Johny De Nul heeft na twee jaar profrijden heel wat geleerd: Johnny De Nul digest: 44 - 18.1.1980-De Voorpost Het was geen opgetogen Johnny De Nul, die we bezochten om zijn twee jaar profervaring eens onder de loupe te nemen. De zegekoning uit de liefheb bersrangen 1976 en 1977, is eerder een verbitterd, maarzeker een ontgoochelde neo-prof. In die eerste twee jaar kreeg hij echter nooit een reeële kans om de waarde te manifesteren, waarmee hij in de ama teursklasse werd nagewezen als een toekomstig sterrijder. In de jongerenreeks werd Johnny De Nul af en toe gewaarschuwd dat hij niet het lievelingskind zou worden van degenen, die een serieuze vinger in de pap van het wielercirkus hebben. De Schoonaar- denaar werd bij de eerste de beste gelegenheid uit de blauwe garde gewipt en in de «Ster» te aart- selaar, probeerde men hem een loer te draaien, na zijn sprintdemonstratie met een auto als inzet. stiel te leren. Maar wat een teleurstelling. Ik kwam op een puinhoop terecht. Ka meraadschap? Die was er niet en dan moet je je in be paalde wedstrijden ervaren dat je eigen ploegmaats de jacht achter je organiseren als je naar een zege bolt. Dat is een beroepsrenner zijn. Het enige kontakt dat je achterna met de ploeg hebt, is maandelijks een brief met de opdrachten. Ik moet je niet vertellen wat er alle maal door je hoofd spookt. Bij de profs is het een we- zou krijgen als een vol waardig kernlid zijn werk te doen. Het begon goed met een vroege zege in de «Omloop van Het Waasland», een wedstrijd die boven het ni veau van de kermiswed- strijden uitsteekt. Maar ook de Driessensepisode, werd in het draaiboek «Johny De Nul» niet in hoofdletters ge schreven. De Ronde van Spanje was voor de Schoonaardenaar zo goed als het einde van zijn sei zoen. Opnieuw werd hij ge- duidelijk maakte. Die duldde geen inspraak op zijn beleid en van dan af werd ik voor de rest van het seizoen opzijgezet. Maar als je te braaf bent aanzien ze je als half gek en zulke onrechtvaardigheid kon ik niet meer over mij laten gaan. De Ronde van Spanje was voor mij een hel. Op een bepaald moment had iedere renner van de ploeg een «12» staan. Bij mij 13 op. Het is om de fiets aan de wilgen te hangen als dergelijke zaken mee maakt. Wie beter dan ik kon Johny De Nul: trainen dat de stukken uit het beton vliegen, (c) Johnny De Nul werd op 14 november 1955 te Schoon- aarde geboren. Aan de Langestraat bracht hij niet alleen zijn jeugd door, maar vond er ook het meisje van zijn dromen. Hij huwde met Karine Schelfaut op 9 de cember 1978. Hij koos nu de rustige en gezonde om geving van de Klinkaert- straat te Schoonaarde. Johnny kwam eerder laat tot het wielrennen. In 1973 startte hij onmiddellijk bij de juniores en won op zijn touristen-fiets nog 3 wed strijden. Hij had zijn fiets zelf bijeengespaard met vakan tiewerk bij een rozenkwe- ker. In 1974, moest de tweede jaars junior bij het sei2oenbegin op 1 april 1974 zijn legerdienst vervul- '°n bij de Zeemacht te Brugge. Van trainen was er weinig sprake en toch nog vijf palmen Dan kwamen de gouden seizoenen. In 1975 eigenlijk zijn eerste volledig seizoen won hij als eerste jaars amateur 19 wedstrij den en de volgende jaren in bij de liefhebbers een 12 rond krijgen. En dan stuurt men je wandelen met de woorden dat het een vergis sing was». Eenzame kermiskoerser Voor Johnny werd het voor de tweede keer een rondje kermiskoersen rijden. Een onmogelijke opdracht. Als eenzaat optomen tegen de blokken was onbegonnen wordt geen rekening mee gehouden». Dokter is er voor zieke mensen We zetten met Johnny een boompje op over de doping, medische begeleiding en de complexiviteit van de ver zorging van een wielrenner. Echtgenote Karine en trouwen in Fred De Bruyne, die mij samen met Heirweg zou begeleiden. Hij had een boel goede voornemens om ons rustig te laten open- bloeien tot volwaardige be roepsrenners. Maar bij Fiandria kreeg ik de eerste opdoffer. We werden ge- konfronteerd met de realiteit van dit keiharde vak. De sterke ploeg met het trio Maertens - De Meyer - Pol- lentier spatte uiteen, met alle konsekwenties van dien. Sportbestuurder Fred De Bruyne moest heksen toeren uithalen om de brok ken te lijmen en van enige echte begeleiding onder vond ik niets. Dit is geen verwijt voor Fred De Bruy ne, die het goed bedoelde maar meer aan diplomatie moest denken dan aan jonge renners opleiden. Het entoesiasme van de okto bermaand was al lang weg. Ik had veel verwacht van mijn profdebuut. Ik liet zelfs bewus een beter kontakt liggen, om bij Fiandria de 1976 met 31 overwinningen en in 1977 met 46 eerste prijzen was hij de zegeko ning. In 1978 sloot hij zijn eerste profjaar met 3 pal men af en 1979 werden on danks alles nog 4 overwin ningen opgetekend. Johnny liep tot zijn 16 jaar college te Lede en zoals hij zelf zegt: «geen professor maar ook geen uil». Hij was later werkzaam als verver te Gijzegem maar vanaf lief hebber koos hij voor wiel renner. Zijn sportloopbaan was op een ander vlak begonnen. Bij Eendracht Aalst doorliep hij alle jeugdreeksen en was gekend om zijn torinstinkt met een 30 tal doelpunten per seizoen. Bij de provin ciale juniores werd hij voor de wedstrijd Zele - Aalst als bankzitter op het wedstrijd blad ingeschreven en hij trok nooit geen shoes meer aan. Hij had de reden ge vonden om wielrenner te worden en over die keuze heeft hij nog altijd geen spijt. Be no reldje apart. Het is op geen enkel punt met de amaterus te vergelijken. Daar kun je op je eentje iets forceren, maar bij de beroepsrenners duwen ze je bij iedere gele genheid het hoofd onder water. Als liefhebber mag je 70 keer per seizoen winnen of tegen 70 km per uur kun nen rijden, dit is nog geen waarborg om koereur te worden. Als ze je niet willen mag je doen wat je wil, de plaats waar je meent recht op te hebben krijg je toch nooit». Menselijkheid en waardering: ijdele woorden Johny De Nul moest niet op adem komen om het betoog over zijn mislukt debuut voort te zetten. Zich eens te kunnen afzetten tegen de draaimolen van de wille keur, die het idealisme en de ambitie van een jonge sportman kunnen kraken deed hem schijnbaar goed. Wat we haast het De Nul- do ku ment van twee jaar be- roepsrennerij, zouden dur ven noemen, kan als hand leiding dienen voor de en- toesiasten die staan te trap pelen langs de grote poort naar een wielercarrière te stevenen. Het avontuur De Nul de jongeman, die met dezelfde glamour als des tijds Van Looy of Maertens, de liefhebberslichting aan voerde, maar niet over de zelfde steun beschikte om gekozen te worden als kopman, is een triest ver haal, dat het harde en ge- kommercializeerde wieler leven niet tot eer strekt. Uit de woorden van Johnny kan men opmaken, dat men de bestén uit een lichting niet meer onderling laat knok ken om de vrijgekomen plaatsen, maar dat men bewust een keuze maakt en dat enkelen met alle midde len naar de top gedreven worden, ten koste van wat ook. «Ik kan me niet herinneren dat ik van de bazen één woord van steun of goed keuring gekregen heb. Inte gendeel. Ik werd op een be paald ogenblik ter verant woording geroepen op een manier waar ik lierst niet over spreek. De fiets, die we ter beschikking kregen, was nog slechter dan een tripor- teur. Bij de liefhebbers reed ik met beter materiaal. Ik kocht zelfs een fiets die ik met de firmanaam liet over- plakken. Men kon het niet zien, maar er waren er die het rap gingen overbrieven bij de baas Ik hoorde het in Keulen donderen. Het was er mij alleen om te doen mijn kans op zo goed mogelijk te verdedigen, maar de kleine mannekens moeten het stellen met wat overblijft, ook dat behoort tot de ge plogenheden». degradeerd tot kermiskoer ser. «In de Ronde van Spanje werd uiteraard de troef Fons De Wolf uitgespeeld. Ik was het er onvoorwaardelijk mee eens om voor de kop man te rijden. Dat heb ik dan ook gedaan. Men liet mij in de waan als zich in een vlakke etappe de gelegen heid zou voordoen ik mijn kans zou krijgen een ritje te winnen. Ik heb gereden en gezwoegd in dienst van De sen zijn er al een vijftal kilo's bij. Binnenkort ben ik weer de baan op en zal dit tot het begin van de kompetitie volhouden. Als beroeps renner is het wel nodig om onder kontrole te staan van een bevoegd dokter. Het zou anders niet vol te hou den zijn. De beroepsren ners met een zwaar pro gramma zouden zich zon der meer leegrijden. Ik ben zeker voorstander van een kontrole op de stimulerende Johny De Nul: Twee jaar prof zijn hebben me oneindig veel geleerd-. c Geen beterschap met sportbestuurder Driessens Johny hoopte dat aan de zijde van Fons De Wolf in 1979 alle narigheden tot het verleden zou behoren en hij eindelijk de gelegenheid Wolf. Ik heb mezelf gepij nigd om over de bergen te geraken, om me dan op het vlakke gedeelte in de kijker te fietsen. In iedere vlakke rit kreeg ik de opdracht om op 30 kilometers van het einde te demarreren. Als gehoorzame helper, met een minimum aan ervaring deed ik dat zonder verpin ken. In mijn achterhoofd rees wel de vraag welk nut het had. Ik veronderstelde meer diensten te kunnen te bewijzen aan de kopman in de spurt. Maar als neofiet dacht ik dat het ploegenspel op die manier uitgebouwd was Tot die bewuste lang ste rit er kwam. Op 5 km van de eindstreep lagen we met vier man 45 seconden voorop. Ludo Loos, een Fransman, een Spanjaard en ikzelf. Loos had geen kop gedaan, maar het deerde me niet. Ik voelde me sterk genoeg om de spurt te winnen, maar dan kwam het koud stortbad. De sportbestuurder kwam naast mij en verbood me nog aan de leiding te ko men, omdat Loos niet had gereden en me zou kunnen kloppen. Ik voerde de op dracht uit en op minder dan één km van de streep, re den we nog tegen 10 km per uur en werden door het spurtende peloton voorbij getrokken. Het was niet onze kopman De Wolf, maar De Jonckheere die won. Voor mij was het of de wereld instortte Ik was zo ontgoocheld, dat ik mijn on genoegen 's avonds tegen over de sportbestuurder werk. «Het moreel was volledig zoek. Ik verwachtte er meer van dan rond frietkramen fietsen. Ik hoopte mij te kunnen inzetten voor een kopman maar toch de beter gekwalificeerde koersen meedoen, maar tot hiertoe is dat ijdele hoop geweest. De twee seizoenen dat ik beroepsrenner ben heb ik nooit het peil bereikt dat ik bij de liefhebbers had. Ik heb nooit mijn gewicht ge haald en de oorzaak zoek ik alleen in de miskenning, waardoor ge mentaal de put ingaat. Ik vraag geen mede lijden, doch alleen wat men- selijWieid en begrip. Ik ben geen fantasiekoereur. Ik heb handen aan mijn li chaam en als het moet zal ik daar mijn boterham mee verdienen. Het ergste vind ik dat nadat ik een wedstrijd won te Des- selgem in de kmat las, dat sportbestuurder Driessens mij zou gezegd hebben, dat het moment gekomen was om door te gaan. Hij heeft mij eenvoudig weg met mij niet gesproken en ook de andere teammaats die er met de ploeg een wedstrijd kwamen voorbereiden, lie ten me links liggen. Ik was op mijn eentje komen rijden. Ik had de zege aan mezelf en aan niemand anders te danken, want van enige hulp van de ploeg was er geen sprake. Anderzijds heb ik niet dezelfde mentali teit, want te Hamme heb ik volledig in dienst geredn van Fons De Wolf, Ik kon niet anders. Maar daar Johnny's schoonmoeder die aan het gesprek deel namen, vielen haast in koor in, dat het pas als Johnny beroepsrenner werd, men hem kon overhalen een sportdokter te raadplegen «Als liefhebber ging hij nooit bij een dokter, die was er volgens hem alleen voor zieke mensen en als jong atleet meende dat hij in een dokterskabinet niet op zijn plaats was. Johnny bevestigt dit, maar gaat ermee akkoord dat dit bij de beroepsrenners niet meer kan. «Als amateur ging ik ten rade bij een verpleegster uit Berlare, die mij een dieet voeding voor schreef met uiteraard voldoende vitami nes. Mijn probleem was in derdaad de voeding. Ik sta zeer vlug boven mijn nor maal gewicht en heb achte raf alle moeite van de we reld om er de overtollige ki lo's af te krijgen. Ik was een maniak van het trainen. Het beste hulpmid del om de konditie te krijgen en te houden is veel op de fiets zitten. Ik kende mijn beste seizoen bij de lief hebbers, nadat ik er vooraf 10.000 km trainingskilome ters had opzitten en voor ie dere koers en na iedere koers deed ik er nog een supplementje bij. Ik heb dit nodig. Ik ben zwaarge bouwd en moet langs veel en hard oefenen om op peil te blijven. In de komende winter zal ik op dezelfde manier te werk gaan. Na het seizoen heb ik een paar we ken rust genomen en intus- middelen, maar ik meen dat er meer ruimte moet gelaten worden voor het dokter- stoezicht. Een bevoegd ie mand weet hoever hij met een renner mag gaan zon der hen te forceren en met gelijke welke middelen kan men toen van een ezel geen paard make. Sterkste do ping promoveren een mee loper niet tot een groo kampioen. Vrijlaten in gee geval, want dan zouden e abnormale dingen gebeu ren». Toekomst- perspektieven Ondanks alles ziet Johnny De Nul het nog altijd zitteni— Hij wil in de tussenperiode, tot rust komen, om metfj nieuwe krachten en mis| schien met een gehard ka rakter er «derde keer goede keer» van te maken, maai, boven alles droomt hij ervarl iemand aan te treffen, dief hem psychologisch de imi pulsen en het vertrouweiP schenkt, om zijn mogelijk#^ heden te tonen. Johnjp lonkte zeker niet naar eei* plaats als een kopman.Hij i{ steeds bereid in dienst rijden van de ploeg, maal" zou dolgraag zichzelf testeifn' in de klassiekers, om te on dervinden of hij die aankan. De Schoonaardenaar hoopfc te kunnen blijven rekener^ op de morele en materiëtyjé: steun van zijn supporterMge klub, want dit is volger/ hem voor iedere renner eeij welkome hulp. Dat een natuurkracht Johnny De Nul in 1980 in d kou zou blijven staan wad ondenkbaar. Het zou kun nen aanzien worden als ee( miskenning van de ople ding in de jonge renreekserl Een toonaangever als jonr renner, die bijna bewust gej durende twee jaar werd opj zij geduwd, moest nieuwe kans krijgen om o|P een gezonde basis zijn kam— sen naar behoren te verde|n digen. ,mj Dat is intussen gebeurd,,, Rond Johny De Nul is eer^ jonge levenskrachtige^ nieuwe Belgische ploeg ge-jjj, bouwd. Hij zal bewijzen dajmi zijn bazen geen slechte go^ j deden. qgf tekst: Beno Van Winck^j e foto's: Cesar Van de^u( Bier Johny De Nul. na een van zijn vele overwinningen bij de ank teurs Deze minder goede erva- ngen werden toen nog in de hoek gedrumd, door de jperioriteit die de kracht patser met zijn moordend jmpo, tentoonspreidde en -,ie in 1976 met 31 en in 977 met 46 overwinnin gen, de onbetwistbare •jmmer één van de ama- ursklasse was. Sedert hij in handteken onder een - ofkontakt zette, kreeg hij m de haverklap te maken iet wat we de «magische -achten van de wielersport ?duden kunnen noemen.» i 'ustig zittend in zijn ge makkelijke zetel, met naast ich op de leuning vrouwtje Karine. liet Johnny, de mis kende neo-porf. zijn trieste ervaring op ons los. «Ik had mij beroepsrenner zijn anders voorgesteld. Vol ambitie was ik overgestapt, met de intentie te trachten mijn weg te maken. Er hard voor werken, de stukken van het beton trainen was qeen probleem en als debu tant stelde ik een enorm ver- Johny De Nul: die fiets was een echte triporteur. (c)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1980 | | pagina 44