De Voorpost - 5.12.1980 - 9
brcjei
itbew
inert
icht
beitje
haal
'k. >en,
vi
andc u<
twee kuipers, één
chrijnwerker en één wan-
liakers.
ieren nu de boogschutters
log Huibrecht. Huiben, Hoe-
als patroon, het is voor
wijding van St.-Huber-
is brood op 3 november die
wordt gehouden
om bevrijd te zijn tegen
hondsdolheid. In de middel
eeuwen waren loslopende
honden een ware plaag in
de steden, in 1733 was zelfs
een «hondenslager» aange
steld in de St.-Martinuskerk.
Tot vóór de geneeskundige
ontdekking van Pasteur was
St.-Hubert in Luxemburg de
toevlucht van duizenden.
Wie ten bloede gebeten was
ontving een inkerving van 2
cm waarin de priester een
vezel stak van de h. Stool.
Was de verplaatsing te ver.
dan stuurde de Z.E. H. De
ken van Saint-Hubert een
voorwerp op dat in aanra
king gebracht was met de
heilige Stool. Daarna moest
de patiënt nog allerlei voor
schriften volgen, hoofdzake
lijk gericht op de hygiëne.
Zo moest hij slapen in zuive
re beddelakens, drinken uit
een biezonder glas, uitslui
tend koud eten gebruiken.
Hij mocht baard niet afsche
ren binnen de negen dagen
en zijn haar niet kammen
gedurende 40 dagen!
De tiende dag mocht een
priester het verband weg
nemen maar het verbranden
en de asse in een water
plaats werpen... Het Sint-
Hubertus brood werd steeds
nuchter geëten.
21. Altaar Sint-Elooi
of h. Eligius
In de vorige kerk had Sint-
Elooi reeds in 1422 een al
taar en voor de nieuwe kerk
bestelden ze in 1495 een al
taartafel.
In de huidige kerk gebruik
ten ze eerst de kapel, rechts
van de hoofdingang. In 1626
betaalden de bakkers een
som aan de smeden om het
altaar van St.-Elooi te mo
gen gebruiken, later (1653)
namen de bakkers dit altaar
over. Sedert bevindt het al
taar van ie smeden zich op
de huidige plaats.
Dit altaar: opgericht om
streeks 1654 bezit een schil
derij (1660): «Clotarius II
geeft Elooi de opdracht een
gouden troon te vervaardi-
gen» toegeschreven aan Jan
ratsteen van Isabeou Lotin 1573), echtgenote van Gheeraert Bochhorst. De heilige houdt
teBosch 1561heer von Overhammeen hoofdbaljuw van het een munthamer in de hand
-oordelijke dwarsarm en benedenschip met afsluiting van de kapel van O.h.Vrouw van de zeven
weeën en de Doopkapel.
23. De Doopkapel
Zij bezit een vont uit blauwe
steen uit de 16e eeuw, ver
sierd met menselijke en
dierlijke koppen. Het draai
baar koperen deksel draagt
als inschrift -anno 1698
G.W.» Het muurkastje da
teert uit de 17e eeuw. Het
afsluiten van de Doopvont
met een eikenhouten hek en
balusters gebeurde ca. 1730.
Slot
Werd er in 1650 een «loosen
ghevel» gebouwd als voor
lopige afsluiting van de
kerk, in 1730 werd de hoop
opgegeven van een verdere
afwerking.
Als hoofdportaal werd de
barokke ingang tegen «den
buytenghevel van coreel-
steen aangeplakt». Daarna
komt er een nieuw daksaal
en wordt een orgel besteld
bij Van Peteghem te Gent.
het oude instrument wordt
aan de kerk van Nieuwer-
kerken verkocht voor 800 g.
in 1761.
Daarna werd het oude
«oxael» dat boven de in
gang van het koor stond af
gebroken omdat deze afslui
ting het uitzicht belemmer
de op het hoofd altaar. Aan
het huidige orgel werden
herstellingen en aanpassin
gen aangebracht, tevens
werd het aantal speelmoge-
lijkheden uitgebreid.
Wat de Klokken betreft, uit
het gedeelte van de grote
klok (3000 kg.) dat na de
brand van 1947 nog over
bleef werd de Mariaklok ge
goten (500 kg.). Het was ech
ter eerst in 1958 dat het nu
bestaande klokkentrio ge
wijd werd door Mge Calle-
waert. Het werden respec
tievelijk de Martinusklok
van 2769 kg, de lozefklok
van 1200 kg. en de Aman-
dusklok van 500 kg.
Doksaal en orgelkast van ca 1760. Het orgel van Van Peteghem werd in 1912 vernieuwd, Lijnenspel in de noordelijke kooromloop,
hersteld en uitgebreid na de brand van 1947
tegen nagel-gaten (claus) en
beenzweren (le mal de Saint
Eloi).
Het gestoelte van Sint-Elooi
en de h. Moeder-Anna, ge
plaatst tussen 1781 en 1788,
bevat geschilderde medail
lons, drie er van vertellen
over St.-Elooi, zes andere
over de h. Moeder Anna.
Boven de lambrizering, een
Hemelvaart van Maria.
Opzij boven het gestoelte
hangt een doek van «de vier
Gekroonden» afkomstig uit
de kapel van St.:Antonius
van Padia (nr. 15).
22. Kapel van O.h.
Vrouw van Zeven
Weeën
Altaar in 1676 toegewijd aan
de Nood Gods en toen afge
staan als begraafplaats aan
de familie de Ruddere de
ten Lakeme. Het was Bene-
dictus de Ruddere die het
huidige altaar bekostigde
en in de top het familiede
vies liet aanbrengen: Eques
munt slaan! concrete
voorstelling van een munt
meester of een minister van
financiën!
Deze zeer oude nering was
reeds gekend in 1350. Al wie
maar iets te maken had met
metaal sloot hierbij aan:
graf-, zilver- of goudsmid,
ketellapper of blikslager,
slpten- of messenmakers,
later ook horlogemakers,
garagehouders, enz.
In een herderlijke brief ver
bood bisschop Eligius de
koppen van de paarden aan
de bomen op te hangen,
waardoor hij de bescherm
heilige werd van deze die
ren. De legende vertelt over
Elooi dat hij een poot afhak
te, er een hoef op sloeg en
de poot terug plaatste. Dit
verklaart de talrijke omme
gangen met paarden ter ere
van de heilige, maar omdat
ze gewoonlijk plaats had
den rond 29 juni kregen ze
de naam van St.-Pietersom-
megang.
Hij wordt ook aangeroepen
et ./Eques (ridder in ridder
lijk). Het altaar bezit een
houten beeld van O.-h.-
Vrouw die het lijk van haar
Zoon op de schoot draagt en
beweent, op zij engelen die
passiewerktuigen dragen.
Daar tegenover een Piëta,
doek uit de 17e eeuw.
De familie De Ruddere liet
de kapel in de 18e eeuw
afsluiten met een kunstig
hek in gesmeed ijzer dat het
familiewapen draagt.
Van de vijf grafzerken zijn
nog slechts twee duidelijk
leesbaar.
Deze notabele familie nam
gedurende vele jaren deel
aan het stads- en landsbe
stuur: ze leverde tal van
schepenen en raadsleden
tussen 1491 en 1760, zelfs
een burgeirteester in 1717.
Maar ook in- een ruimere
kring ontmoeten we de
naam de Ruddere als advo-
kaat in de Raad van Vlaan
deren (1713), als luitenant
baljuw van het Land van
Aalst in 1759.
Was Karei-Jozef (1687-1740)
kanunnik en tevens proost
van het kapittel van de St.-
Martinuskerk. Benedictus
1746) bereikten een hoge top
in de geestelijke hiërarchie.
Deze kanunnik, tevens li-
cenciaat in beide rechten,
was achtereenvolgens se-
kretaris, proost en vicaris-
generaal in het aartsbisdom
Mechelen: wanneer «d'Alsa-
ce» te Rome in konklaaf was
voor de paus keuze nam hij
het bestuur van het aarts
bisdom waar. Benedictus de
Ruddere was een weldoener
voor de kerk en ook voor zijn
medemens. Aan Sint-Marti-
nus schonk hij een zilveren
kandelaar voor het hoogal
taar, gemerkt door de Aal-
sterse zilversmid Hendrik-
Frans Willick: op de voet de
naam van de schenker, zijn
bediening, wapenschild en
jaartal 1731.
Verder stortte hij een som
van 22.500 gulden als stich
ting van een studiebeurs
aan de hogeschool te Leu
ven voor de studie van de
godgeleerdheid, ge genees
kunde of de rechten. Bij tes
tament bepaalt hij dat de
afstammelingen van zijn
twee overleden broers hier
voor in aanmerking kwa
men, bij «ontstentenis» ech
ter kon een ander student
genieten van de jaarlijkse
opbrengst (787 g.)
Ook buiten de kerk leefden
ze mee met hun standsgeno
ten: wij treffen ze aan in de
schuttersgilden, de enen in
St.-Joaris, de anderen in St.-
Sebastiaan. Bij de Cathari-
nisten wordt hun verkiezing
elf maal vermeld tassen
1732 en 1845. Een van hen,
Karei-Jozef, vierde in 1821
zijn feest als «jubilerende
koning van de Catharinis-
ten» en schreef zelfs een re
derijkersstuk van 12 blz. in
4°» in zingende digten.
Muurschildering ca. 1510: Traditionele voorstelling van «Het laatste oordeel>
Deze prachtige vloer zakte vorige week gedeeltelijk in, toen men de mobiele beiaard van een paar ton naar binnen sleepte.