LUCIEN BUYSSE,
DE LAATSTE «FLANDRIEN»,OVERLEDEN
Jimmy Cornells: «Renner worden
of op avontuur trekken»
n vreug>21
bedwii>ee
Veerdai
Schelli
trout
Deinzi
erken*
onvei.
n va
In 1926 won hij de «Tour de France»
Enkele weken geleden praatten we nog met hem. In
Schellebelle. Lucien Buysse was naar het Potjesmarktdorp
overgewaaid om petekindLieven Cooman een plezier te
doen. In «De Veerdam» zou een supportersklub worden
gesticht en Lucien was prezent als eregast: ook al had hij
de gezegende leeftijd van 87 jaar bereikt, toch was de
wielrennerij steeds zijn «leven» gebleven.
Onlangs vernamen we dat het slecht ging met Buysse: hij
was naar de Sint-Vincentiuskliniek te Deinze gebracht en
de gezondheid van de «ouwe taaie» verslechterde met de
dag.
Lucien Buysse was een «late roeping». Toen hij zestien
was, kon hij niet eens per fiets rijden. In die tijd Buysse
werd op 11 september 1892 in Wonier gem geboren als
zoon van een vlashandelaar), was het bezit van een «velo»
het voorrecht van mensen die tamelijk goed in de «poen»
zaten, zodat de meesten zich gewoon... t$ voet verplaat
sten.
Toen Lucien dan toch de
kunst van het fietsen onder
de knie kreeg, bleek weldra
dat hij een «crack» was.
Hijzelf vertelde dat hij
boodschapper was voor de
pastoor, die hem naar her
en der zond, en zich zo
verbaasd toonde over de
snelheid waarmee hij over
de voorhistorische kasseien
dobberde, dat hij zegde:
Lucienjongen, jij moet
koereur worden.» Zo ge
schiede.
Vijftien overwinningen
Hij debuteerde (vanzelf
sprekend) bij de nieuwelin
gen. De konkurrenten wis
ten onmiddellijk hoe laat
het was: tijdens dat eerste
seizoen graaide hij 15 pal
men mee. Geen peulschille
tje, omdat in die tijd niet op
iedere straathoek wedstrij
den werden georganiseerd
en Buysse geen man was
met een vlijmscherpe spurt.
In 1913 trok Lucien naar de
stationschef en schafte zich
een spoorabonnement voor
zeven dagen aan. Daarmee
kon hij naar de «Walen-
payswaar meer geld te
verdienen was dan in
Vlaanderen. Daar kon je
toen al 250 of 300 frank op
zak steken als je de zege
behaalde. Tijdens datzelfde
jaar won Lucien een paar
grote koersen. Hij was toen Lucien Buysse, de legendarische Tour de France-
onafhandkelijke, een nu af- winnaar, nam voor eeuwig afscheid.(ar)
geschafte kategorie die je als
een «toegangspoort» naar
de profs kon noemen. De
omloop van Namen een su-
permaraton over 600 km,
en Brussel-Luik, vandaag
de Ardense Pijl, schreef
Buysse op zijn palmares.
Lucien werd prof in 1914.
Precies op de vooravond
van de eerste wereldoorlog.
Hij was toen 21. De ronde
van België was zijn eerste
confrontatie met de «gro
ten». Lucien werd zesde.
Mottiat won voor Rossius.
Buysse werd voor de
«Tour» geselekteerd. Als
«onverzorgde». Het was
dus van trek je plan». Zijn
broer Marcel was er ook
bij. Lucien Buysse bereikte
de finish niet: hij haakte
uitgerekend... aan de «ve
lo» van zijn broer, pletste
tegen een lapje Frankrijk en
kon het vergeten.
Krieg
De hel brandde los. Vier
jaar duurde de oorlog. De
koersfiets ging aan de kram.
Het duurde tot in 1923
vooraleer hij weer naar de
Tour de France ging. Zes
de. Een jaar later derde toen
tweede. En in 1926, een
halve eeuw voor de zege
van Lucien Van lmpe, mik
te Lucien Buysse in de roos.
Lucien was toen geen jeune
premier meer: 34 jaar. De
zeventien ritten waren over
een afstand van 5.745 kilo
meter uitgesmeerd. De lang
ste ronde uit de geschiede
nis, met een gemiddelde van
338 kilometer per etappe.
Van Vayonne naar Luchon,
over een afstand van zowat
400 kilometer, moesten de
Aubisque, de Tourmalet, de
Aspin en De Peyresourde
worden beklommen. Een
half uur na hem arriveerde
de tweede. De volgende
dag, van Luchon naar Per-
pignan, was hij opnieuw de
beste, en toen in Parijs de
eindafrekening werd ge
maakt, bleek dat Lucien
Buysse anderhalf uur voor
sprong had op de nummer
twee.
Geen wereldkamioen-
schappen
Nooit in zijn lange loop
baan heeft Lucien Buysse
een klassieker gewonnen:
«de kleinen» was beresterk,
maar toen het op spurten
aankwam, bleken anderen
sneller en sluwer. Het we
reldkampioenschap? hij
heeft geen enkele keer mo
gen deelnemen aan een re-
genboogtruirace.
De mannen van de «bond»
zegden dat een Tour de
Francer niets kon gaan
doen in zo'n wedstrijd, zo
dat Buysse kon thuis
blijven...
Lucien Buysse heeft lang
voor erkenning moeten
vechten: hij was 30 toen hij
naar de grote ploeg van Au
tomoto mocht. Niet als kop
man, doch als helper van de
toen roemruchte Henri Pe-
lissier. Je ziet het: ook toen
reeds werd in de wielrenne
rij het spel van baas en
knecht gespeeld. Buysse
kreeg voor zijn hulp voor
die tijd dikke bedragen: om
Pelissier mee te nemen tot in
Bayonne, was hem 5.000
frank beloofd. Voor alle
etappes er bovenop, werd
telkens nog eens 500 frank
uit de geldbeugel van de
sponsor gehaald. Toen
puntje bij paaltje kwam en
de centen werden verdeeld,
stond Buysse in de kou. De
«kleine» ontketende een rel
van jewelste, pakte zijn kof
fers en trok er vandoor.
Recht naar het station. Daar
pakte ploegdirekteur hem
manu militair op en ver
plichte hem nadien met veel
«lieve woordjes» opnieuw
zijn rennerstenuutje aan te
trekken en weer te starten.
Wraak
Lucien Buysse was geen
«gemakkelijke». Om zich te
wreken over het onrecht dat
hem werd aangedaan, ging
hij er keihard tegenaan: hij
fietste als een gek en won
met brio de rit van Perpig-
nan naar Toulon. Het was
gedaan met lievemoederen:
hij kreeg zijn deel van de
«pot».
Kopman worden zat er
blijkbaar niet in voor Buys
se: eerst Henri Pelissier en
nadien de legendarische Ita
liaan Bottecchia stonden bij
de «patron» hoger aange
schreven. De kleine
moest dus plooien. Willens
nillens en vooral voor de
lieve centen. Maar zijn dag
kwam: in 1926 bleek nie
mand bestand tegen de bru
te kracht van de gewelde-,
naar Buyse demontreerde
tijdens «de langste Tour»\
zo'n overdonderend mees
terschap, dat de anderen,
hem noodgedwongen moes-j
ten laten voorgaan.
De laureaat van 1926 starttè,
niet in 1927. Evenmin it
1928: de bazen van Auto\
moto kregen ruzie met
Tourndirektie en de rennet
van het team bleven weg...]
Lucien Buysse, de «kleine*,
en zijn broer Marcel,
grote», hebben tijdens hut
loopbaan niet alleen
Franse loondienst gered*
ze koersten ook in Itali\
waar ze «superstar» Belli
aan overwinningen moes
helpen. Die Gaetano
ni was nog eerzuchtiger
Pelissier: die moest
winnen. Voor zijn
luitenants kon er geen
le zege af. Roem bracht
Italiaanse periode
Buysses dus niet.
brachten ze een pak lires
«de laars van Europa
De jongste jaren
Lucien Buysse in
Als cafébaas. Hij dronk
zijn pintje en vertelde
verhalen over zijn
baan. In 1976, een
eeuw na zijn zege
Tour, was tachtiger
her en der de eregast va Dt
wielerfanaten. Hij genoó
van die «eeuwige erkent
ning». Lucien leek onvet..
woest baar, een man va
graniet. Doch plots ging h<
zeer snel bergaf. Lucie,
Buysse is niet meer. Mac
hij blijft een legende, (mvh Q
Nog tot 22 juli 1980 mag
Jimmy Cornelis bij de
junioren koersen. Dan
wordt de Hammenaar
amateur. Zijn debuut
mag in 1976 gesitueerd.
Het werd leren fietsen,
overeind blijven in het
peloton. Een vorm van
initiatie in «de stiel».
Overwinningen boekte
hij toen niet, wel graaide
hij een karrevracht ere
plaatsen mee. Die eerste
positieve ervaringen heb
ben er hem toe aangezet
ook in 1977 een vergun
ning te nemen.
Twee keer maakte hij
tijdens dat seizoen het
zegegebaar en finishte
minstens 40 keer bij de
eerste vijf. Jimmy had
niet meer en niet beter
verwacht. Als eerste
jaarsjunior werden het
eveneens twee palmen
plus een karrevracht ere
plaatsen.
Prof?
Mettertijd prof worden is
de droom van velen. Ook
van Jimmy Cornelis, die
mag rekenen op de rug
gesteun van een suppor
tersklub die «thuis» is in
lokaal «Spinnershof» op
de wijk Zogge. Jimmy
koerst graag. Het is een
opwindend en zowel let
terlijk en figuurlijk
adembenemende vrije
tijdsbesteding. Hij vindt
wielrennen trouwens een
avontuurlijk bedrijf.
Jimmy houdt van alles
wat avontuurlijk is: als
hij er niet in slaagt later
zijn brood te verdienen
met de fiets, wil hij
chauffeur worden, maar
dan aan het stuur van
een truck die hem naar
verre landen brengt, zo
dat hij een stuk van dit
aardbolletje kan zien en
verkennen.
Koersen gevaarlijk? «Ik
geloof het niet: als je
voortdurend gekoncen-
treerd bent op wat ge
beurt, moet je ongeval
len kunnen vermijden, al
weet je nooit. Massa
spurten is wat anders,
daarin wordt gesleurd en
getrokken...»
Jimmy Cornelis staat
niet ongewapend: hij
heeft een A3-diploma
van schrijnwerker op
zak, maar momenteel
kan hij dat niet verzilve
ren. Hij staat, zoals
velen trouwens «op de
dop». Geen erg bemoe
digend vooruitzicht voor
iemand die jong is en
graag aan de slag gaat.
Wat kan Jimmy Cornelis
het best? Spurten? Tem
porijden? Klimmen?
In geen van de drie is hij
een superstar. Zo denkt
hij er zelf over. Wél staat
hij als klimmer prima zijn
Jimmy Cornelis uit Hamme.(c)
mannetje.
Vanzelfsprekend gaat
het gesprek met Jimmy
Cornelis over doping.
Een bijna onvermijdelijk
onderwerp in de heden
daagse sport«Ik weet er
niets over: informatie
terzake is schaars, maar
ik denk dat het gebruik
van pepmiddeltjes scha
delijk is voor de gezond
heid: je klimt toch niet
op de fiets om jezelf in
de put te helpen, doch
veeleer om je gezond
lichaam gezond te hou
den.» Eén keer moest hij
het kontrolehokje bin
nenstappen voor een
plasje. Vanzelfsprekend
viel het onderzoek nega
tief uit.
Het is dus veel meer
aangewezen bij een dok
ter te rade te gaan, dan
achter het hoekje een of
ander stimulerend pro-
dukt te kopeneen man
van de wetenschap on
derzoekt je, geeft je raad
en kent een en ander van
het menselijk lichaam af.
Als je alles op eigen
houtje doet, loop je heel
wat gevaar: overtrainen
bievoorbeeld. Je moet
dus maat kunnen hóu
den. Dat een verzorger
zich over een renner
ontfermt, vindt Jimmy
prima: hijzelf kan een
beroep doen op iemand
die hem naar de wedstrij
den brengt en Instaat
voor het in orde brengen
van het materiaal voor en
aan de koersen, evenals
voor het beredderen van
administratieve verplich
tingen.
Jimmy Cornelis kijkt erg
nuchter tegen een even
tuele carrière als prof
aan: hij moet er behoor
lijk zijn broodje kunnen
mee verdienen of hij
begint er nooit aan. Een
beroepsrenner moet
trouwens goed geld ver
dienen, zodat hij niet
verplicht is links en
rechts een of ander jobke
«bij te doen» om rond te
komen.
Thuis is iedereen voor
het wielrennen, maar zijn
beste en trouwste fans
zijn «nonkel» en «tante».
Een sportieve familie, de
«clan» Cornelis.
Jimmy lonkt reeds naar
het nieuwe seizoen. Hij
meent dat Ronny Weste-
linck een mannetje wordt
dat bij de junioren in het
oog dient gehouden
een klasbak waarmee de
besten zullen rekening
moeten houden, (mm)
Jean Braun: debuut in 1979. Wal brengt I980?(c)
Prof. Dirk Heirweg huwde met Ann Van Nuffel.(c)
De Schellebeilenaar Lie
ven Cooman stapte niet
met vlag en wimpel in de
wielrennerij. In 1975
«zat» hij voor de eerste
keer in een peloton. Als
piepjong nieuwelingske,
uiteraard zonder enige
ervaring. Een zege stak
er tijdens dat eerste
seizoen niet in. Doch
hijzelf, en mensen die
wat van koersen afwe
ten, «geloofden» in Lie
ven: hij kon wat. Als
eerstejaarsjunior werd
het opnieuw noppes.
Althans wat de overwin
ningen betrof. Doch het
liep reeds lekker: Coo
man finishte verscheide
ne keren vooraan, en dat
bleek een stimulans om
er met nog meer over
tuiging tegenaan te
gaan.
Toen kwam 1979: Lieven
Cooman ontpopte zich
tot een nijdig vechterke,
een onvermoeibaar baas-
ke dat de konkurrenten al
eens deed «afzien». Vier
keer won hij. De mooiste
zege vindt hij die in Sint
Eloois-Vijve: die behaal
de hij op een weekdag en
toen kwamen een massa
renners een rugnummer
afhalen.
Niet forceren
Lieven Cooman wil de
zaken niet forceren: «Je
moet de tijd nemen om
een loopbaan op te bou
wen. Wat baat het er als
junior of amateur de
beuk in te gooien: je
moet «groeien» en niet
uitgeblust zijn op het
ogenblik dat je écht
renner moet zijn.»
Lieven Cooman is geen
«specialist» in een of
ander onderdeel van het
wielrennen: als hij in
konditie is, kan hij zowel
in de spurt, als temporij
der zijn mannetje staan.
Hij rijdt bovendien ook
goed «bergop». Zijn vier
overwinningen behaalde
hij nochtans in de spurt.
Een massasprint zegt
hem weinig: «Levensge
vaarlijk, ik laat de waag
halzen dus maar betijen.
Je hachje wagen is het
niet waard.»
Lieven Cooman is echter
bij de pinken als het met
een pelotonnetje van
maximum tien man naar
de finish gaat. Dan
stroopt hij de mouwen
op. Hij Koèrst niet voor
de lol: «Ik wil, als het
enigszins kan, beroeps
renner worden. Anders
heeft het weinig zin er
veel voor te doen en te
lijden op de fiets».
Een en ander betekent
niet dat Cooman, die op
1 maart 19 jaar wordt en
dus naar de amateurs
«moet», alles en nog wat
vergeet en zich alleen op
het wielrennen koncen-
treertin de winter gaat
hij werken: «Je mag niet
stil zitten, dat deugt niet
voor jonge mensen.
Daarenboven verdien je
ook wat geld ais je aan
de slag bent».
De dokter? Die is er voor
zieke mensen: «Ik ga er
zo weinig mogelijk op
visite. Dokters kunnen je
weinig vertellen: er
bestaan geen twee gelij
ke mensen, dus moet je
zelf ondervinden wat je
kunt en waar je grenzen
liggen.»
Lucien Buysse
Mettertijd prof worden,
vindt Lieven een uitste
kend vooruitzicht: «Ik
zou dolgraag een crack
worden zoals indertijd
mijn onlangs overleden
peter Lucien Buysse. Die
won ooit de Tour de
France. Maar ja
Hoe dan ook: Lieven
droomt ervan eens of
later kopman van een
ploeg te worden. Of die
droom uitkomt, kan van
daag nog niet voorspeld.
Een knecht kan ook
behoorlijk zijn boterham
metje verdienen, vindt
Lieven Cooman, maar
dan moet het een echt
goeie zijn, een die zich
niet moet inlaten met
een of andere nevenakti-
viteit. Als dat laatste
doet, ben je geen échte
prof meer?
Doping? Vier keer reeds
heeft hij een (negatief)
plasje gemaakt. Telkens
na afloop van wedstrij
den die in aanmerking
kwamen voor de «Ster
der Juniores». Doping
vindt hij trouwens rot:
wat de gevolgen ervan
zijn, weet hij niet. Inte
resseert hem trouwens
evenmin: hij laat het
spul waar het is, ver uit
zijn buurt.
Is men thuis pro of
contra het koersen? «In
dien ik morgen moest
zeggen dat het afgelopen
is, zou het op geen
koude steen vallen.» Pa
uits
kon
is trouwens Lievens vi»en
rigste fan: als zoonli<lein<
wint, kan hij zijn vreug2i--
detranen niet bedwii>een
gen. Een supporter»tref
klub? Daar wordt mtjvan
menteel aan gebouwd »den
het lokaal De Veerdaif2.
op het Dorp te
belle.
De beste
Danny Van Oyen, niet
de onmiddellijke
doch toen Lieven vc
zomer bij «peetje
cien» te Deinze verb
heeft hij die jongen
leren waarderen, (mm)
Dirk Van Raemdonek: regelmatigheid troef.(ar)