JAAR\AN
HE
A
1978 WORDT JAAR VAN HET DORP
nDE WEG TERUG
1 £er"
ALS DE BEELDHOUWER TEKENT
Q>
De Voorpost - 3-6-77 - 9
tie.
Nog maar pas werd ons «van hogerhand» in alle toonaarden en op alle toonhoogten de lof
toegezongen van de alles zaligmakende dorps-opslokkende fusies of daar piept alweer een
ander en kontroverse geluid door van uit dezelfde orkestbak; een geluid dat naar ons
gevoel geheel in dissonantie is met wat ons voordien-en eigenlijk nog maar pas- bij hoog
en bij laag werd voorgehouden. Als wij echter nu nog tussen beide opzetten kiezen konden
dan opteren wij ondubbelzinnig voor dat van 1978, al helpt aan het veelal monstrueuse
gefusioneer- en de van meetafaan verstedelijkende administratieve gelijkschakeling-geen
lieve moederen meer. Wat wij er wellicht allen min of meer-maar meestal meer-aan
overgehouden hebben, is een hele zak vol spijt, die wij misschien nog net op tijd kunnen
aandragen als het cement van de specie waarmee wij straks weer de restauratie van het
surrogaat- of «would-be»- landelijke leven zullen trachten te realiseren.
BURGEMEESTERSFORUM
OVER «JAAR VAN
HET DORP»
Of er naast de huidige over
gehouden burgervaders, te
Dilbeek, ter gelegenheid
van het «Jaar van het Dorp»-
forum dat daar op 22 maart
doorging, ook nog vóór-
fusie trilolore sjerpen aan-
wezig waren, en hoeveel,
zullen wij maar niet gaan
uitzoeken.
Wie er wel aanwe
zig was, was de burge
meester van de niet gefu
sioneerde gemeente Ede-
3(jgem, premier op dat ogen
blik, ex-premier intussen en
straks opnieuw eerste mi
nister, Leo Tindemans. Wat
zijn gemeente betreft is het
alleszins «anders» gelopen
bij de fusies-in tegenstel
ling met soortgelijke
thcjmeenten-zodat burge
meester en premier Tinde
mans «meer dan ooit» de
geschikte man moet zijn
weest om de spits af te bij
ten op dit forum over het
komende «Dorp»-jaar. Ver-
rder kwamen er nog aan het
woord de heer J.AIbrechts,
'oorzitter van de «Stuur
groep» voor de «Jaar van het
Dorp» kampagne, minister
van Verkeer dhr. J. Chabert,
[^minister van Landbouw, A.
g Lavens en minister van Kul-
ajtuur mevr. R. De Backer-
Van Ocken
°P..
dalWAAROM EEN «JAAR VAN
t-WET DORP»
DeHet is vandaag de dag dui-
oe del ijk en niet meer te mis-
I mennen dat de publieke be
langstelling steeds weer en
1 vfeteeds meer uitgaat naar
latuur en landbouw, voor
)latteland en dorp. De ste-
lelijke samenleving ontdekt
neens nieuwe (oude) waar-
oh] len en levensvormen die tot
voor kort nog achterhaald
in zelfs overbodig bleken te
:ijn. De stadsmens ging
:ijn weekeinde-huisjes op
iet platteland rondstrooien
m de bochtige klampige en
iouwvallige landmanswo-
ling werd tot «fermette» op-
jewaardeerd tot lukratief
olijt der notariaten her en
!e)ude rommel wat wij als
s inderen zelf nog naar de
testvaalt hadden wegge
bracht wordt weer opge
diept en opgepoetst om als
zeldzame relikwie te
gorden vereerd. Er ont-
tonden zelfs industrieën
nieuwe-oude voorwer-
en allerhande aan de band
ingen producerenhet af-
jetgebied was verzekerd en
het wellicht ook nu nog.
loeten wij dit alles dood-
lag
1(^erven onder dezelfde noe-
^ler van het alsmaar aan-
roeiende heimwee of sterk
pwellende nostalgie naar
delen tijd die eens zoveel be-
[le<)ften inhield voor de toe-
•gt Dmst?
levende restanten van
ie tijd, de schaarse land-
ouwers die nog overbleven
overleefden) worden
oog geprezen of als merk
aardige specimen aange
gaapt. De mensen zelf, die
illens willens nog voor een
uk in deze post-datum ge-
a rezen tijd waren blijven
3Cangen wisten echter niet
oe zalig goed ze het nog
wi adden. Gelukkig was er de
Vejtadsmens om hen ook dat
komen vertellen en zoals
dejrij een boerin nog hoorden
ieggen: «Vroeger wisten
>t fVij dat allemaal niet maar
5. iet de stadsmensen te ko
len zijn wij toch wel een
jeetje gaan inzien dat wij
^genlijk niet jaloers moe-
in zijn op hen, wel inte-
endeel. «Naast modever-
ihijnsel zal er zeker ook
c^en heel stuk behoefte ste
in in deze «weg terug» van
in voor een deel op hol
1 "^slagen samenleving zon-
uitzicht, zonder uit
krast. Misschien moeten
ij de slogan van de Brus-
ilaars uit de jaren zestig
licht gewijzigd in ere her
stellen en van hun «KEER
NAAR UW DORP» nu ons
«WEER NAAR ONS DORP»
maken'
Het platteland, het landelijk
woongebied, heeft dus
meer dan ooit weer aan be
tekenis, aan waarde, inge
wonnen. Wij kunnen niet
langer het platteland be
schouwen als gebied wat
nog niet is ingenomen voor
de verdere uitbouw van de
stad of van de industrie;
het is niet langer meer een
verloren ruimte tussen twee
steden. Het mag daartegen
over ook weer geen soort
«Bokrijk» worden waar op
een artificiële wijze een le
venswijze in stand zou wor
den gehouden waar de ver
stedelijkte mens zich in zijn
vrije tijd kan aan opgeilen of
zich zou gaan gedragen als
een betalende museumbe
zoeker.
Het platteland is een bij
zondere taak weggelegd,
een taak die voor de ganse
gemeenschap van essen
tieel belang kan en moet
zijn.
Deze taak bestaat in 'een
aantal funkties welke van
oudsher reeds eigen waren,
en ook nu nog eigen dienen
te zijn, aan dit bijzonder ge
deelte van ons kollektieve
woon- werk- en leefgebied.
NUTTIG VOOR DE GANSE
SAMENLEVING
Het platteland, met zijn dor
pen, staat in vooreen aantal
voorzieningen welke onont
beerlijk zijn opdat een
maatschappij als de onze
op een degelijke en deugde
lijke manier zou funktione-
ren. Al is het vooral in ons
land nog in een sterk gere
duceerde mate, toch ver
zorgd het platteland het
grootste gedeelte van ons
aller voedselbevoorrading.
Op dit ogenblik zijn, geluk
kig maar, de stellingen van
diegenen welke voor België
de noodzaak van de land
bouw in vraag hadden ge
steld of zelfs overbodig ge
acht geheel achterhaald. De
voedselbijdrage van het
landelijk milieu is zeker bij-
langrijk en zal steeds in een
zeer belangrijk gedeelte van
onze zelfvoorziening dienen
in te staan. Verdere afbouw
van de land- en tuinbouw-
kapaciteit is onverant
woord, zelfs misdadig.
Naast de voedselvoorzie
ning- voorziet het landelijk
gebied ook nog in rust en
rekreatie en in het hiertoe
onmisbare groen. In de
open ruimte van het natuur
lijk agrarisch gebied vindt
de mens, vooral de stads
mens, de zichzelf herschep
pende rust en stilte, ver weg
van het lawaai en de nervo
siteit van het bestaan en het
leven in de stad.
Niet minder belangrijk is
het argrarisch gebied als
bijzonder specifiek woon-
milieu. Op het platteland
wonen ook mensen en niet
alleen agrariërs! Er wonen
ook mensen met dienstver
lenende beroepen die overal
waar mensen samenwonen
nodig en onmisbaar zijn. Er
wonen ook, en dit in toe
nemende mate, mensen die
het landelijk leefpatroon
verkiezen boven het stede
lijke. Door dit alles samen
ontstaat een volwaardig en
volledig leefmilieu met so
ciale en kulturele voorzie
ningen, met verenigings
leven en ontmoetingskan
sen.
Het samenbrengen van de
drie funkties, voedselvoor
ziening, groen-en rekrëatie-
voorziening, woonvoorzie
ning, bepaald de eigen
heid van het landelijk woon
gebied, een eigenheid die
voor de ganse samenleving
waardevol genoeg is om ge
steund en bevorderd te
worden.
NAAR MENSENMAAT
De landelijke samenleving
heeft een eigen gezicht en
een eigen geaardheid; het
is een samenleving op
mensenmaat. Dorpen vor
men krachtige en hechte
gemeenschappen van men
sen die elders reeds verlo
ren gingen. Architekturaal
is het dorp niet opgezet uit
praal- of pronkzucht maar
uit werkelijke en essentiele
levensbehoeftenhet dorp
is op de mens zelf afge
stemd in zijn eenvoudigste
en allernoodzakelijkste
vorm.
Door de eenvoud zelf, die zo
eigen is aan het dorp,
ademt het een geheel aparte
en eenvoudige schoonheid.
De schoonheid van het dorp
wordt veelal ook nog bena
drukt door het spontane
samenvloeien van natuur en
woon- en werkmilieu.
DE STAD GROEIDE EN
BARST OPEN
Met de opkomst van de in
dustrie begon een periode
van ontvolking voor het
platteland, voor de dorpen.
De industriële centra en hun
randgebieden zwollen aan
en vele dorpen schrompel
den ineen met de veroude
ring van de achtergebleven
inwoners. Steden en klein
st edel ijke gemeenten groei
den uit tot ekonomische,
sociaal en kultureel belang
rijke plaatsen. Door allerlei
voorzieningen en facilitei
ten verhoogden nog de aan
trekkingskracht van het ver
stedelijkte gebied. Vanuit
de dorpen keek men wat
afgunstig en soms ook wat
jaloers aan tegen alles wat
de stad te bieden hadKul
turele en kommerciele in-
frastruktuur, ontspannings
mogelijkheden onderwijs,
medische en sociale voor
zieningen en dies meer. De
tocht van dorp naar stad
bleef niet zonder gevolgen;
de ontvolking van de dorpen
en meteen de veroudering
van de dorpsbevolking ver
minderde het draagvermo
gen voor de verdere eigen
instandhouding en opbouw
en de dynamiek voor de
noodzakelijke vernieuwing
en evolutie. De welvaarts
groei sijpelde slechts met
grote vertraging naar de
dorpen door. Bovendien
werd maar al te dikwijls het
kultureel patroon van de
grootstad klakkeloos en
slaafs nagebootst om niet
te zeggen nageaapt.
DE WEG TERUG
Sinds enkele jaren dient
zich nu een andere gang van
zaken aan. Meer en meer
mensen verlaten de stad en
zoeken het landelijk gebied
op om er zich te vestigen.
Zij worden aangetrokken
door de natuur en de stilte,
of voor wat er nog van over
gebleven is. Men zou zelfs,
als men een slecht karakter
heeft, kunnen zeggen dat
het niet gesofistikeerde van
het landelijk leven op zijn
beurt nu meer dan ooit ge
sofistikeerd is geworden.
Op deze wijze en hierdoor
werden vele dorpen gekon-
fronteerd met een zeer ster
ke bevolkingstoename op
korte tijd. Onvoorbereid en
niet uitgerust om deze ab
normale bevolkingsdruk op
te vangen werd al te dikwijls
het dorpspatroon bruusk
doorbroken en kwam men
in de dorpsgemeenschap
terecht in een stroomver
snelling. Het resultaat hier
van was een ongebreidelde
en chaotische dorpsuitbrei
ding, een onverantwoorde
en ordeloze lintbebouwing
en vooral een mateloze
niets ontziende verkave
lingswoede die bijna steeds
een sterk spekulatieve in
slag had en dit vandaag de
dag nog heeft.
Het dorpsleven werd gekon-
fronteerd met andere le
venswijzen; het autochtone
aemeenschanslpvpn worH
verstoord; inwijkelingen en
oorspronkelijke bewoners
leven als vreemdelingen
naast elkaar.
OPZOEK NAAR
EEN EVENWICHT
De tocht van dorp naar stad
zowel als de tocht van stad
naar dorp is niettemin voor
iedereen een ontdekkings
tocht geweest. De dorpe
ling heeft zijn horizont ver
ruimd. Hij bleef niet onge
voelig voor alles wat de stad
uitzond en voortbracht voor
alles wat de stad te vertel
len had. Hij leerde de drukte
kennen en de nervoditeit.
Hij leerde dat de stedelijke
anonimiteit soms bevrij
dend kan werken en een uit
laatklep kan zijn voor de te
grote sociale druk van een
kleine leefgemeenschap.
Hij wist ook de veelheid en
dat nog voorstelde deed
eerst wat verrassend aan
maar deed ook weer veel
inzien en begrijpen.
Misschien groeit uit deze
wederzijdse konfrontatie uit
deze wederzijdse ontdek
kingstochten, niet alleen
wederzijds begrip maar wel
licht ook een wederzijdse
waarderingen respekt. Mis
schien wordt het nu het mo
ment om elkaar de hand te
reiken, met elkaar te spre
ken, elkaar te verstaan en te
ontdekken dat er tenslotte
toch niet zo veel verschil is
tussen de mensen, ook" al
leven zij in verschillende
omstandigheden en in een
ander milieu.
ZIN EN ONZIN VAN DE
FUSIES
Het voorstellen alsof de fu
sies nu ineens de nieuwe
de verscheidenheid van het
sociale en kulturele aanbod
te waarderen.
De stedeling heeft de na
tuur en het groen terugge
vonden de eenvoud en de
rust van het dorp met zijn
samenleving naar de maat
van de mens. Hij vindt in
het dorp, ondanks de in
grijpende veranderingen
welke ook daar hun spoor
trokken, vooral een minder
opgejaagd levendat de
boer intussen al lang niet
meer «boert», zoals hij zich
kans bij uitstek zouden bie
den om beide leef- en
woongebieden te integre
ren, of dat één grote be
stuurlijke eenheid de uit
gangsbasis bij uitstek zou
zijn om een harmonische
samenleving uit te bouwen
lijkt ons veeleer van al te
grote naïviteit te getuigen
dan van realiteitszin of op
timisme. Als het zo wordt
gesteld, tenminste naar wat
moet blijken uit wat ter ge
legenheid van het «Jaar van
het Dorp» door de officiële
instanties terzake wordt be
leden, alsof een fusie- en
het daarin bij uitstek voor
opgestelde beleid-niet ge
richt zou zijn op centralise
ring en uniformering dan
begrijpen wij er niets meer
van. En samenlevingsvorm
welke duidelijk is afge
stemd op het in stand hou
den van de eigenheid van
eenieder in het belang van
de ganse samenleving, is
met name een gefederali
seerde samenleving en dus
zeker geen centraliserende,
dixit gefusioneerde, inrich
ting van samenlevings-
strukturen. Als men voorop
stelt dat van uit een groter
geheel de eigenheid en
waarachtigheid van elk dorp
beter ondersteund kan wor
den dan is dit in zo verre
waar en mogelijk als hiertoe
de gepaste beleidsstruktu-
ren aan de basis liggen. Dat
dit niet «naar mensenmaat»
mogelijk bleek in een gefu
sioneerd geheel hebben on
der andere onze Noorderbu
ren reeds begrepen, die na
een tiental jaren ervaring nu
van een kale fusie-reis te
rugkomen en de weg in
slaan van de de-centralise
ring. Wij nemen aan dat de
fusies zeker niet bedoeld
zijn om overal een stedelijk
woonpatroon op te dringen
maar of het hieruit, auto
matisch centralistisch, in
gestelde beleid zal kunnen
waar maken dat de typische
waarden van het platteland
worden veilig gesteld voor
ons aller toekomst lijkt ons
zonder meer een initiale te
genstrijdigheid in te hou
den. Zich troosten met de
bedenking dat men er maar
van moet maken wat er van
te maken valt omschrijft de
volksmond onder meer met
de uitdrukking: «Armoe
troef». Als wij dan toevallig
mensen krijgen in het fusie-
beleid voor wie ook dé ver
zuchtingen- en slogans
Dorp»-aktie geen holle
woordenkramerij betekenen
dan kan er inderdaad nog
heel wat gedaan worden
binnen de gefusioneerde
gemeenten. Maar met deze
levensopvatting als uit
gangspunt lijkt ons de te
rugweg naar het dorp even
noodzakelijk op administra
tief vlak, al dient dit niet
noodzakelijk in zijn oude
vorm te gebeuren.
Dit lijkt ons de
enige manier om hoger ge
citeerde waarden voor de
ganse gemeenschap ten
nutte te maken.
HET LEVEN BRENGENDE
PLATTELAND
Het dorp moet blijven als
levenskrachtige leefkern.
Een natuurlijke, eigenge-
naarde gemeenschap mag
niet opgeofferd worden aan
elke vernieuwingstendens
ook.
Tussen stad en dorp is we
derzijds respekt nodig;
respekt dat elke entiteit van
gewoonten, tradities en le
venswijzen aan zijn trekken
laat komen en zelfs stimu
leert. Dit is het uitgangs
punt van de «Jaar van het
dorp»-aktie. Gedurende het
komende jaar 1978 dat als
jaar van het dorp werd uit
geroepen, zal door en met
de landelijke bevolking al
lerlei op gang worden ge
bracht wat het dorpsleven
kan bevorderen en in het
licht stellen. Het is de be
doeling dat zowel de bevol
king in zijn totaliteit en ver
scheidenheid als de over
heid aktief mee gaan
alle geledingen van de sa
menleving, de wil aanwezig
zou zijn om vanaf nu het
dorp op zijn onvervangbare
waarde te kunnen schatten,
ledereen moet hieraan zelf
zijn steentje bijdragen: dit
kan gebeuren op velerlei
manieren o.a.: hoevever-
fraaïng en naamgeving van
hoeven, dorpsfeesten, zorg
voor plaatselijke monumen
ten in hun landschappelijke
omgeving, opbouwwerk in
funktie van het plaatselijke
verenigingsleven, beweg
wijzering wandelpaden,
herwaardering van de lokale
gastronomie, heemkundige
studies en tentoonstellin
gen, verbroedering van dor
pen uit verschillende land
streken met wederzijdse be
zoeken, studies en mani
festaties in verband met
verantwoorde dorpskernver
nieuwing e.v.a.
Vooralle informatie met be
trekking tot het «JAAR VAN
HET DORP» kan elke geïn
teresseerde terecht op het
sekretariaat aan de Jozef II
straat 30 te 1040 Brussel,
het telefoonnummer is 02-
2196118. Wij komen in vol
gende uitgaven nog uitge
breid terug op de aktie
«1978: jaar van het dcrrp»
met informatie over hoe ook
U kunt meedoen. e.v.
Beeldhouwen is een van de
meer specifieke eigen
schappen in het wijd spec
trum van wat «kunst» wordt
genoemd. In verhouding tot
de tekenaars en schilders
komen ze miniemer aan
bod in kunstcentra. De
wieze-galerij Elias maakt in
onze streek daarop een uit
zondering. In haar expo-
santenbeleid brengt de ga
lerij regelmatig werk van
beeldhouwers. Ondermeer
waren daar Camiel Van
Breedam, Lieve de Pels-
maeker en Paul Van Gyse-
gem. Laatstgenoemde is
trouwens 'n van de jaarlijks
terugkerende galerij
kunstenaars.
Hij is een multi-mediaal
man. Aktief Free-Jazz beoe
fenaar, organisator van
avant-garde concerten en
beeldend kunstenaar. Niet
zelden kombineert hij deze
drie aktiviteiten op een to
taal gebeuren. Niet ver
wonderlijk want Van Gyse-
gem is iemand die zich
moet kunnen waarmaken in
onrustige bezigheden.
Het meest wonderbare is,
dat die onrustige beeld
houwer, nu ineens een se
rie tekenwerk aan het pu
bliek voorstelt. Tekenwerk
dat wat betreft inhoud en
werkverschaffing toch wel
oproept voor kalme be
heerste momenten. Of dit
tekenwerk nu bewust om
die reden is gemaakt of niet,
doet er niets toe. Zeker is
dat het de beeldregie van
een kunstenaar
beeldhouwer ordent. Dat
hij het publiek laat kennis
maken met wat aan de uit
voering van een sculptuur
voorafgaat. Dit is belang
rijk. Nog om andere rede
nen. Want al te zeer uit ge
makzucht van de kijkers
worden beeldhouwers af
gewezen omdat ze zoge
zegd onbeheerst technisch
te werk gaan. Omdat hun
werken te duur uitvallen. En
eenvoudiger omdat hun
werken niet dikwijls aan de
muur gehangen kunnen
worden.
Deze lachwekkende rede
nen zijn de laatste tijd de
kop ingedrukt geworden.
Ondermeer door een serie
tentoonstellingen in Neder
landse musea. Daar zijn
beeldhouwers met soms
ver
rassend tekenwerk te voor
schijn gekomen. Mensen
als Christo. Oldenburg,
Morris, Moore en Beuys zijn
ook vakkundige tekenaars.
Bij Van Gysegem zit het
stramien van zijn tekenin
gen erg ingewikkeld in el
kaar. Dat is ook zo met zijn
beeldhouwwerken waarin
diverse elementen samen
gevoegd worden. Een har
monisch geheel is geen be
hoefte om een goed beeld
houwwerk te maken. De te
keningen van Van Gyse
gem vormen kombinaties
welke je met je ogen moet
kunnen ontmantelen. Inge
beelde voorstellen van hoe
de sculptuur er zou kunnen
uitzien.
Waarschijnlijk heeft Van
Gyseghem in dit tekenwerk
een kans waargenomen om
niet uitgevoerde beelden
toch maar voor het publiek
vast te leggen. Het teken
werk bij Elias is van tamelijk
recente oorsprong. Het is
een serie dat zich uitstrekt
binnen een bepaalde niet zo
lange periode. Het wijst op
een behoefte. Voor ons, als
kijkers, is dit welgekomen
omdat het breder beeld laat
zien van wat Van Gysegem
in zijn mouw heeft. Hij
tracht ergens het ongemak
van deze wereld op te roe
pen. De vernieling van het
ideaal samenleven. Hoe
kan ik in mezelf en deze we
reld geloven zonder ande
ren geweld aan te doen. Een
thema dat zich vertakt in
vele aspecten. Een onder
werp dat eeuwigdurend
lijkt!
•Maar dit is de zaak en de
keuze van de kunstenaar.
Ons interesseert enkel hoe
hij het probleem publiek
maakt. In dit geval is 't beeld
houwwerk een intensie
ver medium om zich in uit te
drukken dan tekeningen.
En zeker ais dit tekenwerk
slechts de schets van het
beeld vooropsteld. Of heb
ik mij miskeken? Het kan!
Paul Van Gysegem: Galerij
Elias, Royenstraatl te Wie-
ze. Tot 26 juni.
Roger D'Hondt