EKSKLUSIEF VRAAGGESPREK MET SINT MAARTEN
ZO WAS DOM SERVAAS
El
UI
- 4-11-1977 - De Voorpost
Geèft pijpaan Maarten
Het moeten niet altijd politiekers of kunstenaars, sportvedetten of zangers zijn die in het licht van
de schijnwerper worden geplaatst Ook andere figuren mogen eens aan bod komen. Daarom
hadden wij aan een van onze medewerkers de opdracht gegeven een
EKSKLUSIEF VRAAGGESPREK MET SINT MAARTEN
te organiseren. Voorwaar geen gemakkelijke taak en wij weten dat hij het ontzettend moeilijk
heeft gehad om tot bij de Heilige man, de kindervriend bij uitstek te geraken. Hoe en langs welke
duistere kronkelpaden hij daar toch in geslaagd is, heeft hij ons niet willen verklappen; we
begrijpen hem en laten hier dan ook onze jonge en minder jonge lezers van dit unieke stukje
genieten.
V.P.: Sint Maarten, eerst en vooral
schrikkelijk bedankt voor deze en
kele minuten die je ons hebt toe
gestaan. We steken dan ook maar
direkt van wal met de meeste klas
sieke vraag: waar en wanneer ben
je geboren
S.M.: Beste vriend, het is goed dat
het nu juist voor de Voorpost is,
want anders ligt het niet in mijn lijn
vraaggesprekken toe te staan. Ik
heb het daarvoor tenandere steeds
veel te druk. Och, ja... waar en
wanneer ik ooit geboren ben, wist
je dat niet Nu, dat verwondert me
eigenlijk niet zozeer. Ik ben er zelfs
van overtuigd dat diegenen die het
wel weten eerder zeldzaam zullen
zijn. Ik aanschouwde 't levenslicht
in Saharia, dat is een stadje in Pan-
novië, een streek in Hongarije.
Daar kijk je van op hé En toch is
het zo. Wanneer? Ja, dat is feitelijk
een moeilijker vraag, want in die
tijd bestond de burgerlijke stand
nog niet en ik kan het dus moeilijk
gaan natrekken op mijn eenzelviq-
heidskaart of in het trouwboekje
van mijn ouders. Want ja, ook hei
ligen worden geboren en hebben
dus ouders gehad. Maar als ik zo
de jaren terugtel en als ik mag gelo
ven wat mijn familie mij indertijd
heeft verteld, moet dat zo ergens
tussen 369 en het jaar 400 zijn ge
weest.
V.P.: Oei Sint Maarten, ik wist dat
je een oude man moest zijn, dat zie
je in elk geval reeds aan je lange
witte baard, maar ik heb nooit ge
dacht dat je al zo oud was. En zou ik
nu ook mogen vragen welke stu
dies je hebt gedaan
S.M.: Haha (lacht) studies Toen
bestonden er nog niet zoveel scho
len als nu en niet iedereen was in de
gelegenheid om ergens iets te gaan
studeren. Een diploma heb ik in elk
geval nooit behaald en je ziet zelf
wel hoever ik het heb geschopt
zonder diploma's. Op de mens
komt het aan, vriend, niet op een
stukje papier. In elk geval heb ik
toch een goeie leermeester gehad,
dat was St. Hilarius, je ziet het, de
goeie man is ook Heilige geworden
en ik ben er hem hier in de Hemel
nog altijd dankbaar voor. Zonder
hem was ik nooit de Sint-Maarten
geworden die ik nu nog altijd ben.
V.P.: Ben je dan zonder diploma
toch ergens aan 't werk geraakt
S.M.: Jaja, dat ben ik. Ik koos de
meest voor de hand liggende stiel,
een stiel die ik de ganse loop van de
menselijke geschiedenis altijd goed
gefloreerd heeft: ik werd soldaat,
militair. En als militair heb ik de
gelegenheid gekregen heel wat
landen te bereizen. En daar ben ik
natuurlijk ook wat uit geleerd.
V.P.: Het is waarschijnlijk uit die
periode van je leven dat die ge
schiedenis met die doorgesneden
mantel dateert
S.M.: Juist beste vriend Dat is nu
eigenlijk het enige wat er over 't
algemeen over mij best bekend is
Ik herinner het me nog tamelijk
goed: het was biter koud, in het
land waar we doortrokken was er
zoals altijd vanwege de oorlog een
groot gebrek aan voedsel en dan
kom ik daar die miserabele ge
klede, magere bedelaar tegen. Dat
sneed me waarlijk door het hart en
jk heb dan ook zo in een ingeving
mijn zwaard getrokken en roef. die
pardessus van mij doormidden ge
kerfd. Zonde van die schone ka-
poot maar ja, nu had die sukkelaar
toch ook iets om beurtelings eens
zijn ene en zijn andere schouder
mee te bedekken.
Later heb ik er wel aan gedacht of ik
misschien toch niet beter mi]n hele
mantel aan die sukkelaar had ge
schonken maar kom, dan hadden
al die schilders en beeldhouwers
die nu dit gebaar hebben vereeu
wigd, een mooie bron van inspira
tie moeten missen. Is 't niet Ik
was er nu toch mee begonnen en er
werd in ons regiment natuurlijk
veel over gesproken; ik ben dan
maar blijven doorgaan met links en
rechts aan liefdadigheid te doen en
ik ben er goed mee gevaren. Je ziet
het: ik word de Heilige Maarten ge
teemd en in veel streken daarvoor
geerd Ik ben De Grote Kinder
vriend en dat wil ook wat zeggen. Je
ziet het aan mijn gewezen konfrater
Klaas. Die hebben ze al van de al
manak gevoerd maar ik sta er nog
?!tiid op, haha
V.P.: Bravo Maar je bent toch met
heel uw leven soldaatje blijven spe
len nietwaar
S.M.: Ha nee Dat niet, dat begon
me op den duur te vervelen en
daarbij, een mens moet ook aan
zijn oude dag denken. Ik heb het
dan ook over een andere boeg ge
gooid en ik ben in het geestelijk
leven getreden, zoals ze dat noe
men. Ja, met fierheid mag ik zeg
gen dat ik 't ben die het allereerste
franse klooster gesticht en op
gericht. De franse koningen in die
tijd waren zelfs allemaal' «abbé»
van Sint-Martin, zoals ze me daar
noemden.
V.P.: En waar heb je dat klooster
dan opgericht, Sint-Maarten?
S.M.: 'k Zou het zelf niet
meer kunnen zeggen, maar
je weet wat? Zoek -
het eens op in de geschriften van
Sulpicius Severus of van Gregorius
van Tours. Die twee hebben mijn
hele levensgeschiedenis beschre
ven en schijnen er zelfs meer van af
te weten dan ikzelf.
V.P.: En hoe is die geestelijke loop
baan je dan wel bevallen Heb je
het daar nogal ver geschopt
S.M.: En of, je mag zelf zeggen dat
ik er snel carrière gemaakt heb. Die
Sulpicius en die Gregorius beweren
zelfs dat ik het ben die het meest
mijn stempel heb gedrukt op heel
de Gallische Kerk. En hoe het juist
in zijn werk is gegaan weet ik niet
meer, maar op zekere dag zat ik te
Tours op een troon. Op een bis-
schopstroon. En daar komt de eer
ste de beste niet zomaar opzitten,
geloof me vrij. Jaja, ik was bis
schop van Tours 't Is daarmee dat
ik nu nog altijd met die mooie rode
mantel, die mijter en die staf rond
loop, tenminste als ik op verplaat
sing ben. In de intimiteit loop ik
natuurlijk in werkkledij, wat dacht
je wel. Ik zie mij al speelgoed ma
ken met die mijter op mijn kop en
die lange brede mouwen die altijd
in de weg zouden hangen. Om dan
nog te zwijgen van die zware bis
schopsring die ik altijd boven mijn
witte handschoenen moet dragen
Dat zou geen doen zijn, nietwaar
V.P.: Hola, ik hoor je daar iets zeg
gen van dat speelgoedMaak je dat
werkelijk allemaal zelf
S.M.: jbloost roze in zijn witte
baard) Tja. way moet ik daar nu op
antwoorden Vroeger ja, vroeger
maakte ik dat allemaal zelf, maar
dat was dan heel eenvoudig speel
goed. Zo'n popje met 'n houten
kopje, of een kruiwagentje of van
die molentjes waar ze nu af en toe
nog eens mee lopen Maar kom, 't
is met het speelgoed gelijk met zo
veel andere dingen: de mensen
maken er zich meester van en 't
moet geld opbrengen Nee, spijtig
genoeg, ik maak dat speelgoed niet
meer zelf. Maar ik ontwerp wel
proto-types en af en toe maak ik nog
wel eens van die kleine poppetjes
met die houten kopjes, zo in de
week-ends. Je mag het als mijn
hobby beschouwen. En die breng
ik dan aan heel arme kindertjes
Want die zijn er nog genoeg in de
wereld. En je mag het geloven of
niet, maar die zijn er dan misschien
1 nog gelukkiger mee dan een andere
bengel met een ingewikkeld elek
tronisch stuk speelgoed (pinkt een
heilig traantje weg)
V.P.: (LICHT ONTROERD) Kom,
we praten liever over iets anders,
iets plezieriger; waar ben je gestor
ven
S.M.: Ja natuurlijk, ik kon daar niet
eeuwig op die bisschopstroon blij
ven zitten en gelijk elk menselijk
wezen ben ik dan ook op mijn tijd
moeten sterven. Dat gebeurde te
Candes, een frans plaatsje daar er
gens in Indre-et-Loire. Zie, dat
moest je meegemaakt hebben op
mijn graf daar zijn met duizenden
en duizenden bedevaarders komen
manifesteren. Ze zijn dan op de
duur verplicht geweest er een basi
liek over te bouwen. Die bestaat nu
nog en soms ga ik er zelf nog eens
naar kijken. Er is een tijd geweest
dat men er over sprak als over de
meest bezichte kerk van heel Gallië
V.P.: Zo, nu weten we ongeveer
alles over je levensloop, mogen we
je nu ook een en ander vragen over
die bijzondere funktie, die van kin
dervriend
S.M.: Ja dat zit zo: na die geschie
denis met die bedelaar en die door
gesneden tapoot ben ik gaan na
denken over de liefdadigheid. Maar
bij sommige mensen wordt liefda
digheid niet altijd naar waarde ge
schat. Behalve bij de kinderen. Die
zijn niet zodie waarderen het als je
iets voor hen doet. En gezien ik als
bisschop euh, natuurlijk geen
kinderen had, heb ik me altijd spe
ciaal tot hen aangetrokken gevoeld.
Voila, dat is de reden.
V.P.: Heum, heum, zijn er soms
geen kinderen die al eens ondank
baar of dan toch oneerbiedig dur
ven zijn Bijvoorbeeld als ze be
ginnen zingen zoals hier in Aalst,
van Sintje-Merten op ne stok...»
S.M.: (lichtelijk verveeld) Och kom,
't zijn toch kinderen hé En mis
schien bedoelen ze daarmee mijn
stafAlhoewel ik nu, gezien mijn
hoge leeftijd, al liever twee stokken
zou hebben om er mee te stappen.
Vooral als ik mijn paard niet bij de
hand heb, als het bijvoorbeeld
moet opnieuw beslagen worden of
naar de smering is. Maar ja, ik denk
hier plots aan iets. Dat wist je
waarschijnlijk niet: ik ben nog pa
troon van een zekere gilde. Raad
eens van welke
V.P.: 't Is nog waar ook, dat was ik
bijna vergeten te vragen. Gelijk uw
konfraters Crispijn en Elooi, die zijn
patroons van de schoenlappers en
de smeden en al die andere dan ook.
Nee, waarlijk, 'kZou 't niet kunnen
zeggen.
S.M.: (triomfantelijk) Had ik het
niet gedachtHaha, mijn manne
ken, ik ben De Patroon van de mo
lenaars. Spijtig dat het gilde zo
sterk geslonken is, maar waarom
dacht je misschien dat men vroeger
mijn afbeelding in gebak op een
stokje, dat waar we het zopas over
hadden, aan de kinderen gaf. Of die
peperkoeken die vroeger werden
geschonken, met of zonder bolle-
kens suiker erop en met of zonder
een portret van mij er bovenop ge
plakt.
V.P.: Zijn er soms geen stoute kin
deren die niet in jou geloven Hoe
sta je daar dan tegenover
S.M.: Er zijn geen stoute kinderen,
er zijn wel miskweekte kinderen
En 't zijn de slechte ouders die de
kinderen hun geloof afpakken
Foei, er zijn er zelfs die op spot
tende toon tegen de een of de an
dere brave duts durven zeggen:
«Zeg, jij gelooft zeker ook nog in
Sint-Maarten». Zou je ze niet
V.P.: Heb je hier of daar geen bij
zonder plekje in je grote hart voor
Aalst en de Aalsterse kinderen
S.M.: Zeker mijn vriend, zeker. Al
tijd gehad I Aalst is een van de
weinige steden waar men de grote
kinderdag in mijn teken heeft ge
plaatst. Het is ook te Aalst dat men
zo'n prachtige kerk naar mij heeft
genoemd. Maar zeg, ik heb nog
veel werk hoor. Nu mag ik zeker
wel stillekens terug naar mijn ate
lier. En schrijf maar je stukje...
V.P.: Wacht nog even, Sint-
Maarten, we hebben je nog een en
ander te vregen. En voor één keer
dat we nu de gelegenheid hebben:
zijn er nog andere streken waar
men speciaal jouw naam geeft aan
het grote kinderfeest
S.M.: Ja, er zijn er nog wel enkele
andere, maar dat ga ik je nu fijn
eens niet verklappen. Zoek het zelf
maar eens uit, of nog beter; laat dat
aan je lezers over. Ze moeten het
ook niet altijd zo gemakkelijk heb
ben dat alles hen op een presen
teerblaadje wordt aangeboden. Ze
mogen ook eens zelf iets doen aan
hun algemene ontwikkeling. Maar
om nog even op Aalst te komen: het
is ook daar dat men zelfs een jaar
markt naar mij heeft genoemd. De
«Sintje-Mertekesjoormèrkt» noe
men ze die. En dat die juist samen
valt met mijn verjaardag en met de
dag van de wapenstilstand in 1918
dat wil toch ook al wat zeggen,
denk ik.
V.P.: Er zijn nog andere gelegenhe
den waarbij men van je naam ge
bruikt maakt. Bijvoorbeeld als men
zegt: die viert Sint-Maarten, dan
bedoelt men daarmee: die lijdt een
vrolijk leventje. Of over die laatste
goeie dagen van het jaar in de na
zomer, gelijk het nu juist dit jaar
ook het geval was: die noemdt men
«sintjemèrtekeszoemer»Ook in
figuurlijke zin wordt die uitdrukking
gebruikt om zo'n zekere terugkeer
van laat ons zeggen, derde jeugd,
aan te duiden bij mensen van een
gevorderde leeftijd.
S.M.: Ja, daar kan of mag ik als
gewezen bisschop niet over mee
praten. Alleen weet ik dat 't me
toch altijd ergens deugd doet als ik
mijn naam hoor noemen. En dat is
vooral het geval in de streek van
Aalst
V.P.: Nog een vraagje, als het mag.
Eigenlijk zou ik je moeten vragen
wat je hobby is, maar daar heb je al
op geantwoord. Maar wat doe je
feitelijk met al die pijpen (teke
ning)
S.M.: Pijpen wat bedoel je
V.P.: Jaja, pijpen In de streek van
Aalst hoort men dikwijls zeggen: hij
geeft de pijp aan Maarten. Wat doe
je met al die gekregen pijpen
S.M.: Och ja, je bedoelt diè pijpen.
Ja, 't is waar dat ik er al een ganse
verzameling heb. Er is er hier zelfs
I I V i
Q.OvóvO-o
bintje Menen op
wen
al iets over te doen geweest dat die
verzameling de laatste tijd te veel
plaats begint in te nemen. Alhoewel
er in de Hemel véél véél plaats is
hoor. Tja, vroeger behield ik die
verzameling zorgvuldig voor me
zelf. Op elke pijp kwam 'n etiketje
met de naam van de schenker op.
Maar nu, ik heb er al zoveel. En als
kompasieus heilige, heb ik sinds
enkele jaren besloten er een ge
deelte van af te staan aan mijn on
gelukkige konfrater Klaas die ze zo
maar van de rol geschrapt hebben
Nu heeft die toch ook nog iets om
zich mee te amuzeren.
V.P.: V.P.: Weeral iets wat we we
ten En nog een laatste vraagje:
kom je dit jaar weer naar Aalst
S.M.: Zeker kom ik dit jaar opnieuw
naar Aalst en ik hoop er nog veel
jaren te mogen komen. Ik voel me
daar werkelijk thuis. En nu moet ik
echt verder
Roger en over.
Op mirakuleuze wijze is Sint-
Maarten uit ons vizier verdwenen.
Alleen nog enkele lange witte
baardharen zijn stille getuigen van
dit eksklusief vraaggesprek dat we
mochten hebben met de mee
vijftien-eeuwenoude brave
Het is niet om bij hem speci; -
het gevlei te komen, maar waj
toch blij dat we hem op het
laatste ogenblik nog iets he
kunnen meegeven. ri
Iets dat hem zeker plezier zal f»nst<
en waardoor hij nog eens aanfS'm
zal terugdenken. Nu prijkt rdtï
namelijk ergens in de HemelbPelt
reusachtige verzameling H°r r
nieuwe pijp, met een eti#ila:
waarop geschreven staat: Dn9®
rig v
g vó
Tijdens de huldetentoonstelling gewijd aan wijlen Dom Servaas,
ongeveer een jaar geleden overleden, werd de figuur van deze geeste
lijke liefdevol belicht, o.a. Dom Idesbald Verkest waarmede de
overledene nauw samenwerkte..
ven tot uiting in zijn menigvuli
kontakten zo met kunstenaarspjzitj
met bezoekers.
G. C
Twee kenmerken van het leven
van Dom Servaas waren alvast
goedheid en menslievendheid. Pas
wanneer Dom Servaas ons is ont
vallen zijn we ons volledig bewust
geworden van zijn betekenis voor
Affligem in het algemeen en voor
het Kultureel Centrum in het be-
zonder.
Steeds kwam Dom Servaas de
medemens in volle oprechtheid
tegemoet. Wanneer hij dan, bij de
bevrijding, door de veiligheids
diensten werd meegenomen om
dat hij opgejaagde «zwarten» had
eten gegeven en onderdak ver
leend was hij maar konsekwent
want ook mensen van de tegen
overgestelde gezindheid had hij
tijdens de bezetting met raad en
daad geholpen. Naastenliefde
vraagt niet in de eerste plaats naar
de ideologie van de mensen in
nood maar zoekt naar middelen
om te helpen waar het kan.
Terug m de abdij spdndc Dom
Servaas zich in voor de meest ver
schillende mensengroepen, voor
de doodgewone volksjongens die
naar hem kwamen met hun zor
gen, hun noden en hun ambities.
Zo zamelde hij geld in en organi
seerde feestelijkheden om een
jong renner aan een degelijke fiets
te helpen.
Vooral zij die leefden aan de rand
van de samenleving, zij die dreig
den te ontsporen of reeds ont
spoord waren genoten zijn bizon-
dere aandacht.
Gevangenen werden door hein
vaak bezocht. Hij had een verba
zende kennis van gevangenissen
en gevangenisdirekteurs, van
rechters en rechtbanken, van
jeugdrechters en jeugd-
bcschermende tehuizen.
Eveneens kende hij een quasi on
eindige reeks rijke mensen bij wie
hij vaak aanklopte en die hem
nooit iets konden weigeren, omdat
ze het hart van Servaas kenden.
Ook per briefwisseling deed hij
aan apostolaat. Was hij portier aan
de kloosterpoort dan beant
woordde hij er stapels brieven van
allerlei slag.
Ook voor de mensen uit de kunst
wereld was Servaas een begrip en
een houvast. Hij kon onderscheid
maken tussen het mooi en het
minder mooie en had een aangebo
ren gevoel voor kunst. In het Kul
tureel Centrum kwamen deze ga-
Servaas met zijn jongcnsach >r G
allure die hem zo simpa Kter
maakte was niet het brein van i
Centrum en zeker niet de ekoni 1
want geld interesseerde hem i idiki
Maar wat hij wel was: het hart S lat
het Centrum. Om iedereen wai Blen
bekommerd en voor iedereen g nadi
teresseerd.
Dom Servaas Visser (JM)