De ANDERE match Achter de schermen van de (20) rnml«s - 24 - 16.5.1980 - De Voorpost Paul De Moor zag in Lokeren twee hanen en een kip Eigenlijk is hel een zondagmiddag zoals die alleen maar in de boekjes kan bestaan. De zon rekt zich in lange stralen uit over luie zonnekloppers, de hpnd van de buurman ligt pal naast zijn waterbakje en de koffie met gebak wordt op het terrastafeltje verslonden. Heerlijk. Ik voel dat de gele energiebron van hierboven een serieuze weerslag heeft op mijn (alweer) vermoeid gestel. Voor ik besef dat ik mijn wekker moet afstellen om tijdig op de voetbal te komen verkeer ik al in slaaptoestand. Als ik, veel te laat natuurlijk, wakker opschrik blijkt mijn voet nog te slapen. Voorzichtig wrijf ik hem tot de orde van de dag. Als het baasje wakker is, moet knechtje ook van de partij zijn. In de wagen, die tot nu toe in de verkwikkende schaduw van de garage stond, duw ik de cassette met het Sporting Lokerenlied in een technisch wonderdoosje. Enkele slogans tuimelen in mijn oor: «Als Sporting komt/op 't groene veld, zijn de tegenstrevers uitgeteld». Een eind verder hoor ik nog zingen dat Lokeren kampioen wordt en dal niemand daar nog iets kan tegen inbrengen. «Dat zal wel niet helemaal met de werkelijkheid overeenstemmen.denk ik. Ik kan me vergissen, maar ik zou toch met enkele kranten mijn visie kunnen staven. Brugge is kampioen. Lukt het nu niet voor Lokeren, volgend jaar misschien! Als de laatste tonen van de gejatte Schone Lise-melodie voltooid verleden tijd zijn geworden staan we naast de wagen van mijn kollega. Ik merk dat ik geen sekonde later zou mogen gekomen zijn, of ik was uren te laat. De motor draaide (verdieseld nog aan toe) al op volle toeren, een stuk van het dak was reeds naar achteren geschoven en mijn zenuwachtige kollega zat met zijn vingers een drumsolo te tokkelen. Ik val de ene wagen uit en kom in de andere terecht. Hopelijk leggen de buren geen klacht neer wegens het onwettig laden en lossen op zondag. Vandaag word ik waarschijnlijk vqor de poorten van het Daknam-stadion uit de wagen geslingerd en aan mijn lot overgelaten, geen verheugend idee. En dat allemaal omdat mijn kollega voor de zoveelste ontelbare keer uit eten gaat. Heeft die een leven! la!! Viert Moeder», lees ik overal te lezen. Er zijn artiesten die het meest aangename aan het meest nuttige kunnen koppelen. Maar gelukkig hoef ik (wat ben ik blij) niet alleen naar tweeëntwintig spelers en drie gokkers te kijken, ook een «andere» kollega van dit weekblad rukt op naar Sporting Lokeren. Een stroom van onwelriekende auto's slorpt ons op. Marcel stuurt zijn lichtjes aangebakken vierwieler met de roekeloosheid van een testpiloot en met de precisie van een landmeter door de dolle stroom heen. Ik knijp af en toe de ogen dicht, Marcel blijkt er nog lol in te vinden ook. Een kilometer zijn we van de poorten verwijderd, alle auto's worden door bezwete rijkswachters de andere richting ingestuurd. Wij mogen lekker door. Hiep hiep hoera. Supporters van Sporting zwaaien wild en vol opgedreven entoesiasme voor de ruit van de wagen, als er hier geen sfeer zal zijn weet ik het ook niet meer. Ik wed met Marcel dat er hier meer volk zal zijn dan op Appels, voor één keer weet ik met tweehonderd procent zekerheid dat ik win. De snelheidsmeter wijst opnieuw nul kilometer per uur aan, ik draai het raam open en vraag aan een zetelzitter of er hier soms iets te doen is. Dat klopt: «De laatste maal voetbal, eh!». De temperatuur is ondertussen hoog opgelopen. Als we voor het voetbalpaleis remmen voel ik dat ik vastgebraden zit. Het zijn zotten die werken» zing ik al denkend. Met onze perskaartjes in de hand wandelen we door een poortje. Wat hebben wij het soms toch gemakkelijk! Mijn kollega merkt op dat zijn geografische kennis wel eens op losse schroeven staat, maar toch vinden we zonder reusachtige problemen de tribune waar wij moeten zitten. Opgewekt lopen we de eerste trappen op, na de tweede krijgen we al wat kleur, na de derde reeks moeten we al in onze reserves putten en na de vierde (of is het de vijfdeworden we krijtwit onder de neus. «Sport tekort» luidt het. Boven staan we als hulpeloze wezens rondjes te draaien. Waar nu heen? Ik trek een deur open en kom ongevraagd een glazen kastje in. Ik denk eerst nog dat hier iemand druiven of zoiets teelt om er later champagne van te persen die 'op tafel en presenteerblaadjes verschijnt als de thuisploeg bovenaan de rangschikking prijkt op het einde van het voetbalseizoen. Maar ik sla nagels zonder koppen, het zijn de jongens van de radio die zich hier gevestigd hebben. Een deur verder kunnen we ook al niks verrichten, de BRT legt hier de akties op beeldband om de thuisblijvers een overzicht te geven in Sportweekend. We gaan dan maar uiterst rechts zoeken en vinden stoelen en schrijfplankjes. Mijn kollega opent nog enkele deuren (om de tip van de sluier op te lichtenmaar we nestelen ons in het links hokje van rechts te beginnen. Ik schrik op als ik (al zittend) het stadion intuur. Het voetbalveld is verwisseld voor een groen laken dal pas is gestoomd en gestreken. De tribunes lijken gloednieuw. De zitplaatsen links van mij zijn vervangen door klubzeteltjes, de mensen die voor mij neerzitten schuiven een kussen onder de achterste gelederen. En volk.' Jongens, niet te beschrijven. Links achter het doel zit een spionkop van Lokeren, aan de overkant die van witmauve Anderlecht. Er blijkt ook een harde Lokeren-kern neergestreken te Zijn. De spelers warmen zich reeds op, (nu ja «reeds»), over tien minuten wordt gestart. De andere persmensen schuiven de stoelen naar achter. Er worden nogal wat kranten uitgegeven aan het legertje pennewroeters te merken. Ik snuif de stemming op, er kan niks mislopen voor mij. Hopelijk zien we nog een partijtje eerste klas-voetbal op het terrein ten toon gespreid. Paul Verbruggen, die op de gewestelijke zender Gent het mooie weertje maakt tijdens zijn arbeidsurenwil nog even onze perskaartjes zien alvorens we een lijst in de handen geschoven krijgen waarop we de namen van de artiesten kunnen lezen. Soit Van Der Eist loopt met het nummer twee op de rug rond. Die kerel speelt zijn laatste match op Belgisch lees Vlaamsgrondgebied, verdomd spijtig. Maar soit! Het weze zo. Ik heb de indruk dat we een stuk voetbalgeschiedenis aan het beleven zijn. Ook Robbie Rensenbrink trok naar de Far West. Ik zie hem nog met Brugge tegen Anderlecht aantreden. De tijd vliegt sneller dan tien vogels in de hand, of hoe luidt dal spreekwoord nu alweer? Dardenne zit op het bankje bij Lokeren. Mijn kollega fronst de wenkbrauwen. De supporters die vandaag hun helden aanmoedigen zullen ze volgend seizoen verachten, indien ze van klub zouden wisselen, ook dat is voetbal (op zijn smalst dan). Scheidsrechter Schoeters wil de zaak voetballeven inblazen als plots een haan (met kleine h, dus niet Arie Haan van Anderlecht) zijn intrede op het veld maakt. De verwarring bij de verantwoordelijken van Lokeren is groot. Voelt een kip zich in een voetbalstadion als voor de leeuwen geworpen? Met listige omsingelingsbewe- 'ÊÊÊÊÊ%0%^- Hanejacht, kippavangen, afgekeurde doelpunten. En ja wel: ook voetbal was er te zien in Lokeren en elders. gingen tracht men het dier van het veld te bannen. Maar het beest heeft blijkbaar de smaak van het sukses te pakken en wil niet weg. De massa joelt als de kip tussen de grijparmen van een politieman heenwiekt. De fotograaf van De Voorpost komt met een klein netje aandraven, maar haan is van geen netje vervaard. Larsen heeft blijkbaar zin om te keepen: met een Hoogenboomse save werpt hij zich op het pluimdier. Nauwelijks draagt men de ene kip van het plein of aan de andere kant loopt het weer mis. Een tweede haan pikt het gras voor de voeten van de voetballers weg. Twee gediplomeerde kippenpikkers (de heren Wolf en Vos) rukken met een volley net naar het beest op. «Te net of niet te netslaken ze hun slogan. Maar Somers (profvoetballers maken wel eens mee dat gebraden kippetjes hen zo de mond in fladderen) pakt uit met een zwierige graalbeweging. Onder het motto: «En als het vanavond eens kip was?», wandelt hij naar de dug-outs. «Er loopt nog een Haan op de weide,» brult er iemand hoog in de tribune. Gelach alom, enkel Haan kan er niet om lachen. Met onvoorziene vertraging glijdt de wedstrijd in de mond van het uurwerk. Een balspelmenu over anderhalf uur uitgesmeerd. Enkele hokjes verder merk ik Jacky op. Ik wuif hem een rustige zondagnamiddag toe, maar hij heeft het te druk met het omroeperswerk om te reageren. Ik loop straks wel even bij hem binnen, als ik het niet vergeet. De rijke heren uit Brussel blijken het te menen, en dat moet wel, slechts in het geval dat ze vandaag met de volle buit het atomium of het koninklijk paleis kunnen bezoeken mogen ze volgend jaar in het buitenland gaan voetballen. Op woensdagavond wel te verstaan, want Anderlecht of geen Anderlecht, ze moeten nog in onze kompetitie meedraaien of het is mis. Lokeren heeft zijn Europees ticketje reeds op zak, na samenspraak met een voetbalreisbureau. De aanvallen verlopen meerdere malen langs links bij de mauven die bijna helemaal in het wit steken. Bouvy draait en keert als een bezetene. Iemand roept «vuile zwartzak». De mensen kunnen soms hard van leer trekken. Zonder reden dan nog. Vooral Dusbaba, Haan en Martens doen aardige dingen met de bal. Mijn kollega krijgt het al gauw druk. De witte vest wordt uitgetrokken, tijdens spannende fazen wordt naar het hoofd gegrepen en op de tafeltjes gebonkt. De weldra tot Belg genationaliseerde Dusbaba komt heel alleen voor de grote rechthoek, kontroleert de bal met de dij en keilt het leder keihard legen de Lokerse netten. Dolle vreugde terwijl ik enkele ferme meppen op de schouder inkasseer. (Zou De Schrijver mijn verslag niet willen schrijven?) Maar Schoeters had een handfout van de goalmaker bemerkt en keurt het doelpunt niet goed. Johny is duidelijk in zijn Hollandse molenwiek geschoten. Het zijn sterke schouders die vreugdeklappen moeten verteren. Even later pakt Bouvy uit met een droombewe- ging en levert een salonpasje af, maar niemand wil het balletje hebben, buiten Hoogenboom dan. Vercauteren kopt oneerbiedig hard naar de goal, maar den Bob laat zich niet door de eerste de beste in de luren leggen. Na aanvallend voorbereidingswerk van Martens valt de bal dan toch plots voor de slof van Nielsen. Die schiet zonder dralen uit zijn andere slof en laat de bal over het gras in de muit van Lokeren scheren. Ik laat een kreet horen om mijn kollega te plagen. De volgende maal zal ik eerst twee of driemaal nadenken alvorens ik een aanslag op mijn eigen leven voorbereid. In de tweeënveertigste minuut laat mister Soit Van Der Eist nog even zien dat hij miljoenen waard is, maar scoren, nee, daar voelt hij niks voor. Gudjohnsen wel. Hij is er als de kippen bij (wat is dat met die kippen nu toch altijd?) om Munaron naar de tribunes te laten wuiven (in plaats van de bal te pakken), maar Schoeters blaast buitenspel. De Lokeren-supporters voelen zich bekocht en willen Schoeters een ei bakken. Munaron valt teatraal op de grond omdat hij een onbekend vliegend voorwerp tegen het achterhoofd kreeg. Het publiek joelt, er wordt om de scalp van Schoeters getierd. Als de fel belaagde scheidsrechter wil gaan rusten, wordt hij «en masse uitgefloten. Tijdens de rust duikelen we een lokaaltje binnen waar we opnieuw ons kaartje moeten tonen. Ik ruk op naar de toog om drie pintjes voor de kollega's. Ik haal maar sigaretten ook, in het eigenbelang dan. Ik hoef je waarschijnlijk niet te vertellen dat het leven naast een gekke supporter, die op de koop toe geen sigaretten meer heeft, gewoon onmogelijk is. Tenzij je natuurlijk een masochist bent. Met een schuimende maag draaien we weer de trappen op naar boven. Ik voel me als een kurketrekker die al aan het roesten is. Onmiddellijk slaat de vlam terug in de braadpan. Van Der Eist scheurt door de Lokerse defensie, Hoogenboom tast naar een schot van Vercauteren en op de achtste minuut pakt W lodek Lubanski uit met een effektrijke lob die op de doelpaal kletst. Een blauwe Lokeren-speler wordt brutaal onderuit gelopen. «Spons in de mond, citroen in de nek,» jodelt er iemand in mijn omgeving. En dan: Larsen bevindt zich moederziel alleen voor de Anderlechtse goalcon- cierge, knalt laag over de grond naar het gelijkspel.maar Munaron werpt zich als een verwilderde kat op het ronde ding. In de negenendertigste minuut slaagt Larsen er dan toch in de bezoekende doelwachter te verrassen, maar Schoeters valideert het doelpunt niet wegens buitenspel. Ik hdd reeds vroeger gelezen dat de zwarte man niet in het beste krijt stond bij die van Lokeren. Maar nu haalt hij zich toch alle duivels op de nek. De supporters voor mij trekken de kussens vanonder hun krant en gooien ze het plein op. Rare gasten. Eerst moeten ze een kussen hebben (ze zitten dan eens op hun gemak) en dan smijten ze het weg. Ik begrijp hen niet goed. Is het misschien omdat de wedstrijd toch bijna gedaan is? Ik dacht dat alleen verliefde koppeltjes met kussen(s) gooiden. Enkele Anderlechtsupporters rennen bij het einde van de wedstrijd bijna het veld op, maar de politiemannen slaan verdomd hard terug. Ook aan de overkant wordt over de tralies geklauterd maar de klubafgevaardigden brengen terug rust onder de horde supporters. Na de wedstrijd lopen we in de richting van het station. Mijn kollega, die paarswitte kleuren verkoos veroorzaakt deining onder de buurtbewo ners. Anderlecht heeft een geschenk gekregen.» roept een olijke vrouw ons na. Mijn kollega keert zich om en bevestigt de woorden: «Dat is helemaal waar». Ik moet lachen als ik denk aan de geschiedenis van de Lokerenfan die voor Anderlecht-supporler wordt bekeken.. Maar mijn lach smelt als ik besef dat het voetbal dood is. Ingevroren lot september? Ik besluit na afspraak met mijn kollega nog even het lege veld op te zoeken. Een kind zit tussen vertrappelde hotdog- serviettes naar iets te zoeken... door Marcel Van Hauwermeiren Vanaf volgend seizoen moeten de «provinciale refs» twee keer het terrein op voor fysische tests. Een en ander kadert in hel «werkplan» dat de centrale scheidsrechterskommissie in Brussel uitdoktert. De bedoeling is duidelijk: voorkomen dat degenen die wedstrijden van klimmen en dalen arbitreren en de elementen die in de jeugdkursus zijn opgenomen, nadien de training verwaarlozen. Er is voor te zeggen. Doch er zijn ook contra's: hel beperkte budget dat de provinciale scheidsrechterskommissies is toegekend, wordt zwaarder belast. Doch dat argument weegt minder zwaar door dan de beden king dat op provinciaal vlak arbitreren veeleer een zinnige vrijetijdsbesteding is dan »semi-professiona- lisme». Dat van internationalen en de mensen die doorstootten naar de nationale afdelingen meer wordt geëist, spreekt voor zichzelf. Daar is voetbal business .winst en verlies worden in geld vertaald. 'In een bom geld soms. In de provinciale afdelingen wordt vandaag de dag evenmin voor een pint of een frisdrankje gevoetbald, maar amateurisme mag je het daar gerust nog noemen. Vandaar. De provinciale scheidsrechterskommissies hebben een bepaalde autonomie behouden, doch zijn tezelf dertijd «gebonden» door dit werkplan dat eigenlijk werd opgesteld in funktie van de arbitrage op natio naal niveau. Daarin schuilt ergens een essentiële fout. Er wordt beweerd dat arbitreren in lagerede wipplank is voor een carrière op hoger vlak, maar daar kunnen we niet voor honderd procent inkomen. Je moet namelijk welen dat Oost-Vlaanderen bie- voorbeeld na afloop van ieder seizoen slechts één ref mag voordragen om stage te lopen in Vierde Natio nale. Het is bitter weinig. Het groepje kandidaten waaruit de keuze wordt gemaakt, is uiteraard erg beperkt. We zegden het eerder al: een handvolletje dat in de loop van een seizoen meerdere keren en door verschillende leden van de kommissie wordt «bekeken». Een elite pelo tonnetje dus. Die kandidatenkunnen dus een ander «statuut» krijgen, gespecializeerde kursussen volgen, begeleidtrainen en noem maar op. Maar dan mag geen verstoppertje worden gespeeld: het zou de échte elite moeten zijn. Een strenge selektie zou dienen doorgevoerd. Wie geen kans maakt ooit te promoveren (en de kommissie weet verduiveld goed wiens kapaciteiten niet verder reiken dan een loopbaanop provin ciaal vlak) moet met zijn neus op de feiten worden geduwd. Iemand moet genoeg lef hebben «het» te durven zeggen. Waarom jongens die beneden de fameuze leeftijdsgrens van 35 jaar blijven, doch waarvan alle comitards weten dat ze nooit zullen promoveren, laten dagdromen of op hersenschim men jagen? Goede afspraken maken de beste vrien den. Wie geen doorgroeimogelijkheden heeft, moet echter niet onmiddellijk naar een lagere kategorie worden gedegradeerd: op provinciaal vlak arbitreren is, relatief, even belangrijk dan week na week de leeuwekuil van het topvoetbal binnen te stappen. Goede krachten, mannen die bekwaam zijn de topmatchen te fluiten en zich daar ook de nodige ambitie voor opbrengen, mag je niet in de woestijn sturen. Leeftijd speelt geen rol, maar (en daarmee leggen we nog eens de nadruk op wal we in een vroegere «aflevering» schreven) de «has been», dege- nen die er met hun klak naar gooien, die meer willen «zweten», nog slechts op hun vroeger verworven reputatie leren, moeten onverbiddellijk teruggewezen worden. Er zijn voorts scheidsrechters die op grond van positieve kontroles naar Eerste provinciale pro moveren. Vooraleer ze bevestigd worden, dienen ze twee keer nagezien in hun nieuwe kategorie. Die nieuwkomers worden door spelers en klubdirigenten argwanend bekeken. Hel duurt een poosje vooraleer ze aanvaard worden: ze moeten bewijzen dat ze wat kunnen. Voor sommigen duurt de aanpassingsperio de langer dan voor anderen. Er zijn er die er nooit geraken. Ofwel omdat hun kwaliteiten net niet ver genoeg reiken voor de provinciale top, ofwel omdat ze, ondanks de beste bedoelingen, nooit aanvaard worden. Ook nog omdat ze mettertijd wegzakken. Er worden enorm veel inspanningen geleverd door de scheidsrechterskommissies om het peil van de arbitrage op te trekken. In Oost-Vlaanderen had men al heel vroeg begrepen dat een ernstige jeugdvorming een stevige wipplank is. Een experiment leverde rijke vruchten op. Het initiatief ging van de toenmalige PSC-voorzitter Louis Van de Velde uit. Gilbert Dermaut, een man die ik steeds heb bewonderd voor zijn kompetitie, zijn werkkracht, zijn ideeën en zijn kennis van de spelregels, was de eerste kursusleider. Ikzelf, een «bleutje» toen, zijn assistent. Later nam ik die taak over. Mijn medespeler Julien Colman, kon het. Hij kwam goed over bij de «jongens» en wist waarover hij sprak. Nu nog mag gezegd dat de allereerste over twee seizoenen lopende kursus een aantal steengoede elementen afleverde. De meesten bereikten de provinciale top. Er werd met een nogal uitgebreide groep gestart. Allemaal vrijwel onbeken den. Er werd een eerste schifting doorgevoerd op basis van teoretische ondervragingen, het peilen naar de intellektuele back-ground, de gestalte de ambitie en naiden vanzelfsprekend (en dat was het belang rijkst) de prestaties op het terrein. Jongens die uit het «groepje» tuimelden waren niet gelukkig. Men kan erin komen. De eerste selektie werd gemaakt met behulp van de administratieve informatie waarover de kommissie beschikte: identiteit, leeftijd en beroep. Daarna kregen de «verkorenen» een briefje thuis met de vraag of ze aan die kursus wilden deelnemen. Want dat laatste was van essentieel belang. Wie er niets door voelt, kan niet verplicht worden: arbitre ren is ten slotte een vorm van vrijetijdsbesteding. Geen beroep. Wie ja zegde, werd geinviteerd voor een eerste kontakt. PSC-voorzitter Van de Velde vond die jeugdkursus zo belangrijk dat hij die zelf zo dikwijls mogelijk bijwoonde. Het was voor velen een stimulans. Links en rechts werd geroezemoesd: jon gens die niet in de jeugdkursus opgenomen waren, voelden zich in de hoek gedrumd. Ze dachten dat ze op een zijspoor werden gezet en nooit enige kans zouden krijgen om mettertijd Eerste Provinciale te bereiken, laat staan naar de nationale afdelingen te klimmen. Dat was logischerwijze een foute redene ring: opgenomen worden in de jeugdkursus, was, onder meer, zaak van leeftijdsgrenzen. Wie tussen 19 en 24 was, kon erin,. Als de top alleen voor die «gelukkigen» haalbaar zou zijn geweest, mocht dat gerust een onrechtvaardigheid genoemd. Achteraf mag gezegd dat die jeugdkursus een goed initiatief was. Werd het geen volslagen sukses omdat, niettegenstaande de tijd en het geld dat eraan gespen deerd, sommigen bleven hangen en geraakten nooit verder dan «Derde» en «Vierde Provinciale», dan kon toch gezegd dat het voor anderen een enorme kans was om snellerdan hun kollega's hun plafond te bereiken. Persoonlijk vind ik het zeer belangrijk van de jongens zelf te vernemen waarom ze, primo, scheids rechter werden, en secundo, waarom ze bereid werden de lessen te volgen. Iemand die het arbiters- plunje aantrekt om zijn klub een plezier te doen of om in het bezit te komen van een kaart waardoor je gratis op alle terreinen van de KBVB en naar internationale matchen mag, laat je er het liefst buiten. Je moet gemotiveerd zijn. Steile doch geen ongewettigde ombities aanblazen. En blijk geven van karaktersterkte. Zoniet mag je het vergeten. Ik geloof dat een zevental elementen de volle twee jaar van de eerste kursusafrondden. De anderen sneuvelden onderweg. Eén van de grote beloften uit die periode was André Van den Bergh. Supertalent. Was nogal bescheiden in de omgang, drong zich nergens op, maar stond reeds op zijn 21 jaar in «Eerste». Jammer genoeg hing hij (veel te vroeg) de arbitersfluit aan de wilgen een paar tegenslagen (maar wie kent die niet in zijn loopbaan), nadien zijn uitwijken naar een andere provincie en misschien nog een of andere ons niet bekende reden, leidden tot zijn ontslag.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1980 | | pagina 24