MIJMERINGEN BIJ EEN ONTROEREND LEVENSVERHAAL VARIATIE Een andere Frits Van Den Berghe in HET GEHEIMZINNIGE AVONTUUR VAN CLARA EN LEON (Vervolg) :ijn di an te In di fze tijc om rr als hi moet jstop wat e VAN HUFFEL (3) Léon Van Huffel, die tot levenslange dwangar beid werd veroordeeld voor een vadermoord die materieel nooit bewezen werd, kampt van daag samen met zijn moedige vrouw met nieuwe financiële en andere moeilijkheden die onvermijdelijk zijn wanneer men na tweeën dertigjaar opsluiting wordt gekonfronteerd met het jachtige leven van elke dag en met het adderkluwen van driftige, nerveuze mensen die samen een jungle vormen, soms angstwekken der dan de gevangenis. Want het is niet zoals voorheen dat, in de gemeenschap van vandaag het recht van de sterkste zegeviert maar di kwijls de wet van de onverschilligheid, van de inertie. Men kan diskussiëren en twisten met mensen die boos op je zijn of die van je houden: men kan niets met of tégen mensen die onver schillig zijn. Daarom is het zo moeilijk een plaats te veroveren in de gemeenschap ook voor wie misschien ten onrechte uit die ge meenschap werd verwijderd. Van Huffel moet optornen tegen een moderne wetgeving die hij niet kent en die met hem geen rekening hield: sociale zekerheid, verzekeringen, toelagen, premies, bestaansmogelijkheden, rmz etc.: om al die verschijnselen moest hij zich nooit be kommeren. En de wet hield er evenmin notitie van dat hij, Léon, ergens bestond. Vandaag staat hij in dat leven. Na de roes van de eerste maanden ondervindt hij dat een man en een vrouw, samen op weg naar een streep geluk, veel moeilijkheden tegenkomen en zeer een zaam kunnen zijn in hun drang naar het nieuwe, het schone en het edele. Wanneer een man of een vrouw uit de ge vangenis komen is het, bij manier van spreken, allemaal koek en ei, zegf Louis De Lentde- cker, die zoals we reeds meldden - nog steeds weigert over Léon Van Huffel te"schrij ven maar die voor DE VOORPOST een uitge breid interview had betreffende de zonderlinge man, zijn ontroerende vrouw uit Kallo en al de problemen die gisteren en vandaag rond hun beider draaiden als zoveel schimmen uit het verleden of nieuwe dreigementen die de enke ling moeilijk baas kan. Ik heb vrouwen gekend, aldus L.D.L., die zich inspanden om vrijgelaten gevangenen thuis te krijgen, om ze een eerste vrijheidsmaal aan te bieden, om ze te knuffelen, te vieren en te vertroetelen dat alles omdat ze veronder stelden dat lang van vrouwelijke charmes gespeend die vrijgelatenen extra amoureus zouden zijn. Ik heb vastgesteld dat tientallen mensen bereid zijn vrijgekomen gevangenen te helpen, dat die gevangenen de eerste maanden écht van een algemene sympatie genieten, dat men zich inspant om ze 't leven zo fijn mogelijk te ma ken. Maar na een tijdje laat men ze aan hun lot over. 't Nieuwe is van ze af, de sensatie is verdwenen, ze zinken weg in de anonimiteit en weinigen zijn dan nog bereid hen echt te hel pen. Ik geloof dat Leon en Clara Van Huffel, die door het boek over hun tragisch avontuur enkele dagen of weken in het land fel werden besproken, beklaagd of bewonderd, nu stilaan op zichzelf zijn aangewezen. Het land rond de kleine hoeve waar Léon en Clara wonen is heerlijk (misschien daarom dat de moderne tijd het nutteloos doet verdwijnen); de natuur, de lucht, de bomen, de einders boven het erf van Clara en Léon zijn ontroerend, poëtisch, pikturaal en indrukwekkend. Wie daar komt is gelukkig om de fantastische aspekten van wat het landschap en de wereld in zijn woeste onge reptheid en zijn trouw aan de gang der seizoe nen kan zijn. Van uit Léon's hoeveke heeft men een kijk op die heerlijkheid: daar kan men zich een graaf, een koning, een sprookjesprins wanen, ongeacht zijn leeftijd. De boel is nu onteigend. Van Huffel moet naar andere oor den. Veel van zijn dromen vallen aan diggelen want jarenlang heeft hij zijn leven, zijn illuzies en zijn verwachtingen opgehangen aan de pracht van dat gezonde heerlijke, eerlijke, on gekunstelde maar woest-naakt-schone land dat zelfs de meest prozaïsche mens ongewild een gedicht in 't harte stampt. De eerste keer dat ik Léon ontmoette, toen hij voor enkele dagen uit de gevangenis met vakantie kwam, vertelde Léon met vuur en geestdrift over dat land. Nadat we bij mij thuis gegeten hadden reden we samen naar 't Waas land. We hebben getracht de weg terug te vin den die hij de dag van zijn vaders dood per fiets reed om én de geneesheer én de pastoor te waarschuwen. Het bleek onmogelijk omdat moderne bouw, asfalt en beton de tocht voor een groot deel remmen en vervalsen. Op het beton staat men met zijn souvenirs, niet meer met de sporen van wat eens leefde of beroerde. Wél is het mij bij die eerste tocht opgevallen dat, indien Léon zijn vader écht doodde, hij nooit op de gestelde tijd en binnen de gestelde tijdruimte dokters en priesters kon waarschu wen en weer thuis zijn. Moest men minuut na minuut de handel en wandel van Léon TOEN onderzocht hebben, men zou direkt gezien hebben dat de beschuldigingen niet klopten. O, er is zoveel dat mank loopt in dat dossier. Ik ben diep getroffen dat door het feit dat op zeker ogenblik praktisch de helft van het gezin Van Huffel in de gevangenis vloog, dat mede door de tussenkomst van advokaten die durfden zeggen «ge zult toch ten hoogste drie of vier jaar moeten zitten» Léon op zeker ogenblik alles op zich nam «omdat de hoeve verder moest worden in stand gehouden, omdat de beesten moesten worden verzorgd en onder houden, omdat het veld moest bewerkt wor den. Léon bekende de moord op zijn vader maar zijn bekentenissen waren onjuist. Men heeft toen gezegd dat hij de waarheid ver draaide. Men heeft geen ogenblik willen ver onderstellen wat nochtans waarschijnlijker was dat Léon leugens vertelde omdat hij de waarheid niet ten volle kende, omdat hij niet alle geheimen rond de dood van zijn vader op dat ogenblik had achterhaald Léon heeft schuld bekend, dat is waar. Hij zegt, tenminste, hij zei in de loop van het on derzoek, dat hij zwaar mishandeld werd eer hij tot onjuiste bekentenissen overging. Het is mo gelijk, maar ik geloof het niet. De mensen die toen politiële opdrachten hadden waren geen heiligen maar beulen waren ze evenmin. Ik geloof eerder dat Léon er maar op los taterde om de hoeve, om de beesten, om het bedrijf te redden. Hij is en hij was in die tijd een echt kind van het platteland, een boer die de waarde van de grond, van de beesten en van het erf kende, die eerbied had voor het werk op het veld en op de boerderij. Ik ben overtuigd dat men Van Huffel tot alle bekentenissen kon brengen als men hem wees op de mogelijke redding van het bedrijf. Die overtuiging is bij mij sterk gegroeid bij de eerste ontmoeting toen we samen naar zijn ouderlijke woning reden waar zijn broer verbleef toen we daarna een bezoek brachten aan andere familieleden, aan zijn zuster en ook aan zijn moeder die korte tijd nadien zou sterven. Bij die eerste ontmoe ting heeft Léon mij getoond waar zijn vader was opgehangen, waar de verschillende prota gonisten die dag konden zijn, hoe alles moge lijk, misschien, waarschijnlijk in 't werk is gegaan. Ik kreeg de overtuiging dat het ofwel zelfmoord is geweest ofwel dat tijdens een ru zie de vader aan een hartkwaal is gestorven en dat men dan in paniek de naam van de familie heeft willen redden. Men is onhandig en fout geweest, niet omdat men een misdaad pleegde maar omdat men bang was voor de praat van de mensen. En in die tijd kon men moeilijk aan vaarden dat men zo makkelijk en zo gauw van een hartkwaal sterft. Ik kan ook niet vergeten aldus Louis De Lentdecker dat Léon mij die eerste dag veel van zijn vrouw heeft gesproken. Uitslui tend in goede zin. Die man verlangde naar zijn vrouw. Zij was voor hem meer dan «de vrouw», zij betekende de vrijheid, het nieuwe leven, de toekomst ondanks alle mizerie, de hoop, het licht. Hij was boos op al degenen van wie hij dacht dat zij Clara iets voorlogen of van hem wilden verwijderen. Wel tien keer heeft hij mij die eerste keer gevraagd dat ik hem naar zijn vrouw zou toerijden. Ik heb geweigerd. Ik herinnerde er aan dat wij tevoren akkoord wa ren om over zijn problemen te praten, over zijn vizie op de zaken, de plaatsen van het gebeuren te bezoeken, maar dat wij niet naar zijn vrouw zouden gaan. Immers, zo had men ons gezegd, zij wilde hem niet ontmoeten. Men zei dat ze ontgoocheld, misleid, bedrogen en belogen, moegevochten was. dat ze troost zocht in hard werk en in een diep, haast kinderlijk, geloof maar dat ze van Léon niets wilde horen. En ik had beloofd haar niet lastig te vallen met een onverwacht bezoek van Léon. Zodat ik wei gerde naar Kallo te rijden. Léon heeft me dan, meestal onbewust, verteld van zijn genegen heid voor die vrouw. Het is voor een mens van de buiten, een mens van mijn jaren, opgevoed in de angsten voor alle mogelijke vleselijke zonden, een mens die daarenboven gevangen zat en die van 't verleden heelder preken heeft meegekregen waaruit men zou kunnen afleiden dat God alleen maar van het zesde gebod heeft gesproken, het is voor zo'n mensen, zeg ik, niet makkelijk genegenheid en liefde te uiten. Het is nog moeilijker er over te spreken. Toch deed Van Huffel het. En met veel takt. Hij vertelde van de eerste huwelijksweken met zijn vrouw, van het samen zoeken naar inniger kon- takt, van het samen diskreet, schuchter en on beholpen zoeken naar uitingen van tederheid, van belangstellingIk ben aldus steeds L.D.L. geen romancier, geen schrijver. Ik ben een journalist die een beetje kan vertellen en uit reizen over heel de wereld een klein beetje wetenschap over en genegenheid voor de mensen meebracht. Maar ik geloof dat men alleen al over die eerste gesprekken van Léon met mij, over zijn tere frele schroomvallige genegenheid voor zijn vrouw, die eerste weken van het huwelijk, steeds op de achtergrond van de strijd voor het veld, voor de beesten, voor het erf, voor de vadergrond en voor de oogst, een ontroerend verhaal zou kunnen schrijven. In de schroom en de soberheid die toen de jongt mensen van te lande sierde bij de konfrontatie met de geheimen van het leven, de passie, de drift en de liefde ligt méér emotie en wijsheid dan in de erotiek van vandaag Ik heb Léon laten vertellen en ik heb hem van de streek weggevoerd. We waren het eens geworden dal ik over hem zou schrijven. Ik zei dat het mij onverschillig liet of hij zijn vader al dan niet vermoord had, dat ik daarover na dertig jaar niet te oordelen of te veroordelen had. Ik zei ook dat ik vooral wilde schrijven om bij dt mensen de gedachte te verspreiden dat, iemand ook kan hebben misdaan, het in eei demokratie zoals België niet verantwoord ongeacht wat de fouten zijn iemand ger dan twintig jaar in de gevangenis te houden.j Tenzij die iemand zot is of gevaarlijk blijft de gemeenschap. Ik ben er heilig van overtuigi dat het in een land waar zoveel mensen offer-; den voor de vrijheid, voor de eerbied aan het individu, niet meer opgaat als men kristelijk en beschaafd wil zijn. medemensen al te lang op gesloten te houden. Men zou alle straffen bo ven de twintig jaar moeten verbieden omdat geen enkele generatie bij machte is te weten hoe de wereld en de mensen twintig jaar latei zullen geëvolueerd zijn Ver boven de persoon en het probleem van Léon Van Huffel uit wilde ik interesse wekken voor het probleem van de mens die, gevangen van belachelijke ouderwetse reglementen, wet ten en conventies, opgesloten bleef omdat hij bepaalde dokumenten niet wilde ondertekenen, omdat hij geen schuld of wat ook wilde beken nen. Om zeker te zijn dat de artikelenreeks in die zin zou inslaan begon ik de publikatie ervan in één editie van mijn krant. De weken daarop kwamen alle andere edities aan de beurt zodat ik een sneeuwbaleffekt verhoopte ten gunste van Van Huffel. Ik wilde zijn vrijheid omdat, iiidige steed or Ta; rstelli iur: Ji ie: Ma ewerl 1, Liev ilaine Muyli neer ongeacht wat hij al dan niet deed, ik de waarde.* ppen van onze instellingen, de ernst en de humaniteit ervan wilde helpen beschermen en hoog hou den. Ik zeg niet, op verre na niet dat ik Léon vrij kreeg. Maar ik ben fier te weten dat daar de laatste stoten werden gegeven die tot de vrijheid leidden. Léon was mij dankbaar om die artikels. De eerste dagen nadien kreeg ik van hem een ontroerende dankbrief ('t Vervolgt) de m ddelli, dadig rbroe valse Halt hele slap oordt aktie log n i/erha; inge r ;ron "Zie» dacht de vrouw als ik hier een ganse woensdagnamiddag met dat rot- '~>ng blijf zitten, word ik steekzot!» - aar doe dan toch eens iets zoals de anderen» riep ze «ga wandelen, ga otj 'en vriendin, blijf toch zo niet aan die 'ten hangen. Zie, stap op naar je .ootmoeder, en neem een pakje wafels an een fles azijn mee. Ze smaakt toch het verschil niet, en als ze het doet, kijkt ze niet zuurder dan gewoonlijk.» «En blijf in het bos op de weg, en doe je rode jasje met het kapje aan, dat is mooi tegen het groen van de bomen!» gilde ze nog na. (Het eerste dat ze doet als ze in het bos komt, is natuurlijk tussen de struiken gaan lopen) dacht de moeder (wat een kind dat is, mag de duivel en zijn gebra den moer weten). «Het eerste dat ik doe als ik in het bos kom, is tussen de struiken lopen» riep het meisje als ze pas het huis uit was, en ze stak een zware Michel op. «Potverdekke» grijnsde de wolf «wat zie jij d'er een ferme brok uit. Een beetje op de wandel? Van het goed weer profite ren?». «Zeg vent», zei de meid «ik had wel aanspraak verwacht, maar van een met zo 'n domme muil als jij zeker niet. Er zijn grenzen aan alles. Laat er ons dus maar geen woorden aan vuil maken; je bent mijn type niet. Langs daar is de deur. Je mag beschikken!» «Toe, kom schaapje» schudde de wolf «zo erg is het nu ook niet. Een beetje zenuwachtig zeker? Wil ik die mand voor jou dragen. Een goed jaar die wijn?» «Hoe weet jij dat?» vroeg de meid. «Hela1» zei de wolf «wel dom, maar niet ongeletterd, en mijn klassiekers, die ken ik!» «Zeg maar, wacht eens even» riep de meid, «ik ken je man, ik heb je al ergens gezien. Staatje foto niet in een boekje, of kom je misschien af en toe op de t.v. «Dat laatste is wel mogelijk» klaagde de wolf «alhoewel de konkurrentie daar bij zonder groot is. Eigenlijk verdien ik er de saus op mijn vlees niet mee, daarbij kun nen we hier nog uren staan zeveren, ik krijg toch geen houvast. Voor mijn part kan je dus zwierig de pot op. Salut, tot in 't volgend hoofdstuk». Gemene vent» riep ze nog «zo'n bees tige praat vertellen, en nog te lui om een poot uit te steken!» Het feit dat, door aan de buitenkant van de deur aan een touwtje te gaan trekken, deze naar binnen opendraait, lijkt me uit technisch oogpunt een knappe presta tie. Dat grootmoe helemaal alleen aan de rand van het bos woont, maar weinig eenzame uren doorbrengt is een andere konklusie. Ze beperkt zich dan ook in dit verhaal door uitdrukkelijk in bed te lig gen. De wolf is nog maar pas binnen, of hij wikkelter geen doekjes rond, integen deel. Het nieuwe feit dat hij van groot moeder zijn mond vol heeft, haar rol in bed overneemt, en daarbij nog muts en nachtkleed afnjktis het resultaat van een reeks handelingen, die ik het justitie- klimaatvan dit land kennende rap met de mantel der liefde bedek. Even later komt de meid eraan. Haar rol beperkt zich tot touwtje trekken en drie ongelooflijke stomme vragen stellen. Daaruit blijkt duidelijk dat het beest over drie eigenschappen beschikt: zeer goed horen, zeer goed zien, en een gebit dat fors genoeg is om iedereen de strot over te bijten, zodat je je afvraagt; wat loopt dat gedierte in dit rotverhaal te doen, als hij alle talenten heeft om een brillantpoli- tikus te worden. Met de meid maakt de wolf ook korte metten. Haar muts zet hij echter niet op, want hij heeft zijn kop al vol. Nu komt er nog iets moois: hij heeft dus zopas tachtig kilo vlees opgepeuzeld, een fles azijn uitgezopen, en een pakje wafels opgevreten (na natuurlijk eerst zorgvuldig het Artispunt uitgeknipt te hebben) en dan denk je: wat gaat dat beest nu doen? met pensioen, zijn me moires schrijven, of zich in de kuituur- raad laten inschrijven? Niets daarvan. Hij kruipt waarachtig weer in bed. Als je het mij vraagt, zijn die zijn interesses bijzonder beperkt. En dan komt de jager. Zijn rol is niet alleen zeer mannelijk, maar getuigt bo vendien van grote inzet: hij weet allang waar het koordje gebonden ligt. Hij krijgt echter wel de schok van zijn leven, als hij grootmoe zo fel verouderd en duidelijk in gezwollen toestand ziet. Gelukkig houdt hij de positieven bij en begint ondanks een zekere binding met de politie niet verwoed in het rond te schieten. Met een krachtige beweging van de ge weerloop snijdt hij de wolf middendoor, en daar springen grootmoe en de meid, een vrolijk lied zingend de kamer in. Al hoewel er twee vrouwen in huis zijn, haalt de jager een kruiwagen zware ste nen en begint driftig te naaien. De wolf die wakker is, en bespeid wordt door de drie andere personages, die zich daartoe in de staande klok verstopt hebben, schijnt helemaal niets te merken van de nieuwe ritssluiting die zijn voor kant siert, maar valt scheel van de dorst, door de twee zoute die zwaar op zijn maag gelegen hebben, uit het bed. Hij kruipt dus op poten en poten naar de beek, en verdrinkt door de zwaarte van de stenen. Dat is meteen het meest ongeloofwaar dige van het hele verhaal, want zoals iedereen weet zijn kasseistenen bijzon der licht: als je er tien bijeen legt gaan er onmiddellijk acht vliegen. Stom beest. Stom verhaal. Fr. Caudron. Tot 20 mei loopt in het Stedelijk Museum Oud-Hospitaal een unieke tentoonstelling over het grafisch werk van Frits Van Den Berghe (1883-1939). Uniek om twee redenen. Ten eerste is het grafisch werk van deze hoogstaande Vlaamse kunstenaar te weinig bekend geworden, en ten tweede stelt men nu pas voorgoed vast welke belangrijke bijdrage hij heeft geleverd als politieke karikaturist. De tekening «Het Monster van Loch-Rex» bv. demonstreert overduidelijk zijn begaafdheid in deze moeilijke discipline van het kunstvak. Men zou talrijke bijdragen van hem aan het socialistische dagblad Vooruiten het even linkse weekblad Koekoek best kunnen vergelijken met een John Haertfield in de Arbeiter Illustrierte Zeitung van de periode 1927-1933. Vooral de uitdrukkingsvormen liggen dicht bij elkaar. Wat materiaal keuze en vorm betreft was Haertfield sterk beïnvloed door de DADA beweging. Van Den Berghe hield het hoofdzakelijk bij tekenwerk. Loopbaan Frits Van Den Berghe werd op veertienjarige leeftijd stu dent in de Koninklijke Aka- demie voor Schone Kunsten te Gent. Vrij vlug blijkt zijn spontaniteit boven het akademisme uit te groeien. Private lessen van zijn schoonbroer Jules Hoste hel pen hem op we naar een zeer persoonlijke opvatting van het schilderen. Vanaf 1904 betrekt hij een atelier in Sint-Martens La tem. In het kunstenaarsdorp komt hij tot volle geestelijke ontplooiing. In het zicht van de eerste wereldoorlog verlaat Van Den Berghe Latem en vestigt zich in Amsterdam. Hij geniet daar het voordeel kennis te kunnen maken met de inter nationale kunststromingen. Tegen de twintiger jaren opteert hij duidelijk voor het .V..- expressionisme. Dit is een zeer emotionele kunstuiting die zowel in Vlaanderen, Frankrijk. Duitsland en Ne derland aanhangers kende. Door het gebrekkig aanpak ken vanwege onze kulturele instellingen is het Latemse expressionisme echter nooit bovenaan gekomen in de internationale beweging. Na een tweede verblijf in Nederland vestigt hij zich in 1922 definitiefin zijn geboor teland. Tekenwerk Behoudens vroeg tekenwerk met houtskool in zijn stu- deerperiode is Van Den Berghe voor 't eerst in 1913 met belangrijk werk naar- buiten gekomen. Samen met o.m. Gust De Smet kreeg hij een opdracht voor de wereld tentoonstelling te Gent. Het betreft een studie welke de vierjaargetijden» voorstelde en voorzien was om aange bracht te worden in de koepel van het Groot-Paleis. Niets daarvan is echter nu nog terug te vinden. In de eerste periode tekenwerk zit weinig samenhang. De meeste stuk ken zijn illustratief. Van de twintiger jaren is vooral zijn schetswerk bekend dat hij maakte voor zijn schilderij en. Een vloeiende lijn en spontane kompositie ken merken zijn talent als te kenaar. Hij probeert ook de houtsnijkunst waarvan ech ter maar een beperkte pro- duktie bestaat en zich dan meestal nog in schilderijen herhaalt. Van Den Berghe voert op drachten uit voor diverse tijdschriften. Van tijdens de oorlog date ren ook de eerste stripverha len. Het begint met het «Kladschrift van Jantje» in De Amsterdammer. Daarna volgt Brieven en Album van Pierken» dat hij publiceerde in Koekoek en Vooruit. Kenmerkend zijn humor, volkse taal en vóóral het eenvoudige illustratieve vormgeving. Het werk dat hij voor kranten en weekbladen leverde kwam voort uit een financiële noodzaak. Net voor de derti ger jaren ontstond een krisis welke voornamelijk de avant- garde kunst trof. Door zijn sterk sociaal gevoel trad hij binnen bij de socialistische uitgeverij «Het Licht». Voor namelijk de dreiging van het Duits fascisme bracht hem tot ongekende hoogtepunten als poltiek karikaturist. Zijn prenten illustreerden voor namelijk de economische krisis. de Spaanse burgeroor log. en de strijd van én voor de socialistische gedachte. Er ontstaat een sociaal realisme. Dat Van Den Berghe verder dacht dan de gewone weer- lenslo gave van de strijd illustret nde de tekening «Koning Arbei onmo uit 1931. Het is in feite e oor e ontwerp voor een massasp jfigur Daarmee betuigt hij zijn i om mee te helpen de strijd voeren. Het is gans andignwc dan bv. de kleurpotloo inner tekening Meeting op isdan Vrijdagmarkt» uit 1922 d lerd enkel maar een weergave |e c van de meeting zelf. Ook va |at he op hoe hij er in slaagt eid b aktualiteit op de voet volgen. Overzicht De meeste originelen van tekeningen voor dag weekbladen zijn niet mi terug te vinden. Het is dl ook moeilijk geworden een overzicht daarvan tonen. De enige eksemplai en drukken bevinden zich de kollekties van een pi getrouwen waarop Frits Vj Den Berghe steeds hi kunnen rekenen. In de eei plaats zijn dat Em. Lanqi Maurits Naessens en Anseele. Een groot gedi bevindt zich ook archief van de uitgeverij Hl Licht te Gent. Het is v namelijk uit deze archit dat de tentoonstelling in 1 Oud-Hospitaal is sami gesteld. De organisatoren, «werkgroep kunst» van Centrale voor socialist! Kuituurbcleid (CSC), hel ben niet alles kunnen tone| De aanvankelijke idee w de karikaturen of de in di en weekbladen verschent tekeningen van Frits Vi Den Berghe samen te brei gen. Uiteindelijk is daar rij heel wat onverwacht wei bijgekomen. Het geheel gei nu een beetje een onsamej hangende indruk. Maar t< is deze tentoonstelling merkwaardig te noemen, is dat voornamelijk omdat kijker toegang krijgt tot zi omvangrijke oeuvre van e Vlaamse kunstenaar internationale klasse, schilderijen van Frits Vi Den Berghe behoren tot klassiekers van de Vlaamj schilderkunst uit het be^ van deze eeuw. Voornamelij zijn politieke karikatur» echter hebben alles tegoed. Roger D'Honi

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1979 | | pagina 12