WIE WAS RENAAT DE RUDDER?
DE MUMMIES»... APOLOGIE VAN HET ALTER EGO!?
11 SEPTEMBER - 20.30 U
FEESTZAAL STADHUIS:
CONSORTIUM CLASSICUM
Boontjes wereld van Francine Urbin-Choffray
Dokumentair boek «Renaat De Rudder,
een stille getuigenis»
Festival van Vlaanderen
a
20 - 7-9-1979 - De Voorpost
Straks, in het najaar, verschijnt LP. Boon's boek «De Geuzen».
Het werd zijn voorlaatste werk. Bij zijn plotse overlijden, in de
lente dit jaar, was ook reeds een ander nieuw verhaal van zijn
hand uitgetikt en klaar om te worden gezet Dit, zijn uiteinde
lijke laatste pennevrucht en geesteskind, houden wij nog te
goed van hem voor later. Het heet een verhaal te zijn geworden
met sterk autobiografische inslag. Het zou gaan over de eroti
sche droomwereld of wereld zonder meer van een ouder
wordende man. Dit alles, zo nemen wij tenminste aan, is voor
de meeste belangstellenden inmiddels niet onbekend geble
ven.
een gelijkaardig aanvoelen, een
gelijksoortig uitdrukken menen
te weten. Een identieke onbe
wogen bewogenheid meenden
te kunnen onderkennen.
Is de beklemming die ons bij dit
alles overvalt dezelfde be
klemming van Francine Urbin-
Choffray's «ver-beelding»
niet diezelfde bevrijdende be
klemming van een «voyage au
Minder bekend, of nauwelijks,
zo dachten wij, ook al berichtte
ons eigen weekblad er heel re
cent nog over, is Boontje's, tot
op heden, laatst verschenen
boekje: De Mummies. Het is
een bijzonder merkwaardig
boeiende, intrigerende en ja
aangrijpende poëtische bena
dering eigenlijk: aftas
ting van zowel de persoon
als het werk van beeldhouwster
Francine Urbin-Choffray
«Cinette» voor de vrien
den het eeuwig jonge
vrouwtje van Jo Verbrugghen,
om hier Louis Paul Boon's ei
gen woorden aan te halen.
Deze «Mummies» slaat als-
dusdanig direkt op dat stukje
wereld van deze artieste zoals
deze in haar laatste werken
werd geaksentueerd, letterlijk
en overdrachtelijk vorm en ge
stalte heeft gekregen, uit leem
werd geboetseerd gescha
pen en ruimtelijk waar
neembaar gemaakt,
inderdaad, waarneembaar,
want ons komt het voor als een
enorme opgave om zowel het
werk als de kunstenares te wil
len - te kunnen doorvoelen. Het
werkelijk zintuigelijk ondergaan
van deze afstandelijk betrok
kene, van deze afstand schep
pende «daarstelling» van een
anti-wereld, lijkt ons nauwelijks
haalbaar. Het is of men met
dode diepliggend donkere oog
kassen in een spiegel kijkt, een
spiegel zonder omlijsting.
Is het hier toeval te noemen
dat, naarmate wijzelf ook het
werk van Francine Urbin-
Choffray gingen moes
ten aftasten, aarzelend
schroomvallig, met een zekere
onrust die evenzeer ongeduld
als angst kon zijn, en naarmate
het stilaan doorheen ons in-
stinktief opgetrokken pantser
ging dringen, wij er meteen nog
verderaf van bleken te staan, of
liever er nog afstandelijker ble
ken tegenover te staan, of was
het andersom...? Wij werden
er bij betrokken en wij wilden
niet omdat wij, wellicht pas
voor het eerst, de sluier over
onszelf wisten opgetild. Wij
vreesden onszelf te ervaren, te
zien, zoals wij misschien ook
nog zijn, zoals wij wellicht echt
zijn!
Ergens was het bij ons doorge
drongen dat veeleer wijzelf die
mummies konden zijn, ja wa
ren, die met dode ogen eigen
lijk alleen de eindeloos donkere
gang kunnen zien waarbinnen
hun eksistentie zich afspeelt
doch zich nooit voltrekt; de
donkere gang waarin ook wij
heten te leven. Hebben wij wel
licht alleen maar onderling af
gesproken dit bestaan, dit
soort eksistentie. leven te
noemen? Zijn wij niet evenzeer
een versteende, een gemummi
ficeerde, momentopname van
het eindeloze roerloze zijn? Of
zijn wij een geprononceerde
vorm, een uitbarsting, een
kankergezwel, van de eeuwig
levende materie die wij dood
heten te zijn?
Is het ook weer een toeval als
wij op dit ogenblik ergens in
onze herinnering de naam van
de Franse auteur Céline opdie
pen Omdat wij instinktief haast
bout de la nuit».
Spreek ook niet uit datgene
wat deze beeldhouwster, langs
haar beelden om, toch van haar
eigen onbewogenheid prijs
geeft of van haar bewogen
heid verbergt niet eenzelfde
afstandelijkheid als deze welke
zó eigen is aan deze schrijver;
een afstandelijkheid van de
welke men wellicht nooit zal
weten of deze dient gezien het
zij als de verheven teruggetrok
kenheid van de aristokraat, het
zij als het hooghartig isolement
van de bourgeois.
Terzelfdertijd vermoedt men
weet men een haast van
zelfsprekende goddelijke inge
wijdheid die evenzeer een on
derdeel van een duivelse sa
menzwering kon zijn. De haast
okkulte ingewijdheid van zowel
hogepriesters als alchemisten,
van zowel mystici als idioten,
van zowel Germaanse druïden
als Afrikaanse tovenaars.
Wat de buitenwereld, de niet
ingewijden, ervaart is vaak gro
tesk lachwekkend, vaak af
schrikwekkend sakraal, vaak
angstaanjagend demonisch en
profetisch bezwerend.
Ergens lijkt het alsof L.P. Boon
dit alles haast op een identieke
wijze «gewaar werd». Zegt hij
niet, in zijn inleidende tekst
waarin hij de beeldhouwster,
de vrouw Cinette, tracht te grij
pen, tracht te kontoeren, dat
haar werk in feite overkomt als
een verschrikking, als een
nachtmerrie waarvan hij ten
slotte ging begrijpen dat deze
«verschrikkingen ener nacht
merrie» eveneens tot ons eigen
wezen behoren. Terzelfdertijd
ervaart hij duidelijk eenzelfde
afstandelijkheid die bij hemzelf
echter vooral lijkt over te ko
men langs de persoon zelf van
Francine Urbin-Choffray die hij
situeert, verborgen achter een
glazen wand, duidelijk waar
neembaar en dichtbij en toch
ongrijpbaar. Van haar wereld
zegt Boontje dat het een wereld
is van verschrikking, van angst
en van dood. Merkwaardig
of ook weer niet is daar
de uitgesproken affiniteit van
Boon voor—de uitdrukkelijke
identifikatie van zichzelf
met dit werk van Francine,
die hij ergens een zuster-ziel
heeft genoemd. En desondanks
ontmoet hij haar niet, vindt hij
haar niet, omdat nu eenmaal
gelijke polen elkaar afstoten.
Bij Francine Urbin-Choffray's
gemummieficieerde ver
beelding van een zekere vorm
van leven wellicht een an
dere vorm van leven schreef
L.P. Boon, einde vorig jaar, ze
ven poëtische teksten welke
onder de verzamelnaam «de
mummies» in druk werden ge
bracht. Het boek verscheen
kort na Boon's overlijden. Het
is opnieuw een ontmoeting ge
worden met een levende Boon.
Het werd een indringende erva
ring. Maar er bleef een stuk
voelbare leegte over. In de on
dertiteling wordt van zeven ge
dichten gesproken. Wij willen
hier op generlei wijze afbreuk
doen aan de echt poëtische
waarde van wat deze «andere»
Boon hier heeft gebracht, aan
geslagen door deze angstaan
jagende wereld van Francine
Urbin-Choffray. Het is trou
wens een Boon die wij vroeger
nog hebben ontmoet in «De
Kleine Eva». Maar wij kunnen
deze zeven, ononderbroken
van echte bewogenheid getui
gende stemloos uitge
schreeuwde indrukken, onmo
gelijk als gedichten ervaren in
de voor onszelf gangbare bete
kenis van dit woord.
Voor velen zal het een onbe
kende, een andere, een
vreemdsoortige Boon zijn
welke uit deze «mummies»
spreekt. En toch is hij het wel
degelijk! Het is Boontje ten voe
ten uit zoals hij inderdaad maar
al te weinig gekend was. Mis
schien was dit wel voor een
deel zijn eigen schuld? Leek het
er op de duur niet op of hij
zichzelf maar al te makkelijk
maar al te gaarne ging
hullen in het zelf opgetrokken
rookgordijn van vaak bizarre,
rauwe en afstotende schuin-
schrijverij die op de koop toe
nauwelijks literaire waarde had
laat staan poëtische en
bovendien de mens Louis on
recht aandeed. Misschien was
het omdat deze Boon nu een
maal goed in de macht lag...?
In deze voordien onuitgegeven
teksten, deze poëtische weer
klank van een aandoenlijke be
wogenheid, van deze man met
het kleine hartje waar wel gans
de wereld in had gekund, vindt
men een Boon terug of ontdekt
men een Boon, die zelf sterk
aangrijpt omdat hij er in slaagt
om zijn eigen diepmenselijke
aangegrepenheid op een haast
onmerkbaar eenvoudige wijze
uit te schrijven, zoals ook
joernalisten dat blijken te doen.
Ook als men niet meteen ver
staat wat hij neer heeft ge
schreven weet men toch wat hij
wil zeggen. En het is goed dat
men even stil blijftonder de
indruk is en de leegte voelt
van datgene wat niet kon wor
den neergeschreven.
Maar misschien is het dat wat
de mummies ons vertellen met
hun roerloze monden?
Het boekje «De Mummies»,
een samenspel tussen teksten
van L.P. Boon en beelden van
Francine Urbin-Choffray, werd
uitgegeven door «Little-Liry» te
Houffalize en gedrukt door Gra-
fikon te Brugge in mei 1979.
Deze eerste druk werd verlucht
met onuitgegeven en speciaal
voor deze uitgave gemaakte
foto's van Luc Van Coullie. De
oplage werd beperkt tot zeven
honderd eksemplaren en kost
300 fr.
LV
Renaat De Rudder werd te Oostakker (Oost-Vlaan-
deren) geboren, de 11de december 1897.
Vader Gustaaf De Rudder (geboren 1873, Gent)
huwde begin 1897 Paulina Bauwens (geboren 1871,
Oostakker). Renaat was het oudste van vijf
kinderen. Vanaf mei 1905 tot november 1909
verbleef het gezin De Rudder te Evergem-Wippel-
gem op het Goed ten Hulle, waar Renaats vader
hovenier was. Renaat volgde er de klas van Meester
Jozef De Pourcq. In november 1909 werd zijn vader
hovenier van het kasteel te Landegem en heel het
gezin ging zich daar vestigen. Vanaf 1910 ontving
Renaat twee jaar onderricht in het Latijn door E.H.
De Wilde, onderpastoor te Nevele, en in 1912 begon
hij de humaniora aan het St.-Vincentiuskollege te
Eeklo.
Het 'Consortium Classicum', een uitgelezen groep
blazers en strijkers, is bij muziekliefhebbers vooral
bekend om zijn uitvoeringen van werken uit de
klassieke periode en de rococo. Dinsdagavond
brengen zij ons drie serenades, respectievelijk van
Mozart, Beethoven en Dvorak,
in feite betekent sere- in zijn jeugd pittige
nade avondmuziek en is marsen en serenades,
-geverwant met het diver- Van hem beluisteren we
timento —zoals het het Rondino in Es - dur
woord zelf het zegt— Wo O 25 dat door zijn
muziek ter ontspanning, speelse trant nog ver
ter verstrooiing en met want is met Haydn en
de cassatio, uitbundig Mozart, maar toch ook al
van karakter, met vaak iets verraadt van Beet-
marsen als hoekdelen. hovens eigenheid: het
De serenade is typische lyrisme,
speel muziek, meestal Het concert wordt afge-
ludiek en luchtig van sloten met Dvoraks sere-
aard, soms ook dromerig nade voor blazers. Wie
en weemoedig. Mozart de naam van deze Bo-
schreef er een hele reeks hemer uitspreekt, zegt
bestemd vooralle moge melodie en zangerig-
lijke gelegenheden als heid. We kennen alle-
daar zijn de aanstelling maal zijn «Slavische dan-
van een prinsbisschop
de opening van de uni-
sen» en zijn symfonie
«Uit de nieuwe Wereld».
versiteit. «Eine kleine Veel componisten echter
Nachtmusik» en de en dit is zeker het
«Haffnerserenade» zijn geval voor Dvorak
er de beroemdste voor- schreven meesterwerken
beelden van. Van hem die begrijpe wie kan
horen we de serenade in onder het stof bleven lig-
Es. nr. 11 K.V. 375. gen. Haalde Mendels-
Ook Beethoven schreef sohn niet Bachs 'Matt-
heuspassie' uit het ver
geetboek? En waren we
vorig jaar niet echt ver
rast door de uitvoering
van Dvoraks aangrijpend
;Stabat Mater»? Zo ook
deze serenade voor bla
zers: ze is minder be
kend dan die voor strij
kers, maar niet meesle
pend.
Het programma:
W.A. Mozart: serenade
in Es nr. 11 K.V. 375 met
als onderdelen allegro
maestoso - menuet 1 -
adagio - menuet 2 -
allegro
L. Van Beethoven: ron-
dini in Es dur Wo 0 25
A. Dvorak: serenade
voor blazers in d. op. 44
met als onderdelen:
moderato quasi marcia -
tempo di menuetto -
andante con moto -
finale
voor de uitvoering staat
borg het 'Consortium
Classicum' gevormd en
geleid door klarinettist
Dieter Klöcker.
W.D.B.
Toen de oorlog uitbrak
eindigde hij de vierde
Latijnse klas. De 12de
oktober 1914 trok hij met
vier makkers op, en 's
anderendaags was hij als
oorlogsvrijwilliger te
Brugge ingelijfd.
Hij leerde zijn 'insturktie'
in 't kamp van Auvours
en op 21 februari 1915
(na amper vier maand
opleiding) staat hij aan
het front, ingelijfd bij het
8ste linie, 3de kom-
pagnie, 4de legerafde
ling. Beurtelings bezet
ten zij het vak van
Nieuwpoort (1915),
Ramskapelle (zomer
1915), Diksmuide (winter
V/ V
1915-'16), Ramskapelle
(1916-'17), Boezinge
(zomer 1917).
De regimenten waren
gesplitst en Renaat be
hoorde tot de 18de linie.
Hij kwam er oog in oog
met de verschrikkingen
en de weerzinwekkende
omstandigheden van het
frontleven: loopgrachten
met ratten en ongedier
te, water en modder,
koude en honger, heim
wee, eenzaamheid, on
noemelijk lijden van tal
van vernederingen. Hij
schreef brieven en ar
tikels in 'Ons Vaderland'
waarin hij verbeten
streed tegen de verne
deringen van het Vlaam
se Volk en zijn taal en
tegen de verontmense-
lijking en groeiende bru
taliteit van zijn jongens.
Vanaf 1917 stelde hij
zich onvoorwaardelijk op
in het kamp van de
rebellerende flamingan
ten, hij kreeg het cen-
suurnummer 69 toege
wezen en werd tweemaal
gevangen gezet. Een
paar dagen voor zijn
dood werd hij om een
artikel weerom voorge
steld voor vier dagen
'cachot'.
Wat Renaat, de gevoels
mens, reeds zo lang had
voorvoeld gebeurde in de
vriesnacht van 17 decem
ber 1917 tijdens de zo
veelste, en voor hem
meteen ook de laatste
verkenningstocht in het
vak van Merkem: hij
sneuvelde er door een
Belgische kogel..
Renaat werd begraven op
het krijgskerkhof te
Westvlete,ren de 21 ste
december 1917. Felix
Van Rosendaal en Hu-
bert Pelsers, twee front
makkers, spraken na
mens de afwezige sol
daten van de 3de com
pagnie de lijkrede uit.
Op 21 augustus 1932, bij
gelegenheid van de XIII
de Ijzerbedevaart, werd
zijn stoffelijk overschot,
samen met dit van zeven
andere Vlaamse helden,
in de Krypte onder de
Ijzertoren bijgezet.
Via de opbouw van een
diamontage tot een his
torisch dokument.
Het is nooit de bedoeling
geweest een boek samen
te stellen en uit te geven
over het Ijzersymbool
Renaat De Rudder, maar
wel een diamontage te
maken over het leven van
die bijzondere frontsol
daat.
Na opzoekingen aller
hande, na kontaktnamen
en bezoeken, na honder
den kilometers over onze
Vlaamse wegen beschik
ten wij na twee jaar over
zó een onverhoopte
schat aan informatie en
dokumentatie dat wij het
als een plicht hebben
aanzien al die gegevens
tot een zinvol geheel te
verwerken en in boek
vorm uit te geven.
'Renaat De Rudder, een
stille getuigenis' is een
historisch dokument dat
ons, onze kinderen en
onze nakomelingen een
pregnante weergave
biedt van het roman
tische bijna verheven ge
voel uit die tijd, maar
ook, en misschien vooral
van de doffe werkelijk
heid, het leven, de ellen
de, de vernedering, het
lijden en de strijd van
Renaat De Rudder en van
al die andere, vaak
naamloze Vlaamse jon
gens tijdens die grauwe
oorlogsjaren.
Om de specifieke tijds
geest in deze geschriften
te eerbiedigen werd de
oude, oorspronkelijke
schrijfwijze behouden,
maar om de teksten
meteen voor eenieder be
vattelijk te maken wer
den hier en daar aan de
vaak moeilijke zinsstruk-
turen veranderingen aan
gebracht. Verouderde
woorden of uitdrukkin
gen werden in voetnota's
verduidelijkt of toege
licht.
'Renaat De Rudder, een
stille getuigenis' bevat
ongeveer 400 blz. tekst
en foto's met als hoofd
stukken: voorwoord, ten
geleide, levensschets,
brieven (uit zijn studen
tentijd en vanuit de loop-
grachten), zielsont-
roerende artikeis vanuit
de loopgrachten, in me-
moriams, herinneringen,
(brieven, gedichten, ge
sprekken met Renaats
zus en broers, met oud-
schoolmakkers, met
oud-studenten en met
zijn oorlogsmoeder),
herdenkingen met toe
spraken of gedeelten
daarvan die verband hou-
den met Renaat De Ru<
der (lilde, Vilde, Xllde
Xlllde Ijzerbedevaar
herdenking te Landegei
in 1973 en te Evergei
Wippelgem in 1977), n
beschouwingen met
aantal onontkoomba
vragen en bedenking®
vooral m.b.t. de doe
van deze 'heilige fron
soldaat', bijlagen die or ~k(
ginele dokumente„
weergeven, foto's en gi -
raadpleegde bronnen.
Het boek kan bij voo ij
intekeningen worde
aangekocht door sto
ting van 540 fr. plus i 1
fr. verzendingskost® 1
samen 570 fr. op rek
ning 443-0512052-95 va
Lieve en Rom Dupre
Droogte 76, 9050 Eve I
gem (Tel. 091157.30.56)1
Het boek komt van
pers op 20 septemb
1979. (Offset-drukkei
Nevelland, Landegem)
Na 20 september '79 z
het boek 690 fr. kosten.
et