JAN BOGAERT:
«GEEN SCHRIK
VAN
BEROEPSLEVEN»
TEMSENAAR BESTE BELG IN WERELDKAMPIOENSCHAP AMATEURS
ue voorposi - o. i isou - oo
Jan Bogaert: «Als een kluize
naar leef ik wel niet. Maar ik
ga niet uit en drink niet noch
rook. Soms moet ik wel eens
naar het bal van de klub
gaan of naar een sportavond
of zo... daar moet ge dan
naartoe. Maar voor de rest:
uitgaan en dansen en sprin
gen en drinken en zo dat
interesseert mij toch niet. ik
heb er geen erg in dat ik het
moet missen.»
Naast de wielrennerij heeft
Jan niet bepaald andere
hobbies. Hij had daarvoor
totnogtoe te weinig tijd. Hij
werkte en daarna moest hij
de fiets op om te trainen en
in het seizoen rijden en
trainen... zodoende.
Toch gaat zijn leven erg
veranderen. Moest Jan Bo
gaert vroeger dagelijks naar
de Boelwerf dan is hij nu
voltijds renner met alle voor-
en nadelen vandien. Maar
welke verplichtingen be
staan er voor een beroeps-
renner? Moet die elke dag
zoveel kilometer rijden of
niet?
Jan Bogaert: «Vanaf januari
gaan we een keer of drie in
de week trainen en in
februari trekken we op
trainingskamp in het zuiden
van Frankrijk. Ik zal mis
schien wel wat meer weg zijn
van huis als nu, hoewel ik dit
jaar ook al veel van huis was.
Jan Bogaert: deelnemen aan de Tour, dat misschien
wel, maar winnen? Ik geloof het niet!
Een reportage van Jean-Pierre De Lampei
hangt een verdomde mist boven Vlaanderen wanneer
lar Temse vertrek. Ergens in een godvergeten straatje
Ik daar een afspraak met de kersverse beroepsrenner
BOGAERT, een man die de twee voorbije
trseizoenen met de regelmaat van een klok van zich liet
ken. Maar wie denkt bij dit beestige herfstweer
olijk aan wielrennen? De fietsen hangen boog en droog
werkplaatsen. Op een horde veldrijders en af en toe
eenzame renner op vroege training is het wielerleven
1. Tot nader bevel. Maar wielrenners die in de prille
alweer paraat moeten zijn mogen geen ganse winter
un luie kont zitten. Ze leven naar het seizoen toe,
en ze. En groeien naar de forme met powertraining en
n. Terug naar Temse en Jan Bogaert.
er Bogaert laat mjj binnen en de hond uit. De fotograaf
k nog op de valreep optrommelde is er nog niet. Het Is
ook pas negen in de ochtend. Op een zaterdagmorgen
pt gans Vlaanderen dan nog. Behalve Jos Ghysen op de
en zijn fanaten die te bed of niet te bed zijn. Niet
1, De Lamper, ter zake.
Europa verreden, in Tsje-
choslowakije, Polen en Oost-
Duitsland...
Jan Bogaert: «De mensen
kunt ge niet tegenop.» Jan
Bogaert meent verder dat de
Belgische ploeg haar plan
kon trekken.
Kampioenschap en Blauwe
Garde
Was die Vredeskoers dan in
feite het serieuze begin van
het seizoen 1979 van Jan
Bogaert? «Neen», zegt hij.
«Daarvoor had ik ook al
koersen gereden, gewone
wedstrijden en evenementen
met naam. De week voor de
Vredeskoers won ik bievoor-
beeld de Franco-Beige. Toen
Maar eerst, voor alle duide
lijkheid, iets anders. Jan Bo
gaert heeft het steeds maar
over wij reden. «Wij», inder
daad, en dat heeft hier niets
met opschepperij te maken.
Bogaert maakte deel uit van
de «Blauwe Garde», de
belgische selektie amateurs
die naar het wereldkam
pioenschap mochten. De
jongens van de Blauwe
Garde mochten slechts twee
koersen per week rijden. De
mannen die aan de touwtjes
trokken wilden immers dat
hun aspirant-kampioenen
hun krachten spaarden om
dan tot ontploffing te komen
bij het wereldkampioen
schap in het Nederlandse
Valkenburg. Vroeger moch-
Als voorbereiding op de
wereldkampioenschappen
reed de «Blauwe Garde» ook
nog de Willem Teil. Jan
Bogaert zegt dat die koers
ideaal was als voorbereiding.
Hijzelf heeft in de Willem
Teil niets geforceerd, wel
goed gereden. Na de Willem
Teil kwam de ploegentijdrit
van het wereldkampioen
schap. De «Blauwe Garde»
eindigde veertiende.
Jan Bogaert: «De tijd op
zichzelf was goed. We reden
een minuut of zeven rapper
dan de Belgische ploeg het
jaar daarvoor. Nochtans ein
digden we slechts veertiende.
Natuurlijk voor zo'n ploe
gentijdrit moet ge met vier
renners zijn die stuk voor
Beroeps
De liefhebbersloopbaan
van Jan Bogaert is nu achter
de rug. Hij heeft een merk
gevonden als beroepsrenner,
een goed merk, meent hij,
waar ondermeer ook de
gebroeders Planckaert deel
van uitmaken. Op het pro
gramma van zijn ploeg staan
enkele klassiekers en de
Ronde van Italië. Jan Bo
gaert denkt dat dat wel
voldoende zal zijn. Het is zo
dat Jan Bogaert niet steeds
met de gedachte ooit eens
beroepsrenner te worden in
zijn achterhoofd gelopen
heeft. Hij heeft altijd graag
en goed gekoerst. Pas verle
den jaar begon hij aan een
beroepsloopbaan te denken.
Ik denk met dat ik persoon
lijk veel last zal hebben van
dat leven...»
Kort en goed. Wat verwacht
Jan Bogaert van het beroeps-
rennersleven? Of neen, die
vraag is misschien voorals
nog te moeilijk. Misschien
vraag ik beter wat zijn
plannen zijn. Is Jan Bogaert
van plan het een paar jaar te
proberen met de gedachte in
het achterhoofd dat hij bij
een eventuele mislukking
terug naar de Boelwerf kan?
Of is hij er zeker van dat het
wél zal lukken?
Jan Bogaert: «In feite kunt
ge daar weinig van zeggen.
Ge hebt met die renners nog
niet gereden, ge weet nog
niet wat het gaat worden of
gaat het niet dan heb je je
niets te verwijten.»
Jan Bogaert, op de mar af.
wat is uw grootste dro ris
beroepsrenner? De i ie
van Fi^nkrijk?
Jan mijmert even: «Tj ik
denk niet dat ik de 1 de
van Frankrijk zelf zal n-
nen winnen, want dan >et
ge een goeie klimmer jn.
Slecht ben ik op tra mg
niet, maar om te zeggen een
klimmer ben ik ook niet. Ik
ben maar een tussenloper en
dan kunt ge de Ronde niet
winnen. Eens een ritje of een
tijdritje, dat wel, deelnemen
aan de Ronde alleen al zal
een serieus evenement zijn.
Bogaert is 22, niet
iwd. Heeft vier broers en
zusters. Met hem erbij
een gezin met zeven
ieren. Martin is de oud-
dan komt Eduard - die
eigenlijk op de koersmi-
>b trakteerde. - Marie-
stine is de derde telg uit
ogaert-familie en dan is
de beurt aan Jan. Na
volgen nog Peter, Lie-
:n Bernadette.
:n jaar geleden, op zijn
iende, klom Jan Bogaert
de eerste maal op een
iets bij de start van een
itrijd. Broer Eduard
iste toen al. Die is een
j of vijf ouder dan Jan en
|s een jongen opkijkt
t grote broer zo ging Jan
p naar de koersen die
liard betwistte. Allebei
en ze dikwijls met de
k. de rugzak op de schou-
p. naar een of andere
hts van dit vlakke land
»r een vertrekspandoek
jg. De koersmikroob beet
'an en kon welig tieren.
n 1 jongen leeft echter niet
n dromen, in dit geval
e fsen, alleen. Jan Bogaert
S d werk bij de Boelwerf,
U zovele Temsenaren.
e kweet zich goed van zijn
e k als paswerker-draaier.
i Boelwerf staat er om
énd bepaald soepel te
waar het faciliteiten
n r veelbelovende sportlui
n feft. Blijkbaar zag de
n iktie van deze scheeps-
rtgigant iets in de jonge
n jaert. De laatste twee jaar
e eg hij dan ook tijdens het
j| lerseizoen vijf maand on-
1. aald verlof. Ideaal dus
e r iemand die wil aan
q Irennen doen maar tege-
}r toch met beide voeten op
'rf grond wil blijven en dus
1 1 het werk.
1 Bogaert: «De direktie
I de Boelwerf is mij altijd
d gezind geweest. Ik
k dat ik daar veel aan te
ken heb. Al die facilitei-
waren natuurlijk erg
kom. Wanneer ik als
ge man verplicht zou
eest zijn mijn ontslag te
en om te kunnen trainen
dat erg riskant geweest
Je weet immers nooit.»
lankt Boeldirektie dus.
ar hoe beslist een jonge-
n.een paswerker-draaier,
in feite om zich in de
oepswielrennerij te stor-
Om met andere woor-
alles van zijn vorige
oep in de steek te laten en
leven aan de koersfiets
rijden?
1 Bogaert: «Het gaat goed
t mijn koersen de laatste
I. Het is eigenlijk altijd al
d gegaan.Ik denk dat ik
ater spijt zou van hebben
ik het niet als beroeps-
iner zou proberen.»
Jan Bogaert: stijl en talent
met al kon de Temsenaar
hierdoor slechts een week of
twee voor de start van het
wielerseizoen de trainingen
aanvatten...
Jan Bogaert: «Ik kon niet
vroeger. Tijdens de maand
maart heb ik het dan wel
stilletjes opgevat. Ik reed
dan één koerske per week,
kwestie van niet te bruut te
beginnen, ik wou niks force
ren. Zo kwam ik stilaan
maar zeker in form. Eigen
lijk had ik het seizoen
daarvoor mijn lesje wel
geleerd. Toen was ik ook
betrokken geweest bij een
valpartij en wou ik té vlug
terugkomen. Ik forceerde
me toen en de form was er
helemaal niet. In april 1979
ben ik dan goed beginnen
rijden. Ik nam dan deel aan
de Vredeskoers en eindigde
daar tien keer bij de vijftien
eersten. Dat op veertien
wedstijden. Ik heb daar niet
kunnen winnen, want dat
was erg moeilijk op die
assepisten, wel moest ik een
keer of acht voor de eerste
plaats spurten...»
begon ik ook al goed te
rijden. Eén klassieker, de
Omloop van de Vlaamse
Gewesten, hadden wij dan
ook al achter de rug. Daar
ben ik twaalfde In geëin
digd.»
Twee dagen na de Vredes
koers kwam dan het kam
pioenschap van België. Bo
gaert bolde als zesde over de
meet.
Jan Bogaert: «Ik reed formi
dabel goed in het kampioen
schap. Maar het parkoers
van deze titelren was gewel
dig licht. Vergeleken met de
zware Vredeskoers was het
zo dat het kampioenschap
van België tweehonderd km.
lang was maar dat het
na afloop leek alsof we niet
gereden hadden. We hadden
ons bijna niet moeten in
spannen. Ware het een iets
zwaarder parkoers geweest
dan zouden wij ten opzichte
van de anderen beter kun
nen uitkomen zijn. Er was
daar niets te forceren. We
hebben het daar nog gepro
beerd, ik met Benny Ver
meulen uit De Klinge. De
ider meer zegt Bogaert
Hij wil het dus probe-
Het is inderdaad zo dat
liet weet wat je kan als je
niet geprobeerd hebt.
derzijds is het zo dat Jan
gaert, indien de wielren-
ij hem toch niet je dèt
ngt, steeds op de Boel-
rfkan terugvallen. Meent
Hg seizoen...
I vorige wielerseizoen, het
tste van Jan Bogaert als
ateur dus. verliep voor de
'gen erg goed. Alleen
gon één en ander slecht.
januari werd Jan Bogaert
o geopereerd aan de
jj houder. Dat was nog een
fenis van een valpartij uit
|tjaardèèrvoor. Tijdens de
inter ging Jan dan schaat-
en dat was de oorzaak
p- het ontwrichten van die
"nialedijde schouder. Al
Geen schrik van het proflei
Jan Bogaert reed die Vredes
koers met de nationale
ploeg. De Blauwe Garde.
Heel wat renners hebben
schrik van deze etappewed
strijd. Ze denken zich daar
kapot te zullen rijden. Jan
Bogaert meent echter dat de
Vredeskoers niet zwaarder is
dan de Ronde van de
Toekomst. Wel integendeel,
zegt hij. Volgens Jan is het
meemaken van de Vredes
koers iets ongelooflijks wat
de sfeer betreft, er komt
geweldig veel volk kijken,
men zwaait met vlaggetjes,
roept, moedigt aan, weet
prestaties van wielerslaven
naar waarde te schatten. De
Vredeskoers wordt in Oost
ten de «Blauwe-Garde-jon-
gens» alle koersen betwisten
die ze maar wilden, met als
resultaat dat ze er allemaal
door zaten bij het wereld
kampioenschap zelf. Te ver
mijden dus. Maar zo'n
selektie heeft zijn voor- en
zijn nadelen...
Jan Bogaert: «Er was ook de
Ardense Pijl. Maar die
mochten wij niet meerijden
omdat wij op die dag een
ploegentijdrit in Stabroek
dienden te betwisten. Ik
vond dat spijtig omdat ik op
dat moment geweldig goed
reed en in de Ardense Pijl
zeker een kans had.
De Ardense Pijl is in feite
toch dé klassieker voor de
renners. Het is de zwaarste
en je kan er iets in opsteken.
Het is de schoonste klassie
ker en als je zoiets kunt
winnen of er goed in preste
ren is dat toch... Maar neen,
wij moesten die ploegentijd
rit rijden die in feite niet veel
aarde aan de dijk bracht.
Wij hebben dan in Frankrijk
nog een wedstrijd gereden
Parijs - Calais.
Ik werd daar tweede. We
waren met een man of vijf
voorlaatste ronde probeerde
ik het nog eens alleen maar
ik kon niet weggeraken. Dan
hebben ze er twee laten
rijden en ja... die mochten
dan maar gaan hé.»
Jan Bogaert: «Pas op, het
was een ideale voorberei
ding, ik reed vanzelf. Maar
je kon op het kampioen
schapsparkoers niets force-
Kort na de Vredeskoers won
Bogaert een koers of vijf,
zes. Hij reed naar eigen
zeggen fantastisch goed, was
de snelheid van de Vredes
koers nog gewoon, de soe-
plesse was er... alles ging
vanzelf.
vooruit en ik was daar gaan
lopen. Ze hebben me terug
gepakt en alles was te
herdoen. De laatste ronde
springt iemand van onze
ploeg weg en ik kon niet
meer weg. Dan hebben we
nog de meeste klassiekers
afgewerkt. De Ronde van
Vlaanderen heb ik niet
kunnen meerijden en in de
Trofee Het Volk eindigde ik
als zesde. Gans het jaar door
waren wij dan nog aan de
start van koersen van zo'n
honderdzestig kilometer. In-
ternatie in Reningelst heb ik
gewonnen. Wij waren met
vier vooruit: Planckaert,
Nullens, Copmans en ik. Ik
won de spurt.»
stuk honderd kilometer aan
de kop kunnen sleuren en
een paar van onze jongens
vielen wat licht uit. Het is
wel zo dat ge niet op kunt
tegen de Polen en de Oost-
Duitsers. Die hebben gewon
nen met een ploeg die uit
stuk voor stuk goeie tijdrij-
ders bestond. Onbegonnen
werk tegen die mannen... En
dan het wereldkampioen
schap zelf...»
Het wereldkampioenschap
1979 was niet de eerste wed
strijd naar de wereldtitel die
Jan Bogaert als amateur aan
de meet kreeg. In 1978 was
hij ook reeds paraat. Eerst
iets meer daarover.
Jan Bogaert: «Op de Nürn-
bergring reed ik dus ook al
het wereldkampioenschap.
Ik moet bekennen dat ik
daar slecht reed maar toen
had ik me in de Willem Teil
geforceerd. Dit jaar reed ik
fantastisch goed. Natuurlijk
moet ge goed rijden, maar
anderzijds heb je ook een
dosis geluk nodig. Je moet
mee met de juiste ontsnap
ping enzomeer en dan pro
beert ge zelf ook iets. De
voorlaatste ronde waren wij
met acht renners weg. Dan
ging ik zelf weg, ze pakten
me en ondertussen waren er
al anderen voorop. Dat gaat
zo in een finale. Ik was
natuurlijk wel erg tevreden,
als ge zesde kunt eindigen in
een wereldkampioenschap
met al de beste renners van
de wereld dan denk ik dat ge
kontent jnoogt zijn, dat dat
al een prestatie is.»
Tan Bogaert zit in een zetel,
maar daar heb jij eigenlijk
geen uitstaans mee. lezer. Ik
zeg het maar omdat ik net
achter het hoofd van de
renner een bord zie staan:
«Jan Bogaert. wereldkam
pioenschap liefhebbers Val
kenburg, zesde plaats,
1979... Gemeentebestuur
van Temse. Dat betekent dat
Jan Bogaert op het gemeen
tehuis van zijn woonplaats in
de bloemetjes en in dit geval
ook in het bord gezet werd.
Jan Bogaert: «De week na de
Ronde van de Toekomst ben
ik gehuldigd op het gemeen
tehuis. Dat was net daags
voor de Landenprijs. Nor
maal was ik voor de Landen
prijs graag op woensdag of
donderdag vertrokken, maar
op het' gemeentehuis was
alles al geregeld voor de
vrijdag. Ik moest mijn ver
trek dus uitstellen.»
Zo'n huldiging doet deugd?
Jan Bogaert: «Het is altijd
plezierig als ge door mensen
van uw gemeente in de
bloemetjes wordt gezet, het
betekent dat ze waarderen
wat je doet.»
Supporters kunnen je moreel opkrikken
Een beroepssporter heeft
echter een heel ander leven
dan Jan en alleman. Men
zegt dat een sportman die
aan de top wil staan en
blijven moet leven als een
kluizenaar. Hij mag niet
roken, niet drinken, vrijen
wordt voor wedstrijden afge
raden. Hoeft dat eigenlijk
wel? Met andere woorden
leeft de kersverse beroeps
renner uit Temse als een
asceet?
hoe hard ze gaan rijden. Er
zijn al zoveel renners overge
gaan naar de beroepsklasse
maar nu hoort ge van veel
van hen niet meer. Hoe het
met mij zal gaan weet ik
niet, maar ik zal mijn best
doen. Iets voorspellen? Ik
denk dat het moeilijk zal
zijn. Het is altijd een groot
risiko. Het kèn tegenstaan.
Bij mij... Ik denk dat ik
altijd wel terug naar de
Boelwerf kan. Maar ge kunt
niet meer doen als proberen,
Een heuse klimmer is Bo
gaert dus niet. Hij rijdt wel
het beste op zwaar parkoers,
wat bergop en bergaf, maar
eigenlijk cols, neen daar
komt hij op te kort. In de
sprint kan hij dan wel zijn
streng trekken, in tijdritten
eveneens. Niet iedereen is
een Merckx, zoals de favo
riet van Jan Bogaert... hoe
wel we van de Temsenaar
zeker nog zullen horen.
(jean-pierre de lamper