ZO IS VOETBAL (3) De gele stortvloed De ANDERE match Vin De Voorpost - 26.9.1980 - 23 orden Ie g< rlare )itiati< ter in dan ijdvei en. O indré eter s iorspr asten In de ad W noeit( Van offen st de d kur irta. van a d< dat t( naar i als iller met kwa veldi iter >rt hi( ar de een Pa klus /vam 'inst Heri 'i de ppor ïem iaar er Hu :t op rolge il de /an de de vi eervi mini kun 'U ioral srect )ie n jn aa et i Paul De Moor zag Cours koersen tegen Sinaai Met eerder terughoudende pasjes volg ik mijn kollega van het Nieuws blad om het sportstadion van Hoger Op Kalken te betreden. Voor eigen (nieuwe) deur naar het voetbal gaan kijken houdt steeds een serieus risiko in. Je bent allicht supporter, maar je bent het ook niet. En in mijn geval komt daar nog een extraatje bij, in Kalken lopen twee ploegen van elf man achter de bal. Hoger Op, dat vorig jaar zijn naam kracht bij zette door kampioen te spelen en Sporting Klub, dat in vierde provinciale achter doelpunten zoekt. Voor alle zekerheid sleurde ik mijn twee koeien van de weide en plaatste ze aan de kerk waar ze de kermisattrakties met veel aandacht kunnen volgen. Hopelijk leren ze nu eindelijk eens melk geven ook. Zelfs de boer aan de overkant van de straat staat verluierd bij het verschijnsel te kijken. Maar iaat ons op deze voetbalweide even naar adem snakken. Het herfstzonnetje heeft het waarschijnlijk met het zomertoestel op een akkoordje gegooid, want het is meer dan snikheet. Ook de zon geeft er dus wel eens de b(r)ui aan. De roodwitten («de Rouches» schrijven de kranten, maar dat zal wel iets anders beduiden) lopen van de ene kant van het terrein naar de andere. Ik vraag nog aan mijn kollega of dat een inoefening is van de Ivic-Anderlechtstijl. Anderlecht speelt als de Belgische Strijdkracht op oorlogspad: je ziet ze niet afkomen, maar ze zijn aartsge vaarlijk. Mijn vriend-de-typeschrijver lacht en groet ruim 300 van de 400 aanwezi gen. Die is hier al een poosje thuis blijkbaar. Terwijl het zweet van mijn aangezicht stroomt zie ik iemand van de blauwgelen al naar de spons grijpen. Voor een verfrissing op dat niveau zou ik ook wel wat willen shotten, of het me gegund zal zijn is iets anders. Scheidsrechter De Cock speelt haantje de voorste vandaag en rukt op naar de middenstip (ongeveer halverwege het terrein). De twee teams hebben blijkbaar zin in een partijtje voetbal. Er zijn nauwelijks tien minuten gespeeld en een eerste knal op een Kalkens scheenbeen is hoorbaar tot in Overmere. De roodwitten spelen toch voor Kalken? De jonge kerel naast mij knikt op en neer. Mijn intuïtie zegt me dat de andere partij uit Sinaai stamt (in de oude spelling had men het steevast over Sinaï, sla er de oude testamenten maar eens op na). In het Waasland hebben ze er een handje van weg om hun kleuren te kiezen. Beveren, Sint-Niklaas en zo, spelen ook al in die tinten. Het kan verkleuren, zei de zon, en ze scheen nog wat heftiger. Hoger Op Kalken wil zijn stijgende prestatiecurve met wat olieverf onderstrepen, dunkt het me. Die mannen zijn voortdurend in het offensief en keeper Cours moet geen bal plukken. Wellicht nam hij beter deel aan een sport die zijn naam draagt. Hoe kan je nou in het focuspuntje van de belangstelling komen als je ploegmakkers je niet eens de lol gunnen om eens uit te trappen, laat staan een balletje te pakken. Het lot van een keeper kan wreed zijn. Maar hij heeft één geluk: hij staat aardig in de schaduw. O Ikzelf ben voor de derde maal bezig mijn zakdoek uit te wringen. Straks moet je nog een droogrek meebrengen naaF het voetbal om een paar keer van kleren te verwisselen. Ik lonk naar het polsuurwerk van mijn kollega als mijn rechterteen me het sein geeft dat er op het veld iets aan het gebeuren is. Jean-Pierre Cours (de broer van de wielrenner-keeper) neemt de bal op de slof, omspeelt een mannetje en staat oog in oog met de doelwachter... net aan de backline. Wat die keeper hier staat uit te spoken mag Joost weten (als hij het weet). Jean-Pierre Cours schrikt zo hevig dat hij de woeste aanvaller met een loense beweging omspeelt en rustig tussen drie verdedigers de bal in het doel jaagt. De vreugde bij kermisvierend Kalken (Klakken, zegt mijn hoofdredakteur heel verkeerdelijk) neemt ongewone proporties aan. Waarschijnlijk zakten nog enkele lui zo van de molekens en grijpertjes af, zodat entoesiasme de hoofdtroef is. De blauwgelen voelen zich als Beveren-supporters die goeiedag gingen zeggen op de Heizei en per toeval een Thor tegen het schild liepen. Iemand uit mijn onmiddellijke omgeving zegt dat er helemaal nog niks verloren is en dat alles nog kan. Wat die bedoelt weet ik niet te best. In de Sinaï kon veel, maar alles? Achter mij stapt een rijzige dame met forse stappen naar een plaats waar zij al eens meer blijkt te gaan: «Ik ga er ook enen drinken. Ik kan het verdorie niet verdragen dat hij alleen drinkt.» De Sinaai-keeper staat naar de vertoning te staren met de houding van iemand die een deklat op zijn donder kreeg. Een Kalken-speler heeft echter ergens de uitdrukking: «hij speelt de pannen van het dak» gelezen en met onmetelijke kracht jaagt hij het leder naar het pannendak van een omwonende. Ik zal aan mijn buur vragen of dat geen fout is: goed spelen in buitenspeltoestand. Dat zal wel benevelde toestand zijn, denk ik. Kalken-speler Hoogewijs gooit de bal zo hard terug in het spel dat bijna niemand eraan kan, buiten de keeper dan. Ik hoop dat eerstgenoemde thuis niet teveel zijn eigen ruiten ingooit. Hier hebben ze alvast tralies voor het raam bevestigd. De roodwitte supporter die zijn eega meebracht, ziet Vallen en opstaan, spurten en koersen, de tegenstander een klop in de nek geven, als je niet bij de bal kan: het hoort er allemaal bij. (wvc, dw, ks) de match heel anders, ue ploeg van Sinaai is minimum dertig jaar ouder dan de onze. Het lijken wel ouwe mannetjes,» zegt hij schor tegen zijn vrouw. Kalken beschikt inderdaad over een jong kollektief, maar jubelaars mogen wel een beetje overdrijven. Het Kalkense vuurwerk heeft echter af te rekenen met water. De animo daalt omgekeerd evenwichtig met de stijgende zonnetemperatuur, hoor ik mijn vriend Newton nog verkondigen (maar ik was nog erg jong). «Vooruit Filip» schreeuwt een hese mevrouw. Ik had tot dusver geen vermoeden dat Filipovic bij Kalken terecht was gekomen, ledereen kan eens iets bijleren. Ik verneem pas dat ik twee spelers door elkaar haal door aan de naam iets toe te voegen als ik opnieuw uit mijn gemijmer wordt geschud: «Paul, blijf op je plaats,» brult de Nieuwsblader. Ik was geen centimeter van mijn plaats afgeweken! Wat een laffe aantijging. Gelukkig had die duimenzuiger het op een speler en niet op mij. Ik zou anders nogal eens uit mijn voetbalshoes schieten, wacht je maar! Voor het talrijk opgekomen publiek ziet de wedstrijdontwikkeling er momenteel niet te bijster gezond uit. Twee spelers van Sinaai liggen te kreunen tussen de graszoden en even ver van elkaar gespreid bijten drie cracks van de thuisploeg in de droge aarde. De verzorgers zouden beter subsidies aanvragen om een nieuwe kliniek te bouwen op dit lapje grond, hun werkzaamheden zouden tot een strikt minimum teruggevoerd worden. «Een ouwe boom velt men makkelijk,» zegt dezelfde supporter van daarnet. Maar wie zijn in dit geval de grijsaards? Het doelpuntenverschil blijft erg klein en op het gebied van het aantal gekwetsten lag Kalken tot dusver aan de leiding, maar Sinaai neemt de teugels over door een hinkende libero voor een andere speler te wisselen. Meteen wisselen wij onze staanplaats in om in de plaatselijke kantine de macht te helpen overnemen. Maar het pand werd klaarblijkelijk al gekraakt door vlaaien- zwaaiende supporters. De pint van mijn mede-aantekenaars heeft hele maal geen kaas gegeten van de wet der communicerende vaten. Op één twee drie blijft er een leeg glas en wat schuim over (van de inspanning). «Niet mijn fout,» beweert hij, «nooit in mijn hele leven had ik meer dorst dan nu». Een vroegere schoolkameraad komt naast ons staan en begint de lof van paarswit Anderlecht te zingen. Biylle is een wonderknaap die enkel geen doelpunt aantekenen kan, zucht hij. Straks gaan de trainers van die jongen een prima visser maken, lacht iemand hardop. «Het tobben heeft ie alvast niet verleerd.» De woedende Efceeër maakt de aanvaller omstandig duidelijk dat er een verschil bestaat tussen dobber en tobber. De fluitende scheidsrechter maakt gelukkig een eind aan het Haangevecht door op zijn instrument te blazen. In de zon blijft het hardstikke warm. Rechts naast mij is zelfs iemand aan het verdampen. Een tweetal dames maken er zelfs een gezellig zonnebad-namiddagje van en trekken de splitrokken nog hoger over de dijen. «Die houden een barbecue,» schateren enkele jongelui. Mijn kollega heeft ook minder oog voor het spel, merk ik. In de zevenenveertig ste minuut mag Plaetinck van Kalken een vrije trap nemen. De bal loeit over de doellijn. Ik dacht eerst nog dat die er net over waaide, maar enkele supporters houden de handen hoog boven het hoofd tot de keeper de bal neemt... achter het doel. Mijn kollega murmelt een onbegrijpelijk taaltje dat. toch duidelijk is aan de kracht te horen en stopt papier en balpen in het borstzakje. Het eerste kwartier van de tweede helft geeft de lokale aanhang wettige hoop tot optimisme. Een harde kopbal na een hoekschop komt net niCl tegen de touwen terecht. De bezoekers zijn gewaarschuwd. Kalken geetft geen geschenken, ook niet op kermisdagen. Mijn medeschrijver staat met de glimlach om de lippen het vertoon te bekijken. Ik vraag hem of het ze grappig is. «Kijk die heupwiegende dames eens». Ik draai mijn arme hoofd honderdtachtig graden (zo warm moet het nu al zijn) en bemerk een lange sliert vrouwen voor het toilet. Er steekt inderdaad nogal wat beweging in. «Vroeger was daar de kleedkamers,» zegt iemand anders. «Over een koud stortbad gesproken,» schertst een onbekende. Schuine moppen doen heft. nog altijd in de parochie, meneer pastoor! Net voor mij hinkt een roodwitte speler. De trainer (Leon) houdt een flesje in de hand en spuit een watertje op het been van de gekwetste spier. «Je moet het spuitje een beetje verder van het been houden,» weet iemand te vertellen. Hij doet het deskundig voor. Het zijn inderdaad niet alleen de beste stuurlui die aan de wal staan. Trouwens, niet alle vissen zijn walvissen. Het laatste kwartier wordt een ware martelgang voor mijn steeds bleker wordende kollega. De Boom van Sinaai zwaait meermaals een gevaarlijke scepter in de Kalkense verdedigingszone. Maar tot groc< genoegen van de plaatselijke supporter blijft de stand ongewijzigd op de ontbrekende scorebordjes prijken. Als we het plein veriaten, vraagt mijn gezel of we nog iets gaan drinken. «Neenee, zeg ik. Ik heb het gevoel alsof er iemand aan mijn appels zit.» Net voor ik mijn inrit opwandel bemerk ik een andere krantejongen die-samea met zijn familieleden appels aan het plukken is. En ik die dacht dat ik mijn appeltjes hoog genoeg had gehangen. Met mijn linkerhand wrijf ik over mijn pijnlijke adamsappel, ik zal nog een slang in mijn boom moeten hangen om volksschrijvers uit de buurt te houden. erdi« iald ivanj atievi snel lUUt recht e ove are i\ ht z thu :n gil ar el as Di ide de hi splo mi afwe Ie -1 eve 2-2 >or i wed Het essentiële verschil tussen een «onbespeel baar terrein» en een «on geschikt terrein» is dus duidelijk: bij het «onbe speelbare» werken de na tuurelementen. Bij het «ongeschikte» hebben mensenhanden het ver tikt te... werken. Wat doet de ref als er sneeuw ligt? Als de lijnen niet zicht baar zijn, kan hij de match niet laten starten. Dat is ook zo wanneer het terrein, als gevolg van oneffenheden veroor zaakt door bevroren sneeuw, gevaar oplevert voor de spelers. Het kan ook gebeuren dat de sneeuw aan de bal blijft kleven, zodat je beter sneeuwmannen kan ma ken dan voetballen. Ook in dit laatste geval, gaan akteurs en fans teleur gesteld naar huis. En als het nu eens kei hard vriest? Voetballen kan en mag niet op een terrein dat een landschap vol bevro ren plassen is. Als er zo veel harde oneffenheden zijn die voor de spelers gevaar opleveren, wordt het eveneens een voet- balloze namiddag. Het terrein kan zo effen zijn Je kan als klubleider van zelfsprekend geen reuze paraplu kopen en die be schermend boven je sta dion openspreiden. Van daar.. Als een groot stuk van het speelveld onder water zit en de bal gaat drijven zonder de grond te raken, is het welletjes: dan wordt de aftrap niet als een biljartlaken, doch geblazen, tevens keihard als beton, oe bal? Nou ja, de bal. zodat de studs geen milli- Zonder kan je vanzelf- meter in de grond drin- sprekend niet spelen, al gen: dus, er niet aan be- vergeten sommige bel- ginnen, jongens of meis jes. De vriezeman kan zo fel tekeer zijn gegaan dat op het bevroren veld geen enkele balkontrole mogelijk blijkt, of dat de spelers onmogelijk hun evenwicht kunnen bewa ren. Allemaal redenen om de boeken dicht te laten. Een terrein kan ook on der de modder zitten? Er kan zoveel slijk liggen dat de spelers niet kun nen aanzetten, niet kun nen demarreren. Erg ge vaarlijk. Dus: geen match. Wat als de bal in de mod der blijft steken? Dat de bal niet «botst» of in de modder blijft han gen, mag voor de scheidsrechter geen re den zijn om de wedstrijd af te gelasten. Alleen het feit of de spelers al dan niet het gevaar lopen kwetsuren op te lopen door het «zuigende slijk», kan de beslissing van de ref oriënteren. In ons landje regent het nogal een keer pijpeste- len. Wat dan? hamels dat wel meer. Hoe ziet die bal eruit? Het «ei» dat door de rug- Dat is de bal die moet gebruikt worden door pre-miniemen, minie men, knapen (of kadet- ten) en vrouwen. Dat is de zogenoemde bal num mer vier, met een omtrek van 61 centimeter tot 63 centimeter en een ge wicht van 340 tot 390 gram. Ik heb ook scholieren zien voetballen met een «kadettenballetje». Best mogelijk, en het is op de koop toe reglemen tair. Scholieren mogen, doch moeten niet met een balletje nummer vier de scheidsrechter tonen? Het aantal ballen is niet bepaald. Wél zegt het reglement dat er genoeg moeten zijn om de match tot de laatste sekonde te kunnen uitspelen. Wat als de matchbal er gens ver buiten het ter rein belandt? De ref moet vanzelfspre kend niet wachten om de wedstrijd te laten voor tzetten: hij vraacjt een re servebal. De thuisklub zal echter met bekwame spoed de matchbal terug brengen en bij het eerste (ingooi, scheidsrechter- sbal) gewoon overge daan met een andere bal. verslag opstellen, en ^at a's st"k" daarin alle nuttige details sP"ngt tijdens de spele- vertellen. Het bevoegd volu?'e na spelher- komitee zal over de zaak ne™,n9 en nadat een uitspraak doen. sPeler.' Jat of Paal werd speloponthoud zal «eerste bal» opnieuw ge bruikt worden. Wat als de matchbal on bruikbaar wordt? Noodgedwongen zal met De bal springt stuk bij 9araakt? een ander «rond ding» een speiherneming en Het spel moet herbegon- worden voortgespeeld. vooraleer hij een speler, nen worden met scheids- Die bal evenals alle ande- een doelpaal of een rechtersbal (bal op de re reserveballen, moet dwarslat geraakt heeft? grond laten vallen) op de voor de wedstrijd aan de Een speiherneming kan E'f.f® L^LTeetn ref getoond zijn en door zowe| een vrijschop, - 9 spreekt die man in het zwart scheidsrechtersbal of in- «goedgekeurd». gooi zijn. Als de bal de voor zichzelf dat een dere bal moet gebruikt worden. Een goeie dan. dient stopgezet bij ge- het spel is doch vooraleer (wordt voortgezet) brek aan (goeie) ballen? hij iets of iemand geraakt De scheidsrechter zal een heeft, wordt die vrijschop Marcel Van Hauwermeiren byspelers wordt behan- voetballen. Let wel: een- deld en mishandeld, mag maal de scholierenwed- je niet gebruiken. De bal strijd begonnen met een moet bolrond zijn en de bal «nummer 4» dan buitenbekleding in leder moet er ook mee voort- of in een materiaal dat gespeeld worden, door de bevoegde instan- Mag je voetballen met ties goed is bevonden. witbeschilderde ballen? Zijn er ook beperkingen op de omtrek en het gewicht? Jawel. De omtrek van een matchbal voor «gro te mensen» heeft een omtrek van minimum 68 en maximum 71 centime ter. Bij het begin van de match mag dat «ronde geval» niet minder we gen dan 396 gram en niet meer dan 453 gram. Wat wordt bedoeld met de «matchbai»? Dat is de bal waarmee de wedstrijd wordt aange vangen. Hij mag alleen vervangen worden als de scheidsrechter daarvoor de toestemming geeft. Je hoort wel eens het woord «kadettenbal- leke». In normale omstandighe den niet. Wél bij invallen de duisternis of bij avondwedstrijden. Ballen die uit zichzelf «wit» zijn, (door het aanwenden van een ander procédé dan het beschilderen) kunnen in alle omstandigheden gebruikt worden. Een supporter schonk een bal in «klubkleuren»? Die mag je gebruiken om mee te trainen, niet om er een officiële match mee te spelen. Nu zou je ook kunnen zeggen dat je reeds ballen in zwart en wit hebt gezien en dat toevallig de thuisploeg in het zwart en het wit speelt. Wat dan? Toege staan. Hoeveel ballen moet een klub voor de match aan Aktueel «Als in de Belgische kompetitie zo gul wordt omgesprongen met gele en rode kaarten, dan zitten alle klubs tegen nieuwjaar in zak en as.Dat was de kommentaar van een kollega die de bekermatch SC Lokeren-Dynamo Moskou voor «zijn» krant zat te verslaan. «Ik vind het zo logisch als het maar zijn kan,» h»os mijn repliek. En eigenlijk vond ik dat de Franse nieuwkomer Lambert het gebeuren nog geler had kunnen kleuren: de nummer drie van de Sovjets, een kuitenbijter en een mannetje dat er niet alleen keihard tegenaan ging, doch bovenop ook geniepige schopjes ronddeelde, kwam er goedkoop vanaf. Het ziet er naar uit dat de nationale kampagne 1980-81 anders dan anders wordt. De refs kregen onderrichtingen om wat tegen grof spel te doen. Vooral de jonge generatie van coming-men aan de top blijkt daar oor voor te hebben. Kijk maar naar Goris, die onder het deskundig oog van ex-interna- tionaal Fred Delcourt, met Antwerp-KV Kortrijk aan zijn maidenmatch in Eerste Nationale toe was. Acht keer geel en één keer rood. Het is niet weinig. Niemand beweerde na afloop dat Goris in de fout ging, naar de noodrem greep om de match en zijn hachje te redden, of in zijn jeugdige overmoed wat al te driest te werk ging. Goris was konsekwenl en daarmee is alles gezegd. Het veelvuldig grijpen naar geel en rood kan de onmacht van een scheidsrechter onderstrepen: de man laat gewoon de boel reilen en zeilen tot het uit de hand loopt, en daarna diept hij om de haverklap de kartonnetjes op voor pekelzonden, nadat hij vooraf een aantal aanslagen heeft overgeslagen. De schuld daarvan moet een beetje gezocht worden bij «ouder wetse opleiders» die er zich niet van bewust zijn dat ons eigentijds voetbal niet langer een «game» is, doch omwille van het smeer een keiharde struggle for lifeis geworden. Een gevecht voor een plaatsje in de ploeg, een strijd voor meer geldgewin, een opdracht van de «fabrieksbaas» die aan klantenwinning moet doen door middel van positieve resultaten op het scorebord. De vaderlijke «raadgeving» dat je een gele kaart niet te vroeg mag tonen: Want wat doe je dan wanneer de bekeurde speler voor de tweede keer grof wordt?» is uit den boze. Het antwoord op die laatste vraag werd, trouwens zonder woorden, door de jonge Goris gegeven: «Geen verstoppertje spelen en de rode kaart te voorschijn halen.» Als iedereen even logisch denkt, duurt het geen maanden meer vooraleer de Augiasstal gereinigd is. Marcel Van Hauwermeirem

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1980 | | pagina 23