SFOLK NU
UNDERGROUND?!
De Voorpost - 19-12-75 - 5
MARTIN CARTHYde eerste en de belangrijkste?
gen die eigen liederen bin
nen de folkgeest kunnen
schrijven en toch niet aan
anachronisme doen en mis
schien is het juist daardoor
dat hij op mij een zeer sterke
indruk maakte bij z'n optre
den.
Met Allan Taylor belanden
we bij de uitsluitend (of bij
na) contemporary artiesten.
Hij is iemand die volgens
sommigen goed in het ge
hoor liggende songs brengt
met een propere, eenvou
dige doch passende gitaat-
begeleiding. Anderen zijn
positiever en zien in hem
een zeer goed songschrijver
en een kwalitatief hoog
staand performer die goed
intelligente en toch direkte
liederen kan schrijven? Wat
de lezer er wil van vinden
laat ik hem zelf horen wan
neer Allan met zijn groep
Cajun Moon ons land van 5
tot 14 maart.
Ten slotte keer ik nog even
terug naar de tradionele mu
ziek.
Seamus Ennis komt even
eens dit seizoen naar de
Vlaamse Folkgroepen. Hij is
een fantastich piper en ver
zamelaar van traditioneel
materiaal, liederen en mu
ziekstukjes. Zangers als Al
O'Donnell en een groep zo
als Planxty hebben veel an
hem te danken. Van 9 tot 18
april '76.
Tot daar een zeer onvolledig
overzicht van de Engelse so
lo-artiesten die regelmatig
in onze kroegen werkzaam
zijn. Alhoewel het voor de
liefhebbers een zeer goede
!taak is hun favoriete arties
ten hier te kunnen zien, ligt
in het folkkroegcirkuit nog
een andere- belangrijker -
taak opgeslpten. Zoals
reeds eerder vermeld moe
ten de Engelse artiesten een
stimulans zijn voor onze ei
gen mensen. In Vlaanderen
zijn er te weinig zangers die
zich erop kunnen beroemen
een werkelijk zeer goed op
treden te brengen waar pro
fessionaliteit en menselijke
eerlijkheid een onscheid
baar geheel vormen. Ook in
Engeland haalt niet iedereen
het niveau van een Jansch,
Carthy of Martyn maar er
mag wel gezeg,d worden dat
het er veel spontaner en le
vendiger aan toegaat en dat
de artiesten er - op folkvlak -
in 90% van de gevallen hard
moeten voor werken om een
status te bekomen.
Bij ons zitten we teveel -
vooral in de kleinkunstbiz-
ness - met een grotendeels
opgefokte aureolenvorming
bij artiesten die dat meestal
niet verdienen. Wat in
Vlaanderen telt is het berei
ken van zoveel mogelijk
mensen wat dan toegevin
gen inhoudt op artistiek
vlak.Een uitstekend beeld
van de heilzame invloed van
de folkkroegen in Vlaande
ren is de groep Rum. Mis
schien is het wel zo dat het
dank zij Leon Lamal is, dat
een dergelijke groep moge
lijk was. Deze mensen heb
ben zich eigen gemaakt wat
me bij de Engelse artiesten
zo sterk aanspreekt: een
zeer hoogstaand-professio-
nele kwaliteit gekoppeld aan
een zeer spontaan en eerlijk
musiceren. Wiet, Pol en Dirk
hebben nooit veel oog ge
had voor een grote aanhang
en zijn steeds zichzelf ge
bleven in een wereld (klein
kunst) waarin men niet veel
ziet dat er met zoveel entoe-
siasme gespeeld wordt.
Zelfs nu (vlak voor de split)
beperkten ze zich niet tot
een gewoon afhaspelen van
hun programma maar ze stu
deren nog ijverig nieuwe
nummers in en betreden nog
steeds nieuwe muzikale we
gen. Verdere kritiek op ons
Vlaams muziekwereldje dat
men kleinkunst noemt, laat
ik over aan mijn kollega die
niet zo'n folkfreak is en mis
schien positievere evoluties
ziet.
Daarom wil ik eindigen met
het uitspreken van de hoop
dat Rum niet het enige voor
beeld is (of blijft) van de
invloed van de (goeie) En
gelse artiesten. Hopelijk
zijn ze slechts het begin van
een nieuwe, vernieuwe en
spontane evolutie bij onze
Vlaamse zangers - al dan
niet in de folktraditie. Mis
schien kunnen we dan bin
nen afzienbare tijd met e-
venveel plezier naar een op
treden van een vlaamse zan
ger trekken als nu naar een
folkkroeg voor een Engelse
artiest.
Op dit ogenblik ziet het cir-
kuit eruit als volgtvrijdag
Mallemolen (Hoeilaart), De
Zon (Dranouter - bij Alfred
Den Ouden).
Zaterdag: Grimlach (Grim
bergen), Le Mégot (Ottig-
nies), De zoete peper (Ruis
broek), Parnassos (Dender
leeuw),
Zondag: De Rivieren (Gans
horen), 't Vraagteken (Lot), 't
Reservaat (Sint-Niklaas),
Onder den toren (Londer-
zeel),
Dinsdag: De Blauwe Schuit
(Leuven)
WoensdagBeursschouw
burg (Brussel).
Hugo De Troyer
Informatiebron't Liedboek
BERT JANSCHvernieuwer vanuit blues- en folktraditie
op haar platen. Haar eerste
LP staat op twee eigen num
mers navol traditioneel ma
teriaal, dat ze meestal onbe
geleid zint. De nummers vra
gen wel bij beluistering een
intense konsentratie maar
men kan er niet onderuit dat
men hier met een van de
grootsten te doen heeft. Op
haar tweede plaat staan bij
na allemaal contemporary
nummers die bijna even
schitterend gebracht wor
den als aar eerste elpee.
Naast haar schitterende mu
ziek is ze zelf ook nog een
zeer boeiende persoonlijk
heid.
Robin and Barry Dransfield
komen uit Yorkshire. Na een
solo-start van Barry begon
nen ze samen op te treden
en werden de revelatie van
1970. Dit duurde een paar
jaar en in die tijd deden ze
den het niveau van de on
langs gesplitte Planxty ligt.
Voor Steve Ashley moet ik
vooraf zeggen dat ik slechts
1 optreden gezien en z'n
eerste plaat «Stroll On» gans
beluisterd heb in Londen.
Toch weet ik dat ik hiermee
een zeer goed en spontaan
zanger/auteur heb gezien en
ik zou het spijtig gevonden
Jiebben indien ik hem ge-
/nist had. Als songschrijver
is Steve Ashley een duidelijk
produkt van een traditioneel
verleden. Zijn liederen zijn
soms zelfs een herwerken
van traditionele nummers.
Steve startte als zanger van
traditionele ballades en evo
lueerde tot een songschrij
ver met een zeer contempo
rary muziek die daarom niet
minder - integendeel zelfs
nog meer - sterk overkomt.
Ashley is een van de weini-
de plaat afleverde.
Martin Carthy startte in de
zestiger jaren als solo-arties
en bracht toen reeds een
paar zeer goeie platen uit
met uitsluitend traditioneel
materiaal. Daarna kwam
rond 1970 de elektrische folk
met Steeley Span waarin
Martin een zeer belangrijke
rol speelde. Na de LP Ten
Man Mop vertrok hij en ter
wijl Steeleye span zich
steeds verder van eerlijkheid
en diepte verwijderde en
zichzelf en hun muziek ver
loochenden bleef Martin
Carthy verder als solo-ar
tiest en werd aldus de meest
populaire vertolker van tra
ditioneel materiaal. Op z'n
LP Sweet Wivelsfield be
wijst hij waarom hij juist de
meester is. Hij blijft z'n ma
teriaal herwerken en aan
passen aan de evolutie van
z'n kunnen. Terwijl hij kwa
zang trouw blijft aan de tra
ditionele zangstijl en een
ongewoon sterke stemtech-
niek ontwikkelt gaat hij, met
Jansch als spoortrekker,
een zeer eigen gitaarstijl
ontwikkelen waarmee hij
tot een dialoog komt mete
de zang. Martin Carthy is in
staat een zeer hoge profes
sionele kwaliteit te koppe
len aan een zeer spontane
menselijke en eerlijke bena
dering. Hij is dan ook een
grote bron van inspiratie en
zijn invloed is bij sommigen
- om niet te zeggen bij velen
-niet te ontkennen.
Op toernee in Vlaanderen
van 9/1 tot 25/1/76.
Al O'Donnell is een sympa
thieke, fijngevoelige Ier die
met met veel liefde zijn -
meestal traditionele - liede
ren zingt. Ook zingt hij con-
tempary materiaal van men
sen als Anne Briggs, ge
dichten van Ierse dichters en
liederen over de Ierse ont
voogdingsstrijd. Folk is
voor hem een uitdrukken van
wat hij voelt en deze gevoe
lens op de mensen trachten
over te brengen. Al O'Don
nell is een belangrijke eks-
ponent van de levende tradi
tie die de Ierse folk nog
steeds is. Van 20/2tot 29/2.
Anne Briggs is volgens
mensen als Bert Jansch en
Al O'Donnell een sterk on
dergewaardeerde zangeres
en songschrijfster. In 1973
schreef zij in een brief aan 't
liedboek: «muziek en lied
jes helpen mij leven, ik leef
niet door mijn muziek, ik
beschouw dat niet als mijn
hoofdbezigheid. Ik ben geen
full-time beroepszangeres
en zou dat ook niet willen
zijn. Spijtig genoeg zag ik
nog geen optreden van haar
en ik moet me dus baseren
ook ons land aan.
Toen probeerden ze het bei
den solo tot ze onlangs weer
als duo, met veel sukses,
optraden. Het grootste ge
deeltevan hun repertoire be
staat uit zelfgeschreven
nummers die op een tradio
nele leest geschoeid zijn.
Door deze traditionele back
ground, goed gekozen beg-
leiding en specifieke, per
soonlijke aanpak krijgen we
hier wel een eigen, sterk
overkomende muziek.
Finbar en Eddie Furey ko
men uit Ierland en deden
optreden in ons land als
duo. Onlangs vormden zede
groep Tam Linn. Finbar
speelt goed de Uillean Pipes
(alhoewel ikzelf Liam
O'Flynn stukken beter en
gevoeliger vind) en de ande
ren vullen aan met akkor-
deon, fluit, mandoline, gi
taar en banjo en brengen
degelijkse Ierse traditionele
muziek die echter ver bene-
ter d«
SITUATIE IN HET VLAAMSE
OLKCIRKUIT
-|et is een feit dat de popmuziek met zijn
lereld van betoverende schijn, oppervlakkige
antrekkingskracht en voorbijgaande rijkdom
LAJ srziekt is. De hitparades geven ons een beeld
n de (belachelijke - of beter: meelijwekken-
e) toestand, zodat we de evolutie van de
|ekte nauwkeurig kunnen volgen. Oorzaak:
e centen- en machtspolitiek van de platenfir-
ïas en de daaraan verbonden - verplichte -
olgzaamheid van de artiesten. Pop is de
iuziek van het establishment geworden ter-
rijl nu folk de echte underground is. Niet dat
lies er opperbest gaat want overal zijn er
noeilijkheden. De bizness ruikt langs de kant
og meergeld door de stijgende interesse en
trekt z'n modderige klauwen uit om ook uit
lik leven en diepte weg te halen. Toch is folk
og steeds een marginale bedoening en mis-
chien is dat maar gelukkig ook.
'OOt-Britannië kende de
ote dagen van de folkrevi-
I in het begin en midden
ir jaren zestig. Deze ver-
oede interesse voor folk
e toen tot stand kwam
jurt nu nog steeds voort en
Engelse folkscene evo-
eert nog steeds verder.
ogenblik gaan afvragen of
het niet mogelijk was die
zelfde kwaliteit vooral van
traditionele muziek dan, in
Vlaanderen te brengen of
om jonge artiesten ergens
een stimulans te geven om
komaf te maken met alle
kitsch die hier gebracht
folkkeurslijf ontgroeiden en
ook niet-folkliefhebbers
zich voor hen interesseer
den. Wat het des te verwon
derlijker maakt dat op 5 nov.
jl. slechts een 200-tal men
sen een konsert (één van
twee) van Bert Jansch (in
Tielt) bijwoonden. Daarom
vind ik het wel passend de
woorden van een Engels
joernalist aan te halen
bij Bert is een woord dui
zend beelden - de man is
introvert, sterk teruggetrok
ken; hij is vader van z'n
eigen gitaarstijl, zijn invloe
den van andere muzikanten
zijn overtroffen dooreen zin
gende doch krachtige men
geling van klassiek, jazz en
een zeer eigen interpretatie
van folk...Hij zingt niet zo
als iedereen, zijn gitaartech
niek is ongelooflijk. Zijn ak
koorden zijn er voor het oor,
maar onbestaande voor hete
oog. Het meest verbazend is
zijn zeer eigen benadering
van melodie - of het om
eigen of andere kompositie
gaat, die elke konventie ne
geert.»
Iemand als Bert Jansch kan
een katalysator genoemd
OHN MARTYN: van folk naar persoonlijke jazzy muziek
ommige folkklubs verdwij-
en terwijl elders nieuwe uit
grond schieten. In de
aren 66-68 waren er enkele
flensen van bij ons die het
oogtepunt van de Britse
alkrevival meemaakten,
iezien de muziek die ze er
oorden hen zo sterk aan-
prak kwamen ze terug met
e idee iets dergelijks ook
ier te starten.
Ve laten hier even Leon La-
ïal van de Mallemolen te
loeilaert aan het woord
vant hij is het die voor de
olkrevival in Vlaanderen
erantwoordelijk is: «De
waliteit van de muziek was
irzo goed dat ik zo'n vijftal
aren geleden de Mallemo-
en heb geopend om iets
ërgelijks in Vlaanderen ook
logelijk te maken. Het ei-
lenlijke folkcirkuit ontstond
o'n twee jaar later en van
lan af kwamen regelmatig
irtiesten over om een korte
oernee langs de folkkroe-
|en te doen.»
'erwijl we vroeger slechts
iu en dan eens een grote
olkmeneer op bezoek kre-
ten voor 1 of 2 optredens,
chiep Leon Lamal de mo-
lelijkheid om minder beken-
mensen naar Vlaanderen
e halen. Er werden toernee-
jes georganiseerd om de
eiskosten te drukken, zodat
len artiest ongeveer ander-
lalve week in België verblijft
zo'n 8 a 10 optredens
leeft. Ook de prijzen zijn
eer interessant 2000 5000
voor 1 avond (vgl even
net onze «vedetten»).
Vaarom dit bij ons nodig
cas wordt door 't liedboek-
nedewerker André De Bruyn
eer kernachtig uitgedrukt
n een gesprek met specta-
«Daar ik in de Engelse
olkklubs fantastische avon-
len heb meegemaakt werd
k het ganse gedoe in Vlaan-
leren zo beu als koude pap.
k ben mij op een bepaald
wordt.» Ik voeg hieraan toe
dat André een tijdlang zelf
optredens organiseerde in
folkklub Dino. De hoofdbe
doeling was de Vlaamse ar
tiesten tot herbronning lei
den, tot inspiratie en daar
toe dienden voor hem onze
folkklubs.
Voor deze stelling is er een
direkt voorbeeld voorhan
den nl. de groep Rum. Deze
startte als Vlaamse doch
Brits geïnspireerde groep
die echter zo sterk is geëvo
lueerd dat ze hun voorbeel
den achter zich lieten om
een totaal eigen muzikaal
gelaat van een ongelooflijke
schoonheiden hoogstaande
kwaliteit te tonen. We zitten
met Rum 3 echter reeds eind
75 en keren dus enkele jaren
terug naar Engeland om
kennis te maken met enkele
artiesten.
Zelfs wanner men als mu
ziekliefhebber slechts een
matige interesse voor folk
kan opbrengen, dan zijn na
men als Ralph McTell, John
Martyn, Bert Jansch, Al Ste
wart ea. Toch geen onbe
kenden meer. Ook zij von
den hun «roots» in de kleine
kroegen en klubs, trokken
met hun gitaar langs de
baan om voor de mensen te
spelen en werden uiteinde
lijk gevierde mensen in het
Britse folkleven. Tot ze mu
zikaal dusdanig gevormd
waren ze zich zo een aan
hang verwierven dat de
klubs voor hen te klein wa
ren en zij de folkkroegen
ontstegen. Daardoor treden
ze nu op in relatief kleine
zalen, terwijl ze enkele jaren
geleden nog in onze zangka-
fees zaten. Strikt gezien
hebben we n iet meer te doen
met echte folk (maar what's
in a name en waar trek je de
lijn tussen folk, rock, blues
en jazz?) en deze mensen
zijn zo veelzijdig en talent
rijk dat ze het opgedrongen
worden van een gedeelte van
de Engelse contemporary-
folkbeweging en vooral van
mensen als John Martyn en
Al Stewart.
Vanaf hier zal ik me beper
ken tot een defiliee van men
sen die ik zelf belangrijk
vind, wat dus zeer subjektief
en betrekkei ijk zal worden.
Wat de traditionele folk be
treft zijn insiders ervan over
tuigd dat er drie zeer groten
zijn. Martin Carthy, Nic
Jones en Dick Gaughan zijn
alle drie zeer begaan meet
de ontwikkeling van stern
en zangtechniek en zoeken
naar een ver doorgedreven
gitaarbegeleiding waarvoor
hij alle drie Bert Jansch het
grote voorbeeld was. Daar-
dor komt men tot een zeer
aaneensluitend en ontzet
tend sterk geheel waarin zo
wel techniek als menselijke
en emotionele benadering
een grote rol spelen.
Nic Jones zag ik dit jaar voor
het eerst in Cambridge en hij
maakte op mij een zeer ster
ke indruk. Wat betreft tradi
tionele muziek was hij het
meest onvergetelijk van heet
ganse festival. Wanneer
men hem gekonsentreerd,
schijnbaar onverschillig en
toch volledig zichzelf en
spontaan aan het werk ziet
stelt men vast dat hij z'n
materiaal met veel liefde en
zonder enig sporvan opdrin
gerigheid behandelt. Hij
staat zeer open tegenover
z'n publiek en hoopt dat zij
hetzelfde doen tegenover
zijn muziek.
Dick Gaughan is een Schot
die kwalitatief al opeen even
hoog niveau staat. Toch is er
een zeer groot verschil tus
sen hem en Nic Jones om
dat hij z'n liederen een sterk
verinnerlijkte interpretatie
meegeeft. Evenals Nic een
zeer goed gitarist en uitste
kend zanger, die met «No
more forever» een schittere-