HONDERD JAAR VRIJWILLIGE BRANDWEER TE AALST MATERIAAL VAN TOEN EN NU 10 - 30-4-76 - De Voorpost Uitgerekend een eeuw geleden is het vrijwillig brandweer korps ontstaan uit een incident. Men schreef 5 mei 1875: een grote brand bij de weduwe De Schaepdrijver (later firma Wilfried De Ciippele) en De Ridderstraat. Brandmeester Po- lydoor De Paepe, bijgestaan door zijn kollega Gustaaf Tier- linck, verwijt aan de oudere hun telaatkomen en hun gebrek kig hanteren van het materiaal en... 't zat er tegen. Precies honderd jaar later doen er zich opnieuw moeilijk heden voor en men zou bijna kunnen zeggen, dat de klok niet stil stond. De moeilijkheden tussen het vrijwilligerskorps en de be roepsbrandweermensen werd voldoende in de pers weerge geven. Ook toen... zag een jonge brandmeester, Polydoor De Paepe, de noodzaak in het korps op een nieuwe voet te schoeien, want de jongere de den al het werk en de oudere kwamen altijd te laat. Hij wou voor de stad Aalst een jong, vrijwillig brandweerkorps. Schaliën werden door net Stadsbestuur aangekocht om de daken er mee te bedekken. De houten gevels moesten verdwijnen... Wie zei er ook weer: «er is niets nieuws onder de zon?» Ook nu nog trekt men harde lessen uit voorgaanden: de innovation, La Louvière, rampen die bij ee nieder bijblijft en waaruit nieuwe initiatieven ontsproten als brandpreventie. Negenentwintig onderzoeken en uitbrengen van advies, 108 bezoeken aan instellingen in 1975 door de brandweer, kan nog steeds geen rampen ver mijden. Veertig eensgezins- STICHTING VAN HET KORPS Na een min of meer georgani seerd korps in 1870 en het in cident in 1875, neemt de brandweer een nieuwe wen ding. Het was brandmeester De Paepe die de gelegenheid te baat nam om zijn droom een vrijwilligers korps te verwezen lijken in realiteit om te zetten. Hij raadpleegde enkele vrien den uit het pas drie jaar ge stichte toneelgezelschap «Land van Riem». Hector Arijs, Jozef Quintijn, Leo De Paepe. Jozef De Vos, Gustaaf Tier- linck en Leo De Vis, die ook nog andere vrienden uitnodig den om de stichtingsvergade ring bij te wonen op 13 mei 1875 in «De Schelde», bij Theodoor Keppens in de Mo lenstraat. Eenentwintig personen woon den deze vergadering bij en meteen werd bij algemene goedkeuring een brief naar het stadsbestuur verzonden. Dit had tot gevolg dat aan de jonge ploeg vrijwilligers de helft van het materiaal werd toegezegd. Maar ook hier ontstonden moeilijkheden tussen de jonge vrijwilligers en de oudere: bij de brand bij mulder Menschaert aan de «zonnebloem» op de Zoutstraatpoort en bij de tweede brand op 9 september 1876 bij bakker Desire Kiec- kens m de Zoutstraat, was er geen spoor meer van de oude re... Op 30 oktober 1876 wer den de oudere definitief afge dankt en het vrijwilligerskorps aangesteld. De standregelen werden voor goed bepaald en het jaar 1876 werd als stich tingsjaar genomen van het huidig vrijwilligerskorps. Een gebeuren dat gevierd werd en met St. Barbara van hetzelfde jaar greep het eerste banket plaats. OFFICIËLE ERKENNING De officiële erkenning van de «stedelijke vrije brandweer» greep plaats op 4 april 1878 met als officierenkorps De Paepe Polidoor, bevelhebber Arijs Hector, luitenant en de onderluitenant Gustaaf Tier- linck. Meteen verbeterde het materiaal en werden ladders Eén van de vier nieuwe wagens die de brandweer momenteel bezit.(el) Kommandant Polidoor De Paepe was de Stichter Bevel hebber van 1876 tot 1917 van de Aalsterse vrijwillige brand weer. Op 19 juni 1976 zal trouwens een straatnaam genoemd worden naar deze verdienste lijke man. woningen hadden verleden jaar in het Aalsterse af te reke nen met brand, 6 winkels en 14 industriegebouwen maken mede een nog veel zwaardere balans op van de 449 tussen komsten der brandweer in 1975. de firma «de Wolf-Cosijns», die bestendig met hun wagens op weg waren om graan en gerst te vervoeren van het magazijn of het schip, naar de eest in de Gentsestraat. Bij alarm mochten haar voer lieden hun wagen laten staan en met de paarden naar het ar senaal komen. Anderzijds had men de voer lieden van de stad, die het zelfde mochten doen. Alleen 's nachts werden de paarden eenvoudig door pompiers ver vangen! Met de zware stoom pomp moest men wachten tot de paarden van de stad aan kwamen. De reeds eerder omschreven stoompomp, die goede dien sten bewees, had wel het na deel dat deze pomp tijd nodig had om onder druk te komen. Maar eens op gang gebracht, kon ze dagenlang werken, mits.... steeds maar stoken! Daar dienden dan de hoofd- mekanieker Leo Van Haver en stoker Jan Van Der Spiegel voor te zorgen DE MATERIAALKAR Naast de pompen had men de fameuze materiaalkar met lad ders, haken, spaden, enz., be laden. Deze materiaalkar diende «al lopend» naar iedere brand, hoe ver ook, voortge duwd worden Schrijft erebevelhebber Philip De Paepe: «Zo heb ik als jon geling aan de kar meegeduwd voor een brand aan de «Dras- jel» halfweg Moorsel. Na een straat of twee werd een tijdje op stap gegaan om terug op adem te komen. Dan weer lopend met die zware kar. 't Was niet te verwonderen dat bij aankomst op de brand, de tong op de borst hing. In dergelijke om standigheden togen de pom piers aan het werk! En zeggen dat zij dat vrijwillig deden en dat zij hun uurloon en er hun nachtrust voor lieten! Zal men ooit de zelfopoffering van de toenmalige pompiers naar waarde schatten? Later, pompier zijnde, heb ik een dergelijke karwei meege maakt voor een brand in 't Sas van Aalst, aan de grens van Lede, en voor een andere aan het Berreputje, op Schaar beek. DE MAGIRUSLADDER De oude mechanische ladder had haar dienst gedaan en werd buiten gebruik geplaatst en vervangen door een Magi- rusladder met handbediening en 15 m hoog. Kommandant Fritz De Wolf en zijn broer Al fred, bijgestaan door korporaal Achiel Meersman en brand weerman Valery Schelfhout, vonden er 'n stelsel op na, om de ladder op het onderstel van een auto te vestigen, zodat zij naar alle branden kon vervoerd worden. 1926: STEDELIJKE VRIJWILLIGE BRANDWEER De benaming «vrije brand weer» verandert in «stedelijke vrijwillige brandweer». Het korps bezit nu reeds twee au to's voor het vervoer van man schappen en ladder naar de brand. De mannen zaten blootgesteld aan regen en wind en vooral in de winter was het geen pretje. Het arsenaal werd vernieuwd en motorpompen aangekocht. Maar de stad kon de lasten van deze aankopen niet alleen dragen en het was politiecom missaris J. Van De Winckel, die zich persoonlijk inspande om bij de leden van het stadsbes tuur, bij nijveraars, gestichten en verenigingen, geld in te za melen. Zijn inspanning kende een reuzesukses Met het bij eengebrachte geld werd het arsenaal vernieuwd en motor- pompen aangekocht, waaron der de Beduwé- en Poel- mansmolorpompen die op 8 augustus 1926 feestelijk inge huldigd werden. HYDRANTEN Waar vroeger, onder kom mandant De Paepe, brandput ten in de kom der stad werden gebouwd om water bij de hand te hebben voor de pompen, kwamen nu de watermonden of hydranten, op de stadswa- terleiding gekoppeld. Naar het plan van komman dant De Wolf, werden er in de bijzonderste straten geplaatst en gaven een druk van 3 at mosferen. Deze uitstekende maatregel werd later voortdu rend uitgebreid. EEN AUTOMATISCHE LADDER De magirusladder met haar hoogte van 15 meter, volstond niet meer. Zeker niet omwille van de steeds hoger wordende gebouwen. Er moest een au tomatische ladder komen van 22 2 meter, die het Aalsters brandweerkorps waardig was. En weer was het polititiecom- missaris Van De Winckel die zich inspande om fondsen bij een te krijgen. Philip De Paepe weet in z' werkje volgende anektote t< vertellen: Toen hij (komm. V.D. Winckel zich bij de heer Hypoliet Schot te, nijveraar en kasteelhee aanbood, zei hij bij 't binnen komen: «Mijnheer Poliet, ik kom orr 50.000 F voor de brandweer» «Wadde, gotfer, hoe hebt g dat op?» Ze dronken samen vier flesser oude Bourgogne en Van De Winckel ging naar huis metzijr 50.000 F. De aangekochte Metz ladder uit Karsühe werd ingehuldigc op 3 april 1949. EN VERDER... Het materiaal werd voortdu rend gemoderniseerd en iri 1952 werd de eerste van een reeks tankwagens met auto- pomp. lage en hoge druk en radiotelefoon geleverd. De manschappen zullen voor-; taan als 't ware water onder de arm meenemen tot bij de vlammen en deze besproeien met verpulverd water, hetgeen de waterschade tot een strikt minimum zal herleiden. HET OPROEPSYSTEEM Wanneer er brand uitbrak dienden de mensen naar de politiewacht in het Landhuis. Deze ging op zijn beurt de brandklok kleppen en het Be lfort en enkele klaroenen door liepen de stad om de pompiers naar het arsenaal te roepen Ook bij nacht en wanneer de kommandant ondanks alle tu mult toch niet wakker werd, steeds maar aan z'n woonst blijven aankloppen. Meteen een stad in rep en roer. Het bellensysteem, telefoonlij nen en andere elektronische snufjes maken het oproepen veel eenvoudiger. Tenslotte: door het Ministerie van Binnenlandse zaken en Volksgezondheid werd deze dienst het hulpcentrum 900 aan de Aalsterse brandweer toevertrouwd in 1964. Voortaan zal al wie in nood is, I dag en nacht, een beroep kun- nen doen op deze dienst. GEMENGDE BRANDWEER De huidige brandweerdienst behoort tot de kategorie Y, dit is het centrum van de geweste lijke groep en omvat 36 ge meenten. Het is een ge mengde brandweerdienst sinds 27 november 1973. Het beroepspersoneel heeft de hoedanigheid van gemeente- personeel. Hetvrijwilligerspersoneel heeft die hoedanigheid niet. Sinds 1 januari 1975 zijn er 47 beroepsbrandweerlieden in dienst en maken 43 vrijwilligers deel uit van het korps. OproepcetUntm -900- in brandweerkazerne.lel) van verschillende afmetingen aangekocht, ook de uitrusting en kledij. Ondermeer maar liefst drie tenues: een uit- gaanskledij thuis, een werk kledij in het arsenaal en een nette kledij voor bewakings- o politiedienst. I E.A.R v Op dit ogenblik beschikt de Aalsterse brandweer over een indrukwekkend wagenpark, allerlei pompen, detectors, ra diozenders, lichtmasten, schijnwerpers, kommandowagen en al wat een moderne brandbestreiding vereist. Na de eerste grote brandramp van 17 juli 1879, waarbij de Belforttoren en de gaanderij afbrandde, werden kort nadien twee «Beduwe» - handpompen op onderstel met vier wielen aangekocht. KAAIWERKERS, SCHEEPSLOSSERS EN AMBACHTSLIEDEN Indien men naar het verleden teruggrijpt, dan zien we dat rond 1870 er een min of meer georganiseerd korps ontstond, bestaande uit kaaiwerkers, scheepslossers, enkele am bachtslieden en mannen van de waterkant. Zij stonden toen onder het bevel van opper- brandmeester Martin Gheer- aerdts. Dit brandweerkorps bestaat uit zowel jonge als oude leden en betekende, dat de jonge sneller konden lopen en daadwerkelijker konden op treden. Het brandbestrijdingsmateriaal waarover zij toen beschikten was geborgen in de stallingen van het Landhuis, vroeger het huis van Hertog de Berry, waar het hoofdkollege van het Land van Aalst zetelde Met de brandklok werden de pompiers naar het spuithuis geroepen en bij brand werden de spuiters bezoldigd. BRANDBESTRIJDING In zijn werkje «de vrijwillige brandweer Aalst, haar ge schiedenis», grijpt Philip De Paepe, erebevelhebber voor zitter van de vnendenkring der oudbrandweerofficieren, nog verder terug in de geschiede nis der brandbestrijding: Lemen muren, strooien daken, mutsaards en mijten gaven aanleiding tot grote branden. Maar ook nu nog, honderd jaar later, is men drukdoende met brandpreventie en nog maar pas op 29 januari 1976 keurde men in openbare zitting van de gemeenteraad het nieuw poli- tiereglement goed betreffende de brandvoorkoming in de dancings en de lokalen waar gedanst wordt. Dit reglement bepaalt de voor waarden waaraan de dancings of dansgelegenheden moeten voldoen om: brand te voorko men; ieder begin van brand, snel en doeltreffend te bestrij den; een veilige en snelle ont ruiming van de aanwezige per sonen te verzekeren. In de 13® eeuw waren de voor zorgsmaatregelen van hun tijd: 's avonds ging er een man door de straten der stad en telkens roepend «dat elk voor zijn vuur en licht zou waken.» In de 14® eeuw dienden de strooiën daken vervangen te worden door tichels. Mijten en mutsaards dienden in de 15® eeuw buiten de stadsmuren geplaatst, Telkens er een grote brand had gewoed, werden de maatregelen verscherpt. Zo zag men achtereenvolgens een hoornblazer op de kerkto ren, daarna op het belfort, om eventuele brand 's nachts door hoorngeschal bekend te ma ken. Niet altijd waren de wagens zoals heden. Oude brandweerwagen bewaard in de kazerne.(el) EEN EERSTE BRANDWEER In de brandbestrijding legde men een lange weg af. Pas in 1715 komt er een eerste orga nisatie van verweer tegen brand tot stand. Er werden zelfs kleine brandspuiten in Zeeland aangekocht. Menzou kunnen zeggen, aldus de auteur Philip De Paepe in zijn werkje van 1967, dat de brandweer te Aalst 250 jaar bestaat. In 1751 werden vuurwachters benoemd en voorzien van le deren emmers. Zij kregen en kele ladders tot hun beschik king. Alle ambachtslieden wer den toen verplicht zich naar de plaats van het onheil te bege ven om er te helpen blussen. Een eerste reglement ver scheen in 1856 en dit zegde ondermeer: de kleine brand spuiten moesten viermaal per jaar worden gekontroleerd en de ingezetenen van de stad moesten een emmer bezitten naar een model in het stadhuis bewaard. Er werd een «gene rale brandmeester» benoemd aan wie, bij brand, iedereen moest gehoorzamen. Deze generale brandmeester droeg als herkenningsteken een spe ciale stok en werd hij begeleid door een drager van een wit vlaggetje, 's Nachts door een drager van een rode lantaarn Ambachtslieden, die als brandgasten aangeduid wa ren, droegen een plaat op de arm gegespt. Wanneer er in 1856 brand uit brak, kwam er een heel me chanisme in werking: deze die de brand opmerkte moest «brand» roepen, de nachtwa kers doorliepen de stad «alarm» roepend; de bedie naars der brandspuiten wer den aldus verwittigd. Ook de leden van de gemeenteraad, de politiecommissaris, de be velhebbers van burgerwacht en rijkswacht, naast genees heer en apothekers en de. brouwers die de stad bewoon den. Naast het roepen «alarm» komt ook nog de torenwachter in ak- tie, die met hte hoornblazen en met een rode lantaarn, de rich ting van de brand aanwees en het kleppen van de brandklok, de stad verder op stelten zet. De tussenkomst van de brou wers had niet de bedoeling om bij brand de spuiters te voor zien van bier. Integendeel: de brouwers moesten tonnen wa ter naar de plaats van de brand voeren om de spuiten toe te laten het vuur te blussen. Ook de geburen van het bran dend huis waren verplicht kui pen water aan hun deur te zet ten en bij nacht een lantaarn met brandende kaars aan hun gevel te hangen om de straat te verlichten. Wagen van -eerste vertrek- in brandweerkazerne .(el Zij konden door paarden ge trokken worden. Maar het was een heel karwei om die pom pen bij brand of oefening op de grond te zetten, de lange stok ken in de armen te steken en dan met mannen gelijk aan het pompen te gaan. Die pompen gaven 250 liter p. m. Thans beschikt men over 6 pompen (waarvan twee motor- pompen op aanhangwagen en 4 motorpompen) die een debiet van 1.000 liter p. m. halen en drie draagbare motorpompen die een debiet van 50011 p. m. geven Bovendien nog 4 leidingpom- pen met motor en 6 elektrische. Maar ook honderd jaar geleden nam men initiatieven en een derde handpomp (op twee wie len) werd vervaardigd door de Aalstenaar Jan Hofman, een horlogemaker uit de Katte- straat Deze droeg de naam «Hofman pomp» en moest met mannenkracht getrokken wor den en geduwd en,., naar de brand «gelopen» worden ALLEE, DEDJU, MEEPOM- PEN! In het werkje omtrent de ge schiedenis van de brandweer, beschrijft Philip De Paepe een typerende anekdote: Pompmeester Karei De Na- eyer lag reeds ziek te bed toen hij mij, bij een bezoek, het vol gende vertelde: «Ge weet, niet waar, dat onze officieren het recht hadden, mannen op te eisen om te helpen pompen Nu was er een grote brand in de fabrieken Roos -Geerinckx De Naeyer, in de Pontstraat. Onze pompen stonden opge steld in het Volderstraatje aan de oude Dender. Uren aan een stuk moesten wij daar staan pompen Enige officieren uit de Pupillenschool, met witte handschoenen aan, stonden ons op korte afstand uit te la chen Dit werkte op de zenu wen van luitenant Leon Paup; hij pinkte een oog op kromme Verloes... Op een ik en een gij waren de stokken van de pomp aangesmeerd. Toen ging Leon Paup bij de onderoffiderkens: Allee, dedju, meepompen! En met hun witte handschoenen grepen ze in... Verbeeldt U! 't Was gedaan met lachen. MECHANISCHE LADDER De eerste grote mechnische ladder met uitschuifvlakken en 22 meter hoog, werd in 1888 volledig vervaardigd door ser- gant Karei Penneman, naar het model der ladders van Schaer- beek - Brussel Ze was gevestigd op vier wie len om door paarden naar de brand vervoerd te worden. Er waren sterke mannen nodig om de ladder volledig uit te draaiën. Ook het ander materiaal werd geleidelijk aangevuld het ha ken, spaden, springkleed en reddingszak. Er was zelfs een «mastelle» bij, om muren in te duwen. Thans beschikt men over twee autoladders, een van 30 en een van 24 meter, die met en uiteraard heel wat minder mankracht de hoogte inschuift. DE STOOMPOMP In 1901 viert het korps z'n 25- jarig bestaan en naast het feest zelf, was een der voornaamste aktiviteiten, de inhuldiging van de nieuwe stoompomp Ze werd geleverd door de Firma Beduwé uit Luik. Het was een zwaar en machtig tuig, dat 1.000 I. per. min. gaf en door twee paarden moest getrokken worden. Deze indrukwekkende stoompomp dwong de bewon dering af van gans de bevol king. MET MAN EN PAARD Om de zware tuigen naar de verre brand te vervoeren, wa ren er paarden nodig en om steeds over voldoende paar- dekracht te beschikken, kon men beroep doen enerzijds op

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1976 | | pagina 10