OVER KUNST PRATEN MET LEON BOEL
CENTRALISATIE
OF DECENTRALISATIE?
24 - 5-8-1977 - De Voorpost
waara
kataloc
toekoi
Bij het bekijken van Leon Boels
schilderijen zou je nooit kunnen
vermoeden dat deze man geen
schilderkunstige opleiding
neett genoten en op aat geoiea
totaal autodidakt is. Hij weet
aardig om te springen metolie-
verf;het aangewende koloriet
staat volledig in teken van de
gebruikte themathiek: natuur,
insekten, fantasierijke improvi
saties op die dingen. Veel
voorkomend zijn bruinen;de
kleur van moeder aarde. Vaak
geven Leon Boels werken de
indruk abstrakte komposities
zijn: ze munten uit door een
perfekte vormgeving en komen
spontaan over omwille van de
virtuoze lijnvoering. Bij nader
toezien echter zijn het wel de
gelijk levende wezens, maar
dan honderden malen vergroot
en gezien door het oog van een
kunstenaar. Hierdoor krijgen
deze onooglijke wezens een
kosmische indruk.
Leon Boel leerden we kennen
als een openhartig en gewe
tensvol man. Met zijn artistieke
kwaliteiten loopt hij niette koop:
hij gaat gewoon zijn eigen weg
zonder daarom die weg als de
beste te aanzien. Opvallend is
het grote respekt dat hij op
brengt voor een van zijn vroe
gere leraars, wijlen Geo Vin
devogel, leraar keramiek en
oirekteur van de Aalsterse
Akademie.
Keramiekvan Leon Boel
KENNISMAKING
VP: U heeft waarschijnlijk
wel persoonlijke herinnerin
gen aan Georg Vindevogel.
Kunt U hem beschrijven als
lesgever, als mens?
L.B.: Aan Geo Vindevogel heb
ik mijn kleuren te danken. Nooit
heeft hij me gezegd: maak een
kleur zo of zo. Neen;hij stuurde
er op aan dat ik zelf de kleuren
zou zoeken. Wel gaf hij tips,
doch het belangrijkste voor
hem was dat zo veel mogelijk
proefondervindelijk gebeurde.
Aanvankelijk vond ik dit alles
minder positief;nu ben ik er
hem dankbaar voor. Heel veel
technische bagage heb ik van
Geo Vindevogel niet meege
kregen, maar hij heeft me wel
doen geloven in mezelf.
Als mens vond ik hem tamelijk
zwak als persoonlijkheid. Het is
misschien niet zeer vleiend om
zoiets te zeggen, maar langs
de andere zijde was hij zeer
gevoelig en zeer begripvol. Ik
heb van hem enorm veel mo
rele steun gekregen. Hij heeft
me er toe aangezet om mee te
dingen aan de Valerius de
Saedeleerprijs, die ik trou
wens ook gewonnen neb. zeit
zou ik nooit het initiatief geno
men hebben om mee te dingen
omdat ik op dat ogenblik nog
maar twee jaar in de keramiek
zat. Er waren andere mededin
gers die een veel langere erva
ring in de branche hadden. Geo
Leon Boel werd geboren te Aalst op 9 mei 1951Momenteel
bewoont hij aan de Eikenstraat nr. 29 te Steenhuize-
Wijnhuize een stemmige hoeve. Leon Boel studeerde aan
de Aalsterse Akademie voor Schone Kunsten. Hij volgde er
de diciplines glazuur op metaal en keramiek, met als leraar
wijlen Geo Vindevogel. Als schilder echter is Leon Boel
autididakt. Hij werkt in diverse technieken; in z'n olieverf
schilderijen, aquarels en keramiek speelt de natuur een
zeer voorname rol. Niet de natuur in haar door- de - weekse
betekenis: het zijn de organische strukturen, de details,
kleine dingen en dieren, kortom de mikrokosmos die Leon
Boels inspiratiebron zijn. Die zeer speciale aandacht voor
de kleine dingen uit de natuur is reeds terug te vinden in
Leons kinderjaren. Zijn studies als scheikundig technicus
zijn ook reeds een aanwijzing voor datgene wat nu in zijn
kunst ten volle tot uiting komt: liefde voor levende wezens,
hoe klein en ongewoon ze ook zijn. Leon Boel heeft reeds
enKeie mooie tentoonstellingen op zijn aktiet. Hij ekspo-
seerde individueel te Oudenaarde (Zwdadderkotmolen) in
1972, te Aalst (Capri) in 1973, te Wetteren (Kijk) in 1974 en
te Vloesberg (Roman House) eveneens in 1974. Hij nam
deel aan groepstentoonstellingen te Baardegem (1973.
Wijnegem 1973), Brussel (1973), Ronse (Stadhuis. 1974),
Aalst (Oud-Hospitaal, 1974 en 1975), Bergen, Noord Ne
derland (Kunstenaarscentrum 1976) en dit jaar nog ekspo-
seerde hij samen met Luc De Block in Galerij Spaarcentrale
te Brussel
Hij verwierf volgende prijzen en vermeldingen:
VermeldingBobCourtensprijs-Wijnegem 1973
SelektiePrijsvandeStadRonse1974
Veleriusde Saedeleerprijs, Aalst 1974
Vindevogel heeft er me van
overtuigd dat ik wel degelijk
sterk genoeg in de schoenen
stond;en inderdaad, in 1974
won ik de prijs.
VP: Welke zijn de voorwaar
den om te kunnen deelne
men aan de Valerius de Sae
deleerprijs?
LB: Je moet in een eindjaar zit
ten van een of andere richting.
Het was daarom dat ik van Vin
devogel een jaar mocht over
slaan om te kunnen meedin
gen. Het ene jaar wordt de prijs
uitgerijkt aan een keramieker,
een ander jaar aan een schilder
of een etser of aan iemand uit
de klas «glasramen» Men
zorgt er dus wel voor dat alle
richtingen eens aan bod ko
men. De prijs wordt toegekend
door een jury aan diegene die
het volgens hen in een be
paalde discipline het verst ge-
brachtheeft.
VP: Hoe is de liefde voor het
schilderen gegroeid? Als au
todidakt moet je wel be
paalde drijfveren hebben ge
had om met olieverf begin
nen te werken.
LB: Vooreerst wil ik zeggen dat
ik niet enkel met olieverf werk.
Ik maak ook akwarellen. Voor
het ogenblik houd ik mij speci
aal bezig met olieverf, maar dat
kan plots veranderen 't Is besL
mogelijk dat ik me binnen be
paalde tijd enkel aan het akwa-
rel houd. Zoiets weet ik echter
nooit op voorhand. Waarom ik
met olieverf begonnen ben?
Misschien omdat dit het meest
voor de hand liggend was. Ik
heb doek, verf en enkele bor
stels gekocht en ben er aan
begonnen. Dat is zowat een
zestal jaar geleden.
VP: Kan je in 't kort een evo
lutie schetsen?
LB: Alles is betrekkelijk klein
begonnen. Aanvankelijk schil
derde ik tamelijk figuratieve
werkjes, op klein formaat. Er
zijn altijd mensen die je beTn-
vloeden;zo heb ik gedurende
korte tijd toen was dat voor
de hand liggend een beetje
gewerkt in de stijl van Picasso
Langzamerhand is dat dan
overgegaan naar het surrea
lisme. Met die werken heb ik
nog geëksposeerd. Dat was in
1972. Tamelijk vlug echter ben
ik me gaan distantiëren van het
surrealisme en ben gekomen
tct een samenvloeien van het
surrealisme en organische za
ken. Het was meer bepaald
menselijk organisch: een zo ge
trouw mogelijke weergave van
de fysionomie. Die werken wa
ren nogal tamelijk
maatschappij-kritisch. Lang
zamerhand heb ik dat laten va
ren. Rond die tijd ben ik begon
nen in de keramiek en het is
misschien wel uit de keramiek
dat ik gekomen ben tot wat ik nu
schilder. Keramiek kan zeer
diep aanleunen bij biologische
strukturen als wezens uit de
diepzee, insekten, organen
enz... Vanuit dat standpunt ben
ik na een tijdje niets-doen wat
betreft schilderen, terug be
gonnen. Stilaan echter, want ik
leefde me uit in de keramiek.
De recentste schilderijen die ik
maakte vloeien voort uit die ke
ramiek, uit zijn vorm. uit zijn ma
teriële eigenschappen. In de
keramiek heb ik ook strukturen
gevonden die ik later op doek
reproduceerde.
De doeken van Leon Boel be
vatten tal van technische vond
sten en interessante schake
ringen. Opvallend is het ge
bruik van transparante kleuren
en glacis. Steeds wordt een
warme toon gehandhaafd.
Leon Boel hierover: «Ik werk
enorm veel en eksperimenteer
voortdurend. Vele vondsten en
strukturen berusten zuiver op
toeval. Het vormt dan ook een
basis om op verder te werken.
In feite is het een vorm van spe
len met de materie. Ook als ik
werken zie van anderen ga ik
speciale aandacht voor de ge
bruikte techniek aan de dag
leggen. Het is misschien mijn
zin voor het eksperimentele dat
me weerhouden heeft om aan
nisch realiseert vind ik dood
gewoon geweldig. Ook Francis
Bacon interesseert me sterk.
Verder zijn er natuurlijk enorm
veel schilders die ik goed vind,
maar daarom liggen ze niet in
mijn aard. Magritte, bijvoor
beeld.
VP: Valt het U soms moeilijk
om afstand te doen van een
werk?
L.B.: Enerzijds schildert men
voor zichzelf, misschien zelfs in
de eerste plaats, omdat men
het graag doet; uit prestatie
drang zou ik 't kunnen noe
men. Anderzijds schildert men
om het te verkopen. Soms is
het werkelijk pijnlijk om iets te
verKopen. van sommige om-
gen kan ik zeer moeilijk schei-
dennet is tenslotte een stukje
van jezelf dat wordt verkocht.
Misschien is dit wel sentimen
teel, maar anderzijds heb ik
reeds gemerkt dat de schilde
rijen waar ik me meest aan
hecht vaak eerst verkocht wor
den. Enerzijds is het een beetje
pijnlijk om te verkopen wat je
liever zou behouden, maar an
derzijds is het een stimulans
om verder te doen, om het nog
betertedoen.
VP: Is U een voorstander van
de «l'art pour l'art» of sluiten
uw artistieke opvattingen
eerder aan bij een persoon
lijk beleven?
L.B.: Ik denk dat ik eerder
laatstgenoemde opvatting hul
dig. «L'art pour l'art» zegt me
persoonlijk zeer weinig. Ik pro
beer in mijn werken zoveel mo
gelijk van mezelf te leggen.
Mijn inspiratiebronnen bijvoor
beeld zijn dingen waaraan ik
me bijzonder interesseer: de
natuur betekent alles voor mij.
Ik gebruik ook liefst kleuren uit
de natuur;veel bruinen, de
kleur van grond, hout, humus
enz. In de natuur zelf ga ik mij
dan nog speciaal interesseren
aan de kleine dingen. Voor vele
mensen is een bos bijvoorbe
eld een stuk grond met bomen.
Voor mij is het bos meer: kleine
plantjes, rottende bladeren,
vermolmde boomstronken
waarin allerlei gedierte huist,
korstmossen, vol krioelend le
ven. Die liefde voor de natuur
had ik reeds van kindsbeen af.
VP: Uw werken hebben tame
lijk veel succes. Dit stelt u in
de mogelijkheid te schilde-
renwatjewilt...
L.B.: Veel succes is nu precies
het woord niet. Ik ben er van
overtuigd, dat moest ik land
schappen of stillevens begin
nen schilderen de zaal telkens
uitverkocht raakt. Toch wil ik
niet van mijn eigen onderwer
pen afwijken;ik zou niet gaan
schilderen om te verkopen. Met
de werken die ik nu maak blijf ik
mezelf, en ge ziet, ze verkopen
ook.
VP: In de kern zijn uw werken
zeer realistisch opgevat. Op
het eerste zich doen ze ab-
strakt aan omdat het dingen
zijn die we normaal niet te
zien krijgen of waar we geen
aandacht aan besteden.
L.B.: Dat is het helemaal. Het is
de realiteit, maar dan honder
den keren vergroot. Het is
enerzijds een vergroting en an
derzijds, door die vergroting
een vervreemding van de wer
kelijkheid. Daardoor lijkt 't ir-
reeel, doet het surrealistisch
aan In feite echter is het een
werkelijkheid die de
doorsnee-mens nietopmerkt.
VP: U kent hoogst waar
schijnlijk onze Aalsterse
konstruktivisten, de groep
«Aksent». Hoe staat u tegen
overdeze richting?
L.B.: Daar sta ik volledig nega
tief tegenover. Ik weet echt niet
wat zoiets kan inhouden. Het
enige wat er over te zeggen valt
is dat die jongens mooie rechte
lijnen kunnen trekken en mooie
egale vlekken kunnen plaat
sen. maar daarmee is alles ge
zegd. Er zit geen wil in;in elk
geval, mij persoonlijk spreekt
het niet aan: er valt geen in
houd te bekennen, er is slechts
Leon Boel en echtgenote.
grond houdt hij juist hetzelfde
betoog als ik: hij trekt de aan
dacht op het detail. Doch de
wijze waarop hij het doet is al te
gemakkelijk;zoiets kan ieder
een. Het is zonder twijfel posi
tief als het schone uit de alle
daagse dingen geaksentueerd
wordt en doorgegeven wordt
aan anderen. Op dat gebied
ben ik het er met Paul Gees
volledig over eens. Als je echter
een zo gemakkelijke oplossing
huldigt door het gewoon te
nemen en aan de muur te han
gen, dan kan je het evengoed
laten liggen en zeggen aan de
mensen hoe schoon het hoopje
stro in feite wel is. Of je kan er
gewoon een briefje bijleggen.
Dit alles is niet genoeg om
«kunst» te zijn. Men moet het
ook technisch en geestelijk
kunnen verwerken. Drie grote
elementen zijn in de schilder
kunst van doorslaggevende
aard: het waarnemen, het
zien;het weergeven, technisch,
en tenslotte de geestelijke ach
tergrond, de persoonlijke ver
werking.
VP: In elk kunstwerk zit een
mededelend element, dat we
los van het gebruikte onder
werp, en los van de manier
waarop het gerealiseerd ge
worden is zouden kunnen
omschrijven als de inhoud.
Welk is nu de inhoud van uw
werk?
L.B.: Het is misschien niet zo
gemakkelijk om de inhoud van
mijn werk rechtstreeks af te le
zen. Ik heb het reeds aange
haald dat ik de aandacht wil
vestigen op het detail, maar in
feite willen mijn werken een
pleidooi zijn voor de natuur,
een ode aan de schoonheid er
van.
VP: Misschien waren er nog
andere dingen die u graag
vermeld had gezien?
L.B.: Wat ik nog wou zeggen is
dat ik samen met Luc De Block
bezig ben een tentoonstelling
te organiseren. Zonder kon
struktivisten, zonder New
Reform-toestanden en zonder
landschapschilders. We zullen
proberen zoveel mogelijk grote
namen te verenigen. Verschil
lenden hebben reeds toege
zegd: Monteyne, Louis-Paul
Boon, Jo Boon (foto's), Martin
Baeyens, Hilde De Bruyn. Mis
schien ook'zullen we met deze
mensen en met anderen een
soort vereniging vormen om
samen te eksposeren en op die
wijze de kosten hiervoor te
verminderen. Dit is in feite ook
wel een beetje als reaktie tegen
Bolaska. Verschillende ele
menten hebben mijn breuk met
de Akademie en Bolaska be
werkstelligd. Zo is onder meer
volgend voorval gebeurd. Voor
een tentoonstelling had ik en
kele keramieken binnengele-
verd. Op de tentoonstelling zelf
waren de beelden nogal tame
lijk labiel opgesteld geworden
Er moet ergens een of ander
klein ventje tegen de wankel
opgestelde sokkel gestoten
hebben en mijn werken zijn te-
pensatie. Gelukkig hadden de
ouders van het ventje een fami-"
liale verzekering. Maanden en
maanden nadien is er dan een
ekspert gekomen. De waarde
der werken bedroeg toendertijd
iets van een 12.000 F;ik heb
zoiets van een 4 000 F gekre
gen voormijnstukken.
Dit enkel als illustratie van wat
in de akademie en in de schoot
van Bolaska allemaal gebeurt.
De reden waarom ik met Bo
laska de laatste keer niet mee
mocht naar Nederland zou zo
gezegd geweest zijn omwille
van het feit dat ik niet meer in de
akademie werkte, maar wel
gen. De uitgave van een
met etsen, lino's of litho's
misschien ook een groot
deelte van de kosten
kompenseren.
Dit zijn echter nog
plannen. Toekomstplannen
Leon Boel vol optimisme
moet gaat. Vol optimisme
dat zijn werk reeds veel
vende kritiek heeft
Ook voor ons wad
making met Leon Boel en
werk een boeiende
genheid. We gunnen
harte een succesvolle
komst
Recent schilderwerk van Leon Boel
Me a;
Kniel
b zijn
1
Ti
2
pivrcc
joiige
loensd
ftstus
fckons
:cuwt
Lede
in de
:stoki
d late
and i
ugdhi
iblakt
:rnieli
eluk
Uit een recente omzendbrief (22 juli '77) van het Ministerie va an is
Financiën, Administratie der direkte belastingen, blijkt dat d ut js
administratie het inzicht heeft over te gaan tot een geleidelijke^ djezi
centralisatie van de inning der bedrijfsvoorheffing van d%aal
Openbare Diensten, gemeenten, OCMW, provinciale, ge jtjn?
meentelijke en gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen. irkcei
Deze centralisatie blijkt in strijd van de opbrengst van sommigf 'jdcr
*ndo
te zijn met de letter en de geest
van hetgemeenschapspaktdat
een decentralisatie naar de
gewesten voorstaat en een
ontvetting van het administra
tief Brusselse waterhoofd,
meent volksvertegenwoordiger
Jan Caudron.
Hij richtte dan ook het schrijven
naar de heer Geens. Minister
van Financiën, om deze toe
stand aan te klagen.
De voorgestelde centralisatie
zou ook financieel nadelig voor
de inkomsten zo van Vlaande
ren als van Wallonië uitvallen.
Het gemeenschapspakt voor
ziet inderdaad dat de financiële
middelen van de gewesten o.a.
afkomstig zijn van ristorno's
belastingen en van een dotatie
Daar deze dotatie voor eeiUMus-
derde wordt berekend evenre-^11*
dig met de direkte belastinger frd c
op natuurlijke personen (al,cer s
houding aan de bron van he chl- 1
personeel der hogervermeldi Is)1
diensten) zou de voorgenomer önadl
centralisatie voor de gewester "jdat
nadelig uitvallen. *ens
Volksvertegenwoordiger Jar51 P°l
Caudron verzoekt dan ook de Kas
Minister om maatregelen te1 wa;
treffen om de geplande centra- Vor,-,r
lisatie ongedaan te maken en Steai
decentralisatie naar de gewes-
ten waar te maken.
Het antwoord is nu aan de Mi- Mi
nister. erd v
L H. «den
«Zeer onschuldig...» antwoordde Leon Boel op onze vraag hoe alles begonnen was. «Zeer
onschuldig;ik volgde aan de Stedelijke Akademie de kursus «émail op metaal», bij Louis Van
der Meersch. Deze laatste schilderde ook en hij heeft mij aangezet, voortgaande op de
ontwerpjes die ik in de émailklas maakte, om ook de kursussen tekenen en schilderen te gaan
volgen. Ik heb dat echter niet gedaan, maar ben wel voor mezelf beginnen schilderen. Toen
Van der Meersch die werkjes zag beweerde hij dat het in feite niet meer nodig was dat ik aan de
Akademie nog zou leren schilderen. De émailklas heb ik laten varen. Je hebt er te weinig
ekspressiemogelijkheden in;je bent gebonden aan de koperen vorm, aan de kleuren enz... Je
bent te beperkt. Ik ben dan overgestapt naar de keramiekklas, waar ik les heb gekregen van
Geo Vindevogel. Die was ook tamelijk enthousiast. De volledige cyclus, die normaal gezien vijf
jaar omvat heb ik in drie jaar afgewerkt. In de keramiekklas heb ik me bijzonder goed kunnen
behelpen met mijn scheikundige opleiding. Velen sukkelen met het glazuren, met de kleuren.
Overigens zijn de in de handel verkrijgbare glazuren weinig origineel;wil je een mooie kleur
bekomen, dan maak je die best zelf;met metaaloxyden. Ik geloof dat ik de eerste geweest ben
die in de Aalsterse Akademie dit procédé heefttoegepast. Nudoenze het allemaal.
de akademie schilderen te
gaan volgen».
VP: Zijn er in de geschiede
nis van de schilderkunst be
paalde kunstenaars die uw
voorkeur wegdragen of voor
wie U een zeer speciale be
wondering heeft?
LB: Ik kijk geweldig hoog op
naar Jeroen Bosch. Het heeft
natuurlijk een geweldig surrea
listische inslag: de wezens die
deze man uitzijn brein haalt, en
de wijze waarop hij ze tech-
een uiterste minimum aan
technische kennis en vaardig
heid. Als dekoratief element
heert het misschien nog enig
nut. Hetzelfde zou ik ook kun
nen zeggen van Paul Gees. Ik
ken hem persoonlijk. Die man
maakt «environnements».
Waarschijnlijk wil hij hetzelfde
vertellen als ik: het is ook het
detail dat hem fascineert;neem
bijvoorbeeld een hoopje stro.
Die man neemt dat stro, stopt
het in een plastic zakje en
hangt het aan de muur. In de
gen de grond gegaan. Ik ver
onderstelde dat de akademie
hiervoor verzekerd was, maar
dat bleek niet het geval te zijn.
Ik zat met de scherven. Men
heeft de zaak proberen te om
zeilen door te beweren dat het
werk in feite eigendom was van
de school. Het enige echter wat
de school met die werken te
maken had was het feit dat ze
daar gebakken waren. Op het
einde van elk schooljaar echter
sta ik een werk aan de school
af;dat is wel degelijk een kom-
thuis. Men had me wel beloo
bij mij thuis een selektie te ki
men maken, maar ik heb
iemand gezien. Dit en nog
dere dingen verklaren
ik adieu heb gezegd aan
akademie en met andere mei
sen wil samenwerken.
Met deze andere mensen
Leon Boel eksposeren.
zouden op die wijze grote ko<
ten zoals de huurprijs
tentoonstellingsruimte, de
gave van een mooie
e.d. gezamenlijk kunnen