regelmatig droeg hij daar ook de mis op, wat uiteraard in het diepste geheim gebeurde. Baar degem is misschien wel zo bescheiden als Moorsel, maar het heeft een mooier kerkje, dat vooral na de jongste restauratie tot een pareltje van vroegere landelijke architektuur is omge toverd. Aan de achterzijde van het kerkje is er tevens een overduidelijk bewijs dat Baar degem niet wou zwichten voor de vreemde overheersing van 1790. In de muur is een gedenkplaat aangebracht ter ere van Jan Frans Vonck, een van de leiders van de Brabantse omwenteling. De inscriptie luidt als volgt: de heer Johannes Franciscus Vonck. slachthoffer der Brabantse omwenteling van het jaar 1789, bij het inrukken der Oostenrijkers in de Nederlan den, naer Ryssel gevlucht zijnde, wierd na zijn overlyden, des zelfs portret gegraveerd met de vol gende verzen daer onder. Son nom souvent a fait palir la Tyrannie. Fier de sa propre estime, il a fui sa grandeur; Trop heureux s'il eut pu blijkbaar op het hoofd had bij het afsterven. Die «muts van Vonck» wo«-dt nu te Baardegem nog altijd als een kostbare relikwie bewaard... Over de 'berg' gaat het naar Meldert toe. Misschien vindt je het wel overdreven dat men zo'n aanduiding gebruikt voor een helling die men nauwelijk met de benaming 'heuvel' kan ver sieren. De fout daarvan ligt echter niet bij ons, want als je toevallig een van de straat naambordjes in het oog krijgt zal je onmiddellijk merken dat ofwel de bewoners ofwel het gemeentebestuur daarvan moeten beschuldigd worden. Begrijpen kunnen we het echter allemaal wel. Ongetwijfeld is het zo dat de bevolking al eens last heeft met die helling, vooral vroeger toen men er te vóet of met de fiets moest tegenop klimmen. Bij vorsten gladheid is répandre en sa patrie les vertus de la paix qui règnaient dans son coeur. O'il vive au temple de memoire, Couvert d'une éternelle gloires. R.I.P. Aan het grafmonument dat nog op het kerkhof van Baardegem prijkt is trouwens nog een interessante anekdote verbon den. Toen Vonck in 1792 te Rijsel stierf, werd zijn stoffelijk overschot naar Baardegem overgebracht en daar ter aarde besteld. Nadien had men echter uit het oog verloren waar de nationale held precies begraven werd tot men in 1923 zeer toevallig op zijn graf botste. In dat jaar stierf de pastoor van Baardegem aan tyfus en beslo ten werd zijn lichaam onmiddel lijk aan de aarde toe te vertrouwen ten einde mogelijke besmetting te voorkomen.Bij het graven van een kuil stootte de grafmaker op een loden kist. Met een pikhouweel werd een hoek van de kist geslagen en toen vond men daarin het skelet van Jan Frans Vonck, een pruik en een vrij goed bewaarde slaapmuts, die de overledene het beslist geen sinekure. Wat er ook van zij, de heveltjes zijn in ieder geval voldoende hoog om een prachtig gezicht op de Kravaalbossen toe te laten. Langs Meldert. waarvan de molenvijver een merkwaardig heid is, vooral voor de henge laars die er de roede kunnen uitleggen te midden van een prachtige omgeving, en langs de trotse abdij van Affligem, die in vorige edities reeds uitvoerig behandeld is. schieten we dan weer naar Aalst toe. Door een dal, waar een miniatuurvlieg- pleintje is aangelegd en waar even kleine vliegtuigjes klaar staan om u een luchtdoop te bezorgen of u toe te laten de Denderstreek vanuit de hoogte te bekijken, geraken we in een zeer open landschap dat bezaaid ligt met kleine hoppevelden. Eigenlijk wel opvallend dat het nooit uitgestrekte aanplantin gen betreft. Wellicht is dat de verklaring waarom in oude dokumenten steeds gewag wordt gemaakt van de Aalsterse «hop- loch tingen». Te Aalst bereiken we dan weer de Dender. Via het mooie F* JEsr JL Dc gedenkplaat ter ere van J.F. Vonck, aan de achterkant van de kerk van Baardegem De Voorpost - 19-12-75 - 11 Moorsel, een rustiek kerkje op het dorpsplein De waterburcht van Moorsel, temidden van haar brede wallen, tegen een achtergrond van groen. Osbroekpark dat ruim 15 ha beslaat en uitgerust is met een sierverlichting en een uitgebrei de rekreatie en sportinfrastruk- tuur, gaat het naar Erembodegem. Hier is oppassen geboden. Indien je het Kapelletje Ter Muren wil zien waar het mirakuleuze beeldje voor de godvruchtigen wordt aanbeden om «zingelingen» te voorkomen, mag je de nieuw aangelegde betonbaan niet volgen, maar moet je de Kapelletjesbaan, welbekend door het gelijkna mige boek van L.P.Boon, vol gen. Hoe het verder moet duidt een zekantige schijf van de Denderroute dan wel aan. Via de Erembodegemse industrie zone langsheen de spoorweg en de autosnelweg gaat het zo naar Welle toe. Tenslotte ben je wat blij datje terug in het groen mag duikelen. Dit keer het groen van de Denderbroeken en de vallei van de wildebeek waar hier en daar een oude hoeve langs typisch smalle landwegjes ver scholen ligt. En steeds maar beekjes die nijdig vretend in de bodem naar de Dender toe kronkelen. En maar glooiingen waar je overheen deint alsof je op een kcrmiscarrousel zit. Alle genot is nu voor de passagiers weggelegd, die rustig kunnen gluren op de binnenkoer van de boerderijen of de ogen en de gedachten kunnen laten dwalen over het uitgestrekte groen land dat Vlaanderen is. Als bestuur der kun je die nieuwsgierigheid niet bevredigen want altijd weer kan een loopse hond of een woeste schoolganger op een afgetakelde fiets voor je karretje opduiken. Je gaat dan natuurlijk op de rem staan, zelfs al besef je opperbest dat ja langs dergelijke smalle wegjes dan met heel je hebben en houden de sloot ingaat. Meer ruimte is er immers niet. als heeft het ook zijn charmes, zelfs voor de bestuur ders, als ze tenminste ietwat sportief zijn aangelegd. En zo schommel je verder naar Haaltert. Over naar Haaltert schommelen gesproken, of beter geschreven, dat doet me denken aan een oud volkssprookje. Ons Heer en St.Pieter waren zekeren dag op de baan van Ninove naar Aalst, om de langs daar gelegen gemeenten hunnen naam uit te delen. De meeste namen waren op briefjes geschreven, die ons Heer in de hand hield. Het waaide hard en bij den omdraai van de baan vloog er een briefje weg. «Ons Heer! ons Heer! riep St. Pieter, er is een briefke aan 't vliegen» Maar ons Heer gaf weinig acht op de woorden van zijn gezel, verdiept in 't zoeken in de briefkens, totdat er een ander papierke uit zijn handen glipte, en St. Pieter weer begon te roepen: «Ons Heer! ons Heer! nog een briefken!» «'t Is wel! 't Is wel!» zei ons Heer, een beetje gestoord. En zo was aan de plaats de naam van Welle gegeven. Een weinig verder vloog er nog een briefken weg en St. Pieter. die de waarschuwing van zoeven reeds vergeten had, weer aan 't roepen. «Nu.» zei ons Heer, «haalt het». En zo kreeg de plaats de naam van Haaltert. Te Haaltert krijg je nauwelijk de tijd om geïmpo neerd te worden door de wetenschap dat aan deze kerk vroeger kanunniken verbonden waren en dat ze een eigen statuut had en heel rijk was. Bijna onmiddellijk glijdt je het dal van de Molenbeek in. Eerst langs 's Gravenkerzelaar er waren destijds ook wel oude snoepers en dan door een enig mooi landschap waar je Breugel '.iet binnenhalen van de oogst zoudt willen zien schilderen. De inventaris om er een keurig doek van te maken ligt zo voor het grijpen. De watermolen van Gotegem inbegrepen. Het mos groeit er weliswaar op het scheprad dat nog aanhoudend gebaad wordt door het water van de Molenbeek en de kunstmatig aangelegde vijver, maar daar door word je helemaal niet Het vliegplein van Aalst gestoord. Een uniek plekje anders, die vijver, met middenin een met boompjes begroeid eilandje en waterlelies die gra cieus liggen te luieren. Altijd weer wordt je aandacht echter afgeleid door het ruisen van het water over het molenrad en de roestige infrastruktuur die des tijds voor de waterbeheersing en de krachtverdeling moest in staan. Op de binnenkoer van het hof te Gotegem, dat vlakbij ligt en duidelijk uit de 18de eeuw stamt, hoor je intussen de melkkannen rammelen en het loeien van een of andere koe wiens uier het hard te verduren krijgt. Het is moeilijk om afscheid te nemen van dit mooie dal waar je naar alle waarschijn lijkheid je wagen even ter zijde hebt laten staan om er van al het prachtige te genieten. Maar, we moeten verder. Volende week vervolgen we onze routte naar Aaigem. Woubrechtegem, St.- Antelinks. Nederhasselt en Ninove. Dc kapel Ter-Muren aan de Kapellekesbaan te Erembodegem

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1975 | | pagina 11