A
S
ÖF
De Voorpost - 7.11.1980 - 11
der
jen r
fungeerde als hoofdal-
in de kerk van de Car-
ndJl'eten op de Hopmarkt tot
de afschaffing van deze
tergemeenschap. Dit
:htig renaissance-al-
geschonken door Ca-
irina van Vaerenwijck ter
e*jeJlinnering aan haar zoon
aj Tilip-Theodoor, kostte 7000
(V ilden. Boven de zuilen
,ze Ijkten drie beelden in al-
lks(st. bij het overbrengen
avvenen de patronen van
zoon, gelukkig bleef het
Idenstuk een zittende
Vrouw met Kindje
'aard. Het beeld straalt
it en voornaamheid uit.
waardevolle schep-
ïg van de vroeg-barok,
rdient wel een meer ge-
ïrh<r'k'e P'aa,s: daar het nii
hoog geplaatst is ontgaat
jt aan het oog van de
kunstliefhebber, zelfs de
meeste Aalstenaars is het
onbekend.
Wat nu het schilderij betreft,
het werd bij het overbren
gen in 1805 geplaatst op een
marmeren sokkel met graf
schrift van 1619 dat zich tus
sen de twee altaren verwis
selden. Het schilderij «Si
mon Stock, patroon van de
Paters Carmelieten, ont
vangt het Seapulier uit de
handen van O.h. Vrouw» is
een werk van Gaspar De
Crayer (1650). Het xs een fijn
doek qua compositie en rijke
tekeningen op de gewaden
van Paus, kardinalen en
bisschoppen, getuigen van
zijn voorliefde voor kleur en
decoratie.
Daar vlak naast, de Predik
stoel: «God, Schepper van
de Wereld» vervaardigd
tega
door Willem van Buscom,
directeur van de Aalsterse
Academie (1806-1810). De le
gende vertelt over een jonge
man die vergezeld van zijn
vader, wist door te dringen
tot bij Napoleon, met het
doel te worden vrijgesteld
van de kriiasdienst. De va
der toonde hem de door zijn
zoon gebeitelde hand van
de Schepper. De keizer be
wonderde het kunstwerk...
maar de jongen sneuvelde
te Austerlitz.
6. Kapel van de Zoete
Naam Jezus
Altaarschilderij op hout «De
aanbidding van het Kind
door de Herders» werk toe
geschreven aan Otto Venius
(1557-1624) of aan zijn
school.
Het werd in 1847 toevallig
ontdekt op een zoldertje van
de kerk door een schrijnwer
ker die planken zocht om er
een steiger mee te maken.
Toen hij de beschilderde
planken samenvoegde be
kwam hij, tot zijn verbazing,
het huidige schilderij! Wie
de uitbeelding aandachtig
bekijkt staat verwonderd
over de prachtige weergave
van de gevoelens, duidelijk
vertolkt door de gelaatsuit
drukkingen.
Er is ook een merkwaardige
gewelfschildering uit het
einde van de 15e eeuw. Te
midden van loofwerk, tak
ken en passiebloemen zwe
ven engelen in fladderende
gewaden als dragers van
passie-tuigen: lans. netstok
met spons, kruis en gesel
roede. Ook het gewelf van
de aanpalende travee in de
kooromloop is beschilderd
met loofwerk en figuren, de
hoofden omgeven door een
lichtkrans.
7. Kapel van de h. An-
tonius-abt
Tegenover een houten neo
gotisch retabel, gebeeld
houwd door de Aalstenaar
Rab. Van Caeckenbergh
(1941) hangt een schilderij:
«De bekoring van St.-Anto-
nius» toegeschreven aan
Van Helmont. Het herinnert
zuidelijke am.: schilde»! van Rubens in rubensioonse oan dat:deze!Zapel
renaissance altaar met doek van G De Croeyer
buitenarchitectuur is alle versiering geconcentreerd op de
gevel. Karei V schonk hiervoor een glasraam in 1554
vroeger gebruikt werd door
de «Bosseniers. Kolveniers
of Busschutters» gilde ont
staan in 1509. Hun gildwa-
pen: St.-Antonius met een
zwijn en daaronder twee
elkaar kruisende vuurwa
pens. Toen ze dit altaar
overlieten aan «de vrije
vleesschouwers» gebruikten
ze voortaan het altaar van
het H. Kruis.
De slagers bezitten de oud
ste gildekeure (1339). De
mannen «gezegd van de
driegeslachten» richtten in
1391 een eigen vleeshalle op
in de nabijheid van het
«schepenhuis» op verzoek
van het stadsbestuur-. Daar
om mochten alleen de Van
Branteghems, de Boone's en
de Wuyten's en hun nako
melingen hun vlees verko
pen op de «stallen of ban
ken» van dit vleeshuis. In 't
begin van de 17e eeuw moe
ten ze echter verkocht heb
ben aan «ten dieren prijze»
met het gevolg dat het
stadsbestuur in 1610 de op
richting toeliet van een ne
ring der «kleijne of onvrije
vleesschouwers». Deze
mochten 's maandags en 's
zaterdags verkopen in het
klein Vleeschuis of Been
huis. gelegen op de Hop
markt met uitzicht op de
Nieuwstraat. Ook de gilde-
kamer van de Catharinisten
was daar gevestigd.
Deze kapel geeft toegang tot
de Kapittelzaal van de ka
nunniken van Haaltert, die
zich in 1495 te Aalst vestig
den. Dit gebouwtje bevat
heel wat merkwaardigs! Een
klein drieluik heeft als mid
denpaneel een «Aanbidding
der Wijzen» een prachtstuk
uit de vroegrenaissance van
ca. 1510, epitaaf van Gillis
Daens en echtgenote, bei
den gestorven in 1668. Op de
achterkant van de zijluiken
(einde 17e eeuw): portretten
van de Vader met twee
zoons en van de Moeder met
hare zes dochters. De Ou
ders en zes van de gestorven
kinderen kregen ieder een
kruisje boven hun hoofd,
vreselijke herinnering aan
de pest die hier woedde van
1667 tot 1669. Aangezien
pestlijders niet in de kerk
mochten worden begraven,
schonken de overlevende
kinderen dit epitaaf aan de
kerk.
Een muurschildering: «Het
laatste Oordeel» waar
schijnlijk aangebracht in
het begin van de 16e eeuw,
is van groot belang voor de
kunsthistorie. Het onder
werp, zeer verspreid in de
middeleeuwen, wordt
steeds uitgebeeld naar het
patroon dat wij hier zien.
Boven: een tromende Kristus
met open armen, de voeten
rustend op een wereldbol.
Daaronder, geknield: Onze-
Lieve Vrouw en Sint-Jan-Ba
ptist. Er omheen: de Aposte
len, herinneren aan de
twaalf stammen van Israël.
Te midden: de aarstengel
die de uitverkoren van de
zondaars scheidt.
Onderaan: gelukzaligen
knielen en danken de Heer.
gehoornde monsters met
groenachtige staarten sleu
ren de verdoemden naar de
hel.
Karakteristiek: een man en
een vrouw worden wegge
voerd door een duivel die
één oog heeft op zijn rug.
Ook een priester, te erken
nen aan zijn kruintje,
smeekt te vergeefs om er
barmen.
De auteur van de Aalsterse
muurschildering vertolkte
het Laatste Oordeel op een
volkse wijze. Hij bekommer
de zich volstrekt niet om per
spectief noch om anatomie;
de lichaamshoudingen zijn
houterig, de achtergrond is
moeizaam geschetst, niet
gericht op een estetische
voorstelling.
(Vergelijk met de schilderij
van ca. 1425, afkomstig uit
het stadhuis van Diest, en
met een werk van Dirk Bouts
van ca. 1460 voor het stad
huis van Leuven, beide nu
in het museum van Schone
Kunsten te Brussel). Het doel
van de Aalsterse voorstel
ling wil alleen een afschrik
kend beeld brengen aan de
nog ongeletterde tijdge
noten.
Drie grisaille schilderijen op
panelen, einde 16e eeuw; de
nuttiging van het Paaslam,
de inzameling van het man
na en de oprichting van de
koperen slang door Mozes,
alles vermoedelijk van Hen
drik De Clercq uit Brussel
(1570-1629).
In de winterkapel bleef het
bovendeel bewaard van de
Oude Sacramentstoren, een
laat-gotisch werk gebeiteld
in zandsteen op het einde
van de 15e eeuw. waar
schijnlijk verwoest tijdens
de beeldenstorm. De fijn
opengewerkte torenspits
met pelikaan, 1,94 m h.,
wordt nu gebruikt als bekro
ning van een waterbekken.
8. In de doorgang van de
winterkapel naar de koor
omloop hangt een schilderij
uit de 17e eeuw «De Stam
boom van Maria».
9. Kapel van het Hei
lig Hart
Vroeger toebehorend aan de
handboogschutters van St.-
Sebastiaan. Hun altaar ver
dween in 1784 en werd ver
vangen door het huidige
neo-gotisch retabel, gedeel
telijk in hout en steen.
De oudst gekende oorkonde
van St.-Sebastiaan van 1421
is een bekrachtiging van
vroegere statuten. Ze beza
ten toen een kapel in de
vorige kerk nabij de doop
vont en genoten onderstand
van het stadsbestuur.
In de strijd gebruikten ze de
handboog die gemakkelij
ker te hanteren was dan de
zware kruisboog van St.-Jo
ris. Hun lokaal was geves
tigd in de Peperstraat die
toen Sint-Sebastiaanstraat-
je heette.
Daar tegenover: Grafzerk
van Dirk Martens, naar hier
overgebracht bij de afschaf
fing van het klooster der
Wilhelmieten of Stercheren
in de Pontstraat, precies 250
jaar na het overlijden van de
grote drukkerhumanist en
magister te Leuven (1534).
Zijn eerste boek drukte hij te
Aalst in 1473.
10. Kapel van de h.
Aloysius van Gonzaga
Behoorde vroeger aan St.-
Joris, patroon van de kruis
boogschutters, de oudste
schuttersgilde. Ze was reeds
gekend in 1395 en de aan-
zienlijste families ook
Dirk Martens maakten er
deel van uit. Wij worden
aan deze schutters herin
nerd door een schilderij «St.-
Joris doodt de Draak» (16e
eeuw).
In 1855 werd het doek op
haar huidige plaats gehan
gen en vervangen door «De
h. Aloysius onderwijst de
kinderen in de straten van
Rome». Typisch produkt uit
de 19e eeuw van de Aalste
naar Jozef Meganck (1807-
1891). Tot vier maal toe reis
de hij naar Rome wat zijn
kunst ver-italianiseerde. Bij
zijn tijdgenoten genoot hij
grote bijval, een van zijn
schilderijen belandde zelfs
aan het Hof van Sint-Peters
burg.
De mannen van St.-Joris wa
ren de enigen in het
gemeenteleger die door de
stad gekleed, bevoorraad en
bezoldigd werden. Het oe
fenterrein van de «St.-Joris-
scutterie» lag in «den Poort-
ganck van Sint-Joris Hove»
nu de St.-Jorisstraat.
Deze kapel is de eerste van
de vijf absidiale kapellen
met vrijstaande zuilen.
Ie Overhandiging van het scapulier aan een overste
de Carmelieten prachtige zittende Madonna met Kindje
xist)
De Pestlijders: het onderste tafereel is een beeld van ellende
■V.
11. Kapel van de h.
Nikolaas, vroeger van
Sint-Jan
Wij hebben hier een voor
beeld van de wisselende
ekonomie in de loop der
eeuwen.
In de vorige kerk bezaten de
woluwers de kapel van Sint-
Jan.
In de nieuwe kerk was het
de broederschap van de lin
nenwevers die in 1509 die
kapel overnamen tot ze in
1712 in handen kwam van
de winkeliers: zij zouden
haar het huidige uitzicht
geven.
De wit marmeren altaarpor
tiek (1713) is van de hand
van beeldhouwer-bouwkun
dige J.B. De Vree uit Antwer
pen, ook beitelde hij de hou
ten beelden van St.-Jan De
Doper en St.-Ambrosius. pa
troons van de wevers, en
van St.-Nikolaas voor de
winkeliers. Het was ook De
Vree die het ruiterbeeld van
St.-Martinus met twee bede
laars beitelde dat tot 1901
het hoofdaltaar bekroonde.
Altaardoek van J.B. van Vol-
xem «Nikolaas verbrijzelt de
afgodsbeelden» (1713). De
winkeliers plaatsten een
marmeren communiebank,
in 1758 afgekocht van de
Karmelieten die het gekre
gen hadden van een Heer
van Liedekerke, ridder van
het Gulden Vlies: zijn bla
zoen met ordeteken staat er
op afgebeeld. Wanneer de
winkeliers nu ook nog een
marmeren muur beschot
plaatsten in 1770, mochten
ze er op roemen te beschik
ken over een van de rijkste
kapellen. Het geborduurde
antependium maakte deel
uit van het «Parement van
Drongen» overgebracht door
deken De Hert uit het afge
schafte klooster.
Reeds in het begin van de
14e eeuw werd Aalsters la
ken verhandeld op de Flo
rentijnse markt. De wolwe
vers die in 1421 beschikten
over een lakenhalle werden
op het einde van de vijftien
de eeuw opgevolgd door de
lijnwaadwevers.
Wanneer Ath in 1458 het pri-
velegie bekwam van stapel
plaats van het lijnwaad voor
het graafschap Henegou
wen, veroorzaakte dit een
explosie van de vlaskultuur
in de ganse Dendervallei;
de eerste keuze van de lin
nenweversnering dateert
van 1499. Maar in het mid
den van de zeventiende
eeuw trad ook hier het ver
val in: reeds in 1651 heette
hun altaar «den autaer van
het Sint-Niclaas» wat de
aanstaande overname liet
vermoeden, mits de wevers
toelating te verlenen op St.-
Ambrosius, hun patroon,
een mis te zijner ere te laten
celebreren, 's anderdaags
gevolgd door een requi
emmis.
De nering van de winkeliers
«van ouds vensterye» of de
veynsteriers, werd geoc
trooieerd in 1698 maar be
stond reeds vroeger als
broederschap aangezien er
in 1574 spraak is over de
kapelani van Sint-Niklaas
met last van één wekelijkse
mis.
Winkeliers en kramers
mochten heel wat verkopen
«bij der elle ofte gewichte,
zo in 't droge of in 't natte:
lakenstoffen, zijden bonten,
zilveren galons, kousen en
lijven, kramerijen en meir-
serijen, specerijen en ho
ning, roetheers en flam
beeuwen, fakkels en
emmers».
De kwaliteit van mostaard,
peper, safraan en zout werd
speciaal nagegaan, zelfs
waren er mostaardproevers
en zoutkeurders!
Reeds in 1519 beschikten ze
over een «Ros Beyaert» dat
in de processie gedragen
werd door de gezellen van
de Kattestraat.
Zie verder nog: De Kapel
van de h. Dorothea (nr. 6)
12. Kapel van Onze-
Lieve-Vrouw van de
Rozekrans
Middenste absidiale kapel,
het vroegere «Sanctua-
De marmeren altaarversie
ringen van het vorige altaar
(1600) blijven bewaard in het
Oud-Hospitaal. De huidige
altaarkapel (1909) is van
beeldhouwer Rooms, maar
de communiebank dateert
van 1709.
Daar tegenover, op de ach
terkant van het hoofdaltaar,
een gesmeden en verguld
antependium uit de 17e
Deze kapel heeft een ge
welfschildering van 1497.
Bij de sluitsteen met plant
aardig motief ontspringt
loofwerk met passiebloe
men. Op de gewelfschilden
twaalf zwevende engelen
met lange, blonde haren.
Allen dragen ze fladderende
banden met teksten die de
lof verkondigen van de Moe
der Gook, ontleend aan
psalmen, lofzangen, profe
ten. enz. Vroeger was niet
alleen het gewelf beschil
derd: tussen de ramen en
zelfs op de zuiltjes van de
vensteropeningen waren,
op roze achtergrond, acht
tien bijbelse figuren uitge
beeld, alle koningen van Is
raël met de schepter in de
hand. Deze stamboom van
O.-h.-H. of de Boom van Jes
se loopt door op het gewelf
van O.h. Vrouw, spruit van
de Virga Jesse: hieruit zou
een bloem, Jesse, geboren
worden.
13. Kapel van de h.
Catharina
Behoort aan de rederijker
«De Catharinisten» Cathari
na van Alexandrie, onthoofd
ca. 310, slaagde erin Ro
meinse filosofen schaakmat
te zetten in een twistgesprek
over de goddelijkheid van
Kristus. Om hare welspre
kendheid was ze de aange
wezen patrones van de rede
rijkers. Ze was trouwens een
echte volksheilige: Katheli-
ne, Kathelijne was de meest
verspreide meisjesnaam te
Aalst tussen 1282 en 1408! En
de heiligenlegende over «de
melekvloeynde Maetelares-
se» uit haar wonden
vloeide melk kende een
genhsr. bloei in de 15en 16e
Reeds in de vorige kerk had
ze een altaar, het huidige
(1664) heeft een antepen
dium met op ingewerkte
fries waarin de kernspreuk
«Amor vincit» is aange
bracht. Boven de houten
predella met liggend beeld
een schilderij «De martel
dood van de heilige» door
Pieter Thijs de Oude (1667),
leerling van Ant. Van Dijck.
Het doek is fijn van composi
tie en koloriet, de uitdruk
king op het gelaat voor
naam en gelouterd. De mar
meren communiebank is
van 1759, een geborduurd
antepedrium dateert uit de
17e eeuw.
In een kast, vroeger inge
bouwd in het rugbeschot,
een houten beeld met palm
en gebroken martelaar. On
der de nis een kronogram.
1701. Het geheel is bekroond
met het wapenschild van de
44e abt van de Norbertijnen
abdij te Ninove; deze Caro-
lus Charité was abt van 1698
tot aan zijn dood (1701).
Reeds in 1421 bestond te
Aalst een regelmatig inge
richt gezelschap, het is ech
ter eerst in 1467 dat wij de
Catharinisten duidelijk er
kennen in een stadsreke
ning «Ghescinet den ghesel-
len vander rethorique als
huere feest van St.-Katheli-
ne hielden, twee kannen
Rijnsch wijns...»
Gedurende vier eeuwen
heeft de stad hun prioriteit
verleend: «de gelauwerden»
waren de oudsten, genoten
sedert 1481 een vaste toela
ge. bij de oprichting van de
Barbarakamer (1540) werd
voorzien dat. op de dagen
dat de Catharinisten optra
den «de geroosmareynden»
geen spelen mochten op
voeren.
Hun voornaamste factor was
Guilliam Coudron. talrijke
edelen maakten deel uit van
het bestuur, o.a. de families
Lenaert en de Ruddere. Zelfs
Justus de Harduwijn (1582-
1641), de Nederlandse re-
naissance-letterkundige en
pastoor te Oudegem bij Den-
dermonde was lid van de
14. Kapel van de h.
Crispinus en Crispi-
Vroeger toegewijd aan de h.
Drievuldigheid, daarvan ge
tuigt nog een paneeltje
(1617) dat het altaar be
kroont alsook een gebeeld
houwde «gedenkenisse ter
eeren van de H. Drveenig-
heyt Godts en de H. Maeght
Maria».
Het huidige altaar heeft als
zijstukken de meer dan le
vens grote houten beelden
van de patroons der schoen
makers. Op het altaar een
op hout geschilderd tafereel
«Onthoofding van Crispinus
en Crispinianus» uit de 17e
eeuw. Daar tegenover, een
paneel «Salvator Mundi»
16e eeuw. toegeschreven
aan Lambert van der Noot,
vader van Rubens' leer
meester, Adam Van der
Noot.
Na de brand van 1947 wer
den in deze kapel gewelf
schilderingen ontdekt. De
siermotieven werden sterk
gerestaureerd en de teksten
zijn niet meer te ontcijferen.
De oudst gekende keure van
het ambacht van de nieuwe
schoenmakers en van de
huidevetters dagtekent van
1421. Het ambacht van de
oude schoenmakers ofte
Schoenlappers «gezyd de
Guide spore» had menige
twist met de nieuwe schoen
makers over het verwerken
van nieuwe en/of oud leer,
alhoewel hun keuze een
massa bepalingen bevatte
over wat wel en niet mocht!
Zo gebeurde het dat de nieu
we schoenmakers een aan
tal schoenen aansloegen op
de wekelijkse markt. De
Raad van Vlaanderen be
moeide zich met het geschil
en stelde de lappen in 't
gelijk: de tegenpartij kreeg
een geldboete en moest de
aangerichte schade her
stellen.
15. Kapel van de h.
Antonius van Padua
Was vroeger eigendom van
de metselaars, het voor
naamste lid van de «Vier
gekroonden»: Severus, Ser-
vianus, Victorinus en Car-
pophorus waren de patroons
van de metselaars, tichel-
dekkers. steenhouwers en
kasseiers. De oudste geken
de keure van de metselaars
dagtekent van 1556: wie
geen deel uitmaakte van het
ambacht mocht geen bouw-
arbeid verrichten «binnen
de paelen en rondom dezehr
binnen haere brandpoelen».
Het doek van de Vier Ge-
kroonden werd overge
bracht naar het pand van
St.-Elooi en vervangen door
een beeld van St.-Antonius.
Het is afkomstig uit een
kloostergemeenschap die in
1797 was afgeschaft. Rond
1750 vergaderde de broeder
schap van de Patroon van
Verloren zaken bij de paters
Capucienen op de Graan
markt (huis nr. 2 met kruis-
vensters).
Tegen de flanken van het
altaar: twee grote engelen
in hout. Daar tegenover een
doek: «Marteldood van Sint-
Sebastiaan» afkomstig uit
de kapel van de handboog
schutters (kapel nr. 9). toe
geschreven aan Michiel van
CoscieuitMechelen(+ 1592),
gekend als «De Vlaamse Ra-
paèl». In het Boymansmu-
seum te Rotterdam zagen
wij een gelijkaardig werk
van Jan van Scorel 1526):
de overeenkomst in opstel
ling en koloriet is opval
lend.
16. Kapel van de h.
Dorothea
Ze behoorde aan de Broeder
schap van de Hoveniers of
Pourquoison. Houten altaar
(1766) met doek -Dorothea
voor haar rechter Fabrieius»
door de Aalstenaar P.F. De
Pau (1826). Daartegenover
«Marteldood van Dorothea»
van vóór 1757.
Wordt vervolgd
De opengewerkte afsluiting van het dak 1854-1889)
Kapel van de Zoete Naam lezus: Detail van een schilderij toegeschreven aan Otto Venius.
In de kapittelzaal.