Jubelkonsert 10 jaar Halleluja of hoe mooi Schoenberg is NABABBELEN MET ARIE VAN LYSEBETH ARMAND OF HET VERHAAL VAN 10 JAAR «VROEGER» srer zou en tchi in n >re c ag len Op zondagmiddag 18 maart belde ik de heer Gaston De Cock, de dirigent van het Hallelujakoor om een kort voorartikeltje te kunnen schrijven over het konsert van zaterdag jl. waar het koor en het Vlaams Kamerorkest van Brussel o.l.v. Arie Van Lysebeth optraden. We overlopen dus samen het programma: het be gint met Schoenbergs 'Verklërte Nacht' (ik zeg ha!) daarna Bachs vioolconcerto in a (ik zeg ha!), vervol gens Barbers adagio voor strijkers (ik zeg ha!) en tenslotte het Kamerorkest samen met het koor in de kindercantate 'Gloria Flori' van August De Boeck (ik zeg hé?). Wat weeral bewijst dat niemand sant in eigen land is, en de Vlamingen daarbuiten meestal ook niet. De avond begon met een gelukkige ontdekking vijf minuten voor het konsert startte was er nog ruim plaats, maar e- ven later op het ope ningsuur was alles vol zet, en begon het ge- drum aan de deur. Een weerkerend feit in het konsertleven te Aalst: wie even te laat komt, kan voor de rest van de avond rechtstaan, 't Zal hen leren de muziek niet au serieux te nemen! De avond werd besloten met een kantate van De Boeck op tekst van Nestor de Tière voor koor en orkest (EDV) Gaston De Cock gaf als inleiding een korte histo riek van het koor. Vanaf het oprichten door Dom Bernerd Copray zaliger nu tien jaar geleden, over de verschillende presta ties tot de huidige sa menstelling. Interessant als vergelijking met de andere Aalsterse koren is de vermelding dat het koor op provinciaal vlak in eerste divisie gerang schikt is (dus op de der de trap van de vijf). De dirigent dankte ook de vele medewerkers van de avond, en dat zijn er tra ditiegetrouw een hele hoop, want er komt nog al wat bij kijken om een dergelijke organisatie vlekkeloos te laten verlo pen. Het programma begon dus met 'Verkiarte Nacht' van Schoenberg. Ik haal de woorden van een me vrouw achter mij aan die de algemene houding te genover deze muziek sa menvatte met de woor den: «Lieve hemel, Schoenberg wat gaan ze ons nu aandoen!» En ik versta en begrijp het mens. Een van de keren uit mijn leven dat ik het ergst geschrokken en ge- schockeerd ben, was toen ik van hem 'Pierrot Lunaire' zag en hoorde (ken je het niet, haal het eens in de diskoteek, maar ik heb je wel verwit tigd!) Ik dacht toen al 'meent hij het nu, of houdt hij ons allemaal voor de gek?'. Ik ben er mij dus van bewust dat veel mensen met schrik de openingsnoten aan keken. Dat is ook een van de redenen dat ik het bijzonder spijtig vond dat niemand deze mu ziek even belicht of inge leid heeft. Het is abso luut niet de bedoeling dat men tien minuten over stijlkenmerken, en tema's en doorwerking hoort lullen, maar laat ons open kaart spelen: als je voor het konsert aan de mensen in de zaal vraagtwie weet hier iets over de 'Verkiarte Nacht', dan krijg je misschien twintig vingers in de hoogte, maar er zitten er over de driehonderd in de zaal, en die horen dan alleen maar een half uur aan een stuk muziek ma ken zonder te weten waarover het gaat. Dat wordt dan natuurlijk «lie ve hemel, wat doen ze ons aan!» Als je nu weet dat alles draait om het verhaal van een vrouw, die op '-een Tijdens de pauze van het konsert vernamen wij uit wat men doorgaans goed ingelichte bron noemt dat Arie van Lysebeth de dirigent van het Vlaams Kamerorkest van Brussel zeer graag bereid was om even na te kaarten. Vermits hij ex-Aalstenaar is komen er natuurlijk van her en der oude vrienden en bekenden felicitaties aanbieden en handen schudden. Hij lijkt er zeker de man niet naar om zich aan het klassieke schema van «ik vraag, wat antwoord je daarop?» te houden. rest uitstak. De examens die je moest doen om daar binnen te komen waren wel vijftig pro cent moeilijker dan in de andere orkesten. De syndikaten zijn gekomen en hebben gezegd: wie viool of trompet speelt in Luik of in Charleroi of in Brussel moet evenveel verdienen. Dus die man in Antwerpen gaat rïa de benoeming niet veel meer bijstuderen om in het veel be tere orkest in Brussel te spelen, want hij krijgt er geen cent meer en is bovendien veel verder van huis. In Nederland bv. is het de droom van iedere muzikant om in het konsertgebouw te kun nen spelen. Er wordt veel meer van je geëist, je wordt veel be ter betaald, je maakt wat mee in je leven, en iedereen weet dat je bij het kruim van de muziekwe reld hoort! over Vlaamse komponisten: We spelen in het buitenland al tijd iets van een Vlaming en dat valt altijd buitengewoon mee. In Zuid-Amerika waren ze wild op Legley en Cabus. over het leven als dirigent: het is interessant om als gastdiri- gent naar het buitenland te kunnen gaan. Ik was in Zuid- Amerika en de VS. Af en toe wil ik het wel eens doen, maar als gehuwd man voortdurend we ken aan een stuk van de ene hotelkamer naar de andere, van het ene vliegtuig naar het an dere, dèt is toch niets voor mij. over het orkest: We hebben ge lukkig geen gebrek aan goede muzikanten. Het is een vrij sta biele groep, er gaat wel eens iemand met pensioen, of er wordt iemand benoemd die dan zegt: «al die repetities (twee keer in de week), al die optre dens, dat neem ik er bij mijn gewoon werk niet meer bij», maar het gaat goed. tr zitten bij het Nationaal Orkest bv. 15 bui tenlanders bij de strijkers, om dat men er geen vindt. Dat heb ben we niet. Er zitten geen kla gers bij de groep, en het is niet gemakkelijk om overal te spe len, soms zijn de omstandig heden echt moeilijk. Als er dan een kankeraar tussen zit, wordt dat voor de anderen aansteke lijk, en wordt het boel. Weet je, dat hoe kleiner de stad is, des te groter de hulp en de bereidvaardigheid is? F.C. Arie Van Lysebeth, e ment (EDV) Het wordt dus een gezellig bab- baletje dat van de tien geplande minuten tot bijna drie volle kwartieren uitloopt, gekruid met anekdotes, verhaaltjes, 4neven- en grote beschouwin gen, over muzikale en doodge wone dingen. Hier volgen ze, herleid in een paar losse bedenkingen: over De Boeck: een heel groot komponist, bij wie je heel mooie orchestrale bladzijden vindt. Hij staat duidelijk onder invloed van de grote meesters van zijn tijd, maar dat waren ze "allemaal, en dat is helemaal niet typisch voor de Vlamingen. Hij heeft een grote rol gespeeld in het muziekleven van zijn tijd, hij is een grote tussenschakel. Dat Hullebroeck zo bekend kunnen worden is, is aan hem te dan- -••ken. Dat in onze jeugd iemand als De Meyer van school tot school trok om liederen aan te leren en daar een vruchtbare bodem vond is aan hem te dan ken. over persoonlijke voorkeur: ajs ik een komponist moet naar voor schuiven doe ik het niet. Als ik op een konsert maar één stuk mag spelen, kom ik niet. Ik kies de uit te voeren werken zeer bewust Als de inrichters mij het repertorium vragen om uit te kiezen, dan praat ik daar eerst over, want ik wil het kon sert samenstellen, dat is het recht van de dirigent, en daar wijk ik niet van af Ik hou na tuurlijk rekening met de wen- nde ster aan het muziekfirma- sen. Mijn grote voorkeur gaat naar de impressionisten: Ra- vel, Debussy, maar ik hou ook zeer veel van Brahms, en Schönberg, en het laatste pia noconcerto van Mozart, en de vijfde van Sjostakowitsj en Beet hoven. Omdat je van een kom ponist houdt betekent dat niet automatisch dat je alle werken van hem zeer goed vindt: het tripel concerto van Beethoven bv. heeft delen die duidelijk on der de maat zijn. over muziek in België: de ver deling van het geld om vereni gingen te steunen gaat tegen woordig als volgt: als er dui zend frank te verdelen is, geeft men aan iedereen één frank, zodat niemand er eigenlijk iets kan mee doen, noch de goeie, noch de knoeiers. Men zou veel konsekwenter te werk moeten gaan, zoals we het alle dagen in het beroepsleven moeten doen en zeggen; «kijk, je kan niets, je doet niets, je krijgt niets, en omgekeerd: je barst van de ta lenten, we hebben duizend frank te verdelenjij alleen krijgt er vijfhonderd van!» Dan zou je iets bereiken De toestand die wij kennen is zoals op veel ander gebied ty pisch Belgisch. Zoiets is on voorstelbaar in de omliggende landen. We hebben daardoor alleen maar een nivelering naar beneden bereikt. We hadden in België voor vijftien jaar een or kest dat qua peil boven ai de Vorige zondag trad Armand op in de Dido te Erpe. We hadden hem verwacht, terug van weggeweest, met de bloemen in het haar, in revolutionaire jeans verpakt en in al even revolutionaire bewoordingen de kerk, het geld, de macht en het burgerdom verwerpend. meer pijlen op zijn boog dan goed. (VIM) En inderdaad. Ondanks het feit dat de jeans ondertus sen werd vervangen door een ribfluwelen broek, bleek eigenlijk weinig te zijn ver anderd, «tien jaar later». Het dit bekende nummer. Gewoon bleef spijtig genoeg, alle maal wat voorspelbaar: zijn typische Bob Dylan - stijl, zijn maatschappijkritiek, waarin de vloer werd aan geveegd met alle denkbare destruktieve elementen die de hedendaagse maat schappij ook maar kan be vatten, zoals de kerk, het gezin, het geld, het materia lisme, de automatisering, het geweld en noem maar op. Zelfs zuiver muzikaal gesproken kon het allemaal weinig bekoren; het kwam slordig over en wellicht mede daardoor weinig over tuigend. Zelfs in het zeer mooie «Ben ik te min», was het ritme meermaals zoek, en het bleef ondanks alles koel en weinig spontaan. Indien dit dan nog enig ver- vreemdingseffekt tot gevolg had, zou een dergelijke ma nier van optreden op een of andere wijze zijn goed te keuren. Maar gezien de reakties van het publiek, kan zelfs daarvan geen sprake meer zijn. Of zijn teksten dus tot enige vorm van denken hebben aange zet blijft een open vraag. En nochtans kan men hem, objektief gezien niets ten kwade duiden. Want welk redelijk wezen denkt niet met weerzin aan het alleso verheersende materialis- ne, de automatisering die elke neiging tot enige vorm van denken of voelen mis kent, het bloederig geweld dat dagelijks talloze men senlevens eist? Wie onder schrijft niet zijn hang naar een meer geestelijk be staan waarin vrede en liefde bestaansrecht worden toe- Het Vlaams Kamerorkest opende met «Verkiarte Nacht» van Schoenberg. (EDV) nacht - en de maan schuift mee (zoals in 'Melopee') - aan de man die ze liefheeft bekent dat ze een kind draagt dat niet van hem is, en dat hij haar en het kind toch aanvaardt, want zo zegt hij: «Als ik jouw kind aanneem, wordt ik ook jouw kind» (is dat geen prachtige gedach te?), en dat deze meest pathetische muziek van Schoenberg de stoerste betonnen vent moet ont roeren, dan zal niemand mij kwalijk nemen te zeggen dat het ope ningsstuk van de avond het hoogtepunt van de avond was. Het Kamer orkest speelde overrom pelend mooi, vanaf de eerste sombere klagende maten, tot aan de solo viool die de berusting in liefde neerlegt. Enorme eenheid in de strijkers vanaf de zachte pp, tot de driedubbele p achter aan. Het hele werk door weven van pathos en ro mantiek zit als een boog gespannen tussen deze twee stiltes, (heb je ook gevoeld hoe pijnlijk schreeuwend deze stil tes zijn?). De cello's die de stem van de man ver tolkten speelden verbluf fend, de jonge altviolist in zijn (aartsmoeilijke) solopartij schitterend, en de dirigent verbaasde iedereen door het hele stuk uit het hoofd te diri geren. Ik moet nog de vraag kwijt waarom zo'n stuk nooit in een kerk ge speeld wordt. Ik kan on mogelijk iets bedenken dat menselijker en door drongen van liefde is, dan het simpele verhaal van twee mensen die el kaar ondanks alles gaar ne zien, en eikaars fou ten vergeven. Dat is voor mijn part veel meer op zijn plaats in een huwe lijksmis dan het eeuwig weerkerend gedrocht van de heer Mendelssohn. De solist Xavier Claeys in het vioolconcerto van Bach opteerde duidelijk voor een iets tragere, bravere Bach, en zo klonk het dan ook. Het 'adagio voor strij kers' van Barber is een stuk dat wat klanksfeer betreft wat aan de 'Sara bande' uit de 'Simple Symfonie' van Britten doet denken. Het is zeer broze muziek, waarbij de strijkers heel sereen, heel gedrongen, heel ge- voelsvol nooit uit hun schelp mogen komen. Het is muziek waarbij de dirigent met de linker hand de melodielijn te kent, en de wijsvinger van de rechterhand het hele stuk door voor de mond houdt. Het is klagende en kna gende muziek, maar mooi mensen, mooi! En dan De Boeck met de cantate 'Gloria Flori'. Gaston De Cock zei het in de inleiding: De Boeck is een grote me neer (en dat beaam ik), maar de tekstschrijver van het geval, onze stadsgenoot Nestor de Tière hoort niet thuis in het Pantheon der verzen schrijvers. Nu schreef die natuurlijk naar de ze den en gebruiken van zijn tijd, en De Boeck had geen overdreven keuze tussen de rijmen- makers. Het heeft ook zijn goede kanten, want als je ziet dat die man in Aalst een straat gekre gen heeft, dan hebben wij met de Voorpost al leen al over een paar jaar recht op de ganse Ring- laan. Ik geef hier even twee kommentaren, gehoord na het konsert. Ik laat in het midden wie er gelijk heeft, zelfs wat de be denkingen waard zijn. Er was een meneer die zei:' 'De Boeck, poppenkast- muziek.' En er was een meneer die zei: 'De Boeck, grandioos, zo zie je hoe gevoelsvol de Vlaamse Meesters van toen naar het volk kon den toe schrijven!' Nu zegt u zelf maar, wie heeft hier ongelijk? Ik geloof dat er toch een paar zaken moeten ver noemd worden: onze Vlaamse Meesters wor den doodgewoon niet begrepen, omdat ze niet bekend, en bovenal niet gekend zijn. Ik steek hier niet onder stoelen of banken dat mijn kennis van De Boeck zich be perkt tot zijn liederen, die ik grandioos en ge woon op Europees peil vind, tot een paar or chestrale werken en de kindercantate 'De zan gers in het woud' waarin ik vele jaren geleden met witte kousen, blauwe korte broek en bibber in de stem mocht meezin gen. Maar De Boeck heeft tientallen werken geschreven. Wie kan er in dit land beweren, dat hij alles kent en weet, en gehoord heeft over hem, of Alpaerts, of Gustaaf Pape, of Stephan de Jon- ghe? Je moet dus een volslagen idioot zijn om afgaande op dit werkje dat nog geen kwartier duurt een definitief oor deel te vellen over een komponist en hem voor de rest van zijn leven (nou ja) in een la van de muziekgeschiedeniskast te duwen. Over deze can tate zelf kan je vertellen dat het een fris geval is, bovenal Vlaams, zeker in de orkestratie, met veel kopers en vreugdevolle uitbarstingen, doorvn ven met kinderliedje^ wat Wagneriaans, blij, wat droef, wat vr lijk, wat dartel, wat lui wat wattig. Het ko zong zeer verdienstel ij en met een blij en vrol gelaat zoals het bij muziek paste, maar lie,, meisjes jullie gaan tot zeker in het vervolg ieL meer naar de dirigent kfj ken, het is dan nog to9v"|j val lig zo'n knappe veBkke om naar te kijken. Er 25e me ook niemand tegee[ spreken als ik de stri |rj tuur van het werk 'g, makkelijk' noem. Ik v<Jrf v moed dat het aan Ier van de stemmen een fu liteit was, en dat h meesterwerk in de fraz ring en het verwerk ird van Nestors tekst (waaralle bloemen in di zelfde maand bloeit best gekropen is. Dit 'geme aal kelijk' is zeker geen v< wijt ten opzichte van Boeck. Als men in zisnhe tijd graag een kinderca 3I is tate ooit eens wou lat< zingen, dan moest mimC zich wel beperken en h ech simpel houden. Wie gii l er dan in 's hemelsnaaieel naar een akademie, wat z< kon er dan als kind mind ziek leren? Nu zijn er d gen dat je door Schoolstraat niet raai en iedereen op zi^ twaalfde is met muzi<Pt5 vertrouwd, vanaf hij zij) die de sonates vt Bach aanpakken tot (of zij) die alleen ma.i. door de Top-Zot aangpli pakt worden. Het Kamerorkest de keer met hout en koper speelde dit allemaal lo jes uit de hand. Voor h is dat een uitblaaswer waar wel hier en da knappe orkestrale stu jes doorfladderen. E< bijzonder groot kenn vertelde me na afloop d ze het in authentieke v( sie gespeeld hebben, b dat is dan ook weeral g leerd. Mag ik afronden? H was een zeer leerrijk pr .j' gramma. Het is lang g leden dat ik met een pa vrienden na het konse zoveel energie in de n bespreking gestokdj heb. Mensen mag ik vr gen van ons uw menin als u ze tenminste kw wil, te laten horen? Tot slot: er was ook doorlopend show-sol j programma van een fot< graaf wiens bedoelir het o.a. was om foto's maken. Of hij daarin g slaagd is zal bij de onu 0 wikkeling blijken. Waar hij zeker slaagd is, is vreselijk c de zenuwen te werkei en zich schitterend lachelijk te maken. gekend? Wie dagdroomt niet, zij het slechts nu en dan, dat «kleuren en geuren ooit de nieuwe wereldmacht worden»? Wellicht spreekt het wel ie mand aan. Zeker niet in het minst de jongere mensen die zojuist door. de harde realiteit van elke dag, wor den gewekt uit de veilige droom van hun jeugd. Maar wanneer men na een zeker aantal jaren, nog steeds op dezelfde wijze ei gen dro nen verwoordt, zelfs met een gevoel van tegenzin ten opzichte van het verwoorde, begint dit kwalijk te ruiken naar kon- sumptie. Misschien zelfs naar nanipulatie DDT

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1979 | | pagina 20