ft :bl Achter de schermen van de arbitrage (5) De ANDERE match door Marcel Hauwermeiren Een scheidsrechter kan niet genoeg belang hechten aan de voorbereiding van een wedstrijd. Hij moet zijn mannetjeskennen, weten wie de vlam in de pan kan doen slaan en de boel verbrodden. Als je ergens terechtkomt waar je niemand van haar of pluim kent, is het natuurlijk een ander paar mouwen. Maar daar is een truukje voor: de identiteitskaarten van de spelers kunnen de ref een eind ver op de goeie weg helpen. Niet bij de kadetten en de miniemen, doch als je seniorenploegen moet leiden. Kijk naar de leeftijd: ouwe rotten in het «vak» kennen al de knepen. Als ze fouten bedrijven, doen ze dat «pro fessioneel», om het eigentijdste zeggen. Haal die geniepige foutjes eruit, dan kan je er donder op zeggen dat iedereen dra weet waar de klepel hangt. De «ouwe» op zak steken geeft je onmiddellijk een lengte voorsprong. Jongere spelers heb je zo te grazen: zo goed kunnen ze hun bedoelingen niet kamoefleren dat je ze niet doorhebt. Dus. Een ref die gedurende enkele seizoenen van her naar der zwerft, kent op de lange duur iedereen. Hij weet wie wie is, welke speler van deze of gene ploeg de boel op stelten durft zenen. Het is beter voorkomen dan genezen. Een anekdote? Het mannetje speelde destijds voor een Wase Tweede Provincialer, een Aantwaarpeneir. Een steengoed voetballer, doch tevens een lastig ventje. Zijn ploeg speelde in Waas munster en ik moest de match arbitreren. Veel tijd om een krijgdplan te smeden kreeg ik niet: ik zie de man voorbij mijn kleedkamer stappen, regelrecht naar een hoekje waar je wat overtollig vocht kwijt kan. Ik erachter. Ik ga naast hem staan, doe alsof, en zeg hem goeiedag, vraag hoe het gaat en vertel hem dat ik van hem een extraatje verwacht: «Bewijs die mensen hier vandaag dat je ook zonder er de beuk in te gooien of de belhamel uit te hangen wat kan forceren. Je bent niet voor niets de beste midvoor van de reeks, je hebt geen onsportieve middelen nodig». Hij liep erin. Ik heb hem gedurende anderhalf uur niet moeten bestraffen: meer dan een paar pekelzon den bedreef hij niet. Dat kort onderonsjehad gunstige gevolgen. Voor al omdat het zonder getuigen verliep en onze goeie vriend dus geen gezichtsverlies leed. Je moet ook oog hebben voor het beroep van de spelers. Niet dat een advokaat zich beter gedraagt dan een kasseilegger. Gedrag heeft niets met beroep te maken. Wél leert het je hoe je iemand moet aanpakken als het nodig is. Bij de een geraak je verder met een goeie «godver» dan door een of andere stekelige opmerking, «de intellektueelkrijg je vlugger op de knieën met een «meneer, zeker van u had ik nooit verwacht dat je zo'n brutale fout zou bedrijven», dan met een bestraffende vinger of wat geblaf. Ik herinner het me nog als was het gisteren gebeurd: hij, ex-internationaal, een dagje ouder, wat trager op de benen, doch nog lang niet van plan de shoes aan de kram te hangen. Ik, arbiterke uit de provincieOp een bepaald moment bestraf ik een fout. Niet tegen hem, helemaal niet. Doch hij had er zijn mening over. Langs zijn neus zegt hij «dat way helemaal geen foul». Wat je gehoord hebt, heb je gehoord: dus reageer ik als de bliksem: «Als je het zo goed weet, is het de hoogste tijd dat je begint te arbitreren». Hij: «Excuseer, maar wat ik zegde was voor mijn vriend bedoeld, niet voor u». «Kan zijn, maar ik loop niet met sloppen in de oren». Het was nogal wiedes dat dit 'dat was helemaal geen foul' een proefballonetje was, een test. Als ik de man liet zeggen zonder erop te reageren, zou het alsmaar erger geworden zijn: eerst pakken sommigen een vinger, daarna een hand en achteraf een arm. Niet toestaan, helemaal niet. Je moet er evenwel over waken dat een gesprek niet uitmondt in een lange diskussie, een oeverloos debat. Het publiek wil voetbal in ruil voor de prijs van een toegangskaartje, geen lange onderbrekingen met de scheidsrechter als «remmend element». Is het aangeraden je vooraf te wapenen tegen jongens met een «slechte reputatie», dan betekent het hele maal niet dat je die mannetjes moet viseren, zoeken of uitdagen. Of ze aan strengere normen onderwer pen. Dat zou onrechtvaardig en diskriminerend zijn. Het onderscheid kunnen maken tussen wat foutief en wat reglementair is, is in de arbitrage de «kunst». Als je niet goed uit de doppen kijkt, kunnen sommigen er je laten intuinen. Zo gebeurde het dat een «routinier» geen enkel goaltje kon scoren en toch wat wilde forceren. Hij dribbelde met de bal tot in het straf schopgebied en toen het duidelijk was dat hij zich «doodliep», viel hij als een steen tegen het gras. Penalty? Dat dacht je maar. Hij speelde het spelletje nadien nog een tweede keer: «Als je de vallende ziekte hebt, moet je dringend naar de dokter!» De man bleef nadien overeind. Wellicht heeft hij het later met anderen ook nog geprobeerd. Of het met succes was, heb ik nooit vernomen. Een wedstrijd voorbereiden is nog meer dan zich tegen een of ander «enfant terrible» wapenen. De scheidsrechter moet zowel fysisch als mentaal «in orde» zijn. Ik heb iemand gekend die zich «afzon derde» op de vooravond van een opdracht: hij trok op zaterdagavond vroeg naar bed. Een éénmansbed. Zijn vrouw overnachtte in een andere kamer. Een éénnachtsweduwe. Je mag dat lachwekkend vinden, en misschien is het een alleenstaand geval, doch het is kenschetsend voor de ernst waarmee die ref zijn wedstrijden voorbereidde. Er komt echter nog meer bij kijken: als je niet traint, komt je er nooit. De scheidsrechter moet voortdurend «bewegen» op een terrein. In principe mag hij slechts «stilstaan» bij het nemen van een strafschop, een inworp of een hoek schop. Bij de aftrap moet hij zich onmiddellijk verplaatsen in de vermoedelijke richting van de bal. Dat voortdurend bewegeneist een fysische paraat heid. En die verwerf je pas door regelmatig oefenen. Je moet je voor honderd procent op je opdracht kunnen koncentreren: als je met muizenissen zit, gaat dat niet. en loop je gevaar een rotprestatie te versieren. Is je vrouw ernstig ziek, is er wat mis met je bejaarde vader of zit je tot over de kop in de zorgen: laat je dan tijdig vervangen, liever dan een miskleun van te maken. In de onderrichtingen aan de scheidsrechter staat dat je de reis naar het terrein moet voorbereiden. Van daag hebben 95 procent een eigen wagen, of kunnen de baan op met de auto van pa. Het is dus een stuk eenvoudiger dan vroeger. Toen moest je overal met de trein en bus naartoe. Ik herinner me nog een sneeuwmatch in het Meetjesland Balgerhoeke. Op bepaalde momenten zag je geen vuist ver. Doch ik vertikte het de wedstrijd te onderbreken omdat ik de bus voor Gent die om 17.10 in de buurt van het terrein stopte wilde halen. Ik viste achter het net. Resultaateerst de bus naar Brugge op, daarna met de trein naar Gent, van Gent naar Dendermonde en tenslotte een bus in die me een eind terugbracht, zodat het 's avonds rond negen uur werd vooraleer ik de sleutel in het slot kon steken. Je moet erg door de mikrobe gebeten zijn om je mooie zondagnamiddag en een stuk van de avond aan de arbitrage te geven. Die bus- en treinperikelen had je ook om NAAR de terreinen te trekken. Het was dus in zeer vele gevallen vroeg wegwezen. Gelukkig maar dat de jongeren van vandaag een stuk makkelijker hebben, of je zou nog meer over een gebrek aan scheidsrechters horen jeremiëren. Een ref wordt week na week met minstens 22 spelers gekonfronteerd. Met 22 verschillende karakter ook, mensen die op eenzelfde gebeurtenis op hun eigen manier reageren. Het is niet eenvoudig alles in de goeie banen te houden. Er lopen, gelukkig, nog velen op de voetbalterrein rond die beseffen dat voetbal «a game» is. Maar naarmate de toegekende overwinningspremie hoger ligt, hoe harder het er aan toegaat, de scheidsrechter draagt een grote verant woordelijkheid: met hem staat of valt de match. Gezag, techniek, fysische kwaliteiten, psychologisch doorzicht en kennis van de spelregels zijn de ingre diënten voor een cocktail die de «man in het zwart» in zich moet hebben om een goede prestatie te leveren, soms volstaat dat echter niet: een onvoor spelbaar incidentje (een off-side niet gezien, een bal die net niet of wel over de doellijn ging, en noem maar op) kunnen de boel in lichterlaaie zetten. Als dat gebeurt, is hij de zondebok. Maar daar mag hij niet van wakker liggen. (vervolgt) Paul De Moor zag voeten en ballen doch geen match Met één korte, maar harde knip tracht ik mijn oogjes open te laten springen, en er volgt inderdaad een dorre ontploffing achter mijn kijkers, maar de deurtjes schuiven niet omhoog. De zondag uit bed klauteren is een zware opoffering, meer: het is een heldendaad, een zoenoffer aan de arbeid. Nog enkele dreunende slagen daveren in mijn tere achterhoofd, terwijl helle flitsen mijn koker verlichten. Te moe om zelfs te gapen. En dan de mensen die je buiten staan op te wachten; 's Nachts grote baas, 's morgens kleine knecht». Hoewel ze zeer goed weten dat de zondag een rustdag is en er dus geen klasse-onderscheid wordt gemaakt tussen meester en knecht. Maar prent hen dat in het hoofd. Met veel melk wordt een ragfijn sneetje brood naar binnen gewerkt, het is niet altijd makkelijk maar, «in het zweet des aanschijns zult gij Uw brood vreten». Waar gaan we naartoe als we zelfs zweten om te kunnen eten? Zoals gewoonlijk waaien we dan naar het aperitief café; «Bij Staf Pijpe», (natuurlijk maken we voor niemand sluikreklame). Elke zondag is hel daar hetzelfde liedje, kloeke mannen staan daar een zondagvoormiddagvat naar binnen te gieten. Ik noem ene Carlos, zo'n nieuwtjesschrijver waarvan men zegt dat zijn biertonbuikje een geheim wapen is bij het pennen. Of Leon, die is zo groot dat hij veel te diep in het glas moet kijken, willen of niet. Die zou je van alles wijsmaken. Bij hoog en bij laag zweert hij dat vroeger op een kat reed. Ja, gewoon een poes met een zadel erop. Ik denk dat hij toen een enorm stuk in zijn vestkraag moet gehad hebben, anders kraam je dergelijke dingen toch niet uit. En de Willy die als een rots de wacht houdt voor de tapkast, en André, en... Teveel om op te noemen, want zelfs vanuit Berlare komen de klanten een drankje gebruiken. De eerste maal toen ik hier binnenkwam, is als van gisteren geleden. Ik stond bij kollega C een blond schuimend biertje te ledigen, achter mijn smalle rug betaalde een of andere bierproever een rondje. Zijn woorden waren nog niet in het oor van Mariëtte koud of iemand anders vond dat de alkohol niet vlug genoeg kwam. Toen ik de achtste pint in mijn hand nam (ondertussen had ik er al vijf kwijtgespeeldhad ik reeds een leuke en openhartige konversatie met de toog opgebouwd. We spraken voornamelijk over blijven hangen, plakken, of staan. Plots werd ik opgeschrikt door een bulderende stem die van de andere kant van het gelach kwam«Paul. je pak staat klaar!» Ik kneep nog even flink in mijn arm, maar daar kon ik voor hetzelfde geld op de rauwe stenen toog hebben gebokst; «Twee volle pinten wachtten op de spoelbak. Eenmaal thuis gekomen, misschien is zweven een gepaster woord, vond ik het koud buffet aan de pas geschilderde achterdeur. Aangezien geen kat of geen hond in de familiekring is opgenomen, was de situatie eerder verdacht, vooral wanneer ik constateerde dat er op tafel (bij ons gebruikt om een maaltijd te nuttigen, vroeger was het een prima bord om er uitgebreide tekeningen op uit te smeren tot groot ongenoegen van kunsthaters) niets viel te bespeuren. Onder tafel was zelfs geen kruimeltje dat aan de druk van een boze borstel had kunnen weerstaan. Ik heb toen maar een pick-nick in de tuin georganiseerd waarbij ontelbare bijen (de koninging kon ik in de drukte niet ontwaren) met plezier naar de gratis-stuif-es-in afkwamen. In bittere nood kent men zijn vrienden. Deze maal liet ik me echter niet verleiden door dronkemansleuzen. Cola! Ik bedoel Coca-Cola, want ik spreek regelmatig met twee woorden. Vanzelfsprekend vorm je dan het middelpunt van de belangstelling. Vooral de vraag hoe het nachtleven te omschrijven viel, wordt uit diverse kelen opgeworpen. De gesprekken in Wetleren vallen echter totaal stil als je vraagt hoe het zit met koning voetbal. In die gemeente ligt de sire zwaar ziek te bed, hij ijlt zelfs over bevordering. Dit seizoen ging ik niet naar de Racing of de Standaard kijken omdat ik veel liever naar het voetbal ga, maar vandaag maak ik een uitzondering. Of dal een wijze beslissing is, valt af te wachten, ik heb al meer dan eens een knaap van een kemel geschoten. Maar ik verkoop zijn vel duur, daar kan je van op aan. Ik weet tenslotte ook waar Abraham zijn geliefde mosterd ging inslaan (maar Tierentijn was me voor). De jongens van de voetbalvoorspellingen zijn niet erg gerust in het zaakje, slechts weinig Pijpelakkersgeven hun ploeg gewonnen. Mensen die grof geld willen verdienen tippen zonder uitzondering op Hamme. Op vragen over de speelwijze van de Habsburgse kinnen, antwoord ik onomwonden dat het een sierlijk spelend team is dat evenwel iets moeilijker scoort dan men wel eens denkt. Met brede lofbetuigingen, met woorden die eindigen op -ste omschrijf ik de prestaties van de bezoekers. Wanneer de vreugdevolle gezichten tot diep-gerimpelde maskers wegkwijnen, voel ik me pas goed in mijn sas Ik moet het juiste uur in de gaten houden, of we missen de partij. Het bier wordt weer hoog gehouden. Ik zeg tegen iemand «gezondheid» en die noemt me een schurk. Niet iedereen kan een arts missen als de pest, hoewel. Ik had er tot nu toe geen vermoeden van hoe plezant het is om in eigen streek naar een voetbalweide te slappen Om veertien uur lig ik nog languit in de zetel naar Roland Liboton te grijnzen. Die pakt zonder Zweifel de trui. Wanneer iedereen zijn net gestreken zondagmiddagpakje over de schouders sleurt, neemt die kerel een modderbad. Ik wil best aannemen dat zoiets een balsem is voor de spierklossen, maar op een zondag is dat toch helemaal geen zicht. Enfin, dat is mijn gedacht. Net op hetzelfde moment dat de bel gaat valt Zweifel, wal die schrok! Ik hoop, bid en vast dat niemand hem dal aan zijn baard in wording gaat smeren of hij doet mij het proces van de eeuw aan (Da's dan het tachtigste). Ik kan het toch ook niet verhelpen dat uitgerekend op dat tijdstip Marcel elektrische kontakten veroorzaakt. Ik wipte eveneens op, maar daar verloor ik het wereldkam pioenschap nog niet mee. Of toch, dat van uitslapen. Ik roep hem naar boven, maar hij heeft natuurlijk geen sekonde vrij. Terwijl ik me ndar beneden laat vallen laat mijn broeksknoop het afweten. Naar boven vallen, is geen koud kunstje, ik zweet me een ongeluk. Vlug een andere broek, gelukkig heb ik vorige week een nieuwe gekocht (donkerblauw en iets te duur voor mijn beurs) anders kon ik met een speld werken. Mijn veters knoop ik in de wagen wel (ritsloze nummers, noem ik ze in goeie bui). Vrolijk groetend bollen we voorbij de bijzonder tijdelijke parkingsgeldontvanger» die verbouwereerd zijn linkerarm de lucht induwt. Geen nood, de diesel reageert Dan ga je naar Racing Wetteren om voetbal te zien. Wat stel je vast? Dat Farzalla een buldozer is die klein Schud- dinckske wil verpletteren en dat Hamme, onder het oog van Denderhoutemspionnen niet in zijn kaarten wil laten kijken, (pdm) niet op de remdruk. Met een zwierige zwaai stuift het zand rond de wagen. Naast ons stapt Karei uit zijn wagen. «Resultaat van de waarzegger?». «Zoals altijd laat ik de Racing met 2-0 winnen, maar ik heb er dit jaar nog geen geluk mee gehad. Veel poen verloren, dat wel!». Zelden zag ik zoveel volk rond de Wetterse grasmat. Wal is er nu aan de hand? Maar de roodgroene Wetteraars zijn overdreven in de minderheid. Geen wonder dat hun ploeg keer op keer in het verlies wordt gedribbeld; ze speelt altijd voor vreemd publiek, nooit eens thuis, stel je dat voor! Jj,, Hamme voetbalt altijd, maar dan ook altijd voor eigen fans. Dat zijn supporters. jrcj Die gaan met hun ploeg door dik (vooral dik) en dun. Ik zag zelfs hoe men iemand ,n wegvoerde die zijn hand in het vuur stak. Door het mulle zand, via een on hotdogventer, onder het dak van de staanplaatsen door, stappen we naar de irn| zitplaatsen. We nestelen ons hoog in het hok. De beide doelvlakken zijn ^js onzichtbaar, schuinkijken is geen van mijn kwaliteiten. Dan maar een andere vai plaatsje uitzoeken. Gans onderaan resten nog twee zittenjes. We vullen hun »t eenzaamheid op door onze lichamelijke aanwezigheid. Wat zijn we vroeg vandaag, denk ik nog. de spelers zijn in geen uur in het rond te bemerken. L' Misschien gingen ze enkele taktieken in het nabijgelegen slachthuis uitknobbelen. Je weet nooit op dat van pas komt. De spelers van Hamme worden met loeiende sirenes en gillende vrouwenstemmen welkom gekrijst, die van Wetteren lopen een voor hen ongekend terrein op. De arbiter perst met bolle kaken drie fluittonen door de Big Band en de spelers beginnen te bewegen. Van links naar rechts en omgekeerd. Een gepantserde kerel, Farzahlah houdt miniem Schuddinck nauw in de gaten. Had hier een sprookjesschrijver gezeten dan waren we een verhaaltje rijker, en konden mensen die literatuur studeerden flink aan hun trekken komen. »en Maar voetbal heeft daar wellicht niet veel mee te zien, hé. De roodgroenen gaan Lrrr wild en onstuinig te werk. Ik meen dat heel wat spelers met berehonger op het veld jhri rondhuppelen want ze zouden in iemands been bijten, wees gerust. Met spijt dacht lrd ik wat ik 's morgens had verteld in de stamkroeg, nooit speelde Hamme zo rot. Dat l was geen voetballen meer. In die eerste helft ging Farzahlah zo woest tekeer tegen et uitdager Schuddinck dat je het bijna niet voor mogelijk hield. Op een bepaald kch moment graafde hij eerst een diepe put, wachtte de kleine op en boorde hem in de |ete grond. Nog even later kwam een tweede aanslag, maar ook deze keer kon Ln purperzwart Lucje de dood ontwijken. Na ruim een halfuur daagden kollega di Carlos en kompanen op. Dat zijn toch geen fans! Ik ben er zeker van dat het h aperitief je lang aansleepte, zodat ze onmogelijk op tovenaarsuur konden aanwezig Lj<j. zijn. Het was natuurlijk mogelijk dat ze niet voorbij de Hamse spionkop durfden. De maar dat betwijfel zelfs ik) erg sterk. Plots moest ik denken aan die goeie ouwe Jjnn rottijd toen groenrood nog tegen groengeel Wetteren optorde. In mijn ogen is de Dep Standaard een ploeg voor de arbeiders, de gewone man. Die van de Racing feltji behoorde steeds tot de gegoede burgerij. Tuurlijk was ik een Ivanhoe en dus voor nelii de zwaksten. En keer op keer verloor MIJN ploeg van die andere. Ik moet niet te nels vertellen dat wij de besten waren, maar de referee was altijd, maar dan ook altijd fen I tegen tegen ons en voor de Racing. Trouwens, wij moesten lachen met die Royal ters Racing Club Wetteren. Dal is geen naam, maar een scheldwoord. Als er toen (atei iemand aan mij vroeg of ik geen Racingsjaal kocht barste ik bijna van blinde feurs woede. Met de overtuiging van een stierenvechter vloog ik naar gewraakte persoon met de bedoeling die tot kleine stukjes «filet Wettrois» te hakken. Meestal liep die hele aktie wel op een sisser uit, want ik ben geen Coopman en geen Gauwe. Eens werd zelfs een match uitgesteld wegens de slechte staat van het terrein. Nu nog ben ik er van overtuigd dat de Wetterse brandweer het ganse veld onderspoot in het holst van de donkere zaterdag-uitgangsnacht. Als er iemand meer van weet, tips worden in dank aanvaard. Gedurende de kwartuurrust sluipen we naar de receptie. Via een steile trap belanden we in een nauw kamertje waar enkele mensen koffie slurpen, zonder echter teveel lawaai te produceren. Marcel vraagt lachend of ik geen bakje lust, nochthans weet die duivelse plaagvent maar al te goed dat ik dat brouwsel niet aan mijn ingewanden wil roevertrouwen. Een mooilachende dame schuift een cognac naar mij toe. Met mijn vriendelijkste lach verwelkom ik het kostbare vocht. [e Marcel zit al te lonken, maar geen haar op mijn hoofd denkt aan een gebaar van <y liefdadigheid. Met kleine teugjes baant het bruine vuurtje zich een weg naar waar |8ter de maag moet te situeren zijn. Een korte rilling trekt door mijn ledematen. rWf Eindelijk krijg ik het warm, op mijn voeten na. Met een bestuurslid van Hamme |Unt' praat ik over de voetbalbuitelingen die ons vandaag werden opgediend. Hij was er Pn net als ik niet gelukkig mee. Met een sterk doorgedreven inspanning slaag ik er ISS uiteindelijk in het neutje tot op de bodem te ledigen. Ik heb het gevoel enkele kilo's ng' minder te wegen. In mijn geval noemt zoiets dan zweven. Bijna donder ik de trappen af, maar mijn engel is vooral op zondag pijnlijk attent. Gelukkig maar. P dacht ik. In de tweede helft blijft het vertoon onder de maat. De mensen van Wetteren zijn nochtans tevreden, tenslotte hebben ze voorlopig een puntje en dat is toch behoorlijk tegen een formatie die met Denderhoutem het mooie weer maakt. Er valt een doelpunt. De keeper van de roodgroenen loopt naar de rechtse paal en L'-J roept met de telefoon de hulpdienst van de 900 op. De reden ligt voor de hand: een e ploeggenoot ligt zwaar getroffen bevroren aarde te kauwen. De doelwachter werpt de hoorn op de haak, tracht zijn maat op te tillen, maar.ondertussen knalt één uitgeslapen Hammenaar naar de lege kool. De keeper is een vogel voor de kat. Hij wil van boosheid zijn veren uit zijn hoofd trekken, maar de ondertussen toegesnelde hulpdiensten geven hem vlug een inspuiting. De Wuitens slaan aan het muiten. Met een dolle bamba zoenen ze de scorer. Iemand in de tribune zoekt zelfs naar een muziekdoos om zijn stukken van vijf kwijt te kunnen. Maar de gebeurtenissen gaan door. De scheidsrechter zwaait een rode kaart onder de neus van een groenrooie voetballer Na de wedstrijd praten we nog even over het vertoon met een scheidsrechter die B geen scheidsrechter meer Li maar de scheidsrechter van vandaag komt kontroleren. jWOr( Die jongens van de bond kunnen het toch moeilijk maken. Een voetbalspeler die stani van plunje heeft gewisseld, komt bij ons staan en verhaalt hoe hij al aan een stuk of zes gele kaarten komt. En nooit zijn schuld. Marcel antwoordt hem met «een ouwe Q vos moet je geen streken meer leren». Beiden schieten in een lach maar versta jij erv' daar nu iets van? q O' M«or Jkam' iikw In di itam :am| :elet :lani •ich lerva fake die

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1980 | | pagina 36