Zes groten in galerij
Valerius de Saedeieer
Herman De Coninck van de
Aalsterse Dirk Martensprijs 1976
JOHAN VERMINNEN TUSSEN
DE KERST- EN ANDERE ERPSE BOLLEN
DE CATHARINISTEN
VOEREN
«HEKSENJACHT»
VAN A.MLLLER OP
NIEUW LEVEN MET
«DE KLUCHT VAN DE
BRAVE MOORDENAAR»
28 -17-12-76 - De Voorpost
In galerij «Valerius De Saedeieer», Keizerlijk Plein, te Aalst
loopt momenteel een hoogst interessante tentoonstelling.
Men kan er grafisch werk bewonderen van zes kunstenaars
die we tot de belangrijksten van onze tijd mogen rekenen.
Enkelen zijn nu reeds legendarisch.
Salvator Dali, Pol Mara, Paul
Delvaux, Hans Bellmer, Leon-
ore Fini en last but not least, Jef
Van Tuerenhout zijn er verte
genwoordigd met een klein,
maar zeer typerend aantal
werken. Hans Bellmer en Jef
Van Tuerenhout leken ons
sterkst in de schoenen te
staan; althans wat de in Aalst
geëxposeerde werken betreft.
Delvaux en Dali lieten een
minder goede indruk na, omdat
beiden er zich zeer goed van
bewust zijn dat hun naam,
zegge signering van het werk,
van groter belang is geworden
dan het werk zelf. Wie een Del
vaux of een Dali wil hebben kan
er een krijgen. Wie een treffend
werk wil doet er beter aan
even. de realisaties van Bel
lmer of Van Tuerenhout van
naderbij te bekijken. Vooral
laatstgenoemde wist ons zeer
te boeien. Vooral dan omdat
zijn kunst doodeerlijk en aller
minst gekonditioneerd is. Er
gaat een enorme zeggings
kracht van uit die nergens ge
hinderd wordt door «toevalli
ge» elementen: geen tijdsge
bondenheid, geen gezonde
stijl, maar een spontane en te
vens fijngevoelige expressie.
Sterker nog dan in zijn grafisch
werk is Van Tuerenhout in olie
verfschilderijen. Met deze wer
ken maakten we enkele maan
den terug toevallig kennis.
Technisch grandioos, doch
niet enkel een gevoelige hand,
maar ook een sterk uitdruk
kingsvermogen.
Ongeveer hetzelfde kunnen
we zeggen van Bellmer. Hij is
echter minder aggressief dan
Van Tuerenhout en neigt iets
naar een meer akademische
stijl, zonder echter akademi
sche invloed te laten voelen.
Voor Bellmer is de lijn en haar
verloop belangrijker dan de
opbouw, wat meteen aan zijn
werk een zeer vrijmoedig en
openstaand toetsje geeft.
Pol Mara, vader van de kunst
der jonge of jong voelende ge
neratie, hoeven we niet voor te
Aktueel 1976-1977 brengt knap werk van o.a. Jef Van Tuerenhout (jm)
stellen. Hoewel de man hier en
daar ook al iets aan het toeval
durft overlaten soms lijkt hij
ons zeer onpersoonlijk te zijn
trof ons in enkele werken de
fijnzinnigheid, het rake opmer
kingsvermogen dat hem eigen
is. Spijtig genoeg neigen som
mige werken naar het louter
kommerciële...
Leonore Fini, een
zesenzeventig-jarige dame is
vertegenwoordigd met een
groot aantal eenvoudig opge
vatte, maar stuk voor stuk aan
sprekende werkjes. Aanspre
kend vooral omdat het steeds
de weergave is van een be
paalde situatie: veelal konver-
satie of het gevolg ervan. In elk
werk schuilt een intrige en de
weergave is als dusdanig op
gevat dat men aan de hand van
de tekening bijna kan horen
wat er verteld wordt. Klassiek
opgevat, maar wel een zeer
persoonlijke lijnvoering.
Een ander origineel aspekt van
deze expositie, in haar geheel
dan, is dat tot nog toe geen en
kel tentoongesteld werk op de
kunstmarkt te verkrijgen is. Dé
Dali's zijn allen een eerste af
druk van de reeks; de Mara's
een tweede. Alle werkjes van
Leonore Fini zijn de tiende uit
een oplage van 55. Een borg
dus voor goede kwaliteit.
Alles bij elkaar, een zeer ge
slaagde tentoonstelling die
meer dan één bezoek waard is.
D.G.
In het volle maanjaar 1969 tuimelde de veelbelovende dichter Herman De Coninck met lenige
sprongen de Vlaamse poëtenwereld binnen. Zijn debuut «De lenige liefde» zorgde ervoor dat
vele kritici voor één maal unaniem akkoord gingen dat de jonge Herman het ging maken, voor
zover hij het al niet gemaakt had. Bij de kritici o.a. Willem M. Roggeman. In januari '77 wordt
hem de Dirk Martensprijs 1976 voor poëzie overhandigd waarmee een bedrag gemoeid gaat
van ruim 20.000 F.
WIE IS HERMAN?
Drieëndertig jaren voor dat
Herman de Dirk Martensprijs in
ontvangst mocht nemen werd
hij in Mechelen geboren. Voor
«De lenige liefde» publiceerde
hij een bundel kursiefjes in
1968 «Lachen tot je zwart ziet»
Van de snotneus De Coninck is
vooral bekend dat hij joernalist
was bij een onafhankelijk
weekblad voor radio en televi
sie die geen humor voor de
mond neemt. Herman is zo'n
zachtgekookt ei, maar dan wel
een ei waar we hard moeten
om lachen. Zijn geschrijf in
voornoemd weekblad verdoe
zelde ook het feit dat hij buiten
joernalist ook nog dichter was,
al was dit later publicitair ge
zien rustig meegenomen. In
tussen is Hermanneke een
graag geziene en gelezen
schrijver geworden en heeft hij
zijn weg gevonden in het Ant
werpse happy few-leven. Hij
bewoont een riant fin-de-siècle
pand aan de indertijd door
Frans Van Mechelen geklas
seerde Cogels-Osylei te
Berchem-Antwerpen. Dit
prachtig rocamboleskarchitek-
tonisch ensemble straalt een
warmmenselijke sfeer uit. Met
dezelfde speelsheid waarmee
daar de gebouwen zijn opge
trokken konstrueert Herman
De Coninck zijn poëzie. Bij
hem geen eksperimenteel ge
goochel; geen konkrete of lin
guïstische stromingen komen
zijn poëtische avonturen ver
troebelen. Een voorbeeld: een
ekstrakt uit het lange gedicht
«Het jawoord:
ik sta in de hall en ja warrelt
van de trap als een arpège
van chopin, we zoenen een ak
koord
nouja, een orgelpunt bijna, en
nog één
en nog één, zoiets als beetho
ven
die ook nooit kon eindigen.
POEZIE
ALS VOETBAL
Dat is pas poëzie, recht-af,
recht-door, geen kosmisch ge
leuter, gewoon gewoon. Poë
zie gebaseerd op een jij-en-
ik-gevoel, 't erg intieme gên-.re
zonder bombastisch te we
zen en versluierd. De poëzie
kan worden gelezen door jij en
mij, een beetje een tussen-
or.s-blijvertje poëzie. Poëzie is
net als voetbal, dixit Nico
Scheepmaker en Herman De
Coninck, fifty fifty. Uitleg: je
hebt een beperkt aantal spe
lers, elf, en je hebt zesentwintig
letters, een beperkt aantal cou
rante woorden, met die spelers
en met die woorden moetje de
hele tijd binnen de natuurlijk
evengoed ,£eperkt^J<ombina-
tiemogelijkheden, het onver
wachte zoeken, trachten te
verassen. Also sprach Herman
De Coninck, laureaat van de
Dirk Martensprijs. In de tweede
helft van januan heeft de prijs
uitreiking plaats, gekoppeld
aan een leerlingenauditie diktie
en voordracht. Herman leest al
leszins voor uit eigen werk en
uit de bekroonde bundel «Zo
lang er sneeuw blijft» voor jou
en mij. Of Herman Eddy Wally
naar Aalst meebrengt zal af
hangen van zijn persoonlijk
genoegen. Sinds het op de
markt gooien van de gouden
«Woe is woe in de nedder-
lands»-gids met boezemvriend
Piet Pirijns in 1970 zijn Herman
en Eddy echte maatjes gewor
den.
Na afloop van de lezing grijpen
we dezelfde week nog naar
Herman's poëziebundeltje,
tenminste zolang er sneeuw
blijft om nog eens te herle
zen wat moois we daar (nog
niet bekend) hoorden voordra
gen... «en boeken van coupe
rus en mensen en oude dingen
als weemoed die al haast niet
meer voorbijgaan». Proficius
Herman!
Er zijn altijd mensen die op kerstdag de huiselijke kring ontlopen voor een vleugje
heerlijke chanson. Onze teerbeminde en zedelijke Willy H. is niet van gisteren en zorgde
-deze vaststelling indachtig- samen met zijn vrienden van jeugdklub Dido voor een
appearence van het troetelkind onder de Vlaamse chansonniers: Johan Verminnen, onze
Johan, in kerstverpakking!
Om te beginnen met het be
gin, Johan Verminnen werd
geboren in mei '51 in het
Brusselse randdorp Wem-
mei. De zanger in hem ver
schijnt op het eind der
zestiger jaren voor goed ten
tonele. Dat was toen met de
«Ontdek de Ster-prijs», kri
tici en kijkers herkenden in
hem de jonge troebadoer
die achter het vaandel van
de volksmuziek Brussel, na
Ge«t en Antwerpen, einde
lijk ook ging voorzien van
een volkszanger. Vermin-
nens ambities lagen echter
niet in die richting. Met een
koppigheid die de rasartiest
eigen is, baande hij zich
zelf een weg tussen al die
zangers-met-gitaar-en-
baard die brave kleinkunst-
naars die ondanks de grote
boodschap die ze verkon
digden muzikaal zo goed
als niets te vertellen had
den. Dat was de tijd van de
kerel op het krukje en van
de mikrofoon die voor gele
genheid welwillend door de
proost van de organiseren
de patronaatsjongeren uit
de kerk was gehaald. Toen
Verminnen in dit circuit van
parochiezalen en piepjonge
jeugdklubs te voorschijn
kwam met elektriese gitaren
Johan Verminpen
en jawel, zelfs met een
drumstel, was de verbazing
navenant. Er waren er nog,
die zich aan dit riskante
avontuurtje waagden en bij
gevolg nog enkele jaren met
de moed der wanhoop op
een gevulde agenda zouden
moeten wachten. Raymond
van het Groenewoud, Kris
De Bruyne en nog van die
reuzen op Vlaamse schaal.
Al gaf Verminnen een nieu
we impuls aan de klein
kunst, de deuren van het
sukses bleven voor hem ge
sloten en net op het ogen
blik dat hij op de sukkel
geraakt nog juist één enkele
plaat mocht opnemen vond
hij bij zijn vriend Dan Lacks-
man het schitterend mu
ziekje dat hem de onver
hoopte erkenning ging be
zorgen: «Laat me nu toch
niet alleen». Het was alsof
het publiek door deze kreet
aangegrepen de troebadoer
met de ondanks alles mooie
glimlach niet langer het af
front van de miskenning
wou doen dulden en storm
beloofde te lopen in het in
tussen verruimde kk-circuit.
Men ontdekte via de talrijke
optredens een boel oudere
supergoeie Verminnennum-
mers als «Moeder», «Zij
zingt nanana», «Tussen
Brussel en Oostende» enz.
Stuk voor stuk muzikaal
sterk uitgewerkte nummers
met hier en daar minder ge
slaagde passages in de
tekst maar die zo krachtig,
zo doorleefd waren gezon
gen en begeleid dat zij een
zegel bleken te leggen op
alles was de kleinkunst
voorheen had geboden. E
werd een nieuw etiketje ge
zocht. De «Brabander-rock»
was misschien wel niet ge
boren dan wel volwassen.
In zijn sporen gingen de na
men van heel wat zijner be
geleiders (Koen De Bruvne.
Frans leven, Raymond VhG,
Nic Roland, Yvan De Souter
enz. enz.) ingang vinden bij
een ruimer deel van het mu-
ziekminnend publiek. Jo
han Verminnen had jaren
met het kruim van de Bel
gische popmusici op het
podium gestaan en dit, op
ogenblikken dat hij -na het
uitbetalen van deze bege
leiders- zelfs niets anders
overheild dan de voldoening
een afgewerkt programma
te hebben gebracht. Afijn,
de volhouder won.
Niets voor niets kreeg hij
dan ook entoesiaste bijval
uit Nederland. Zowel Her
man Van Veen als Freek en
Bram van Neerlands Hoop
staken hun lof niet onder
stoelen en banken. Ramses
Shaffy nam een van zijn
liedjes op z'n repertoire en
roemde Johan voor diens
magistrale interpretatie van
«Sammy» Intussen werd
Verminnen door de Fransta
lige radio-omroep RTB ge
kozen om hen te vertegen
woordigen op het Interna
tionaal Festival te Spa.
Met zijn «Elle chante Nana
na» en het niet minder
mooie «Tony» (als ik me
niet vergis, op muziek van
Koen De Bruyne) liet hij de
Franse, Canadese, Zwitser
se en andere artiesten ach
ter zich om er de eerste prijs
zowel als de persprijs weg
te kapen. Volgden kort
daarop twee recitals met
«Liesbeth List in het Paleis
voor Schone Kunsten. Het
eerste stond in het teken
van Europalia-Frankrijk.
Verminnen bracht er num
mers van o.m. Nougaro en
Ferré. Welke kwotaties de
kritieken ook gaven, een
ding werd met lof erkend:
«Hij toonde zich een werke
lijk volwassen artiest»
(dixit, Van Hemeldonck in
«Het Laatste Nieuws»). En
dat hebben ze zelf in het
landelijke Erpe ontdekt en
dat wil heel wat zeggen. Of
niet soms?
R.D.W
DE MUZIKALE VINNEN
VAN VIN GARBUTT
Zonder twijfel is Vin Garbutt naast grootmeesters Martin
Carthy, Martin Simpson, John Renbourn e.a. één der
grote meneren uit de Britse folksien. Garbutt, engelsman
van de kanten van Teesside (Oost-Engeland) en zoon van
een Rooms-Katholieke moeder van Ierse afkomst en reeds
meer dan dertig jaar gelukkig getrouwd met een Protestant
begon z'n muzikale loopbaan op het einde der zestiger
jaren. We schrijven 1969 wanneer hij z'n biezen pakt en op
buskersvakantie (busker: straatzanger) trekt. Zo verzeilt ie
in Frankrijk, Spanje en Gabraltar en wanneer hij teurgkeert
naar zijn heimat staat het vrijwel vast dat hij voortaan met
zingen en optreden de boter op z'n brood wil.
Hij schrijft ijzersterke songs waarmee hij naast een rijke
verzameling traditionele dingen rondtoert en vrij vlug (in
'72) een eerste elpee opneemt onder het Trailer-label. Z'n
keltische afkomst is nergens weg te cijferen en dat voel je
zowel in de lyriek als in de melodie. Nochtans is de plaat
«The Valley of Tees» nergens heterogeen omdat hij met
z'n liedjes de aktuele gebeurtenissen rondom hem
muzikaal-traditioneel weet te benaderen. Zo hoor je hem
vertellen over zijn belevenissen in Zuid-Europa, over zijn
ontmoeting met «Tim Ie Blanc» een opgejaagde deserteur
van de Navy die hij in Gibraltar ontmoette, over «Danny
Danielle» met wie hij een droeve liefdesweden/aren be
leeft, over de hatelijke Ierse burgeroorlog in «Mister Gun
man». De plaat bevat voor de rest een hele reeks traditio
nele songs en dansen.
(«The Valley of Tees» Trailer LER 1078).
Wie Vin Garbutt zag optreden zal weten dat een ander
facet van zijn persoonlijkheid tot uiting komt in z'n spirituele
humor. Verleden jaar werd van hem een tweede elpee op
de markt «gegooid». Het is de opname van een van zijn
optredens en het reveleert de wijze waarop hij zijn num
mers aan mekaar weet te rijgen met rake opmerkingen die
het publiek des te meer betrekken tot het gebeuren op het
podium. Al loop je als Vlaamse luisteraar weieens verloren
in het niet steeds verstaanbare Oost-Engels dialekt toch
heb je aan de overblijvende flarden zinnen genoeg om de
frats naar waarde te smaken. Vervalsend element hierbij is
evenwel de dubbing die later in de studio geschiedde. Zo
bievoorbeeld hoor je Garbutt in een duet met zichzelf in het
instrumentaaltje «The Black Lion Maggot», zo voegt ie
aan de oorspronkelijk met piccolo uitgevoerde jigs en reeds
een muzikaal verrijkende doch niet minder vertekende gi
taarbegeleiding.
(«The Young Tin Whistle Pest» I Trailer LER 2081)
Met zijn dit jaar verschenen derde langspeelplaat zet Vin
Garbutt de lijn van z'n eerste verder. Ook hier is hij soms
verrassend poëtisch in nummers als het prachtige «We
may and might never all meet here again» een tekst uit
het Ulsterse door hem vrijwillig gezet op de muziek van
«The flower of Northumberland». Op deze schijf zijn de
eigenhandig geschreven nummers schaarser maar dat
doet niets aan het boeiende. Zo uit Vin Garbutt zijn mees
terschap op gitaar, mandoline, piccolo zowel als thin wistle
in een meeslepende reeks hornpipes, reels en jigs die hij
onder meer leerde van de fiddler Bernie Harrington. Ge
tuige hiervan de hornpipe «Pretty Meggy Morrissey» en
vele, vele andere pareltjes.
(«King Gooden»/ Trailer LER 2102)
Noot: Vin Garbutt is dit week-einde in de streek. Afspraak:
folkkroeg Pamassos (Denderleeuw) op 18 december te 20
uur.
R.D.W
ge
ard<
ikp
5 se
(iet
Affli
1st
de
tnta
rd
ms
kb
n F
Ba
n
iffel
p
Dit weekeinde wordt door de Catharinisten «Heksenjacht» van
Arthur Miller opgevoerd in een regie van Nolle Versyp. Met
dit stuk dingen ze mee aan de Renaat Ravijtswedstrijd.
Dit stuk van Arthur Miller telt een bezetting van 21 personen.
De Catharinisten hebben geld noch moeite gespaard om deze
produktie tot in de kleinste details te verzorgen. Speel data 18,
19 en 20 december telkens om 20 uur in de stadsschouwburg te
Aalst.
De toneelvereniging brengt op 18, 19, 25 en 26 december
telkens om 20 uur stipt het blijspel van Jos Janssen in 4
bedrijven «De klucht van de brave moordenaar». De regie
berust bij Vic Moeremans. Plaats van gebeuren: zaal Kring,
Dr. De Moorstraat 104, Aalst.