i#"
"i)e - voorlopig - laatste der - politieke - Moyersoens
ft
De Voorpost - 18.1.1980 - 11
definitief onmogelijk
;n om politieke macht
litend nog te verwer-
op basis van een geve-
financieel-ekonomi-
^[pche machtspositie of van-
de daaraan vrijwel,
gekoppelde sociaal-
:happelijke sleutel-
isities die men innam. Nu
vroeger «onmondigen»
is een schijntje mede-
islissingsrecht hadden ge-
dienden deze
imen» opgevangen en
de juiste banen gekanali-
Dit zou o.m. als
toom van deze inge-
>id zijn hoogte-
kennen in het, in alle
:happelijke geledin-
uitgebouwde, «patro-
•-systeem, waarbij de
zowel instond voor de
rering van de nodige in-
itruktuur als voor de uit-
ining van het onmisba-
morele gezag om niet
zeggen: de morele
iderdrukking!. Inderdaad,
grens tussen moreel ge-
«A>9 en direkte gewetensd-
ang zou al te vaak in één
op[jhting worden over-
hefhreden.
en e verdienste van baron
hjpmain Moyersoen zal er,
y^or de behoudsgezinden
n hij vertegenwoordigde,
onftzij voor de behoudsge-
nde die hij ongetwijfeld
ook was, er vooral heb-
in bestaan, dat hij pre-
is.
tlf o
cies op zijn terrein er met
vrucht cum laude is in
geslaagd om een al
thans in aantal belang
rijk gedeelte van de politie
ke dommekracht, welke het
algemeen stemrecht bleek
los te maken, op een voor
beeldige wijze wist te
ondervangen, indien moge
lijk, en te neutraliseren, als
het moest.
Paters Redemptoristen leid
den toen zelfs de «geschik
te» volksfiguren op welke,
voorzien van nieuwe lei
banden en garelen, de oude
bewarende kar dienden te
trekken. Deze vaak beziel
de want gelovig en
bezielende volksmenners
dienden toen de spits af te
bijten om «op de oude fun
deringen een nieuw ge
bouw op te trekken.» Vaak
waren deze nieuwe demo-
kratische politici werkleijk
echte idealisten die er stel
lig in geloofden de oude
politieke strukturen, van
binnen uit, te kunnen ver
anderen. Voor de onverbe
terlijke idealisten onder hen
zou het eenlange strijd wor
den... Een lange weg zon
der einde... Op het geschik
te moment werden zij afge
zwakt doordat zij bvb. in
een materieel uitzichtlose
positie waren geraakt of
vaak gedreven, en aldus
ook materieel afhankelijk
werden. Definitieve uit
schakeling lag dan voor de
hand als de gelegenheid
zich voordeed. Dit «laten
vallen» kon dan evenzeer
gebeuren door niet in te
grijpen, zoals dat o.m. bij
repressie en epuratie vlak
na wereldoorlog II het geval
zou zijn. Wij kunnen ons, bij
de benadering van deze
Moyersoen's, onmogelijk
ontdoen van een «gewaar
wording», het ergens intui-
tief of wellicht instinktief
aanvoelen van een vanzelf
sprekend aanwenden van
politieke machinaties en in
triges die toen, en tot ons
leedwezen ook nu nog, en
niet alleen bij «behoudende
partijen, dienden opgezet
om politieke macht te ver
werven eerst en zich
politiek te handhaven,
later.
In de officiële biografieën
van politici, van staatslie
den, van ministers, leest
men hierover niets. En als
een zoon deze biografie op-
steld, niet alleen van een
ouder, maar bovendien van
een politiek-ideologische
voorganger, mag men zich
nauwelijks verwachten aan
enige kritische of genuan
ceerde benadering. Boven
dien, het «wie zijn neus
schendt,...» is hier meer
dan waar ook toepasselijk.
Het wordt eens te meer een
stereotype beschrijving van
een «markante» persoon
lijkheid. In zijn «stamboom»
schrijft Ludocic Moyersoen
over zijn vader Romain:
«Baron Romain Moyersoen
werd geboren op 2 septem
ber 1870, de dag van de
slag van Sedan, zoals hij
zelf later steeds graag op
merkte en was de eerste
van de familie Moyersoen
die universitaire studies
deed en advokaat werd. Hij
huwde met Aline Liénart,
dochter van Alexander Lié
nart en Isabella Van den
Braucke. Zij was de nicht
van Albert Liénart, die op
25-jarige ouderom reeds
volksvertegenwoordiger
was van Aalst maar helaas
op 31 jaar overleed». En
Lucovic Moyersoen gaat
verder: «Romain Moyer
soen hield zich zeer vroeg
bezig met de sociale actie
en de politiek. Hij lanceerde
te Aalst de Christelijke Mu
tualiteiten waarvan hij in
1920 Algemeen Nationaal
Voorzitter werd. Stichtte de
Maatschappij voor Goed
kope Woningen die nu
reeds meer dan 60 jaren
oud is. Aan de Aalsterse
bevolking bezorgde zij een
tiende van de thans be
staande woonhuizen.
In 1896 reeds werd hij lid
van de Gemeenteraad en
bleef dit, met een korte
onderbreking tijdens zijn
ministerieel ambt, tot 1938.
Als schepen van Financiën,
van 1908 tot 1921, nam hij
met zijn vriend Désiré De
Wolf, een eminent aandeel
in de urbanisatie van de
Stad Aalst: Stadspark, gro
te banen enz... Hij werd
burgemeester benoemd
buiten de Raad in 1925 en
vervulde dit ambt tot 1932.
Gedurende acht jaren zetel
de hij in de Provincieraad
van Oost-Vlaanderen, van
1900 tot 1908. In dit jaar
werd hij lid van de Kamer
van Volksvertegenwoordi
gers... en bleef dit tot 1919.
In 1919 stond hij de tweede
plaats op de Katholieke lijst
af aan Petrus Van Schuy-
lenberg (de vroegere Daen-
sist-n.v.d.s.) ten einde de
Christene Werklieden een
vertegenwoordiger op de
Katholieke lijst te verzeke
ren. Hij werd niet herko
zen... maar op de volgende
verkiezingen werd hij Pro
vinciaal Senator benoemd
van 6-12-1921 tot 1936.
De Senaat coöpteerde hem
in 1936, en verkoos hem tot
zijn voorzitter (1936-1939),
een ambt dat hij gedurende
3 jaren vervulde. In de jaren
volgend op de oorlog, werd
hij, na een korte onderbre
king, opnieuw gecoöpteerd
in 1947 tot 1950.» En de
Romain Moyersoen biogra
fie gaat verder: «In het jaar
1921 werd hem in de Rege
ring Theunis de portefeuille
van Nijverheid en Arbeid
toevertrouwd van 16-12-
1921 tot april 1924. Tijdens
zijn beleid stelde hij het pre
miestelsel in ter aanmoedi
ging van het bouwen en
verwerven van woningen -
later premie De Taeye ge
noemd en trof hij de
nodige voorbereiding van
de pensieoenwet voor vrou
wen. In het jaar 1924 volg
de hij staatsminister Alois
Van de Vijver op als minis
ter van Ekonomische za
ken, die zich in de tijd
hoofdzakelijk bezig hield
met de verwoeste Gewe
sten (de frontstreek, in
West-Vlaanderen, van we
reldoorlog I n.v.d.r.) Tijdens
de bezetting (Gedurende
Wereldoorlog II n.v.d.r.)
werd hij, als straf voor zijn
protest tegen het opeisen
en wegvoeren van arbei
ders, uit Aalst verbannen.
Op 1 september 1944 kwa
men de Nazi's hem en zijn
zoon aanhouden, maar zij
konden ontsnappen. Na de
weredoorlog werd hij, bij de
bevrijding, gelast door Prins
Regent Karei, met de sa
menstelling van de Rege
ring. Hij lukte daar niet in;
evenmin Paul Tschoffen,
die na hem werd geroepen,
zodat de uittredende Eerste
miniter Pierlot voor enkele
maanden terug aan het be
wind kwam. De Prins Re
gent benoemde hem tot mi
nister van Staat op 12-2-
1945. Koning Leopold III,
na zijn terugkomst uit bal
lingschap, verhief hem op
8-8-1950, met gans zijn fa
milie in de adelstand, en
verleende hem de titel van
Baron. Hij overleed te
Aalst, op 96 jarige leeftijd,
'op 21-4-1967.» Tot zover
Ludovic Moyersoen over
zijn vader. Romein Moyer
soen was de tweede van
negen kinderen, zes meisjes
en vier jongens. Twee van
de meisjes bleven onge
huwd. De andere dochters
van Jean-Baptiste Moyer
soen II huwden en legden
banden met families als
daar zijn: Van der Haegen
(Aalst), Glénisson (T urn
hout), De Vuyst (Borsbeke)
en Geerinckx (Aalst). Van
de broers van Romain
Moyersoen werd Joseph
priester, later kanunik, Gu-
stave bouwde het kasteel
aan de Osbroek en Augu-
ste werd notaris. Ludovic
Moyersoen beëindigd zijn
«familiealbum» met volgen
de beschouwingen: «Dank
zij dit album kunnen wij een
brok geschiedenis meema
ken.... Wat deden al deze
mensen? Hoe hebben zij
geleefd? Het is slechts van
af 1750 dat men meer weet
over hun leven en streven...
Volgens Ludovic Moyer
soen waren al de dokumen-
ten, waaruit de familie his
toriek kon worden opge
maakt, allemaal in het Ne
derlands gesteld, behalve
de allereerste welke in het
latijn waren en deze onder
het Frans bewind, welke
uiteraard in het frans waren
opgesteld. Ook bij Jean-Ba
ptiste II vindt men uitslui
tend in het Nederlands op
gestelde dokumenten. Lu
dovic Moyersoen besluit
hieruit: «De rol die hij (Jean-
Baptiste) speelde bij de
stichting van Het Land van
Riem», bewijst dat hij ver
bonden bleef met de Aal
sterse gemeenschap. Tot
slot geeft hij volgende be
schouwingen ten beste:
«De levenskracht van de
familie... de onderlinge
trouw... hun geloof, hun in
zet voor het algemeen wel
zijn..., hunne gehechtheid
aan wat hen dierbaar was,
zijn zovele waarden die
meer dan titels de adel van
de familie uitmaken.» En
Ludovic Moyersoen eindigt
als volgt:
«Adel verplicht is
dan ook de boodschap die
ons uit een nobel en ver
verleden wordt meege
geven.»
dovic, Marie, Odilon Moyersoen werd te Aalst geboren op
augustus 1904. Hij is de zoon van Romain Moyersoen en
ine Liénart. In een eigen «levensloop» beschrijving
rmeld Ludovic Moyersoen alleen zijn voder bij de afstom-
zoon van Baron Romain Moyersoen, Minister van
Zó luidt het begin van zijn «Curriculum vitae».
ellicht is dit de gewone gang van zaken bij deze nogal
(gesproken op «patriarchale» leest geschoeide families.
}k als de vrouwen, de «dragonders», het heft in handen
enden te nemen, bleven zij als het ware nog in de schaduw
n hun heer en meester staan. Aline Liénart, de moeder van
idovic Moyersoen, was op haar beurt een afstammelinge
n een «hoogingezeten» Aalsterse patriciërsfamilie. Zij
»g door, bij diegenen welke haar hebben gekend, voor een
chtmoedige bescheiden en uiterst lieftallige dame die
:teen voor iedereen openstond.
de 1 idovic Moyersoen «Éminence grise...» (Erik)
iet v
dien et oorspronkelijke woon- meer de belangen tegen-
lis von de Liénart's stond stellingen en de onderlinge
n, I 'n de Grote Markt op de wedijver aan de basis heb-
trókk °ats waar nu het Krediet- ben gelegen van zoge-
jitoe 'nkgebouw staat. Aan de naamde «familie-ruzies».
op
bestraat, straat die een De politiek
bijna
1 dje «Rue Léopold» als of- steeds, niet ver uit de buurt,
steljciële straatnaam heeft Het was meestal onmoge-
aar< eegekregen, gaven de in- lijk uit te meten of nü de
beur poorten van deze heren- politieke wedijver aan de
eloning uit. Met de koetsen basis log van dat soort fa-
d< i rijtuigen reed men langs milievetes of wel die fami-
ieu wr de binnenkoer van de liestrijd zich op het politieke
in oning op. Het zou de fa- vlak doorzette om zich
•meLiénart zijn die, als langs deze weg als de
;ht. Herste te Aalst, reeds op meerdere trachten te
re zi Bt einde van de 19e eeuw manifesteren. Al bij al
re nii het bezit was van een bracht het leven in de bur-
,0|jtj( lutomobile». De Aalste- gerlijke familiebrouwerij en
aan Dars noemden dit voertuig gaf het kleur aan het poli-
|Q( vl,en- «een koets zonder tieke gebeuren,
hét Mrden» De jeugd holde, Wij denken hierbij ook nog
di "ingend en dansend al aan de zogenaamde vetes
altho'n9end er achter telkens tussen enerzijds de familie
n do^s met deze vierwieler Moyersoen en anderszijds
tige "d uitgereden. Hiërar- o.m. de familie De Vis, De
oorli hisch beschouwd waren Bethune, e.a. Hoe dan ook,
-gehc 8 Moyersoen's in die tijd en afgezien van een zekere
lolitie "ieuwe rijken» in vergelij- kontroverse welke op een
en «g met de familie Liénart. bepaald moment tussen fo-
nst v B*endien werd er vaak be- milies was ontstaan, von-
.«es dat deze familie er den zij daar hun gelijken en
nddj liberale ideëen op na vaak ook hun huwelijks-
het p Maar veeleer dan partners. Zo raakten de
soaftl09e'i|ke ideologische ver- Moyersoens weer verwant
jthillen, zullen in die jaren met de Liénart's bij het hu
welijk van Romain met Ali
ne. Via een nicht van Ro
main Moyersoen, Maria
Van Overstraeten, zou nog
een andere familiale band
tot stand komen met de
zelfde familie Liénart.
Nu het «matriarchale»
hiaat in de levensbeschrij
ving van Ludovic Moyer
soen enigzins is ingevuld,,
volgen wij hem opnieuw op
de voet.
Hij* beëindigde zijn huma
niora bij de Aalsterse Jezu-
ieten in het jaar 1921. Kan
didatuur letteren en wijsbe
geerten «deed» hij te Na
men aan de «Notre Dame»
fakulteit. Hij promoveerde
te Leuven in de rechten in
1927. Nadien volgde hij de
kqrsussen van de Hogere
School voor Staats- en Poli
tieke Wetenschappen,
eveneens te Leuven. Wij
dachten dat het hier wense
lijk was om voor alle duide
lijkheid te vermelden dat,
zoals dit in het Belgische
Vaderland van die jaren ge
bruikelijk was, alle onder
wijs, van middelbaar tot
hoog, uitsluitend in het
frans werd gegeven.
Stoge liep Ludovic Moyer
soen bij Meester Veldekens
te Brussel. Op 22.12.1930
liet hij zich inschrijven aan
de Dendermondse balie en
vestigde zich als advokaat
in zijn vaderstad. Hij was in
die periode tevens sekreta-
ris van de «Belgische Volks
bond», de in 1891 door J.
Helleputte, A. Verhaegen
en priester A. Pottier opge
richte organisatie die zich
tot doel had gesteld de Bel
gische Katholieke Arbei
ders in beroepsverenigin
gen te organiseren met het
oog op een korporatieve
herinrichting van de maat
schappij. Deze organisatie
is er tenslotte alleen in ge
slaagd een aanzienlijk deel
van de arbeidersstand in
België van het Socialisme
af te houden en werd in
1921 omgevormd tot het
A.C.W. (Algemeen Christe
lijk Werkersverbond).
Óp 2 april 1939 werd Ludo
vic als opvolger-volksverte
genwoordiger gekozen. Dit
waren dan de eerste voor
oorlogse stappen in de poli
tieke voetsporen van vader
Romain Moyersoen die in
die tijd senaatsvoorzitter
was.
Gedurende de tweede we
reldoorlog was hij werk
zaam in de verzetsgroep
Socrates. Na de bevrijding
werd hij door Eerste Minis
ter Pierlot als attaché in zijn
Kabinet opgenomen. Na
dien werd hij aangesteld tot
Adjunkt-Kommissaris voor
de bescherming van de bur
gerbevolking in de periode
na de bevrijding toen het
land nog te lijden had onder
het laatste oorlogsgeweld
en het stuiptrekkende
Duitsland met zijn VI- en
V2 wapens de geallieerde
aanvoerwegen bestookte.
Van 1942, gedurende de
bezetting, tot 1946, zou
Ludovic Moyersoen ook lid
zijn von de bankkommissie.
Als volksvertegenwoordi
ger voor Aalst, op de lijst
van de toen pas opgerichte
C.V.P., werd hij voor het
eerst verkozen op 17 fe
bruari 1946. Hij zou
ononderbroken volksverte
genwoordiger blijven tot de
parlementsverkiezingen
van 1968, toen er zich bin
nen de Aalsterse CVP zo
wat een kleine aardver
schuiving manifesteerde,
en hij niet meer als kandi
daat werd opgenomen,
In de periodes 1958 - 1965
en 1966 - 1968 was Ludo
vic Moyersoen ondervoor
zitter van de Kamer.
Als minister van Justitie in
de regering Pholien
(1950952) past hij het sys
teem der voorwaardelijke
invrijheidstelling van de zo
genaamde incivieken op
ruime schaal toe. Het aan
tal gedetineerden daalde
van 4200 (augustus 1950)
tot 1500 (december 1951).
Hij maakte een einde aan
het uitvoeren van de
doodstraf en plaatste de
politieke gevangenen op
hetzelfde vlak als de ge
meenrechtelijke veroordeel
den. Tijdens zijn minister
schap werden o.m G. Rom-
sée en R. Poullet vrijgela-
tijdens de daaropvolgende
regering (1952-1954),
waarin hem de portefeuille
van Justitie was ontnomen
en hij deze van Binnenland
se Zaken kreeg, prokureur-
generaal Bekaert een
maand schorsing opliep.
Later was hij nog minister
van Landsverdediging in de
regering Harmel-Spinoy
1965-1966). Verder was
hij ook lid van de Raadge
vende Vergadering van de
Raad van Europa 1959) en
lid van de Vergadering van
de Westeuropese Unie
(1959) waarvan hij tevens
vice-voorzitter was van
1962 tot 1968.
Van zijn hand verschenen
o.m. volgende werken:
«Het besluit van 20 Sep
tember 1940 inzake huur
overeenkomsten. Kort
overzicht en ontleding». In
1941; «Prosper Poullet en
de Politiek van zijn tijd» in
1946; «De evolutie van de
linkse partijen in anti-gods
dienstig opzicht» in 1955,
en in het Liber Amicorum
August De Schrijver in
1968 behandelde hij «De
evolutie van de taalwetge
ving sinds 1930».
In 1959 stichtte hij het Ak-
tiekomitee voor de Ekono
mische Bevordering van het
Arrondissement Aalst, ver
eniging waar hij ook voor-
En alsof dit alles nog niet
genoeg was voor een 75-
jarige is hij ook nog aktief
doende in de «Damiaanak-
tie», een vereniging die zich
de Lepra-bestrijding tot
doel stelt en waar hij ook op
de voorzittersstoel zit.
«Last but not least» blijft er
ook nog tijd beschikbaar
om aktief bezig te zijn in
het «Studiecentrum voor
Politieke Hervormingen»,
als een der meest gezag-
hebbenden ter zake. Dit
studiecentrum wordt in de
wandeling meestal het
«Van Audenhove centrum»
genoemd en aldusdanig
door de federalisten ver
guisd als het «dernier car
ré» van de «aftandse» Bel
gische Unitaristen.
EN VERDER NOG
Naar ons gevoel is Ludovic
Moyersoen zowat de ver
persoonlijking van het be
warende, van het behouds
gezinde, ervan uitgaande
dat elke verandering niet
noodzakelijk een verbete
ring inhoudt. Hij ziet meer
heil in een aanpassen, zo
nodig, van wat men al
heeft, en kent, dan iets
nieuw in de plaats te ne
men. Dat dit ook in zijn
politieke leven ging door
werken is zonder meer van
zelfsprekend. In deze zin
het politieke forum een zelf
de fanatieke halstarrigheid
te laten aanmeten, of toe te
eigenen, als zijn histori-
sche-politieke voorganger,
de roemruchte Charles
Woeste. Weliswaar heeft hij
een haast fysische afkeer
voor ekstreme stellingen
evenals voor direkt en in
grijpende veranderingen.
Hier gaat hij op zijn beurt
steevast dwars liggen.
Geen man van het storm
achtige, die Ludovic
Moyersoen, noch van de
revolutie. Dat zeker niet!
Wél een politiek realist die
hooguit een geleidelijke
evolutie aanvaardt en dan
nog bij voorkeur een evolu
tie onder zijn begeleidend
toezicht, onder zijn «patro
nage».
Hij is een man die zonder
meer van zijn gelijk, van
zijn goed recht, overtuigd is
en bovendien gelooft dat
alles wat daar tegen ingaat
de goede gang van de sa
menleving, zoals die nu
eenmaal bestaat, ontred
dert en op de helling zet.
Op een merkwaardige wijze
zién wij dan dit individuele
«goed recht» gekoppeld
aan een van hogerhand in
te roepen «goddelijke orde
ning». Hij is de politicus die
zichzelf een van «hoger
hand» te vervullen taak
Een recente foto van de «Aalsterse» familie Moyersoen nu
ten. Hij diende een wets
ontwerp in om artikel 123
sexies van het strafwetboek
te wijzigen doch kon dit niet
tot een goed einde brengen
wegens de val van de rege
ring. L. Moyersoen stelde
een onderzoek in naar de
geheimzinnige dynamiet-
aanslag op de Ijzertoren in
1946, met het gevolg dat
zitter van werd. Hij is te
vens voorzitter van het Di-
rektiekomitee van de Inter
communale Vereniging
LAND VAN AALST.
Daarnaast is hij ook nog
voorzitter van de 54 jaar
geleden, door zijn vader ba
ron Romain Moyersoen,
opgerichte Maatschappij
voor Goedkope Woningen.
trok hij dus duidelijk de lijn
door, in dit arrondissement
bij uitstek waar steeds meer
dan gewone weerklank is te
vinden voor on-orthodokse
politieke uitingen, van de
gevestigde waarden, van
het «goed gelijk». Niette
min, zo dachten wij, is hij er
de man niet naar om, in zijn
tijd teruggeplaatst, zich op
heeft toebedacht. Hij is er
van overtuigd hiertoe, deels
door afstamming, deels
door eigen inzet en talent,
te zijn toe voorbestemd,
misschien wel uitverkozen.
Voor hem is politiek nog
een roeping zoals bij de
katholieken het priester
schap ook een roeping is
of was.
Van zichzelf schrijft hij:
«Meest nut echter ter voor
bereiding van mijn politieke
loopbaan haalde ik ener
zijds uit de contacten die ik
mocht hebben, eerst door
mijn vader, en daarna door
mijn eigen prestaties, en
niet het minst uit mijn boek
over «Prosper Poullet en de
politiek van zijn tijd dat ik
na de oorlog uitgaf.»
Ludovic Moyersoen is een
pyramidiaal geïnspireerd
politicus, die bij voorkeur de
ganse gemeenschap als
basis ziet van, en voor, het
naar boven spits toelopend,
hoge en funktioneel nauwe
lijks defineerbare, hiërarchi
sche bouwwerk, dat naar
de «hemel» reikt en waar
van hij, en de zijnen, bij
voorkeur als een der sluit
stukken dienen te fungeren.
Naast deze, zijn piramide,
is er geen ruimte meer be
schikbaar. De totale ruimte
dient nu eenmaal door een
en dezelfde grote basis-
struktuur ingenomen, an
ders raakt het geheel nooit
af.
Dit alles, zo lijkt het ons,
loopt trouwens als een rode
draad af moeten wij hier
schrijven: roomse draad
doorheen de familiehisto
riek. Zó bleef o.m. in de 16e
eeuw een Brusselse Moyer
soen, onder Margareta van
Parma, de zijde van de
Spaanse bewindvoerders
kiezen, wat hem op het ein
de van Philips II Koning
schap een aanstelling als
Droessaard van Brabant
opleverde De eigenlijke di-
rekte voorvaderen van Lu
dovic Moyersoen, de
Moyersoen's van Aalst,
bleven in eenzelfde lijn, als
gegoede ingezetenen, dui
delijk de kaart van de be
warende orde spelen. Jean-
Baptiste Moyersoen (I) was
aldus, zoals blijkt uit een
lijst van 1826, een der 134
cijnskiezers van Aalst
onder Willem I. Zijn zoon,
Frangois-Romain, die zich
als eerste met de politiek
zou inlaten, paste zich bij
de «Belgische Omwente
ling» aan de nieuwe situatie
aan. In 1933 werd hij reeds
verkozen als lid van de Aal
sterse Regentieraad, de uit
de «Hollandse» periode
overgeërfde benaming voor
de Belgische «Conseils
Communaux». Sindsdien
loopt de verder konsolide-
ring van de eigen positie en
plaats, en de Ononderbro
ken uitbouw ervan, opmer
kelijk parallel met de ver
werving van politieke man
daten en daarmee verbon
den, aanzien, macht en in
vloed. Hierbij is het steeds
opvallend hoe nauw verwe
ven politieke sleutelposities
steeds blijken te zijn met
financieel-ekonomische be
langstelling, belangen of
aktiviteiten.
Dit alles onder één noemer
geplaatst heet dan onver
anderlijk het «algemeen
nut» voor ogen houden