Rudy Haleydt: de bat tege\
het net knallen obsedeert
^k!i±vinddat
In tegenstelling tot de vermoeide betonnen afslui
ting die rond het voetbalveld van Schoonaarde de
wacht houdt, staat de villa van Rudy Haleydt er
heerlijk fris bij. De vleugels van het hekken nodigen
ons vriendelijk uit de tuin op te zwenken, het gras
koestert en vernieuwt zich onder de eerste gulle
lentezon, kortom, het is zo'n dag waarop je met
jaloezie een induttende Mexicaan voor je ogen laat
optreden.
Rudy Haleydt neemt de krant door en dochtertje
Lana kijkt kleurentelevisie. Ten huize van een prof
voetballer is rust troef. Op een terrein gaat het er
.vaak anders aan toe.
Rudy Haleydt: «Rust
op een voetbalterrein?
Geen sekonde. Hans
Croon, de trainer, walgt
zelfs bij het horen van dat
woord. Die laat je niet
vaak de kans eventjes op
adem te komen. Vooruit
moet je, en probeer niet
tegen te stribbelen, of er
komt heibel. Trouwens,
ik kan me minst van al
veroorloven de sloffen
over het gras te slepen,
daarvoor is mijn loop
baan bij Waregem al te
lang gerokken.
Acht volle jaren trek ik
nu dagelijks, tenzij de
rustperiodes, naar de
Westvlaamse uithoek om
er aan de rand van de
Gaverbeek de shoes aan
te trekken. Voor ik mijn
profkontrakt verzilverde,
shotte ik bij Eendracht
Aalst dat toen in derde
nationale de voetbalsei
zoenen rond maakte. De
équipe van toen kombi-
neerde echt niet onaardig
en samen met Maurits De
Schrijver had ik het er
goed. Maar de profloop
baan lonkte. Normaal zou
Maurits me een jaar later
komen vergezellen in
Waregem, maar het lot
heeft veel gezichten en
De Schrijver trok naar het
nabije Lokeren. Ik zou
niet kunnen zeggen of
nog andere Eendrachters
van toen in eerste zijn
gaan spelen, ik dacht van
niet.
Ik was in de wolken,
het leek wel of een stou
te, onbezonnen jongens
droom plots gestalte
kreeg. Veel moeite om
me in te spelen bij Esse-
vee had ik niet. Het
scheen vanzelf te lopen.
Mijn eerste wedstrijd was
al raak. Tegen Valencien
nes speelde ik een schit
terende match, en trainer
Croon verzekerde me een
vaste plaats bij de fanion-
elf. Sedertdien heb ik me
aan de top kunnen hand
haven. Let wel, aan de
top is niet alles rozengeur
en maneschijn, er doe
men ook schaduwen op.
In het begin wogen de
trainingen echter zwaar
door. Ik zei het al dat
Croon het uiterste vergt
van zijn spelers, zowel
van de gevestigde waar
den als van de nieuwelin
gen. We trainden de
voormiddag en bij val
avond, ik kon veertien
dagen lang bijna niet uit
mijn stappen. Met moei
te kon ik een trap op,
naar beneden komen
was nog vreselijker. Mijn
vrouw heeft me nog ge
holpen. Na verloop van
tijd wen je aan het moor
dend ritme, in het begin
heb ik echter alle kleuren
van de regenboog mo
gen bewonderen. En het
zijn er wat, geloof me
vrij. Mijn profstatuut
bood me hopen vrije tijd,
tussen de trainingen
door lag zelfs een zee
van uren, en het twee
maal per dag heen en
weer pendelen tussen
Waregem en Schoonaar
de leek me al te bar,
daarom zocht ik nog een
jobje bij. Bij een sportief
zeepbedrijf, dat in de
wielermiddens furore
maakte, pakte ik dan een
plaatsje als vertegen
woordiger mee. Die sa
mensmelting van werk
jes wurgde natuurlijk het
grootste gedeelte van
mijn vrije uurtjes, geen
nood echter. Ik kan moei
lijk stil zitten in een zetel,
zonder iets om handen te
hebben. Het maakt me
zelfs zenuwachtig, dat
niksdoen. Ik ben iemand
die voortdurend met iets
moet bezig zijn. Resulta
ten wil ik zien, anders
verrot mijn humeur.
Op de wei handel ik
precies zoals in het dage
lijkse leven. Ik wil steeds
het beste van mezelf ge
ven. Tegen Anderlecht of
Beerschot kan me niks
verdommen. Kwade ton
gen beweren inderdaad
dat ik enkel tegen «de
toppers» er volop tegen
aan ga, maar dat zijn ge
meenplaatsen. Tegen
een grote klub vallen je
prestaties misschien be
ter in het oog, doch de
strijdlust is niet kleiner
tegen een minder zwaar
kaliber. Het heeft wellicht
allemaal iets te maken
met mijn liefde voor het
voetbal. Ik kan gewoon
niet zonder, ik zou het
besterven. Ik hunker naar
de zondag, net als een
kind naar Sinterklaas. Ik
ben ook niet vies van trai
ningen. Integendeel.
«Ik heb alles aan de supporters te danken.» (vw)
Met de glimlach drop
ik elke dag opnieuw mijn
uitrusting in de koffer, ik
zoen mijn vrouw en full-
speed scheur ik naar Wa
regem. Voetballen is een
bijzonder leuke job, het
is meer een hobby die tot
mijn beroep is uitge
groeid, waarom zou ik
dan morren? Het gebeurt
wel eens dat ik volledig
tegen mijn zin de auto
instap, maar die boze
buien waaien vlugger
dan een dondervlaag
over. Ik kan me vlug ver
zoenen met een situatie,
weet je.
Wat mijn voetbalge
noegens verzuurt is het
feit dat ik mijn typische
spitsplaats moest inrui
len. Tot vorig jaar liep ik
permanent in het cen
trum van de vuurlijn en
als ik een bal naar de
doelmond kon lanceren,
voelde ik me als een god
in het stadion. In een be
paald seizoen trof ik zelfs
vijftienmaal roos, dat
zegt toch iets hé, en op
die manier kon ik me een
plaatsje bij de nationale
elf trappen. Nu speel ik
iets meer teruggetrok
ken, ik moet de bal veel
dieper in het veld gaan
ophalen en die dan in de
voeten doorspelen van
een aanvaller. Tot voor
kort werd ik het straatje
ingestuurd en mocht ik
doelpuntjes bij elkaar
shotten, nu werp ik die
laatste pass naar voren
en kunnen de anderen
hun kans gaan.
Ik heb spijt dat Croon
me weghaalde uit het
voorvlak, maar ja, dat zijn
taktische ingrepen waar
een speler weinig in
spraak in heeft. De toe
schouwers kunnen zich
ook moeilijk met die de-
korwijziging verzoenen.
«Haleydt kan niet meer
scoren, zijn schot blijft in
de modder steken» be
weren die wel eens. On
dertussen loop ik mij de
longen uit het lijf en be
strijk ik kilometers ter
rein, doch daar hebben
de supporters weinig oog
voor. De werkers lopen
toch zo vaak naast de kij
ker. Als je dan al acht jaar
in het team speelt sta je
ook al makkelijker in het
focuspunt van de kritiek.
Ik weet dat mijn gemoed
dikwijls een beetje be
zwaard is door die nieu
we funktie. Croon is zich
daar bewust van en een
goed gedeelte van het
publiek ook, nochtans
blijft de trainer baas.
Dromen heeft in dit ge
val inderdaad weinig zin,
maar ik kan het toch niet
laten. Onbewust zweeft
mijn geest naar de goeie
tijd toen ik me kon uitle
ven als goalgetter en de
keepers het leven kon be
moeilijken en ik glimlach
dan even, ja...
Of acht jaar tijd niet
lang is bij eenzelfde
klub? Ik geloofde van
niet, sedert vorig jaar
ben ik evenwel steeds
meer gaan inzien dat
Ten huize van een profvoetballer ademt alles rust. op hel terrein wordt het een ander leventje, daar is het
knokken geblazen: je moet vechten voor een plaatsje onder de zon. (vw)
men bij een bepaalde
klub niet mag vastroes
ten, omdat het je zeker
heid en je verbeelding
gaat aantasten. Denk nu
maar niet dat ik spijt zou
hebben bij Waregem te
hebben getekend, dat
heb ik nooit gehad. Esse-
vee is een erg gezellige
klub waar de spelers een
hechte vriendschaps
band vormen. Ook met
het bestuur zit alles snor.
Waregem is eveneens
een ploeg die duidelijk
nooit last heeft onder
vonden van overdreven
pretentie.
Aan de Gaverbeek ziet
men alles in het klein, er
heersen hier zo vertrou
wensvolle toestanden
dat het geen professione
le naam meer heeft. Ei
genlijk wordt het profes
sionele er amateuristisch
aangepakt. De toeschou
wers vormen ook een
groep apart. Vaak begra
ven ze je onder een lood
zware kritiek, andere da
gen ben je het troetelkind
dat wordt vereerd. Per
soonlijk heb ik weinig
hinder ondervonden van
supportersverwijten, dat
is te danken aan mijn ver-
dienstenstaat, denk ik. Al
die jaren die ik nu al bij
Waregem sleet, laten
toch hun stempel na,
nietwaar? Ik heb met de
klub een en ander be
leefd en in de geschiede
nisalbum van hoogste
nationale heb ik al wat
pagina's helpen vullen en
de mensen weten dat
best te appreciëren. «Met
die ouwe duikers stellen
we het prima,» redene
ren ze wanneer de nieu
welingen de teugels
moeten laten vieren. En
toch, bij elke seizoenaan-
hef willen bestuur, toe
schouwers én trainers de
aankopen bewonderen,
de «ouderlingen» zoals
we vaak worden ge
noemd, moeten zich dan
maar op de bank zitten
vernibbelen. Als het na
een paar wedstrijden
minder goed gaat, kom je
terug aan de bak: «Jij
moet het zien te klaren
voor ons, joch» smeken
de heren dan. Nou, mij
goed hoor, maar dan
wens ik in de kern te blij
ven spelen ook. Vorig
jaar liep het zo helemaal
mis met mij. Al na een
paar wedstrijden sloeg
het noodlot onbarmhar
tig toe en liep ik een
spierscheuring op in de
buik. Pijn dat horen en
zien verging. Ik was al
bang van voetbal te moe
ten afzien.
Ik heb nauwelijks der
tien wedstrijden gevoet
bald, waarvan enkele in
de meest erbarmelijke
omstandigheden. Ik kon
echt niet uit de voeten,
maar Croon wou dat ik
het veld opging, want ik
moest helpen de ploeg in
eerste te houden. Ik kre-
peerde van de pijn. Met
mijn linker kon ik geen
bal trappen en mijn rech
tervoet was al even
zwaar gehavend. Laat
staan dat ik kon spurten.
En da's dan het rare in de
voetbalsport: als je kan
spelen mag je niet en als
je niet kan, moet je! Be-
grijpe wie het kan, zo
was en is het nu
éénmaal.
In september van het
huidige seizoen, was alle
kwaad uit mijn buik ge
bannen en toen hield
Croon me op de bank. Ik
moest in een goede pe
riode naar de dug-out. Ik
dacht een beitel in het
hoofd -te krijgen, ik heb
trainer Croon onmiddel
lijk mijn mening gege
ven, en die was niet mals,
maar ik kon niet zwijgen
en me van kromme haas
veinzen! Ah nee, dat ligt
niet in mijn karakter, al
wat op mijn lever ligt
moet eraf. Ik mocht ech
ter op mijn hoofd gaan
staan, Croon hield voet
bij stek en Haleydt naast
het veld. Ik ben bij het
bestuur gelopen en heb
een vrije transfer ge
vraagd, ik wou ergens
anders aan de slag. Het
bestuur weigerde toe
stemming te verlenen en
verzekerde me zijn steun.
Toen ik dan eindelijk
mocht invallen was
iedereen terug overtuigd
van mijn waarde. Da's
niet makkelijk hoor, men
sen overtuigen van je
kunnen zonder de kans
ertoe te krijgen! ledereen
laat je vallen, wees ge
rust. De supporters ver
geten vlug dat je ooit
eens hebt gevoetbald en
de kranten kunnen wei
nig aanvangen met een
bankzitter om nieuwtjes
af te drukken.
Een verdraaid verve
lende tijd was dat voor
mij. Ik wist dat ik ruim
evengoed kon akteren als
die op het veld. «Je kon-
ditie laat te wensen
over,» staafde Croon zijn
beweringen, net toen ik
me fris voelde als een
veulen en spurtte als een
hardloper. Gelukkig heb
ik me over die tegensla
gen kunnen heenzetten
en werd het normale sce
nario op een eerlijke ma
nier uitgeschreven. De
wrijvingen met Croon
waren weliswaar onuit
wisbaar. Niet dat we el
kaar met getrokken mes
sen te lijf zijn gegaan,
maar we hebben onze
standpunten vaak op een
luidruchtige manier klank
bijgezet.
Tuurlijk dat dergelijke
scènes in de oren van de
pers tuimelen, en de
kranten blazen soms klei
ne woordenwisselingen
op tot pompeuze ge
vechtstoestanden die
plaatsgrepen in de voet
balarena. Ik zweer met de
hand op het hart dat noch
Croon noch ikzelf elkaar
ooit te lijf zouden zijn ge
gaan. Als mens vind ik
Croon zelfs een hele piet
en dwingt hij gewis mijn
respekt af, maar onze
voetbalbagage steekt
vaak in een zwart-witva-
lies.
Niet alleen ik lijd vaak
onder die dubieuze toe
stand, ook de supporters
zijn terdege op de hoogte
van het gebeuren, en tot
mijn grote vreugde roe
pen en skanderen die
mijn naam als ik bankzit
ter ben gedegradeerd.
Het steekt een dubbele
riem onder het hart, die
steun. Zonder mijn sup
porters zou ik niet meer
in Waregem hebben ge
speeld, aangezien de trai-
nersdruk té groot werd.
Croon is anderzijds een
zeldzaam persoon. Hij
kan je het bloed naar het
hoofd jagen en langs de
andere kant zegt ie: «Als
ik naar een topploeg trek,
sleur ik je mee». Wat heb
je daar nou aan?
Hoeveel maal ik er
Croon al heb van willen
overtuigen dat ik nog
niks, geen gram van mijn
«Thorinstinkt» heb inge
boet, valt niet te ramen.
Ik ben overtuigd van mijn
eigen kunnen en ik weet
dat ik met de ogen dicht
potten kan stampen,
maar het helpt geen zier,
jammer toch?
Wat dat doelpuntenin-
stinkt inhoudt? Ik denk
niet dat ik het antwoord
weet. Het moet zowat
een kombinatie zijn van
snelheid, kracht, lef, ge
luk, vertrouwen en veel,
heel veel instinkt. Je
moet als het ware ruiken
dat de bal op die plaats
zal belanden en dat je
kans maakt vanop dat
punt te scoren. Müller,
der Bomber, van
München had dat als
geen ander. Die tastte
met zijn voelsprieten de
plaatsjes voor doel af en
als hij even de kans kreeg
het leder te wrijven, dan
was het gebeurd. Erwin
Van den Berg heeft dat
ook, met de vingers in de
neus luist hij de bal het
doel in. Maar zodra Po-
povic hier het roer komt
overnemen, of ik naar
ervan overtuigd no
tot vijf jaar eerstö
voetbal aan te kuni
Waarheen ik trek,!
ik niet. Voorlopig!
men al enkele klubl
voorstellen over dej
die ik stuk per
stig zal onderzoek!
zou wel opteren vod
klub uit de streek,]
voor mijn part i
gerust het buiti
worden. Mijn doi
zou misschien wel|
Ie hinderpalen om
den op taalkunde
bied, maar lang
die problemen ni«l
slepen, tenslottef
een kleine spruit h
minder moeite ec
te leren dan een vi
sene. Mijn vrouw v
naar het buitenlan rist
zit er geen moer r
de koffers te pak! g uj
op te krassen voi 6 yj
paar jaren. Uiteraa
ik niet naar een vri h
klub trekken als il
eigen deur aan dt'
kan komen, dat zo Don
gek zijn.
De geruchten dt x-vi
ronde dat met AAové
alles rond zou zijn, jver
een schijnt het al r 5
ten, uitgenomen erk|
Haleydt. Ik weet v en n
Koudijzer en Gib rwi
hun tent opzetten t ie m
gerekend met dit
iet
«De nationale ploeg bracht me meer ellende mdJ
voldoening, toch was het een unieke ervaring.
een andere ploeg verhuis jongens heb ik de
die mijn aanvallende ka- tijd bij Waregen .5"
paciteiten wel wil benut- maakt. Vooral met
ten, dan nestel ik me te- yzer kon ik me wj
rug in de rangen van de wel goed verstaai
topscorers. waren als het wat
Ja, ik kijk naar een an- ka£";s '°ariers'
noég heeft aangesleept ™°rdt m?' die 'taj
in West-Vlaanderen. Ik ^et is welhcht nog
ben de Webbeheerders °,m fr,zln"9
dankbaar omwille van 9^ op te antwoord|
het vertrouwen dat ze in De nationale
mij stelden, want tenslot- Here Jezus, zwijg
te staken die mensen risi-
kodragend kapitaal in
een jongen vah derde na
tionale. Ik zal altijd met
genoegen aan de suppor
ters blijven denken, en ik
heb er vele in het verre
Westland. Ze hebben me
door dik en dun, in goed
en slecht gestimuleerd
verder te doen. Desal
niettemin heb ik een
beetje verfrissing nodig,
een beetje variatie ook. Ik
ben amper dertig, ik heb
steeds voorbeeldig ge
leefd en mijn konditie
met zorg onderhouden.
Gedurende het seizoen
train ik honderduit en tij
dens de zomer ga ik zo
veel mogelijk tennissen.
De kleine pasjes die je
moet huppelen op een
court komen de kwaliteit
van je dribbels ten goede
en het houdt op de loer
liggende kilootjes op af
stand. Nee, ik ben nog
lang niet versleten. Ik ben
daarvan! Ik mocht
eens invallen tegel
land, ik deed het
verluidt meer dan
maar de volgende
land werd Rudy HAgest<
niet meer bij de sel a<
genoemd. Ik zat in z
as, en dergelijke
goocheling wil ik
mijn leven niet ®tie
meemaken. Ik ben
nuchterder geword
die zaken. Ik ben
beetje te oud gewi Be'
voor jongensdromi
jong om nu al aan
pen te denken, ma*
niet kaal genoeg
geen goals meer te
nen maken. Zeg dat
Haleydt het je
heeft.»
Paul DE
Paul VERBJ
r.iljo,
ing\
si
rijn
dat
Gezi
tuner