«We waren drie dagen van huis weg om een kermiskoers te rijden» >|c Sylvain Grysolle, één van de échte «Flandriens» uit ae tietstrappers ge stampt. Ik moet je echter niet te vertellen dat die toen nog een stuk primi tiever functioneerde dan dit tegenwoordig het ge val is. Ik zeg wel junior, want de klasse die men nu al de liefhebbers bestem pelt was in mijn tijd iets totaal anders. Liefheb bers waren mensen die louter voor de pret fiet sten. Het pure amateu risme dus. Die konden enkel en alleen prijzen in natura winnen. Geen geld. De juniores van toen konden wel iets verdienen. Maar natuur lijk niet zoveel als dat tegenwoordig het geval is. Ja, in die tijd werd er nog gezwoegd voor wat ik «potten en pannen» noem, voor een simpele onnozele soevenier. Met dergelijke grapjes moet je nu niet meer afkomen. En dat is maar best ook, meen ik. Om een lang verhaal kort te maken, bij die reeks der juniores trappelde ik een tweetal jaren mee om dan over te schakelen naar de onaf- hankel ijken. Da's ook zo'n raar beest voor de huidige generatie. De onafhankelijken was een reeks tussen wat men tegenwoordig de lief hebbers placht te noe men, die voor mij geen liefhebbers zijn, en de beroepsrenners. Je moet dat eigenlijk zien als een soort leerschool. Over het opnieuw invoe ren van de onafhankelij ken wordt gesproken en geschreven, maar of het ooit zo ver zal komen, is natuurlijk wat anders. Voor mij niet gelaten, want de stap van ama teur naar beroepsrenner is toch bijzonder groot, vrees ik. Kijk maar naar de neoprofs. Die jongens moeten toch heel wat verwerken op een mini mum van tijd? Neem een Fons De Wolf, of een Daniel Willems. Vorig jaar werden die bijna over hun koersfiets ge tild door kranteschrij vers. Dit jaar sukkelt Willems wat met zijn gezondheid en is verge ten. Fons De Wolf moet het nu maar bewijzen. Ik denk dat die jonge ren ners zich nog niet kun- voeren. Dan konden de «semi-profs», zal ik maar zeggen, al wat meer hun vak leren beheersen. Ik denk maar aan het ploe- genspel, het vormen van waaiers, de verhouding kopman en knecht,... kortom alles wat een liefhebbers nog te leren heeft. Je moet van die reeks echter geen mira kelen verwachten. Ten slotte krijg je de stiel pas goed onder de knie bij de profs zelf. Maar het lijkt me geen onaardig idee dat mensen die bij de liefhebbers hun tijd ver knoeien, zonder veel moeite te laten overstap pen. Ik ben er in elk geval wel bij gevaren. Bij de onaf hankelijken reed ik een twintigtal wedstrijden en ik won er zeven van. Wat dus niet zo mis is. Ik herinner me nog dat ik als onafhankelijke de Schaal Seis won te Merksem. Ik reed toen nog bij de onafhanke lijken, maar dat speelde geen rol. Beroepsren ners, liefhebbers en mijn kategorie mochten er samen aan de start ver schijnen .Wie als eerste over de streep kwam, werd winnaar van de Schaal. Als ik eenen twintig was stapte ik dan over naar het elitekorps: de profs. Dat kon toen. Ik hoef je maar te zeggen dat Rik Van Steenbergen amper achttien was en al kampioen van België werd bij de profs. Karei Kaers was goed en wel negentien en reeds we reldkampioen. Heeft de roep naar de verschuiving van de leef tijdsgrens soms ook niks te maken met de bloed armoede in de Vlaamse wielrennerswereld? 't Ja, dat zou best wel het geval kunnen-wezen. In de periode dat het echt gesmeerd loopt stelt geen kat zich hier over vragen. Maar als het iets minder gaat... dan krabt men zich in de haren. Het is inderdaad niet zo eenvoudig als wel eens wordt voorgehou den. Ik herinner me ook Georges Ronsse. Die gozer heeft zowat alles gewonnen wat er te winnen viel. Dat was een bulldozer. Toen hij vijf tellen. Dat zijn voor mij zevenmijlslaarzen. Het klinkt wellicht belache lijk als ik zou zeggen dat ik Brussel-Luik won met een versnelling van 48 x 18. Zoiets wordt nu op kinderfietsjes gemon teerd. Ik zou nog meer kunnen zeggen. Toen ik In 1936 voor de eerste maal deelnam aan de Ronde van Vlaande ren, mijn eerste koers trouwens bij de profs, reed ik nog met een «pion fixe»! Indien de huidige rennersgeneratie dat leest, lacht die zich een aap, maar het was nu eenmaal zo. En die versnelling moesten we gebruiken bij het afda len, bij het klimmen en bij het sprinten. En het waren toen toch ook wedstrijden van ruim 200 tot 250 km. En wat we tijdens de oorlogsjaren allemaal moesten doormaken Dat kan je geen zinnig mens aan het verstand brengen. Indien ik wer kelijk zou vertellen zat je hier morgen nog. Geluk kig heb je zoveel bandjes niet bij je. Je moet je eens goed voorstellen wat er zoal kan gebeuren tijdens een woelige oorlogstijd. Werd er een kermiskoers in Deinze betwist dan reden we met de fiets naar Deinze. Ik ging zelfs ooit in Eigen-Bilzen rij den! Ja, ja ginder tegen de Duitse grens! Samen met Gijselinck en Jef Moerenhout trokken we naar de andere kant van België om aan de kost te kunnen komen. We ver trokken in Wichelen en kozen richting Aalst, naar de tram. Hier doken de eerste moeilijkheden op. We mochten met onze racefiets niet op de tram. Ten strengste ver boden. Niet wij waren baas, doch de Duitsers. We konden dus niks anders aanvangen dan onze fiets uit elkaar vijzen en in een grote zak stoppen. Zoniet kregen we geen reiskaartje. In Brussel sprongen we van het openbaar vervoer en dienden we onze twee- wieler opnieuw in elkaar te prutsen. Toen reden door Brussel. Dat was toen een klusje, maar je meer. Feit is dat we hem mee konden Hasselt. Tussen de ki ten jam lieten we dus een eind verc voeren. Toen het al do ker was bereikten uiteindelijk Eigenbilzej Maak dat nu eens as een normaal denkei wezen wijs? Of vra, maar eens aan de nieuvj lichting jonge hardrijdi of ze dergelijke stun zouden willen uithalei We hadden zelfs de he dag niks tussen de ki zen kunnen steken. Wai eten was er niet. Als we door een mirakelm ker bijgestaan werdi we uit de rats geholpi door een herbergierster^™ Die gooide vlug wat pa^- in een kom en bakte w| eieren. Naderhand bl dat goeie mens nog va Schoonaarde te zijn ooj-"- We kregen een boterhammen meer or dat we toch zow streekgenoten waren, volgende dag werd kermiswedstrijd gen den. Roger Gijseline had toen pech, door ed domme bandbreuk vi hij uit zodat hij bijn| niets aan zijn avontu overhield. Onze ande vriend brak de vork va zijn fiets. Ik werd op mijook waarde geklopt doitoe| Nest Sterckx die snelli Een was dan ik. Ik was gee mei trage, verre van, ma Nest was toch altijd eeTU* stuk vlugger.Over rappSE jongens gesprokei Sch Sterckx, Albert Serci initi Poels, Vander Helst, Ren I Van Steenbergen, Gecjvroi ges Claes ook, «Witte dily Van Der Meerschaut, en'! zeker niet te vergeten c sneller dan snelle Achij Buysse, behoorden toe tot het kransje der si perspurters. Ik reke mezelf ook bij de aa kw. vluggen. Want er wa ooit eens een journalij die schreef dat ik me za moeten toeleggen op c vqC spurt. Dat pende hij ne< me toen hij me aan het we' eet zag op de piste. Ma het terug naar Eigenbilzei Nog dezelfde avond troi ken Roger en ik teru naar huis. We bereikte nog Tienen, maar hi was reeds te donkl geworden om verder I gaan. Liefst drie dage waren we op stap om ee i va Ges kerr kerf Hor schi mer van ber fee: enij wer ^2 - 20.6.1980 - De Voorpost Grysolle wint de Omloop van de Vlaamse Gewesten 1938 Een afspraak met oud-renner Grysolle is vlugger gemaakt dan je ooit zou kunnen vermoeden. In de namiddag namen we kontakt open nog dezelfde avond zaten we recht tegenover hem. Een ronkende cassette ving het gesprek met lawaaierig misbaar op. Sylvain Grysolle is net iets ouder dan die andere ex-vedetten als Achiel Buysse en Roger Gijselinck! Maar je zou er hem niet van verdenken reeds 65 Jaar te zijn. Zijn haar ligt nog als een dikke, grijze pels over zijn voorhoofd, op de wangen staat een gezonde rooie blos. Ik zak niet in een zetel weg, maar zoek steun op een houten stoel. Sylvain Grysolle, die door zijn leeftijdsgenoten werd bestempeld als een grapjas die voor geen enkele 'rats uit de weg ging, kan zijn lange monoloog .tarten. ik schrik er eigenlijk wat ■anop dat je hier komt edelen om een inter view.» Onze periode reeds ver achter de rug. Misschien lezen de men den graag iets over de iijd van toen, omdat hun sigen jeugdjaren nog even terug aan de opper vlakte opduiken, maar de ionge renners kennen ons niet eens meer. Jammer genoeg, want mijn generatie heeft toch niet voor niks het mooie weertje gemaakt in de beginfaze van de wieler sport. We hebben heel wat ervaring. Jonge ren ners zouden daar wel licht nog iets kunnen van opsteken. Maar ja, ze kennen ons niet meer, hé. Buysse, een vraagte ken, Gijselinck, noem maar op, de huidige generatie haalt haar schouders op. Maar ik wil niet zeuren, helemaal niet. Ik kan me amper realizeren dat het reeds 50 jaar geleden is dat ik voor de eerste maal op een fiets wipte om voor de zegebloemen te spur ten. Jongens, het lijkt wel een eeuwigheid geleden, en toch is het zo dicht bij. Ik had in mijn tijd een draak van een fiets. Maar ik kon er wel behoorlijk mee over de baan. Want hoe ik mijn loopbaan begon werd reeds honderdduizend- maal door andere ren ners verhaald. Ik was de snelste om naar school te spurten, ik was de snelste om naar de bak ker te racen, kortom het klassieke traditionele verhaaltje. Achiel Buys se beschikte in die tijd over dezelfde fiets als ik, een damesfiets die we van ons moeder mochten gebruiken. Voor de rest moesten we ons plan trekken. Want wie fietste in die tijd, of wie wilde renner worden? Allemaal jon gens uit het arbeidersmi lieu, en daar was niet veel geld in huis. De jongens gingen allemaal buitenshuis werken, geld om studeren was er niet beschikbaar. Ik heb geluk gehad, ik hoefde niet te gaan uit werken. Maar dat was een grote uitzondering in die perio de. Enkel kinderen uit bemiddelde families hadden de gelegenheid hun broek op de harde schoolbanken te verslij ten. Nu is daar gelukkig verandering in gekomen! We zijn zover dat ook de jongen of zelfs het meisje van bouwvakker X naast de zoon van dokter Y zit. Ik ben vrij vroeg met wielrennen gestart. Mijn vader en mijn broers waren sportief. Die hebben me steeds aangemoedigd. Bij de knapen reed ik mijn eerste wedstrijden, maar er was toen nog geen sprake van een Belgi sche Wielrennersbond of zoiets. Bij de knapen reden kinderen die onge veer veertien of vijftien jaar waren, eigenlijk nog te jong om al te rennen. Mijn eerste wedstrijd werd voor de deur be twist, hier in Wichelen. De organisatoren kwa men toen bij mij thuis smeken om mee te doen. Op alle mogelijke manie ren trachtten ze mij te lijmen. «Je bolt in eigen gemeente, voor eigen volk. De mensen gaan voor je supporteren.» Met plezier liet ik me ompraten. In die wed strijd werd ik uiteindelijk verrassend zevende. De winnaar kwam uit Ber- laar-Lier. Je moet je dat eens voorstellen. Die ke rel kon pakweg vijfen zestig frank meegraaien naar huis, en daarvoor legde ie eerst zo'n af stand af. Er was toen toch nog geen gemis aan idealisme, zou ik zeg gen. De volgende jaren bleef ik bij de zoge naamde knapen fietsen. Tot ik in de categorie van juniores belandde. Maar tot dan toe had ik nooit met een verzekering op zak gekoerst, ik had zelfs geen vergunning! Stel je voor dat ik toen een serieuze tuimeling maak te. Maar eenmaal bij de juniores, en die moet je vergelijken met de huidi ge liefhebbers, was de officiële bond toch reeds Ook in de Ronde van Duitsland onderscheidde Sylvain Grysolle zich: hier wint hij een rit nen realizeren wat van hen verwacht wordt om dat ze nog geen onder vinding hebben opge daan. Op de dag dat ze tweeëntwintig worden, gooit men ze hals over kop tussen de leeuwen en ze moeten maar hun plannetje trekken. Vol gens mij gaat dat niet helemaal op. Merckx heeft toch ook een inrij- periode gekregen van twee jaar? Ik laat me dan nog niet uit over buiten landers als Hinault, Sa- ronni, enzomeer. Die stappen over naar de betaalde wielrennerij als ze vaststellen dat ze bij de liefhebbers niets meer kunnen leren. Als ze ooit de leeftijd berei ken van een kersverse prof uit ons midden, staan die kerels reeds aan de top. Saronni won reeds de Giro. Wellicht zou het niet zo'n gek idee zijn om de categorie van de «onaf hankelijken terug in te entwintig was, had hij geen benzine meer. We hebben nooit meer van hem gehoord. Hoe valt dat te verklaren? Ik vind daar geen pasklaar ant woord voor. Wat me ook steeds treft zijn de historiek rond de versnellingen. Vandaag de dag moet men werke lijk al een machtmens zijn om de metertjes zo groot mogelijk te malen. Ik hoor Karei Van Wij- nendaele, en die wist toch een en een ander over de wielersport, nog steeds zeggen dat jonge renners de kleinst moge lijke versnelling moeten trappen. Als je nu met een kleine versnelling aan de start verschijnt, weet je bij voorbaat dat de andere heren je zon der meer meer uit de wedstrijden rijden. Bij de liefhebbers zijn de exemplaren die geen ge bruik maken van een 53 x 12 op de ene hand te zou me nu niet meer moeten vragen om door Brussel te rijden. Ik denk dat ik gek zou worden. Maar kom, aan de grote baan voor Leuven zoch ten we weer de böeren- tram op. Alweer liet de kaartjesknipper ons niet opstappen alvorens we onze fiets uit elkaar schroefden. In Leuven zaten we weer rotsvast. Een trein? Nee, die was gebombardeerd. Een tram? Nee, die was er ook niet meer, dus, zochten we onze spullen terug bij elkaar en ped delden naar Tienen. Een trein alstublieft? Geen trein. Niks. Dus wij naar Sint-Truiden, Per fiets en zonder omkijken. Tussen Sint-Truiden en Hasselt sputterde ons een roesti ge vrachtwagen voorbij. Ik zie nog steeds de letters van een bijzonder gekend jamproduct voor mijn ogen. Was ik het die die kerel vroeg te stoppen? Ik weet het niet voor de Zwitser Zimmerm kermiskoers mee grabbelen. Het is mi goed dat de hele situa! nu grondig is gewijzig| Ik zou het echt g enkele wielrenner ti wensen om op dergelijl wijze een seizoen rond maken, want dat is sl ven werk. Wat ik je vertel, was e< uitzonderingsgeval. A er wedstrijden tegen deur waren, reden we weliswaar ook met fiets heen, maar d beschouwden we als ee korte training. We ha< den onze bandjes ve vangen door oude tubei en weg waren we. Vo< de start moesten evenwel van bandje wi! selen. De Antwerpenaai waren ons een stap voo Die hadden hun heus koerswielen vooraan het stuur bevestigd zo dat die enkel van wiele moesten ruilen alvoren de wedstrijd begon. (vervolgt)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1980 | | pagina 32