iRAFIEK UIT PRAAG TE AFFLIGEM
Boontje in 't Appeltje te Antwerpen
DE KLEINE EVA
UIT DE KROMME BIJLSTRAAT
HET GEHEIMZINNIGE AVONTUUR VAN CLARA EN LEON
sprii
Iruim
dan
Soms heeft men de gekke indruk met anderen
in een droom gevangen te zitten of op de plan
ken te staan van een enorm teater waar men
willens nillens meespeelt in een melodrama.
Dan is het moeilijk te geloven in de kracht en
de juiste betekenis van alle woorden, moeilijk
om te aanvaarden dat men in de werkelijkheid
is, dat men intens een volle leven meemaakt
dat men tevoren niet kende. Men spreekt
dikwijls minachtend over het melodrama. Men
heeft eerbied of meelij met het drama, men
lacht om het komische stuk, men gelooft niet in
het melodrama dat men als overdreven be
schouwt. Nochtans het leven van de mensen is
een melodrama. Niet als men dat van de ande
ren bekijkt, maar als men het zelf beleeft. Die
gevoelens en gedachten spookten door mijn
geest de eerste keer dat ik in Kallo bij hen thuis
aan tafel ging met Leon Van Huffel en diens
vrouw Clara De Vos. Aldus Louis De Lent-
decker in het interview aan De Voorpost toen
hij vertelde waarom hij niet kon, niet wilde en
niet mocht schrijven over de avonturen van
Leon Van Huffel die, te Gent veroordeeld tot
levenslange dwangarbeid wegens vader
moord, meer dan dertig jaar opgesloten bleef
vooral in Leuven en steeds sterker en
nadrukkelijker staande hield dat hij onschul
dig was, dat hij zeer ten onrechte werd ver
oordeeld, op basis van indrukken, veron
derstellingen en onhoudbare pseudo-medi-
sche rapporten die in de grond geen bewijs
kracht hebben voor wie ze stuk voor stuk ob-
jektief onderzoekt.
Toen ik in de leefkamer van Clara De Vos
aan tafel zat voelde ik tegelijk iets van de sfeer
van kinderen van ons volk, van De wonder-
doktoor en van Het gezin van Pamel en van
andere oude stukken over het leven op het
platteland. Zelfs de meubels schenen mij ge
schikt voor een van die stukken waarin de men
sen met minder woorden maar luider spreken
dan die van de stad en waarin geregeld harde
woorden worden gebruikt. Sedert ik Leon en
Clara ken is het mij opgevallen dat mensen van
de buiten luider spreken, roepen zelfs, ook
binnenskamers. Ik geloof dat zulks een gevolg
is van hel praten buiten huis, in open lucht, en
vooral om een niet te loochenen schuchterheid
te overwinnen. Telkens Leon Van Huffel tegen
mij briesend te keer ging en lawaai maakte
wist ik spoedig dat hij een zekere schroom, een
pudeur, een schuchterheid moest overwinnen
die hem zijn hele leven dwars zaten, die mis
schien mede oorzaak waren dat hij zich niet
voldoende of niet naar behoren verdedigde.
Clara De Vos bekeek me. Ik ben altijd getrof
fen door het mooie blauw, de tederheid, de
schoonheid en de zuiverheid van haar ogen.
Er is iets van het kind, het ongerepte in die
ogen gebleven. Zelfs de diepste miserie heeft
van die ogen niet een zekere glans kunnen
wegnemen.
Ik wist dat Clara boos op me was om wat ik
over haar en haar man had geschreven in de
krant. Geen wonder: in eindeloze jaren mize-
rie had ze af te rekenen met de kranten die pijn
doen als ze verhalen vertellen over drama's die
de mensen onderste boven keren.
Is het prettig, boeiend, opwindend verhalen
over anderen te lezen, het is een zware last zijn
eigen bestaan bij beetjes en bij flarden in alle
kranten te zien. Ik begreep dat Clara niet
moest ^hebben van journalisten. Maar ik had
mezelf en familieleden van hen beloofd iets te
doen om Leon vrij te krijgen en ik ben gaan
praten. Ik zei dat ik met de povere middelen
over dewelke ik beschikte alles wilde doen om
mee te helpen Leon vrij te krijgen maar ik
wilde dat hij zijn houding zou veranderen.
'Het heeft geen zin, zei ik, te blijven beweren
dat men geen genade wil, dat men geen vrij
heid wil zolang niet officieel de onschuld is
erkend. Veel beter, wijzer èn gemakkelijker is
het om 't even welke konditie te aanvaarden
en, eens vrij, te beginnen aan een aktie voor
herziening of wat ook-Ik geloof dat ik een uur
in die zin heb gepraat. Ik zei ook dat Leon er
goed aan zou doen het verleden weg te Vegen,
te vergeten, dat hij minder moest denken aan
wat was geweest dan aan wat komen moest. Ik
zei dat het prettig moest zijn op zijn leeftijd een
vrouw te ontdekken, te veroveren en een totaal
nieuw leven te beginnen. Ik herinner mij dat ik
letterlijk zei: We zijn mensen van ongeveer
dezelfde leeftijd. We hebben de strepen van de
jaren in ons gezicht en in ons hart* We moeten
mekaar niet te veel wijsmaken. Ik heb de in
druk dat wij, ieder volgens aard en karakter,
nog van het leven kunnen krijgenIk geloof dat
als Leon wil ophouden achterom te kijken, hij
vóór zich geluk, liefde en vrede zal vinden.
Clara heeft mij lange tijd aangekeken. Ze had
de tranen in de ogen. Plots stond ze van haar
stoel op en zei: 'Ge hebt gelijk, meneer. We
hebben de toekomst voor ons. We moeten ver
geven en vergeten. Laten we 't verleden weg
vegen. Als Leon echt probeert in de toekomst,
voorde toekomst, van dag tot dag te leven, als
hij alles nieuw en met vertrouwen wil zien zal
ik hem graag ontvangen. Hi is mijn man, hij
blijft mijn man. Ik ben zijn vrouw gebleven
zoals ik het altijd was
Tien minuten lang heeft Clara De Vos gepraat:
'daar en duidelijk. Ze had tegenover haar man
•een verwijt. In die tien minuten deed ze een
nspanning om het zware, donkere verleden
van zich af te schudden en weg te gooien. Ik
geloof dat het haar dan gelukt is. Nochtans
heeft zij heel wat meegemaakt.
Wanneer iemand wordt veroordeelt en in de
gevangenis komt vergeet men dikwijls twee
personages uit het drama: het slachtoffer, en
dan vooral de vrouw of de man van de veroor
deelde. Men heeft nu overal (met recht en
reden) gesproken over de lasten en de te
genslagen van Leon Van Huffel. Te lang heeft
men de kruisweg van Clara uit het oog verlo
ren. Indien men kan veronderstellen dat Leon
onschuldig is, dan is het zeker dat Clara totaal
onschuldig is, dat zij zich helemaal niets heeft
te verwijten, dat zij integendeel ook een
slachtoffer, misschien het grootste slachtoffer
was. Men is te gauw vergeten dat zij een oner
varen, blo, schuchter, tenger vrouwke van de
buiten was, die uit de oorlog kwam en pas
getrouwd was, die niet wist wat het leven wdS
of wat het brengen kon.
Uit lange gesprekken weet ik hoe Leon en
Clara die eerste weken van hun samenzijn en
hun huwelijksleven mekaar gezocht hebben,
hoe ze na het werk en de problemen van elke
dag en die waren in de jaren 1947/1948
onoverzichtelijk voor jonge mensen van te
lande die plots de verantwoordelijkheid had
den voor een grote doening trachten écht
man en vrouw te zijn. Nu kan men glimlachen
om dergelijke opmerking. Maar dertig en
meer jaar geleden wisten jonge mensen die
voor 't eerst met mekaar in het huwelijk ge-
konfronteerd werden weinig van de intimiteit
die hen te wachten stond. Zij wisten nog min
der van de kunst die men moet aanleren, gelei
delijk aan, met geduld, om mekaar te ont
dekken en mekaar langzamerhand naar de
voldoening, de blijheid en hel innige intieme
geluk te brengen. In hun hulpeloosheid, in hun
zoeken, in hun moeilijk tasten naar een steeds
vollediger één zijn waren Leon en Clara aan
hun lot overgelaten en hebben ze stilaan het
rijpere leven ontdekt. Daarover bestaan van
hen enkele handgeschreven lijnen die géén
literatuur zijn maar behoren tot het meest on
troerende dat men kan lezen.
Omdat het zo diep menselijk, schoon, zuiver',
naiefen echt liefde is. Leon en Clara groeiden
die eerste maanden na hun trouw als in een
sprookje intens naar malkander toe. Vader
Van Huffel was al maanden dood en de jonge
lui zagen alleen de toekomst. En plots kwam
een naamloos briefje alles bedreigen.
Ik heb geen eerbied voor, geen medelijden met
moordenaars en bandietenMaar ik haat men
sen die naamloze brieven schrijven. Liever
reik ik de hand aan een moordenaar dan deze
van iemand die naamloos anderen bekladde.
Of wat men schrijft waarheid is of niet, is voor
mij van geen belang als het om naamloze
briefschrijvers gaat. Zij zijn het uitschot van
de maatschappij, erger dan boeven, rovers en
moordenaars: zij doden de ziel, de rust, de
serenitiet van een gemeenschap. De naamloze
briefschrijvers zelfs al menen zij de goede
zaak of een edel doel te dienenzijn lafaards,
nietsnutten parasieten.
Indien ik in de justitie van die tijd enige invloed
had gehad ik zou nooit hebben aanvaard dat
men een onderzoek begon tegen Leon Van
Huffel. Omdat alles steunde op de haat, de
nijd, de valsheid, de lafheid van een anonieme
briefschrijver. Vooraleer Leon te ondervra
gen, te veroordelen of te straffen zou ik men
man en macht gezocht hebben naar de naam
loze briefschrijver. En ik zou hem zwaarder
gestraft hebben dan Leon. Ook al zou die
schuldig geweest zijn. Omdat een maatschap
pij die geplaagd zit met anonieme briefschrij
vers niet normaal, niet demokratisch kan le
ven, wordt uitgehold en bedreigd in haar
schoonste krachten. Ik zal dat naamloze
briefje nooit vergeten...
vervolgt
"jDfficieel heet het Tsjechische grafiek te zijn welke
y^imomenteel in het kunstcentrum van de Affiigcmse abdij
«SPBrordt getoond.
"In hoe verre deze grafiek inderdaad als typisch Tsjechisch
-Aan worden beschouwd, willen noch kunnen wij, binnen dit
Jfcorte bestek, gaan uitzoeken. In zekere zin wordt hier, met
llijeze precies afgelijnde omschrijving, niet alleen belde
Slovaakse mede-eksposanten onrecht aangedaan maar
'%i&*venzo ons aller gemeenschappelijke Europese socio-kultu-
zor- erfgoed. Zoals grafikus Vladimir Suchanek, die als
enige, van de elf met hun werken aanwezige kunstenaars,
ook zelf aanwezig was bij de vooropening, replikeerde op een
door ons in die richting gestelde vraag, kan men deze grafiek
in zijn uitdrukking, in zijn vormgeving, niet als typisch, niet
ais kenmerkend Tsjechisch- of Slovaaks desgevallend - gaan
katalogeren.
fel
'ij geloven hoog uit dat de
•laatselijke situatie. de
naatschappijvorm. het
systeemmogelijk voor een
:root deel aan de basis liggen
ran een welbepaald - dit
ipecifïek - anticiperen.
~>ok al gaat deze tentoonstel
ling met de - zij het
oodgedwongen - welwillen-
zegen van het officiële
'sjecho-Slovakije. dan is het
•etoonde werk alles behalve
latgene wat binnen de al-
toegestane - lees opge
legde - kunstnormen aansluit
'ij de gepropageerde ideolo-
Geen kunst dus. welke
ienstbaar is aan of nuttig is
oor een welbepaalde gelijk-
ichakelde maatschappijvi-
Door deze kunstenaars
word t gewoon voorbijge-
>aan. omzeild, zowel aan de
illeenzaligmakende kunst-
'orm die sociaal-realistisch
leet te zijn. als aan de - ten
>nrechte - zogeheten socia-
j( istische maatschappij zelf;
naatschappij waarbinnen
,.;lkc kunstuitine steeds
»'reng dogmatisch aan de
dcologische leiband wordt
ichoudcn. Wie zich daarbui-
en opstelt of wie er gewoon
J-~. ïevoelsmatig niet kan of wil
C- >ij horen, wordt hooguit
[etolereerd. meestal uitge-
angeerd of weggezuiverd.
I Toch kan men, naar buiten-
uit. nauwelijks spreken over
geëngageerde kunst. Hun
ïngagement is onderhuids
^jfeanwezig. in die zin dat dit
Mgallccn reeds tastbaar wordt
TTs*1oordat zij stuk voor stuk de
weg van hun eigen autentici-
eit. de weg van hun eigen
artisticiteit, zijn blijven gaan.
Het is niet het goedkope en
<pcktakulaire bourgois - en-
tagement waar men al te
aak mee gekonfronteerd
wordt in onze lusteloze en
verzadigde westers-kapita-
listische samenleving. Hun
-ngagement wordt hooguit,
tclfs nauwelijks, onderkend,
imper ontsluierd. Maar het
'ngehouden en beklem
mend \aak aanwezig in hun
verk. zij het uiteraard bij elk
an hen volgens eigen in-
iesteldheid. aard en karak
en. Onderbewust wordt het
'an toch een voortdurende
aanklacht tegen het egalise
rende. het centraalgeleidc.
het van bovenaf of van
hogerop uitgevaardigde. Zij
ridikuliseren op een subtiel-
eterische wijze; zij parafrase
ren op een droefgeestig-
schrijnende wijze; zij stoten
uit. schudden van zich af.
met ingehouden en beheerste
emoties.
Het ligt desondanks niet in
onze bedoeling, evenmin als
dit ergens ekspliciet uit het
getoonde werk naar voren
komt. hier het proces te
maken van een systeem - een
ander soort van CVP-staat -
dat zichzelf in stand houdt
met morele chantage en
geestelijke terreur. Wij kun
nen hier niet anders dan ons
beperken tot datgene wat uit
het getoonde werk zelf waar
neembaar spreekt, datgene
watdirekt aanspreekt, zowel
door een bij «ons» haast niet
meer aan bod komend vak
manschap en raffinement,
als door een verrassend
meesterlijke vormgeving, als
door een beheerste en ver
fijnde kunstzinnigheid. Een
echte verademing, zij het een
beklemmende. En een ver
pozing meteen zonder echter
een zekere onrust kwijt te
raken. Een moment van
bezinnig, van stilstand er
gens op weg en toch geen
«look back in anger.
Al zal men nogal licht, en
vooral bij een eerste indruk,
éénzelfde ondertoon menen
te doorvoelen bij het onder
scheiden grafisch werk der
verschillende artiesten - en
wellicht is dit wel ergens
terecht want zijn het tenslot
te niet voor een groot deel te
Praag levende en werkende
mensen - dan is stuk voor
stuk nochttans eikeens on
derscheiden individuele ka
rakter. gemoedsgesteltenis
en bewogenheid heel sterk
geprononceerd aanwezig.
Om de «openier» - het
verschrikkelijke woord «ver-
nisscur» mag wel eens gekon-
testeerd - van deze ten
toonstelling. Meester Jo Ver-
brugghen te citeren, er is
inderdaad «de mythisch -
barokke sagenwereld van
Pavel Major, de muzikale
ritmes en temas van Karei
Demel, de kafkaiaanse be
klemmingbij James Janisjek.
de erotische «spielereien» in
een dekadente verfijning van
Jan Krejci.»
Terecht stelde hij ook nog
dat het inderdaad onzinnig
zou zijn om deze kunstenaars
tegenover elkaar te gaan
plaatsen, ze aan mekaar te
gaan afwegen of ze tegen
mekaar te gaan uitspelen,
daar waar zij gewoon te
kenen. etsen... zonder acht te
slaan op onze - niet hun -
drang om alles te kataloge
ren. in te delen, te ordenen.
Wij kunnen zonder meer zelf
zonder moeite onderschrij
ven wat Jo Verbrugghen
tenslotte nog meende te
ervaren. Inderdaad, deze
kunstenaars wonen in een
wereld, een tijdperk, in een
land waarin de absurditeit,
die door Kafka heel scham
per als een nare droom aan
de kaak werd gesteld, dage
lijks wordt beleefd, onder
gaan. ervaren. Precies omdat
het op bepaalde ogenblikken
te gortig wordt, tekenen zij.
etsen zij en delen zij wrang
heid en wanhoop uit of
verbergen hun meewarigheid
achter een waas van fraai
heid of achter verfijnde wilde
weelde van een bedwongen,
vrijpostige of etsiberende
erotiek. Het zijn de beelden
van kunstenaars die niet
willen sterven, ondanks alles
willen leven en hiervan
getuigen.
Op de avond van hemelvaart-
dag werd deze tentoonstel
ling officieel opengesteld,
omlijst door het. beslist
artistiek en vakkundig even
hoog aanslaand, vokaal
ensemble Pro-Musica uit
Aalst, dat Mei-liederen
bracht uit het Franse. Engel
se. Duitse en uiteraard ook
Nederlandse repertorium.
Gastheer was. zoals steeds,
duivel (sic) doet al Dom
Idisbald. Het leek er op het
eind naar dat deze benedik-
tijn een andere geestelijke
sosjeteit naar de kroon wou
steken toen hij. ten behoeve
van het officiële Tsjecho-Slo-
vakije. dat vertegenwoordigd
was in de persoon van Mevr.
Alena Hrubsjova voor het
Art-Centrum voor het Mi
nisterievan Kuituur, de door
Jo Verbrugghen geformu
leerde kritiek op de onder
drukkers van de Praagse
lente in zalvende bewoordin
gen wist te neutraliseren.
Deze tentoonstelling loopt
nog tot 17 juni. 's zaterdags
van 14.30 u. tot 20 u. en op
zon- en feestdagen van 11 u.
tot 13 u. en van 14.30 u. tot 20
u. Voor de belangstellenden
voegen wij er nog gaarne aan
toe dat de prijzen op een voor
eenieder toegankelijk niveau
liggen en verrssend demo
kratisch afsteken tegen wat
meestal gangbaar is. Kunst
van zeer hoog gehalte in
eenieders bereik.
INTERIM
Kultureel Centrum van Affiigem bracht een tentoonstelling over Tjechische grafieken. (Erik)
Om deze toneelbewerking van het in 1956 reeds ver
schenen verhaal van «De Kleine Eva...» te situeren
doen wij gaarne beroep op datgene wat in het pro
grammablad van de voorstelling zelf hierover in 't kort
wordt gezegd.
Wij citeren: «De Kleine Eva
uit de Kromme Bijlstraat» is
een verhaal in verzen over
een klein meisje, Eva, dat
op de Antwerpse linkeroe
ver verkracht en vermoord
werd. Het gegeven is histo
risch. Het is het relaas van
een menselijk drama in zijn
meest wrede en tragische
facetten Het werk is door
en door Booniaans wat stijl,
bouw, denkbeelden, perso
nages, enz... betreft. Boon
kan zich kennelijk niet ver
zoenen met de tragiek van
het gebeuren, hij schrijft het
gedicht vanuit een innerlijke
bewogenheid en een bezie
ling vol machteloze wan
hoop, waarbij hij zich tiental
len vragen stelt en vele
waaroms moet open laten
Einde citaat! Het valt ons
zeker niet moeilijk om deze
oenadering te onderschrij
ven. Toch blijft bij ons de
vraag rijzen: Boon bewerkt
voor toneel, is dit nog wel
Boon? Deze vraag zal wel al
eerder zijn gesteld toen
«Menuet» enkele jaren te
rug voor het toneel werd
bewerkt. En deze vraagstel
ling zal toen al evenmin als
nu een bevredigend ant
woord hebben gekregen.
Kan proza überhaupt, zon
der van zijn intrinsieke
waarde en draagkracht te
verliezen, zó maar in toneel
worden vertaald. Of zoals in
het geval van «De Kleine
Eva...», kan een poëtische
tekst nog tot zijn volle recht
komen als deze wordt ver
tolkt, wordt gespeeld, wordt
geakteerd, visueel waar
neembaar wordt gemaakt.
Inderdaad, elk «omzetten»,
elk «bewerken» wordt haast
onvermijdelijk een «ver
vormen». Traduttore, Tradi-
tore..., zeggen de Italianen,
en niet zonder grond. Men
kan over zin en nut van to
neelbewerkingen tot in het
oneindige oeverloze dis-
kussies opzetten Wij dach
ten dat dit ergens zinloos is,
omdat het nu eenmaal bij
een of ander iemand in het
hoofd is opgekomen om dit
te doen en alles tenslotte
vorm kreeg en realiteit
werd Laten wij ons dan be
perken, in de gegeven situa
tie. om deze werkelijkheid
op zichzelf te zien als dat
kan en op zijn eigen
waarde te beoordelen. En
omdat wij oorspronkelijk het
betreffende werk van Boon
niet kenden dachten wij bo
vendien voldoende onbe
vangen te kunnen staan te
genover de toneelbewer
king ervan. Ergens dienen
wij ook rekening te houden*
met het vertrouwen dat door
L.P. Boon zelf werd gesteld
in de persoon van Ivonne
Lex die, zoals zij zelf zegt,
de kleine Eva van hem heeft
gekregen om er mee te
doen wat zij wou. Maar er
werd evenwel geen letter
aan veranderd. Dit hebben
wijzelf ervaren toen wij ach
teraf Boons werkje gingen
lezen. Alleen heeft Ivonne
Lex nog enkele personages
uit de tekst gedistilleerd die
de drie facetten van de
schrijver, van de auteur, be
lichten. De dichter Boon
vindt men terug in de muzi
kaal onderlijnde tekstge
deelten die a-capella wor
den gezongen, waardoor
het dramatisch gebeuren
wordt geaksentueerd en
een andere dimensie wordt
toegevoegd.
De joernalist Boon, de ver
slaggever, is het kranten
verhaal van de feiten, terwijl
een toegevoegde tweede
man met de regenjas de
mens Boon zou zijn, de be
trokken toeschouwer die
het allemaal ontzettend
verdriet, die er het hart van
in is.
Het idee zelf om «De Kleine
Eva...» te gaan zien moeten
wij eerlijkheidshalve geheel
voor de rekening laten van
een wonderbaarlijk lieve
muze, zodat wij geen en
kele eigen verdienste ter
zake als hier enige ver
dienste zou liggen kun
nen opeisen. En het idee
had reeds vorm gekregen
voor dat Boontje ons plots,
zó maar, ging verlaten. Het
was ook weer ergens door
een samenloop van om
standigheden weggeëbt.
Om tenslotte, na zijn on
verwachte heengaan, dan
toch te worden uitgevoerd
omdat wij hem misschien,
nu meer dan voordien, als
het ware «aan den lijve»
wilden ervaren. En mis
schien moest het zó zijn dat
onze eerste ontmoeting met
Louis, sedert hij is wegge
gaan, een ontmoeting zou
zijn met precies deze ge
transponeerde, deze geme-
tamorfeerde Boon. Een
konfrontatie via een voor
hem vreemd medium!
Wat hij er zelf van gevonden
had, toen hij vóór een
maand en nog wat, nog bij
de eerste voorstelling aan
wezig was, zouden wij op de
dag zelf van zijn heengaan
vernemen van zijn zoon Jo.
Veel woorden had hij er niet
aan vuilgemaakt, maar hij
leek het geheel op een bij
zondere manier te waarde
ren. Hij was blij dat het ge
beurd was, hij was er echt.
kontent mee. Al werd daar
direkt aan toegevoegd dat
men daarom nog niet de ze
kerheid had dat hij er onver
deeld gelukkig mee was.
Maar door de dikke kus van
Yvonne Lex. zij het ook per
open brief toegestuurd, zal
Isengrimus zeker vol
doende ontvankelijk zijn
geweest om ook dit er maar
bij te nemen.
Wijzelf echter, met of zon
der kus van Ivonne Lex,
kunnen echt niet zó entoe-
siast doen over deze naar
ons hoofd geslingerde
Boon. Wij hadden niet mo
gen weten dat het inder
daad LP. Boons' tekst was,
omdat wij zijn geschreven
woorden anders aanvoelen
dan zij door Ivonne Lex" to
neelgezelschap werden
verklankt, en plastisch wer
den in de verf gezet. Het lijkt
er inderdaad op. dat het on
begonnen werk is om deze
bewerking van Boons'
«Kleine Eva...» zomaar op
zichzelf te beoordelen.
Steeds komt Louis op de
proppen zoals hij voor ons
uit zijn werken, zijn boeken
dan, naar voren is geko
men. En dan mag bij de to
neelbewerking aan de oor
spronkelijke tekst niets ver
anderd zijn, toch leest men
het verhaal van de «Kleine
Eva...», al bij al, vegl.dichter
bij Boon dan dat men hem
ervaart uit het gesproken
mimeren van dezelfde
tekst. Dit alles doet geen af
breuk aan de prestatie van
zowel Ivonne Lex, die Louis
in haar vorm lees toneel
vorm wou gieten wellicht,
als van de onderscheiden
akteurs van haar gezel
schap die meer dan een uur
ononderbroken het beste
van zichzelf hebben gege
ven.
De enige wanklank in he\
geheel, de made in het ap
peltje om zo te zeggen,
vonden wij het tentoonge
stelde schilderwerk van L.P.
Boon op het eetverdiep bo
ven het teatertje. Al-zal via
een gereede uitleg ook hier
wel weer naar de dubbele
bodem in Boons' opzet
worden venwezen dan moet
het ons toch van het kart dat
het ons hier sterk vöorkomt
dat Boon veeleer de hypo-
kriete burgermaatschappij
tot eigen baat eksploiteen
dan dat hij ze natrapt. Ook ai
valt het ons zwaar dit pos-
thuum te moeten zeggen,
met het te koopadnbieden
van dit, overigens zeer
slecht geschilderde vrouwe
lijk bloot, tegen prijzen bui
ten elke verhouding, prosti
tueert hij zichzelf als de eer
ste de beste renegéet.
E.V.