ft
:bl
Achter de schermen van de arbitrage (5)
De ANDERE match
door Marcel
Hauwermeiren
Een scheidsrechter kan niet genoeg belang hechten
aan de voorbereiding van een wedstrijd. Hij moet
zijn mannetjeskennen, weten wie de vlam in de
pan kan doen slaan en de boel verbrodden. Als je
ergens terechtkomt waar je niemand van haar of
pluim kent, is het natuurlijk een ander paar mouwen.
Maar daar is een truukje voor: de identiteitskaarten
van de spelers kunnen de ref een eind ver op de goeie
weg helpen. Niet bij de kadetten en de miniemen,
doch als je seniorenploegen moet leiden. Kijk naar
de leeftijd: ouwe rotten in het «vak» kennen al de
knepen. Als ze fouten bedrijven, doen ze dat «pro
fessioneel», om het eigentijdste zeggen. Haal die
geniepige foutjes eruit, dan kan je er donder op
zeggen dat iedereen dra weet waar de klepel hangt.
De «ouwe» op zak steken geeft je onmiddellijk een
lengte voorsprong. Jongere spelers heb je zo te
grazen: zo goed kunnen ze hun bedoelingen niet
kamoefleren dat je ze niet doorhebt. Dus.
Een ref die gedurende enkele seizoenen van her naar
der zwerft, kent op de lange duur iedereen. Hij weet
wie wie is, welke speler van deze of gene ploeg de
boel op stelten durft zenen. Het is beter voorkomen
dan genezen. Een anekdote? Het mannetje speelde
destijds voor een Wase Tweede Provincialer, een
Aantwaarpeneir. Een steengoed voetballer, doch
tevens een lastig ventje. Zijn ploeg speelde in Waas
munster en ik moest de match arbitreren. Veel tijd
om een krijgdplan te smeden kreeg ik niet: ik zie de
man voorbij mijn kleedkamer stappen, regelrecht
naar een hoekje waar je wat overtollig vocht kwijt
kan. Ik erachter. Ik ga naast hem staan, doe alsof, en
zeg hem goeiedag, vraag hoe het gaat en vertel hem
dat ik van hem een extraatje verwacht: «Bewijs die
mensen hier vandaag dat je ook zonder er de beuk in
te gooien of de belhamel uit te hangen wat kan
forceren. Je bent niet voor niets de beste midvoor van
de reeks, je hebt geen onsportieve middelen nodig».
Hij liep erin. Ik heb hem gedurende anderhalf uur
niet moeten bestraffen: meer dan een paar pekelzon
den bedreef hij niet.
Dat kort onderonsjehad gunstige gevolgen. Voor
al omdat het zonder getuigen verliep en onze goeie
vriend dus geen gezichtsverlies leed.
Je moet ook oog hebben voor het beroep van de
spelers. Niet dat een advokaat zich beter gedraagt
dan een kasseilegger. Gedrag heeft niets met beroep
te maken. Wél leert het je hoe je iemand moet
aanpakken als het nodig is. Bij de een geraak je
verder met een goeie «godver» dan door een of
andere stekelige opmerking, «de intellektueelkrijg
je vlugger op de knieën met een «meneer, zeker van u
had ik nooit verwacht dat je zo'n brutale fout zou
bedrijven», dan met een bestraffende vinger of wat
geblaf. Ik herinner het me nog als was het gisteren
gebeurd: hij, ex-internationaal, een dagje ouder, wat
trager op de benen, doch nog lang niet van plan de
shoes aan de kram te hangen. Ik, arbiterke uit de
provincieOp een bepaald moment bestraf ik een
fout. Niet tegen hem, helemaal niet. Doch hij had er
zijn mening over. Langs zijn neus zegt hij «dat way
helemaal geen foul». Wat je gehoord hebt, heb je
gehoord: dus reageer ik als de bliksem: «Als je het zo
goed weet, is het de hoogste tijd dat je begint te
arbitreren». Hij: «Excuseer, maar wat ik zegde was
voor mijn vriend bedoeld, niet voor u». «Kan zijn,
maar ik loop niet met sloppen in de oren». Het was
nogal wiedes dat dit 'dat was helemaal geen foul' een
proefballonetje was, een test. Als ik de man liet
zeggen zonder erop te reageren, zou het alsmaar
erger geworden zijn: eerst pakken sommigen een
vinger, daarna een hand en achteraf een arm. Niet
toestaan, helemaal niet. Je moet er evenwel over
waken dat een gesprek niet uitmondt in een lange
diskussie, een oeverloos debat. Het publiek wil
voetbal in ruil voor de prijs van een toegangskaartje,
geen lange onderbrekingen met de scheidsrechter als
«remmend element».
Is het aangeraden je vooraf te wapenen tegen jongens
met een «slechte reputatie», dan betekent het hele
maal niet dat je die mannetjes moet viseren, zoeken
of uitdagen. Of ze aan strengere normen onderwer
pen. Dat zou onrechtvaardig en diskriminerend zijn.
Het onderscheid kunnen maken tussen wat foutief en
wat reglementair is, is in de arbitrage de «kunst». Als
je niet goed uit de doppen kijkt, kunnen sommigen er
je laten intuinen. Zo gebeurde het dat een «routinier»
geen enkel goaltje kon scoren en toch wat wilde
forceren. Hij dribbelde met de bal tot in het straf
schopgebied en toen het duidelijk was dat hij zich
«doodliep», viel hij als een steen tegen het gras.
Penalty? Dat dacht je maar. Hij speelde het spelletje
nadien nog een tweede keer: «Als je de vallende
ziekte hebt, moet je dringend naar de dokter!» De
man bleef nadien overeind. Wellicht heeft hij het later
met anderen ook nog geprobeerd. Of het met succes
was, heb ik nooit vernomen.
Een wedstrijd voorbereiden is nog meer dan zich
tegen een of ander «enfant terrible» wapenen. De
scheidsrechter moet zowel fysisch als mentaal «in
orde» zijn. Ik heb iemand gekend die zich «afzon
derde» op de vooravond van een opdracht: hij trok
op zaterdagavond vroeg naar bed. Een éénmansbed.
Zijn vrouw overnachtte in een andere kamer. Een
éénnachtsweduwe. Je mag dat lachwekkend vinden,
en misschien is het een alleenstaand geval, doch het is
kenschetsend voor de ernst waarmee die ref zijn
wedstrijden voorbereidde. Er komt echter nog meer
bij kijken: als je niet traint, komt je er nooit. De
scheidsrechter moet voortdurend «bewegen» op een
terrein. In principe mag hij slechts «stilstaan» bij het
nemen van een strafschop, een inworp of een hoek
schop. Bij de aftrap moet hij zich onmiddellijk
verplaatsen in de vermoedelijke richting van de bal.
Dat voortdurend bewegeneist een fysische paraat
heid. En die verwerf je pas door regelmatig oefenen.
Je moet je voor honderd procent op je opdracht
kunnen koncentreren: als je met muizenissen zit,
gaat dat niet. en loop je gevaar een rotprestatie te
versieren. Is je vrouw ernstig ziek, is er wat mis met
je bejaarde vader of zit je tot over de kop in de
zorgen: laat je dan tijdig vervangen, liever dan een
miskleun van te maken.
In de onderrichtingen aan de scheidsrechter staat dat
je de reis naar het terrein moet voorbereiden. Van
daag hebben 95 procent een eigen wagen, of kunnen
de baan op met de auto van pa. Het is dus een stuk
eenvoudiger dan vroeger. Toen moest je overal met
de trein en bus naartoe. Ik herinner me nog een
sneeuwmatch in het Meetjesland Balgerhoeke. Op
bepaalde momenten zag je geen vuist ver. Doch ik
vertikte het de wedstrijd te onderbreken omdat ik de
bus voor Gent die om 17.10 in de buurt van het
terrein stopte wilde halen. Ik viste achter het net.
Resultaateerst de bus naar Brugge op, daarna met
de trein naar Gent, van Gent naar Dendermonde en
tenslotte een bus in die me een eind terugbracht,
zodat het 's avonds rond negen uur werd vooraleer ik
de sleutel in het slot kon steken. Je moet erg door de
mikrobe gebeten zijn om je mooie zondagnamiddag
en een stuk van de avond aan de arbitrage te geven.
Die bus- en treinperikelen had je ook om NAAR de
terreinen te trekken. Het was dus in zeer vele gevallen
vroeg wegwezen. Gelukkig maar dat de jongeren van
vandaag een stuk makkelijker hebben, of je zou nog
meer over een gebrek aan scheidsrechters horen
jeremiëren.
Een ref wordt week na week met minstens 22 spelers
gekonfronteerd. Met 22 verschillende karakter ook,
mensen die op eenzelfde gebeurtenis op hun eigen
manier reageren. Het is niet eenvoudig alles in de
goeie banen te houden. Er lopen, gelukkig, nog
velen op de voetbalterrein rond die beseffen dat
voetbal «a game» is. Maar naarmate de toegekende
overwinningspremie hoger ligt, hoe harder het er aan
toegaat, de scheidsrechter draagt een grote verant
woordelijkheid: met hem staat of valt de match.
Gezag, techniek, fysische kwaliteiten, psychologisch
doorzicht en kennis van de spelregels zijn de ingre
diënten voor een cocktail die de «man in het zwart»
in zich moet hebben om een goede prestatie te
leveren, soms volstaat dat echter niet: een onvoor
spelbaar incidentje (een off-side niet gezien, een bal
die net niet of wel over de doellijn ging, en noem
maar op) kunnen de boel in lichterlaaie zetten. Als
dat gebeurt, is hij de zondebok. Maar daar mag hij
niet van wakker liggen.
(vervolgt)
Paul De Moor zag voeten en ballen doch geen match
Met één korte, maar harde knip tracht ik mijn oogjes open te laten springen, en er
volgt inderdaad een dorre ontploffing achter mijn kijkers, maar de deurtjes
schuiven niet omhoog. De zondag uit bed klauteren is een zware opoffering, meer:
het is een heldendaad, een zoenoffer aan de arbeid. Nog enkele dreunende slagen
daveren in mijn tere achterhoofd, terwijl helle flitsen mijn koker verlichten. Te moe
om zelfs te gapen. En dan de mensen die je buiten staan op te wachten; 's Nachts
grote baas, 's morgens kleine knecht». Hoewel ze zeer goed weten dat de zondag
een rustdag is en er dus geen klasse-onderscheid wordt gemaakt tussen meester en
knecht. Maar prent hen dat in het hoofd. Met veel melk wordt een ragfijn sneetje
brood naar binnen gewerkt, het is niet altijd makkelijk maar, «in het zweet des
aanschijns zult gij Uw brood vreten». Waar gaan we naartoe als we zelfs zweten om
te kunnen eten? Zoals gewoonlijk waaien we dan naar het aperitief café; «Bij Staf
Pijpe», (natuurlijk maken we voor niemand sluikreklame). Elke zondag is hel daar
hetzelfde liedje, kloeke mannen staan daar een zondagvoormiddagvat naar binnen
te gieten. Ik noem ene Carlos, zo'n nieuwtjesschrijver waarvan men zegt dat zijn
biertonbuikje een geheim wapen is bij het pennen. Of Leon, die is zo groot dat hij
veel te diep in het glas moet kijken, willen of niet. Die zou je van alles wijsmaken.
Bij hoog en bij laag zweert hij dat vroeger op een kat reed. Ja, gewoon een poes met
een zadel erop. Ik denk dat hij toen een enorm stuk in zijn vestkraag moet gehad
hebben, anders kraam je dergelijke dingen toch niet uit. En de Willy die als een rots
de wacht houdt voor de tapkast, en André, en... Teveel om op te noemen, want
zelfs vanuit Berlare komen de klanten een drankje gebruiken. De eerste maal toen
ik hier binnenkwam, is als van gisteren geleden. Ik stond bij kollega C een blond
schuimend biertje te ledigen, achter mijn smalle rug betaalde een of andere
bierproever een rondje. Zijn woorden waren nog niet in het oor van Mariëtte koud
of iemand anders vond dat de alkohol niet vlug genoeg kwam. Toen ik de achtste
pint in mijn hand nam (ondertussen had ik er al vijf kwijtgespeeldhad ik reeds
een leuke en openhartige konversatie met de toog opgebouwd. We spraken
voornamelijk over blijven hangen, plakken, of staan. Plots werd ik opgeschrikt
door een bulderende stem die van de andere kant van het gelach kwam«Paul. je
pak staat klaar!» Ik kneep nog even flink in mijn arm, maar daar kon ik voor
hetzelfde geld op de rauwe stenen toog hebben gebokst; «Twee volle pinten
wachtten op de spoelbak. Eenmaal thuis gekomen, misschien is zweven een
gepaster woord, vond ik het koud buffet aan de pas geschilderde achterdeur.
Aangezien geen kat of geen hond in de familiekring is opgenomen, was de situatie
eerder verdacht, vooral wanneer ik constateerde dat er op tafel (bij ons gebruikt om
een maaltijd te nuttigen, vroeger was het een prima bord om er uitgebreide
tekeningen op uit te smeren tot groot ongenoegen van kunsthaters) niets viel te
bespeuren. Onder tafel was zelfs geen kruimeltje dat aan de druk van een boze
borstel had kunnen weerstaan. Ik heb toen maar een pick-nick in de tuin
georganiseerd waarbij ontelbare bijen (de koninging kon ik in de drukte niet
ontwaren) met plezier naar de gratis-stuif-es-in afkwamen. In bittere nood kent
men zijn vrienden.
Deze maal liet ik me echter niet verleiden door dronkemansleuzen. Cola! Ik bedoel
Coca-Cola, want ik spreek regelmatig met twee woorden. Vanzelfsprekend vorm je
dan het middelpunt van de belangstelling. Vooral de vraag hoe het nachtleven te
omschrijven viel, wordt uit diverse kelen opgeworpen. De gesprekken in Wetleren
vallen echter totaal stil als je vraagt hoe het zit met koning voetbal. In die gemeente
ligt de sire zwaar ziek te bed, hij ijlt zelfs over bevordering. Dit seizoen ging ik niet
naar de Racing of de Standaard kijken omdat ik veel liever naar het voetbal ga,
maar vandaag maak ik een uitzondering. Of dal een wijze beslissing is, valt af te
wachten, ik heb al meer dan eens een knaap van een kemel geschoten. Maar ik
verkoop zijn vel duur, daar kan je van op aan. Ik weet tenslotte ook waar Abraham
zijn geliefde mosterd ging inslaan (maar Tierentijn was me voor).
De jongens van de voetbalvoorspellingen zijn niet erg gerust in het zaakje, slechts
weinig Pijpelakkersgeven hun ploeg gewonnen. Mensen die grof geld willen
verdienen tippen zonder uitzondering op Hamme. Op vragen over de speelwijze
van de Habsburgse kinnen, antwoord ik onomwonden dat het een sierlijk spelend
team is dat evenwel iets moeilijker scoort dan men wel eens denkt. Met brede
lofbetuigingen, met woorden die eindigen op -ste omschrijf ik de prestaties van de
bezoekers. Wanneer de vreugdevolle gezichten tot diep-gerimpelde maskers
wegkwijnen, voel ik me pas goed in mijn sas Ik moet het juiste uur in de gaten
houden, of we missen de partij. Het bier wordt weer hoog gehouden. Ik zeg tegen
iemand «gezondheid» en die noemt me een schurk. Niet iedereen kan een arts
missen als de pest, hoewel. Ik had er tot nu toe geen vermoeden van hoe plezant het
is om in eigen streek naar een voetbalweide te slappen Om veertien uur lig ik nog
languit in de zetel naar Roland Liboton te grijnzen. Die pakt zonder Zweifel de
trui. Wanneer iedereen zijn net gestreken zondagmiddagpakje over de schouders
sleurt, neemt die kerel een modderbad. Ik wil best aannemen dat zoiets een balsem
is voor de spierklossen, maar op een zondag is dat toch helemaal geen zicht. Enfin,
dat is mijn gedacht. Net op hetzelfde moment dat de bel gaat valt Zweifel, wal die
schrok! Ik hoop, bid en vast dat niemand hem dal aan zijn baard in wording gaat
smeren of hij doet mij het proces van de eeuw aan (Da's dan het tachtigste). Ik kan
het toch ook niet verhelpen dat uitgerekend op dat tijdstip Marcel elektrische
kontakten veroorzaakt. Ik wipte eveneens op, maar daar verloor ik het wereldkam
pioenschap nog niet mee. Of toch, dat van uitslapen. Ik roep hem naar boven,
maar hij heeft natuurlijk geen sekonde vrij. Terwijl ik me ndar beneden laat vallen
laat mijn broeksknoop het afweten. Naar boven vallen, is geen koud kunstje, ik
zweet me een ongeluk. Vlug een andere broek, gelukkig heb ik vorige week een
nieuwe gekocht (donkerblauw en iets te duur voor mijn beurs) anders kon ik met
een speld werken. Mijn veters knoop ik in de wagen wel (ritsloze nummers, noem
ik ze in goeie bui).
Vrolijk groetend bollen we voorbij de bijzonder tijdelijke parkingsgeldontvanger»
die verbouwereerd zijn linkerarm de lucht induwt. Geen nood, de diesel reageert
Dan ga je naar Racing Wetteren om voetbal te zien. Wat
stel je vast? Dat Farzalla een buldozer is die klein Schud-
dinckske wil verpletteren en dat Hamme, onder het oog
van Denderhoutemspionnen niet in zijn kaarten wil laten
kijken, (pdm)
niet op de remdruk. Met een zwierige zwaai stuift het zand rond de wagen. Naast
ons stapt Karei uit zijn wagen. «Resultaat van de waarzegger?». «Zoals altijd laat
ik de Racing met 2-0 winnen, maar ik heb er dit jaar nog geen geluk mee gehad.
Veel poen verloren, dat wel!». Zelden zag ik zoveel volk rond de Wetterse grasmat.
Wal is er nu aan de hand? Maar de roodgroene Wetteraars zijn overdreven in de
minderheid. Geen wonder dat hun ploeg keer op keer in het verlies wordt
gedribbeld; ze speelt altijd voor vreemd publiek, nooit eens thuis, stel je dat voor! Jj,,
Hamme voetbalt altijd, maar dan ook altijd voor eigen fans. Dat zijn supporters. jrcj
Die gaan met hun ploeg door dik (vooral dik) en dun. Ik zag zelfs hoe men iemand ,n
wegvoerde die zijn hand in het vuur stak. Door het mulle zand, via een on
hotdogventer, onder het dak van de staanplaatsen door, stappen we naar de irn|
zitplaatsen. We nestelen ons hoog in het hok. De beide doelvlakken zijn ^js
onzichtbaar, schuinkijken is geen van mijn kwaliteiten. Dan maar een andere vai
plaatsje uitzoeken. Gans onderaan resten nog twee zittenjes. We vullen hun »t
eenzaamheid op door onze lichamelijke aanwezigheid. Wat zijn we vroeg
vandaag, denk ik nog. de spelers zijn in geen uur in het rond te bemerken. L'
Misschien gingen ze enkele taktieken in het nabijgelegen slachthuis uitknobbelen.
Je weet nooit op dat van pas komt. De spelers van Hamme worden met loeiende
sirenes en gillende vrouwenstemmen welkom gekrijst, die van Wetteren lopen een
voor hen ongekend terrein op. De arbiter perst met bolle kaken drie fluittonen door
de Big Band en de spelers beginnen te bewegen. Van links naar rechts en
omgekeerd. Een gepantserde kerel, Farzahlah houdt miniem Schuddinck nauw in
de gaten. Had hier een sprookjesschrijver gezeten dan waren we een verhaaltje
rijker, en konden mensen die literatuur studeerden flink aan hun trekken komen. »en
Maar voetbal heeft daar wellicht niet veel mee te zien, hé. De roodgroenen gaan Lrrr
wild en onstuinig te werk. Ik meen dat heel wat spelers met berehonger op het veld jhri
rondhuppelen want ze zouden in iemands been bijten, wees gerust. Met spijt dacht lrd
ik wat ik 's morgens had verteld in de stamkroeg, nooit speelde Hamme zo rot. Dat l
was geen voetballen meer. In die eerste helft ging Farzahlah zo woest tekeer tegen et
uitdager Schuddinck dat je het bijna niet voor mogelijk hield. Op een bepaald kch
moment graafde hij eerst een diepe put, wachtte de kleine op en boorde hem in de |ete
grond. Nog even later kwam een tweede aanslag, maar ook deze keer kon Ln
purperzwart Lucje de dood ontwijken. Na ruim een halfuur daagden kollega di
Carlos en kompanen op. Dat zijn toch geen fans! Ik ben er zeker van dat het h
aperitief je lang aansleepte, zodat ze onmogelijk op tovenaarsuur konden aanwezig Lj<j.
zijn. Het was natuurlijk mogelijk dat ze niet voorbij de Hamse spionkop durfden. De
maar dat betwijfel zelfs ik) erg sterk. Plots moest ik denken aan die goeie ouwe Jjnn
rottijd toen groenrood nog tegen groengeel Wetteren optorde. In mijn ogen is de Dep
Standaard een ploeg voor de arbeiders, de gewone man. Die van de Racing feltji
behoorde steeds tot de gegoede burgerij. Tuurlijk was ik een Ivanhoe en dus voor nelii
de zwaksten. En keer op keer verloor MIJN ploeg van die andere. Ik moet niet te nels
vertellen dat wij de besten waren, maar de referee was altijd, maar dan ook altijd fen I
tegen tegen ons en voor de Racing. Trouwens, wij moesten lachen met die Royal ters
Racing Club Wetteren. Dal is geen naam, maar een scheldwoord. Als er toen (atei
iemand aan mij vroeg of ik geen Racingsjaal kocht barste ik bijna van blinde feurs
woede.
Met de overtuiging van een stierenvechter vloog ik naar gewraakte persoon met de
bedoeling die tot kleine stukjes «filet Wettrois» te hakken. Meestal liep die hele aktie
wel op een sisser uit, want ik ben geen Coopman en geen Gauwe. Eens werd zelfs
een match uitgesteld wegens de slechte staat van het terrein. Nu nog ben ik er van
overtuigd dat de Wetterse brandweer het ganse veld onderspoot in het holst van de
donkere zaterdag-uitgangsnacht. Als er iemand meer van weet, tips worden in
dank aanvaard. Gedurende de kwartuurrust sluipen we naar de receptie. Via een
steile trap belanden we in een nauw kamertje waar enkele mensen koffie slurpen,
zonder echter teveel lawaai te produceren. Marcel vraagt lachend of ik geen bakje
lust, nochthans weet die duivelse plaagvent maar al te goed dat ik dat brouwsel niet
aan mijn ingewanden wil roevertrouwen. Een mooilachende dame schuift een
cognac naar mij toe. Met mijn vriendelijkste lach verwelkom ik het kostbare vocht. [e
Marcel zit al te lonken, maar geen haar op mijn hoofd denkt aan een gebaar van <y
liefdadigheid. Met kleine teugjes baant het bruine vuurtje zich een weg naar waar |8ter
de maag moet te situeren zijn. Een korte rilling trekt door mijn ledematen. rWf
Eindelijk krijg ik het warm, op mijn voeten na. Met een bestuurslid van Hamme |Unt'
praat ik over de voetbalbuitelingen die ons vandaag werden opgediend. Hij was er Pn
net als ik niet gelukkig mee. Met een sterk doorgedreven inspanning slaag ik er ISS
uiteindelijk in het neutje tot op de bodem te ledigen. Ik heb het gevoel enkele kilo's ng'
minder te wegen. In mijn geval noemt zoiets dan zweven. Bijna donder ik de
trappen af, maar mijn engel is vooral op zondag pijnlijk attent. Gelukkig maar. P
dacht ik. In de tweede helft blijft het vertoon onder de maat. De mensen van
Wetteren zijn nochtans tevreden, tenslotte hebben ze voorlopig een puntje en dat is
toch behoorlijk tegen een formatie die met Denderhoutem het mooie weer maakt.
Er valt een doelpunt. De keeper van de roodgroenen loopt naar de rechtse paal en L'-J
roept met de telefoon de hulpdienst van de 900 op. De reden ligt voor de hand: een e
ploeggenoot ligt zwaar getroffen bevroren aarde te kauwen. De doelwachter werpt
de hoorn op de haak, tracht zijn maat op te tillen, maar.ondertussen knalt één
uitgeslapen Hammenaar naar de lege kool. De keeper is een vogel voor de kat. Hij
wil van boosheid zijn veren uit zijn hoofd trekken, maar de ondertussen
toegesnelde hulpdiensten geven hem vlug een inspuiting. De Wuitens slaan aan het
muiten. Met een dolle bamba zoenen ze de scorer. Iemand in de tribune zoekt zelfs
naar een muziekdoos om zijn stukken van vijf kwijt te kunnen. Maar de
gebeurtenissen gaan door. De scheidsrechter zwaait een rode kaart onder de neus
van een groenrooie voetballer
Na de wedstrijd praten we nog even over het vertoon met een scheidsrechter die B
geen scheidsrechter meer Li maar de scheidsrechter van vandaag komt kontroleren. jWOr(
Die jongens van de bond kunnen het toch moeilijk maken. Een voetbalspeler die stani
van plunje heeft gewisseld, komt bij ons staan en verhaalt hoe hij al aan een stuk of
zes gele kaarten komt. En nooit zijn schuld. Marcel antwoordt hem met «een ouwe Q
vos moet je geen streken meer leren». Beiden schieten in een lach maar versta jij erv'
daar nu iets van? q
O' M«or Jkam'
iikw
In di
itam
:am|
:elet
:lani
•ich
lerva
fake
die