■Ig'OBSBROEK HOBBY CIJFERS SPREKEN VOOR ZICHZELF: HAARKAPPEN TE AALST rJEEN TAAK VAN DE VOGELS IN DE NATUUR AALST LOOPT STILAAN LEEG De Voorpost - 14.3.1980 - 7 Het bestuur van het Werk der Volkstuinen, ere-voorzitter Jozef Vinck, 000 m Dit srnee 1 en n itoons Mina heeft maar één hobby: poetsen.- Maar die heeft ze dan ook in de loop der jaren met een onvoorstelbaar talent tot een ware levenslijn weten uit te bouwen. Haar huis is onder haar hand uitgegroeid tot een monument van netheid, een mu seum van maagdelijke reinheid, een schilderij van gladheid. Lang voor je aan de voordeur staat, ben je al onder de indruk van de prentjes-bloemborder, het blad-effen gazon, de glimmende tegeltjes van de opstap. En dan moet je de binnen kant eens zien! Mina heeft geen beroep, ze is bij geen enkele vereniging, ze gaat nergens naar toe, ze kijkt zelden tv, ze heeft nooit tijd, ze poetst. Mocht Mina graag schrijven maar dat doet ze nietze zou je een perfekt werkschema kunnen bezorgen, waarop per dag en per uur alles zo geregeld is, dat het hele huis van voet tot kop elke week onder haar handen pas seert. Ieder hoekje, ieder plaatsje, ieder kantje glijdt onder haar ogen en zelfs als er iets totaal onverwachts gebeurt (je weel nooit dat er bezoek opdaagt, of dat er iemand dood gaat in de familie) valt alles direkt weer in de plooi. De zondag word onmiddelijk en zonder enige discussie in het programma ingeschakeld. Regelmaat leidt immers tot orde en orde leidt tot de vod. In de meest afgelegen hoeken, de meest intieme plekjes waar nooit iemand een vinger legt, en ik zeg zo maar iets: de binnenkant van de oven, de bovenkant van de deur, de achterkant van de trap, heerst altijd een onbeschrijfelijke gaaf heid, een kiemvrije effenheid, een oase van bezigheid. Mina bekijkt de mensen ook alleen maar met opgepoetste ogen. Ze zegt nooit, dat zijn lieve mensen, ze zegt dat zijn nette mensen. Ze zegt nooit, dat zijn knappe kinderen, ze zegt dat zijn propere kinderen. Ze zegt nooit, God wat is dat mooi om naar te kijken, ze zegt God wat ligt hier veel stof. Zo gaat Mina de week door: ze zeemt, ze schuurt, ze dweilt, ze poetst, ze ruimt op, ze herbe gint. Nu gaat Mina een keer per maand naar de supermarkt. Daar loopt ze de gangen door, en geniet. Want al die emmers en doeken dat doet haar iets. Maar waar ze echt voor gaal, zijn de conserven. Ze kan er minuten staan naar kijken, en over de kartons wrijven zoals andere mensen over het lijf van een kind of een beest aaien. Ze heeft in de loop van de jaren dozen en dozen, kisten en kratten conserven en bokaaltjes gekocht. Als ze met de volgeladen auto thuiskomt, stapelt ze alles op de tafel, en voelt zich de koning te rijk. Op zolder heeft ze zo een compleet verdeelcentrum bijeen ge spaard. De rekken staan er schouder aan schouder, meters hoog gestapeld, en boordevol aan voor-en achterkant bezet. De helle kleuren schetteren en de prijzen zijn in de groei der jaren helemaal door- eengeschud. Alles heeft ze minitieus uit gepakt en weer ingepakt: in grote bruine dozen, met een klep die helemaal open slaat. Dozen zoals de zusters in de kleu terklas heel geleden in de kast staan had. Een etiket aan de buitenkant en boorde vol misterieuze inhoud. En Mina stapelt maar voort, en de torens groeien, en noch op de houten planken, noch op de betonnen vloer, noch op de glazen stoppen vind je één teken van stoffig leven. Nu is Mina in perfekte compensatie ge trouwd. Haar man ruimt nooit iets op. Hij loopt de slippers aan de voordeur voorbij, hij draaft met de modderlaarzen dwars door het vast-tapijt, hij strooit de as van zijn sigaar over het salontafeltje en het nieuwe tafellaken, hij laat de krant in zes stukken achter. Dan gilt Mina een reeks decibels bij elkaar, roept dat ze haar werk ook niet voor de pret doet, maar diep in hun hart weten ze allebei wel beter. Nu heeft haar man onlangs op zolder boven, de boven ste étage nog een verdieping rekken bijge plaatst, want Mina pakt maand na maand steeds meer uit en in, en de bokalen vermenigvuldigen zich als konij nen. Daarbij heeft hij ook gemerkt dat «Jean, Jean de ladder wiebelt, wil je daar eens naar kijken» veel grond van waar heid inhoudt. Jean, zegt Mina dus, heb je nu einde lijk naar die ladder gekeken? Neejaa zegt hij en leest voort. Voor iedereen die een beetje verbeelding heeft, zou dat antwoord zowel positief als negatief kunnen overkomen, maar omdat Mina's verbeelding in het kader van de grondeloze netheid helemaal niet stofrijk is, telt voor haar altijd en alleen maar het laatste woord. En als ze dus even later bovenop de ladder een nieuwe doos verdeelt, en in pakt, schrijven haar vinger en hoofd ineens een grote bocht in de lucht van in de nok van het dak tot helemaal onder aan op de balatumvloer. Drie dagen later wordt ze voor het laatst ingepakt. Waarbij het haar wel een posthume troost kan zijn, dat de begrafenis verliep zoals ze het zich in haar dromen altijd voorge steld had: vlekkeloos. paring jke al ebr0li„ I-enen levensvormen staan in relatie met Mekaar. Vogels zijn een schakel in de ibtiele keten, die wij «Ecologie» noe- nmg.pen. Ze bekleden een hogere plaats in die jeugdfoedselketen. asseijo leeft de distelvink hoofdzakelijk van g-W0tPden; de koolmees van rupsen en ander ion»-gedierte; de torenvalk van kleinere n k;,>agdieren. Andere vogels hebben een n KU!)emengd menu, bij sommige soorten wis- en 'telend van seizoen tot seizoen. Burfogels reguleren de aantallen van hun oor /Slrooidieren, hun voedsel in de natuur. Is 0p jr veel voorhanden, dan zal hun nako- penschap groot zijn. In perioden van ■pichaarste treedt een omgekeerd effect op. »vb. schiet men alle sperwers weg, dan tornt er algauw een explosie in het Ipreeuwenbestand. Massale vernietiging Dst niets op, het jaar daarop zijn ze er keer. pe enige oplossing is eerherstel voor alle jgn. «roof«-vogels; en die bescherm je kas door hun broedplaatsen in ere te Jouden. We moeten ophouden het sys- r. cnJ66"1 zelf °P een drastische wijze te willen jeg iguleren op basis van de zeer enge be- irippen nuttig en schadelijk. c" Jlog een paar voorbeeldjes. we^riedé, een bekend Duits ornitoloog, heeft /cho-jlank zij een enregistrerend toestel, het ntraJ®ntal voederingen van een broedsel van gogi#en pimpelmees (9 jongen) nauwkeurig -tunnen vaststellen. 1° levensdag 169 keer r gevoederd; 6* dag 515 keer; 9* 770; 12* P.J04; 17* 600; op 20' dag 500 keer. Voorna- 3e,eipelijk rupsen. Voor het Osbroek met een en mezenbestand van pimpel-, staart- en 1 otnatkopmees, aan ruw gerekend 10.000 tupsen per nest, zouden die meer dan een r uitHf miljoen «schadelijke» rupsen verdel gen, en het behouden van een «rupsen- op E'«9» Tien ander geval; een ransuil verslindt per laar ongeveer 3.000 muizen. Schiet men a®npie ransuil weg of vernietigt men zijn kOifoongebied, dan geeft men vrijgeleide koor een leger muizen die zich ongeloof lijk snel vermenigvuldigen. Dat zijn voorbeelden van elementen die het systeem (voedselpiramide) in even wicht houden. belang van het Osbroek voor het ihoud van onze wilde vogels 'ogelbescherming is in. Ze is echter niet "Ticiënt als ze zich enkel tot het verzorgen 'an gewonde vogels, het opsporen van igelvangers of het ophangen van nest- istjes beperkt... Onze vogelstand loopt >g steeds terug, niettegenstaande er linder gif gesproeid wordt en er minder iels worden gevangen. De werkelijke rzaak ligt echter aan het in snel tempo 'erdwijnen van het natuurlijk milieu, "•eze realiteit, gepaard met voornoemde «misbruiken», kon slechts leiden tot een Blgemene en onomkeerbare verarming Van onze avifauna, (vogelbestand). ■■■Enkel de vogels die zich konden aanpas- een aan de snelle verandering van het Inilieu, hielden stand. De weinig wilde natuurgebieden die ons nog resten, zijn nu alle waardevol gewor den. Ze liggen als eilandjes, verspreid (tussen het beton, in het landschap. Weinig Ivan deze natuurgebieden kunnen echter Inog moeilijk een vergelijking met de vroe gere rijkdom van onze groengebieden Doorstaan. Dit doet echter niets af van het •feit dat we nu dringend en zonder veel jepalaber, ondubbelzinnig tot de bescher ming ervan moeten overgaan. Willen we linnen enkele jaren nog iets meer zien j vliegen dan alleen een spreeuw, huismus of merel, dan moeten we zeer zuinig gaan "P zijn op datgene wat ons nog rest. fen Het is werkelijk de hoogste tijd dat we ymonze eenzijdige en enge kijk op alles wat OOI nog groen is, gaan verruimen; dat we het de bos het Osbroek gaan bekijken zoals 0p het werkelijk is. onvervangbaar en met Dokeen one'nd'9e verscheidenheid aan plan- j ten, vogels, insekten en... mogelijkheden JVI' om tot rust te komen. e> Leggen we de econoom in ons even het on zwijgen op, en luisteren we eens naar de dichter in ons, die houdt van alles wat na< mooi is en ons verpozing kan geven in jat deze toch al jachtige tijd. rcj Vroeg in de lente, als de eerste sleutel- esj bloemen kleur geven aan het ontwakend ctie k°s' horen we de heldere roffel van de grote bonte specht. Daar het mannetje wa geen zang heeft, zoals andere vogels, (n hamert hij met de snavel razendsnel op rijg een dode tak; hiermee een wijfje lokkend, htri fleeft hij meteen aan zijn rivalen te kennen es( dat dit gedeelte van het Osbroek, zijn |(Vq terrein is. n Als de winter niet te hard is geweest kan je toevallig uitkomen op een eendenest. Niet alle wilde eenden die je nu ziet zullen in V het Osbroek broeden. Velen zetten weldra iers naar noordelijker regionen. "iog in de lucht is de balts of de bruids tocht van de torenvalk begonnen. De ijfjesvalk maakt zelf geen nest, maar ist zich een oud kraaie- of eksternest in Osbroek uit om haar jongen in groot te ingen. klapekster, een zeldzame klauwier ter itte van een merel, kan, niettegen staande een zeer discreet gedrag, zijn aanwezigheid niet verbergen. Op de mei doorn hangt een muis gespiesd. Een eige naardige manier om zijn voedsel te be waren... Bij valavond kan je ook de ransuil zien jagen in het licht van een lantaarn langs de Parkdreef. Wanneer de jongen na enkele weken het nest verlaten, kan je, met een beetje geluk, de witte «donsballetjesB tegen een tak aangedrukt, ergens op een stil plekje in het bos, waarnemen. In de tweede helft van april komen de meeste trekvogels terug; nu pas begint het bos te leven! Het wordt echt lente als je de nachtegaal hoort. De mannetjes komen het eerst aan. Ze zingen vooral 's nachts omdat dan de wijfjes overtrekken. Steeds minder nach tegalen komen ieder jaar naar ons land, want er blijven steeds minder van die rustige plekjes over waar hij in alle rust zijn lied kan zingen. Er zijn in het Osbroek nog wel zo een paar van die plaatsjes, waar geen mens bijkomt. In een dicht moerasje kan je, 's morgens heel vroeg of 's avonds laat, een van de schuwste watervogels horen: de waterral. Zingen kan je het moeilijk noemen, maar het geluid dat deze vogel maakt lijkt wel op het «kelena van een speenvarkentje. Je krijgt de ral bijna nooit te zien, maar des te meer te horen. De aubade van het vogelkoor op een zonnige meimorgen doet je stil worden. Het winterkoninkje op één na het klein ste, maar het talrijkste vogeltje van het Osbroek hoor je boven alles uit. Hij is de solist in het symfonisch ochtend concert. Dé trots van het Osbroek is het voor onze streek zéér zeldzame vuurgoud- haantje; amper 9 cm «groot». Zijn zang is een naaldhoog trillertje, dat je pas hoort als het even stil is in het bos. Het kan zo nog lang doorgaan, beste natuurvriend. Steeds vreemder namen zouden er op het lijstje komen, zoals: braamsluiper, ijsvogel, vliegenvanger. Al lemaal vogels die allang niet meer tussen ons beton gedijen, maar die het heel goed maken in het, voorals nog, rustige Osbroek. Niettegenstaande tal van menselijke in grepen heeft het Osbroek zijn rijke avifau na weten te behouden. Tijdens het voorbije broedseizoen werden er voor het eerst tellingen gehouden. 51 vogelsoorten werden voor het Osbroek zelf genoteerd en 6 soorten voor de on middellijke omgeving. Bekijken we dit even in een ruimer kader: in ons land broeden nog een 155-tal vo gelsoorten; 36% of 1/3 hiervan broedt in het Osbroek. Dit cijfer is werkelijk buitengewoon hoog voor de streek van Aalst. Rekening hou dend met het feit dat we hier op een paar honderd meter van de drukke Parklaan zitten. De bosrand, in de omgeving van het jongste stort, is nu, dank zij een degelijke afdekking van de stortplaats, veranderd in een prachtige ruigte. Dit terrein behoort stellig tot het meest vogelrijke gedeelte. Op nauwelijks 1 hectare stelden we vast dat minstens 24 soorten vogels (dit is ongeveer 45% van de Osbroekavifauna) erin een opvallende dichtheid broedden. Twee redenen zijn hiervoor direct aan te geven; de veelheid aan gradiënten en de volstrekte rust die er nog heerst. Na de storing van het storten komen de vogels nu langzaam terug. Voor de ornito loog is dit stukje groen nu zelfs een para dijs te noemen. Voor een aantal vogel soorten het laatste toevluchtsoord- Of het Osbroek deze vogelrijkdom zal kunnen handhaven hangt in de eerste plaats af van de mate waarin het gebied zijn rust zal kunnen behouden. De geplan de ring vormt hier een ernstige bedrei ging! Het zou eveneens jammer zijn het gebied volledig voor het publiek open te stellen. Daarom moet inzake openstelling, de grootste voorzichtigheid in acht genomen worden. Mens en natuur moeten en kun nen hier evenwel optimaal samengaan. Het is noodzakelijk willen we van het Osbroek geen steriel natuurgebied maken dat we hier elke vorm van lawaai of drukte vermijden. Het inplanten van een ring hier, staat gelijk met het afschrijven van dit vogel-eldorado. Het is de bedoeling van de werkgroep Bomen-park-Osbroek verder tellingen te houden, tijdens het volgend broedseizoen. Ook kijken we dit jaar reeds uit naar vogels die in de winter het gebied bezoeken. De buizerd, sperwer, blauwe reiger, houtsnip, wintertaling en keep werden reeds opgemerkt. Weldra zullen er ook een 40-tal nestkastjes in het gebied opgehangen worden. Vooral de «jonge» terreinen, zoals het asstort, verdienen onze aandacht in verband hier mee. De densiteit van het aantal mezen is hier immers laag, omdat er «onvoldoende nestgelegenheid is. Ook trachten we d.m.v. deze «nestkasten-aktie» het gebied aantrekkelijker te maken voor een aantal vogelsoorten. W. Van der Meulen Op de perskonferentie waar de «Werkgroep Bevol king» haar enquête naar de redenen van de verhui zing uit de stad Aalst toelichtte, werden door de medewerker Mathieu Saeys enkele belangrijke cij fers gegeven over de evolutie van de Groot-Aalster- se bevolking gedurende de jongste jaren. Hierbij werd er onmiddellijk op gewezen dat het spijtig was dat er sinds de fusie van Groot-Aalst geen cijfers meer aanwezig zijn over de bevolking opgesplitst naar deelgemeente. Hierbij kan men niet meer nagaan welke de evolutie van de verhuizing binnen Groot-Aalst zelf is. Deze gegevens zouden op zichzelf reeds een belangrijke indikatie voor de beleidsverantwoordelijken zijn. Dergelijke cijfers be zit men wel voor de periode van 1961 tot 1.1.1977, jaar van de fusie. Hieruit bleek dat de be volking van Klein-Aalst zelf steeg in de periode van 31.12.1961 tot 31.12.1970 van 45.092 tot 46.659 inwoners. Sinds dien is de daling frap pant, gaande over 46.239 eind 1973 tot 45.241 eind 1975 en 44.677 eind 1976. In Baardegem kende men een stijging tot 1 januari 1976, maar sindsdien was er ook hier een da ling tot 1.924 inwoners op de dag van de fusie. Dezelfde trend vond men in Erembodegem, waar hier eveneens een daling merkbaar was tussen eind 1975 en eind 1976, om een totaal te bereiken van 11.730 burgers. De deelgemeente Gijzegem groeide bestendig tot de fusie. Misschien is dit ook nadien het geval, maar dit mag men niet nagaan. Feit is alleszins dat deze gemeente op de datum van de fusie 2.608 zielen telde. Herdersem kende een op- en neergaande fluk- tuatie. De piek met 2.602 inwoners werd bereikt op 31.12.1970. Op de dag van de fusie was dit aan tal gedaald tot 2.529. Zoals Gijzegem kende ook Hofstade een steeds groeiende bevolking, met een bekend maximum van 5.086 inwoners op 31.12.1976. Uit de voorgelegde stati stieken blijkt dat ook Moorsel haar toppunt kwa ingezetenen bereikte op eind 1970 met 5.120. Ondertussen was dit aan tal gedaald tot 4.953. De volgende gemeente is Meldert waar men ook een konstante stijging merkte tot deze entiteit opgeslorpt werd door Groot-Aalst. Op dat ogenblik telde men er im mers 2.763 inwoners. Nieuwerkerken tenslotte kende de eerste daling tussen eind 1975 en eind 1976 waar de statistieken bewijzen dat het aantal inwoners daalde van 5.938 tot 5.925. Meer dan wat ook spreken de totale cijfers voor zichzelf. Zo merkt men, dank zij de statistieken die opge maakt werden door de reeds vermelde werk groep, dat het inwoners aantal tussen eind 1961 en eind 1970 steeg van 80.148 tot 83.921. Sinds dien is er een permanen te daling merkbaar, gaan de over 83.690 (eind 1973) over 82.826 (eind 1975), 82.195 (eind 1976 dus bij de fusie). Deze daling zette zich sinds dien op spektakulaire wij ze verder. Op 1 januari 1978 telde Groot-Aalst nog 80.556 burgers, maar het volgende jaar was het kritieke punt van de 80.000 (met 79.972 inwo ners) reeds overschre den. Op 1 januari 1980 bleven er nog slechts 79.340 inwoners over. De Werkgroep Bevolking stelde op basis van gege vens van het Nationaal Instituut van de Statistiek ook de loop vast van de Groot-Aalsterse bevol king voor de jaren 1975, 1976, 1977, 1978 en 1979, maar het zou ons te ver leiden al deze gedetail leerde statistieken te be spreken. MIGRATIE Belangrijk is wel de statistiek over het migra tiesaldo, zijnde het ver schil tussen de inwoners die onze stad verlieten en diegenen die haar kwa men bewonen. Het spreekt voor zichzelf dat het hier om individuen en niet om gezinnen gaat. Opvallend is het konstant aanhoudend negatief sal do. In 1975 was het ver schil tussen het aantal in wijkelingen en uitwijke lingen voor Groot-Aalst aldus 596, in 1976 was dit gedaald tot 545, maar 1977 bereikte het abso luut rekord van 862 indi viduen. Het jaar nadien waren er opnieuw 596 meer uit- dan inwijkelin gen, terwijl in 1979 het aantal daalde tot 547. De ze cijfers bewijzen dan weer dat 1977 een uitzon derlijk jaar was, terwijl men anderzijds kan ver onderstellen dat het ver schil tussen in- en uitwij king traag maar zeker af geremd wordt. Dat er alles bij elkaar toch nog elk jaar een belang rijke populatieverande ring plaatsgrijpt bewijzen de absolute cijfers van immigratie en emigratie. In 1975 kwamen aldus 2.901 mensen onze stad bewonen, terwijl er 3.497 Aalst verlieten. In 1976 kwamen er 2.923 Groot- Aalst binnen, terwijl er 3.468 in andere gemeen ten gedomicilieerd wer den. De cijfers evolueer den respektievelijk voor 1977 tot 1.849 inwijkelin gen en 2.711 uitwijkelin gen, in 1978 tot 1.836 en 2.432 en het afgelopen jaar waren er 1.811 immi granten en 2.358 emi granten. Hieruit kan men ook afleiden dat er steeds minder mensen naar Aalst komen wonen, maar er anderzijds ook steeds minder uit vertrek ken. Ook dit fenomeen is belangrijk op zichzelf. VEHE Natuur 200 organiseert weer een aantal natuur- kampen. Van 8 iot 11 april worden de Vlaamse Arden nen bij Oudenaarde aange daan, van 2 tot 4 mei is men te gast op de Kalmthoutse heide en van 29 juni tot en met 12 juli hebben de zo merkampen plaats in de Camargue. Vorige week maandag had in Ter Mael een demonstratie haarkappen voor dames plaats. Het H.I.H. had de organisatie voor haar rekening genomen. Er waren heel wat moderne maar ook extravagante kapsels te zien. Tussen de geuren van haarlak, make-up, parfum en shampoos werd het een gezellig gedoe. (Per) i> deze sfeervolle maaltijd werd er door dhr Willy De I olck een voordracht gegeven over «Het herwinnen 9rondstoffen uit afval» en «Het verwerken van «nuisvuil tot kompost». (Per) voorzitter Achiel Cayel, ondervoorzitter Willem Willems, schatbewaarder Robert Van den Stockt en sekretaris De Saedeleer. (Per)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1980 | | pagina 7