MIJMERINGEN BIJ EEN ONTROEREND LEVENSVERHAAL
VARIATIE
Een andere Frits Van Den Berghe
in
HET GEHEIMZINNIGE AVONTUUR VAN CLARA EN LEON
(Vervolg)
:ijn di
an te
In di
fze tijc
om rr
als hi
moet
jstop
wat e
VAN HUFFEL (3)
Léon Van Huffel, die tot levenslange dwangar
beid werd veroordeeld voor een vadermoord
die materieel nooit bewezen werd, kampt van
daag samen met zijn moedige vrouw met
nieuwe financiële en andere moeilijkheden die
onvermijdelijk zijn wanneer men na tweeën
dertigjaar opsluiting wordt gekonfronteerd met
het jachtige leven van elke dag en met het
adderkluwen van driftige, nerveuze mensen die
samen een jungle vormen, soms angstwekken
der dan de gevangenis. Want het is niet zoals
voorheen dat, in de gemeenschap van vandaag
het recht van de sterkste zegeviert maar di
kwijls de wet van de onverschilligheid, van de
inertie. Men kan diskussiëren en twisten met
mensen die boos op je zijn of die van je houden:
men kan niets met of tégen mensen die onver
schillig zijn. Daarom is het zo moeilijk een
plaats te veroveren in de gemeenschap ook
voor wie misschien ten onrechte uit die ge
meenschap werd verwijderd. Van Huffel moet
optornen tegen een moderne wetgeving die hij
niet kent en die met hem geen rekening hield:
sociale zekerheid, verzekeringen, toelagen,
premies, bestaansmogelijkheden, rmz etc.: om
al die verschijnselen moest hij zich nooit be
kommeren. En de wet hield er evenmin notitie
van dat hij, Léon, ergens bestond. Vandaag
staat hij in dat leven. Na de roes van de eerste
maanden ondervindt hij dat een man en een
vrouw, samen op weg naar een streep geluk,
veel moeilijkheden tegenkomen en zeer een
zaam kunnen zijn in hun drang naar het nieuwe,
het schone en het edele.
Wanneer een man of een vrouw uit de ge
vangenis komen is het, bij manier van spreken,
allemaal koek en ei, zegf Louis De Lentde-
cker, die zoals we reeds meldden - nog
steeds weigert over Léon Van Huffel te"schrij
ven maar die voor DE VOORPOST een uitge
breid interview had betreffende de zonderlinge
man, zijn ontroerende vrouw uit Kallo en al de
problemen die gisteren en vandaag rond hun
beider draaiden als zoveel schimmen uit het
verleden of nieuwe dreigementen die de enke
ling moeilijk baas kan.
Ik heb vrouwen gekend, aldus L.D.L., die
zich inspanden om vrijgelaten gevangenen
thuis te krijgen, om ze een eerste vrijheidsmaal
aan te bieden, om ze te knuffelen, te vieren en
te vertroetelen dat alles omdat ze veronder
stelden dat lang van vrouwelijke charmes
gespeend die vrijgelatenen extra amoureus
zouden zijn.
Ik heb vastgesteld dat tientallen mensen
bereid zijn vrijgekomen gevangenen te helpen,
dat die gevangenen de eerste maanden écht van
een algemene sympatie genieten, dat men zich
inspant om ze 't leven zo fijn mogelijk te ma
ken. Maar na een tijdje laat men ze aan hun lot
over. 't Nieuwe is van ze af, de sensatie is
verdwenen, ze zinken weg in de anonimiteit en
weinigen zijn dan nog bereid hen echt te hel
pen. Ik geloof dat Leon en Clara Van Huffel,
die door het boek over hun tragisch avontuur
enkele dagen of weken in het land fel werden
besproken, beklaagd of bewonderd, nu stilaan
op zichzelf zijn aangewezen. Het land rond de
kleine hoeve waar Léon en Clara wonen is
heerlijk (misschien daarom dat de moderne tijd
het nutteloos doet verdwijnen); de natuur, de
lucht, de bomen, de einders boven het erf
van Clara en Léon zijn ontroerend, poëtisch,
pikturaal en indrukwekkend. Wie daar komt is
gelukkig om de fantastische aspekten van wat
het landschap en de wereld in zijn woeste onge
reptheid en zijn trouw aan de gang der seizoe
nen kan zijn. Van uit Léon's hoeveke heeft men
een kijk op die heerlijkheid: daar kan men zich
een graaf, een koning, een sprookjesprins
wanen, ongeacht zijn leeftijd. De boel is nu
onteigend. Van Huffel moet naar andere oor
den. Veel van zijn dromen vallen aan diggelen
want jarenlang heeft hij zijn leven, zijn illuzies
en zijn verwachtingen opgehangen aan de
pracht van dat gezonde heerlijke, eerlijke, on
gekunstelde maar woest-naakt-schone land dat
zelfs de meest prozaïsche mens ongewild een
gedicht in 't harte stampt.
De eerste keer dat ik Léon ontmoette, toen
hij voor enkele dagen uit de gevangenis met
vakantie kwam, vertelde Léon met vuur en
geestdrift over dat land. Nadat we bij mij thuis
gegeten hadden reden we samen naar 't Waas
land. We hebben getracht de weg terug te vin
den die hij de dag van zijn vaders dood per fiets
reed om én de geneesheer én de pastoor te
waarschuwen. Het bleek onmogelijk omdat
moderne bouw, asfalt en beton de tocht voor
een groot deel remmen en vervalsen. Op het
beton staat men met zijn souvenirs, niet meer
met de sporen van wat eens leefde of beroerde.
Wél is het mij bij die eerste tocht opgevallen
dat, indien Léon zijn vader écht doodde, hij
nooit op de gestelde tijd en binnen de gestelde
tijdruimte dokters en priesters kon waarschu
wen en weer thuis zijn. Moest men minuut na
minuut de handel en wandel van Léon TOEN
onderzocht hebben, men zou direkt gezien
hebben dat de beschuldigingen niet klopten. O,
er is zoveel dat mank loopt in dat dossier. Ik
ben diep getroffen dat door het feit dat op zeker
ogenblik praktisch de helft van het gezin Van
Huffel in de gevangenis vloog, dat mede
door de tussenkomst van advokaten die durfden
zeggen «ge zult toch ten hoogste drie of vier
jaar moeten zitten» Léon op zeker ogenblik
alles op zich nam «omdat de hoeve verder
moest worden in stand gehouden, omdat de
beesten moesten worden verzorgd en onder
houden, omdat het veld moest bewerkt wor
den. Léon bekende de moord op zijn vader
maar zijn bekentenissen waren onjuist. Men
heeft toen gezegd dat hij de waarheid ver
draaide. Men heeft geen ogenblik willen ver
onderstellen wat nochtans waarschijnlijker
was dat Léon leugens vertelde omdat hij
de waarheid niet ten volle kende, omdat hij
niet alle geheimen rond de dood van zijn
vader op dat ogenblik had achterhaald
Léon heeft schuld bekend, dat is waar. Hij
zegt, tenminste, hij zei in de loop van het on
derzoek, dat hij zwaar mishandeld werd eer hij
tot onjuiste bekentenissen overging. Het is mo
gelijk, maar ik geloof het niet. De mensen die
toen politiële opdrachten hadden waren geen
heiligen maar beulen waren ze evenmin. Ik
geloof eerder dat Léon er maar op los taterde
om de hoeve, om de beesten, om het bedrijf te
redden. Hij is en hij was in die tijd een
echt kind van het platteland, een boer die de
waarde van de grond, van de beesten en van het
erf kende, die eerbied had voor het werk op het
veld en op de boerderij. Ik ben overtuigd dat
men Van Huffel tot alle bekentenissen kon
brengen als men hem wees op de mogelijke
redding van het bedrijf. Die overtuiging is bij
mij sterk gegroeid bij de eerste ontmoeting toen
we samen naar zijn ouderlijke woning reden
waar zijn broer verbleef toen we daarna
een bezoek brachten aan andere familieleden,
aan zijn zuster en ook aan zijn moeder die korte
tijd nadien zou sterven. Bij die eerste ontmoe
ting heeft Léon mij getoond waar zijn vader
was opgehangen, waar de verschillende prota
gonisten die dag konden zijn, hoe alles moge
lijk, misschien, waarschijnlijk in 't werk is
gegaan. Ik kreeg de overtuiging dat het ofwel
zelfmoord is geweest ofwel dat tijdens een ru
zie de vader aan een hartkwaal is gestorven en
dat men dan in paniek de naam van de familie
heeft willen redden. Men is onhandig en fout
geweest, niet omdat men een misdaad pleegde
maar omdat men bang was voor de praat van de
mensen. En in die tijd kon men moeilijk aan
vaarden dat men zo makkelijk en zo
gauw van een hartkwaal sterft.
Ik kan ook niet vergeten aldus Louis De
Lentdecker dat Léon mij die eerste dag
veel van zijn vrouw heeft gesproken. Uitslui
tend in goede zin. Die man verlangde naar zijn
vrouw. Zij was voor hem meer dan «de
vrouw», zij betekende de vrijheid, het nieuwe
leven, de toekomst ondanks alle mizerie, de
hoop, het licht. Hij was boos op al degenen van
wie hij dacht dat zij Clara iets voorlogen of van
hem wilden verwijderen. Wel tien keer heeft
hij mij die eerste keer gevraagd dat ik hem naar
zijn vrouw zou toerijden. Ik heb geweigerd. Ik
herinnerde er aan dat wij tevoren akkoord wa
ren om over zijn problemen te praten, over zijn
vizie op de zaken, de plaatsen van het gebeuren
te bezoeken, maar dat wij niet naar zijn vrouw
zouden gaan. Immers, zo had men ons gezegd,
zij wilde hem niet ontmoeten. Men zei dat ze
ontgoocheld, misleid, bedrogen en belogen,
moegevochten was. dat ze troost zocht in hard
werk en in een diep, haast kinderlijk, geloof
maar dat ze van Léon niets wilde horen. En ik
had beloofd haar niet lastig te vallen met een
onverwacht bezoek van Léon. Zodat ik wei
gerde naar Kallo te rijden. Léon heeft me dan,
meestal onbewust, verteld van zijn genegen
heid voor die vrouw. Het is voor een mens van
de buiten, een mens van mijn jaren, opgevoed
in de angsten voor alle mogelijke vleselijke
zonden, een mens die daarenboven gevangen
zat en die van 't verleden heelder preken heeft
meegekregen waaruit men zou kunnen afleiden
dat God alleen maar van het zesde gebod heeft
gesproken, het is voor zo'n mensen, zeg ik,
niet makkelijk genegenheid en liefde te uiten.
Het is nog moeilijker er over te spreken. Toch
deed Van Huffel het. En met veel takt. Hij
vertelde van de eerste huwelijksweken met zijn
vrouw, van het samen zoeken naar inniger kon-
takt, van het samen diskreet, schuchter en on
beholpen zoeken naar uitingen van tederheid,
van belangstellingIk ben aldus steeds
L.D.L. geen romancier, geen schrijver. Ik
ben een journalist die een beetje kan vertellen
en uit reizen over heel de wereld een klein
beetje wetenschap over en genegenheid voor de
mensen meebracht. Maar ik geloof dat men
alleen al over die eerste gesprekken van Léon
met mij, over zijn tere frele schroomvallige
genegenheid voor zijn vrouw, die eerste weken
van het huwelijk, steeds op de achtergrond van
de strijd voor het veld, voor de beesten, voor
het erf, voor de vadergrond en voor de oogst,
een ontroerend verhaal zou kunnen schrijven.
In de schroom en de soberheid die toen de jongt
mensen van te lande sierde bij de konfrontatie
met de geheimen van het leven, de passie, de
drift en de liefde ligt méér emotie en wijsheid
dan in de erotiek van vandaag Ik heb Léon
laten vertellen en ik heb hem van de streek
weggevoerd. We waren het eens geworden dal
ik over hem zou schrijven. Ik zei dat het mij
onverschillig liet of hij zijn vader al dan niet
vermoord had, dat ik daarover na dertig jaar
niet te oordelen of te veroordelen had. Ik zei
ook dat ik vooral wilde schrijven om bij dt
mensen de gedachte te verspreiden dat,
iemand ook kan hebben misdaan, het in eei
demokratie zoals België niet verantwoord
ongeacht wat de fouten zijn iemand
ger dan twintig jaar in de gevangenis te houden.j
Tenzij die iemand zot is of gevaarlijk blijft
de gemeenschap. Ik ben er heilig van overtuigi
dat het in een land waar zoveel mensen offer-;
den voor de vrijheid, voor de eerbied aan het
individu, niet meer opgaat als men kristelijk en
beschaafd wil zijn. medemensen al te lang op
gesloten te houden. Men zou alle straffen bo
ven de twintig jaar moeten verbieden omdat
geen enkele generatie bij machte is te weten
hoe de wereld en de mensen twintig jaar latei
zullen geëvolueerd zijn
Ver boven de persoon en het probleem van
Léon Van Huffel uit wilde ik interesse wekken
voor het probleem van de mens die, gevangen
van belachelijke ouderwetse reglementen, wet
ten en conventies, opgesloten bleef omdat hij
bepaalde dokumenten niet wilde ondertekenen,
omdat hij geen schuld of wat ook wilde beken
nen. Om zeker te zijn dat de artikelenreeks in
die zin zou inslaan begon ik de publikatie ervan
in één editie van mijn krant. De weken daarop
kwamen alle andere edities aan de beurt zodat
ik een sneeuwbaleffekt verhoopte ten gunste
van Van Huffel. Ik wilde zijn vrijheid omdat,
iiidige
steed
or Ta;
rstelli
iur: Ji
ie: Ma
ewerl
1, Liev
ilaine
Muyli
neer
ongeacht wat hij al dan niet deed, ik de waarde.* ppen
van onze instellingen, de ernst en de humaniteit
ervan wilde helpen beschermen en hoog hou
den. Ik zeg niet, op verre na niet dat ik
Léon vrij kreeg. Maar ik ben fier te weten dat
daar de laatste stoten werden gegeven die tot de
vrijheid leidden. Léon was mij dankbaar om
die artikels. De eerste dagen nadien kreeg ik
van hem een ontroerende dankbrief
('t Vervolgt)
de m
ddelli,
dadig
rbroe
valse
Halt
hele
slap
oordt
aktie
log n
i/erha;
inge r
;ron
"Zie» dacht de vrouw als ik hier een
ganse woensdagnamiddag met dat rot-
'~>ng blijf zitten, word ik steekzot!»
- aar doe dan toch eens iets zoals de
anderen» riep ze «ga wandelen, ga otj
'en vriendin, blijf toch zo niet aan die
'ten hangen. Zie, stap op naar je
.ootmoeder, en neem een pakje wafels
an een fles azijn mee. Ze smaakt toch het
verschil niet, en als ze het doet, kijkt ze
niet zuurder dan gewoonlijk.»
«En blijf in het bos op de weg, en doe je
rode jasje met het kapje aan, dat is mooi
tegen het groen van de bomen!» gilde ze
nog na.
(Het eerste dat ze doet als ze in het bos
komt, is natuurlijk tussen de struiken
gaan lopen) dacht de moeder (wat een
kind dat is, mag de duivel en zijn gebra
den moer weten).
«Het eerste dat ik doe als ik in het bos
kom, is tussen de struiken lopen» riep het
meisje als ze pas het huis uit was, en ze
stak een zware Michel op.
«Potverdekke» grijnsde de wolf «wat zie
jij d'er een ferme brok uit. Een beetje op
de wandel? Van het goed weer profite
ren?». «Zeg vent», zei de meid «ik had
wel aanspraak verwacht, maar van een
met zo 'n domme muil als jij zeker niet. Er
zijn grenzen aan alles. Laat er ons dus
maar geen woorden aan vuil maken; je
bent mijn type niet. Langs daar is de
deur. Je mag beschikken!»
«Toe, kom schaapje» schudde de wolf
«zo erg is het nu ook niet. Een beetje
zenuwachtig zeker? Wil ik die mand voor
jou dragen. Een goed jaar die wijn?»
«Hoe weet jij dat?» vroeg de meid.
«Hela1» zei de wolf «wel dom, maar niet
ongeletterd, en mijn klassiekers, die ken
ik!»
«Zeg maar, wacht eens even» riep de
meid, «ik ken je man, ik heb je al ergens
gezien. Staatje foto niet in een boekje, of
kom je misschien af en toe op de t.v.
«Dat laatste is wel mogelijk» klaagde de
wolf «alhoewel de konkurrentie daar bij
zonder groot is. Eigenlijk verdien ik er de
saus op mijn vlees niet mee, daarbij kun
nen we hier nog uren staan zeveren, ik
krijg toch geen houvast. Voor mijn part
kan je dus zwierig de pot op. Salut, tot in
't volgend hoofdstuk».
Gemene vent» riep ze nog «zo'n bees
tige praat vertellen, en nog te lui om een
poot uit te steken!»
Het feit dat, door aan de buitenkant van
de deur aan een touwtje te gaan trekken,
deze naar binnen opendraait, lijkt me uit
technisch oogpunt een knappe presta
tie. Dat grootmoe helemaal alleen aan de
rand van het bos woont, maar weinig
eenzame uren doorbrengt is een andere
konklusie. Ze beperkt zich dan ook in dit
verhaal door uitdrukkelijk in bed te lig
gen.
De wolf is nog maar pas binnen, of hij
wikkelter geen doekjes rond, integen
deel. Het nieuwe feit dat hij van groot
moeder zijn mond vol heeft, haar rol in
bed overneemt, en daarbij nog muts en
nachtkleed afnjktis het resultaat van een
reeks handelingen, die ik het justitie-
klimaatvan dit land kennende rap met
de mantel der liefde bedek.
Even later komt de meid eraan. Haar rol
beperkt zich tot touwtje trekken en drie
ongelooflijke stomme vragen stellen.
Daaruit blijkt duidelijk dat het beest over
drie eigenschappen beschikt: zeer goed
horen, zeer goed zien, en een gebit dat
fors genoeg is om iedereen de strot over
te bijten, zodat je je afvraagt; wat loopt
dat gedierte in dit rotverhaal te doen, als
hij alle talenten heeft om een brillantpoli-
tikus te worden.
Met de meid maakt de wolf ook korte
metten. Haar muts zet hij echter niet op,
want hij heeft zijn kop al vol.
Nu komt er nog iets moois: hij heeft dus
zopas tachtig kilo vlees opgepeuzeld,
een fles azijn uitgezopen, en een pakje
wafels opgevreten (na natuurlijk eerst
zorgvuldig het Artispunt uitgeknipt te
hebben) en dan denk je: wat gaat dat
beest nu doen? met pensioen, zijn me
moires schrijven, of zich in de kuituur-
raad laten inschrijven?
Niets daarvan. Hij kruipt waarachtig
weer in bed. Als je het mij vraagt, zijn die
zijn interesses bijzonder beperkt.
En dan komt de jager. Zijn rol is niet
alleen zeer mannelijk, maar getuigt bo
vendien van grote inzet: hij weet allang
waar het koordje gebonden ligt. Hij krijgt
echter wel de schok van zijn leven, als hij
grootmoe zo fel verouderd en duidelijk in
gezwollen toestand ziet. Gelukkig houdt
hij de positieven bij en begint ondanks
een zekere binding met de politie niet
verwoed in het rond te schieten.
Met een krachtige beweging van de ge
weerloop snijdt hij de wolf middendoor,
en daar springen grootmoe en de meid,
een vrolijk lied zingend de kamer in. Al
hoewel er twee vrouwen in huis zijn,
haalt de jager een kruiwagen zware ste
nen en begint driftig te naaien.
De wolf die wakker is, en bespeid wordt
door de drie andere personages, die
zich daartoe in de staande klok verstopt
hebben, schijnt helemaal niets te merken
van de nieuwe ritssluiting die zijn voor
kant siert, maar valt scheel van de dorst,
door de twee zoute die zwaar op zijn
maag gelegen hebben, uit het bed.
Hij kruipt dus op poten en poten naar de
beek, en verdrinkt door de zwaarte van
de stenen.
Dat is meteen het meest ongeloofwaar
dige van het hele verhaal, want zoals
iedereen weet zijn kasseistenen bijzon
der licht: als je er tien bijeen legt gaan er
onmiddellijk acht vliegen.
Stom beest.
Stom verhaal.
Fr. Caudron.
Tot 20 mei loopt in het Stedelijk Museum Oud-Hospitaal
een unieke tentoonstelling over het grafisch werk van Frits
Van Den Berghe (1883-1939). Uniek om twee redenen. Ten
eerste is het grafisch werk van deze hoogstaande Vlaamse
kunstenaar te weinig bekend geworden, en ten tweede stelt
men nu pas voorgoed vast welke belangrijke bijdrage hij
heeft geleverd als politieke karikaturist. De tekening «Het
Monster van Loch-Rex» bv. demonstreert overduidelijk zijn
begaafdheid in deze moeilijke discipline van het kunstvak.
Men zou talrijke bijdragen van hem aan het socialistische
dagblad Vooruiten het even linkse weekblad Koekoek best
kunnen vergelijken met een John Haertfield in de Arbeiter
Illustrierte Zeitung van de periode 1927-1933. Vooral de
uitdrukkingsvormen liggen dicht bij elkaar. Wat materiaal
keuze en vorm betreft was Haertfield sterk beïnvloed door de
DADA beweging. Van Den Berghe hield het hoofdzakelijk
bij tekenwerk.
Loopbaan
Frits Van Den Berghe werd
op veertienjarige leeftijd stu
dent in de Koninklijke Aka-
demie voor Schone Kunsten
te Gent. Vrij vlug blijkt zijn
spontaniteit boven het
akademisme uit te groeien.
Private lessen van zijn
schoonbroer Jules Hoste hel
pen hem op we naar een zeer
persoonlijke opvatting van
het schilderen. Vanaf 1904
betrekt hij een atelier in
Sint-Martens La tem.
In het kunstenaarsdorp
komt hij tot volle geestelijke
ontplooiing.
In het zicht van de eerste
wereldoorlog verlaat Van
Den Berghe Latem en vestigt
zich
in Amsterdam. Hij geniet
daar het voordeel kennis te
kunnen maken met de inter
nationale kunststromingen.
Tegen de twintiger jaren
opteert hij duidelijk voor het
.V..-
expressionisme. Dit is een
zeer emotionele kunstuiting
die zowel in Vlaanderen,
Frankrijk. Duitsland en Ne
derland aanhangers kende.
Door het gebrekkig aanpak
ken vanwege onze kulturele
instellingen is het Latemse
expressionisme echter nooit
bovenaan gekomen in de
internationale beweging.
Na een tweede verblijf in
Nederland vestigt hij zich in
1922 definitiefin zijn geboor
teland.
Tekenwerk
Behoudens vroeg tekenwerk
met houtskool in zijn stu-
deerperiode is Van Den
Berghe voor 't eerst in 1913
met belangrijk werk naar-
buiten gekomen. Samen met
o.m. Gust De Smet kreeg hij
een opdracht voor de wereld
tentoonstelling te Gent. Het
betreft een studie welke de
vierjaargetijden» voorstelde
en voorzien was om aange
bracht te worden in de koepel
van het Groot-Paleis. Niets
daarvan is echter nu nog
terug te vinden. In de eerste
periode tekenwerk zit weinig
samenhang. De meeste stuk
ken zijn illustratief. Van de
twintiger jaren is vooral zijn
schetswerk bekend dat hij
maakte voor zijn schilderij
en. Een vloeiende lijn en
spontane kompositie ken
merken zijn talent als te
kenaar. Hij probeert ook de
houtsnijkunst waarvan ech
ter maar een beperkte pro-
duktie bestaat en zich dan
meestal nog in schilderijen
herhaalt.
Van Den Berghe voert op
drachten uit voor diverse
tijdschriften.
Van tijdens de oorlog date
ren ook de eerste stripverha
len. Het begint met het
«Kladschrift van Jantje» in
De Amsterdammer. Daarna
volgt Brieven en Album van
Pierken» dat hij publiceerde
in Koekoek en Vooruit.
Kenmerkend zijn humor,
volkse taal en vóóral het
eenvoudige illustratieve
vormgeving.
Het werk dat hij voor kranten
en weekbladen leverde kwam
voort uit een financiële
noodzaak. Net voor de derti
ger jaren ontstond een krisis
welke voornamelijk de avant-
garde kunst trof. Door zijn
sterk sociaal gevoel trad hij
binnen bij de socialistische
uitgeverij «Het Licht». Voor
namelijk de dreiging van het
Duits fascisme bracht hem
tot ongekende hoogtepunten
als poltiek karikaturist. Zijn
prenten illustreerden voor
namelijk de economische
krisis. de Spaanse burgeroor
log. en de strijd van én voor
de socialistische gedachte. Er
ontstaat een sociaal realisme.
Dat Van Den Berghe verder
dacht dan de gewone weer-
lenslo
gave van de strijd illustret nde
de tekening «Koning Arbei onmo
uit 1931. Het is in feite e oor e
ontwerp voor een massasp jfigur
Daarmee betuigt hij zijn i
om mee te helpen de strijd
voeren. Het is gans andignwc
dan bv. de kleurpotloo inner
tekening Meeting op isdan
Vrijdagmarkt» uit 1922 d lerd
enkel maar een weergave |e c
van de meeting zelf. Ook va |at he
op hoe hij er in slaagt eid b
aktualiteit op de voet
volgen.
Overzicht
De meeste originelen van
tekeningen voor dag
weekbladen zijn niet mi
terug te vinden. Het is dl
ook moeilijk geworden
een overzicht daarvan
tonen. De enige eksemplai
en drukken bevinden zich
de kollekties van een pi
getrouwen waarop Frits Vj
Den Berghe steeds hi
kunnen rekenen. In de eei
plaats zijn dat Em. Lanqi
Maurits Naessens en
Anseele. Een groot gedi
bevindt zich ook
archief van de uitgeverij Hl
Licht te Gent. Het is v
namelijk uit deze archit
dat de tentoonstelling in 1
Oud-Hospitaal is sami
gesteld. De organisatoren,
«werkgroep kunst» van
Centrale voor socialist!
Kuituurbcleid (CSC), hel
ben niet alles kunnen tone|
De aanvankelijke idee w
de karikaturen of de in di
en weekbladen verschent
tekeningen van Frits Vi
Den Berghe samen te brei
gen. Uiteindelijk is daar rij
heel wat onverwacht wei
bijgekomen. Het geheel gei
nu een beetje een onsamej
hangende indruk. Maar t<
is deze tentoonstelling
merkwaardig te noemen,
is dat voornamelijk omdat
kijker toegang krijgt tot zi
omvangrijke oeuvre van e
Vlaamse kunstenaar
internationale klasse,
schilderijen van Frits Vi
Den Berghe behoren tot
klassiekers van de Vlaamj
schilderkunst uit het be^
van deze eeuw. Voornamelij
zijn politieke karikatur»
echter hebben alles
tegoed.
Roger D'Honi