Sint-Niklazenaar Jan Calmeyn: «Ik heb niet zo'n behoefte om veel naar buiten te komen» J wwÈÊmÊÊmÊm Gesprek met de maker van «Ruiter en paard» De Voorpost - 12.2.1982 - 23 De eerste dag van februari kwam in Sint-Niklaas het bestuurskomité van Kunst in de Stad nog maar eens sa men, dit keer om de uiteindelijke beslissing te nemen. Uit negen inge zonden werken moest er één gekozen worden om ergens in de stad Sint- Niklaas geplaatst te worden. De beeldengroep «De Lopers» door Mariette Teugels, die op het Stations plein een plaats heeft gevonden, is een klassiek beeld van een herkenba re situatie. Deze keer had men de neiging, een beetje meer de moderne richting uit te gaan. Tenslotte werd iedereen het erover eens, dat het beeld van Jan Calmeyn «Ruiter en paard», het best geschikt was. Dat deelde de beheerraad van Kunst in de Stad mee op een perskon- "ferentie op 2 februari. De heer en mevrouw Calmeyn, alle bei kennelijk erg gelukkig met deze onderscheiding, waren ook aanwezig tijdens de bekendmaking. Over het beeld... Voorzitter Theo Meert vertelde een beetje meer over de praktische din gen, die aan zo'n aankoop vooraf gaan. De kriteria waar men van uit gegaan was, waren de volgende: men zocht een Wase kunstenaar; het beeld moest een degelijk niveau hebben; het moest door een ruim pubhek kunnen geapprecieerd worden. Aan al deze voorwaarden voldeed «Ruiter en paard» volledig, vandaar deze keuze. De sekretaris van Kunst in de Stad, Hugo Steenwegen, kent Jan Calmeyn al vele jaren. Hij vertel de over het nogal gesloten karakter van deze artiest, en wees erop dat hij altijd een volkomen eenheid met zijn werk vormt. De beste manier om hem te leren kennen is dus via zijn werk. Rik Bosteels, ondervoorzitter, meende dat dat werk eigenlijk de funktie van een eigen taal vervult, en niet zomaar in woorden om te zetten is. In het geval van «Ruiter en paard» zijn er verschillende visies mogelijk, het is geen «voorgekauwd» werk. Als kijker ben je verplicht een stap naar het beeld toe te zetten, waardoor er meer mogelijkheden ontstaan. Het bezit een kreatieve werking die in vele andere beelden niét aanwezig is. Daarom juist is het zo aantrekkelijk. Rik Bosteels trachtte, voor zichzelf, het beeld te verklaren. Hij wees er echter op dat het zeer goed mogelijk is dat zijn visie hemelsbreed van die van Jan Calmeyn verschilt. De kunstenaar stelt de moderne mens centraal in al zijn kreaties. Het zelfvernietigende gedrag van deze mens is het meest bespeelde thema. In «Ruiter en paard» is er een enorm kontrast tussen de geïdealiseerde vorm van het paard en de gedegeneer de mens die het berijdt. De zijdelingse beweging van de kop van het dier, en de half-geopende muil schijnt naar een bevel te vragen. De ruiter is ech ter niet meer in staat het dier te leiden. Hij beperkt zich ertoe, zich in evenwicht te houden op de rug van zijn rijdier, en het kind - bijna niet meer als dusdanig herkenbaar - dat zich aan hem vastklampt, te be schermen. Een afschrikwekkend droombeeld, gelukkig onrealistisch. Toch houdt het een waarschuwing in t.a.v. onze ontsporende levenswijze en opvat tingen. Misschien kan men als slotkonklu- sie stellen: «De natuur overwint al tijd, en alles!» Na deze bedenkingen vroeg Rik Bosteels naar de mening van de kun stenaar. Die gaf het naar mijn gevoel enige juiste antwoord: «Wanneer ik aan zo'n beeld begin, weet ik nog niet wat het zal worden, en geef ik er nog géén betekenissen aan. Naarmate het werk vordert begin ik er dingen in te zien, en pas wanneer het af is, kan ik er een betekenis aan geven. In grote lijnen stemt die overeen met hetgeen Rik Bosteels zegt». Over Jan Calmeyn. Hij werd in 1942 in Sint-Niklaas geboren. Studeerde tegelijkertijd aan het hoger instituut voor beeldende kunsten Sint-Lukas te Gent, en de stedelijke akademie voor schone kim sten in Sint-Niklaas. Wanneer hij tentoonstelt is dat meestal in groep. Sinds 1968 organi seerde Calmeyn een viertal privé-ten- toonstellingenwaarvan één in eigen atelier. In 1975 ontving hij de (belangrijke) provinciale prijs van Oost-Vlaande- ren. In 1979 kreeg hij een eervolle vermelding bij de nationale prijs Mark Macken. Op de vijfde triënnale voor klei- skulptuur in Budapest was hij bij de tien gelauwerden (op honderd inzen dingen). Sommige van zijn werken werden aangekocht door de staat of door de stad Sint-Niklaas. De meesten zijn echter in privébezit. In het kultureel jaarboek van de provincie Oost-Vlaanderen van 1975 staat het volgende te lezen over de drie door Jan Calmeyn ingezonden werken: «De drie bronsskulpturen van Jan Calmeyn, alle uitgevoerd in de verloren-wastechniek, getuigden van een ongewoon sterke plastische vormgeving, dit ondanks het klein formaat van de inzendingen («Ram ses n» is 69 cm hoog, en «Vogel» en «Muis» nauwelijks 30 cm). Tevens waardeerde de jury de uitgesproken homogeniteit van het ensemble: uit elk van de ingezonden beelden blijkt éénzelfde visie, namelijk die van een aanklacht tegen de mensheid, ont worteld en verworden. De twee die- renfiguurtjes dienen dan ook duide lijk als symbolisch beschouwd te wor den; het schokeffekt is er trouwens niet geringer om». Uit dit verslagje blijkt duidelijk dat Jan Calmeyn zijn idealen trouw is gebleven en zijn werk nog steeds de zelfde geest ademt. Meningen van een beeldhouwer Na de perskonferentie ging ik nog even praten met Jan Calmeyn, in zijn smaakvolle moderne villa. Hier en daar een beeldje, zonder dat het inte rieur ermee overspeeld wordt. Kenne lijk geen ik-kultus hier. Ik vraag of hij erg gelukkig is met deze keuze, en of hij het een belangrij ke gebeurtenis vindt. Ik krijg tweemaal «ja» als ant woord, en ik kan zien dat het ge in éénd is. Hij vindt het een eer en een erkenning, zeer zeker. Of dat beeld nu in Sint-Niklaas of ergens anders zou komen vindt hij niet zo belang rijk. Hij realiseert zich dat het wél erg vroeg gebeurt, zo'n beeld in de stad, nu hij nog maar nauwelijks veertig jaar geworden is. Mevrouw Calmeyn is het daarmee niet helemaal eens. Ik ook niet trouwens. enkele jaren Calmeyns gewoonte is, zullen er, naast het origineel, ook twee afgietsels gemaakt worden van «Ruiter en paard». Het origineel is natuurlijk voor Kunst in de Stad. Als alles normaal verloopt zou rond de jaarwisseling het beeld kunnen ge plaatst worden. Over de definitieve plaats bestaat nog geen enkele zeker heid. Kunst in de Stad moet daarover ook met het stadsbestuur overleg ple gen. Enkele mogelijkheden zijn: Kar dinaal Mercierplein, de «punt» van de Grote Markt (waar vroeger de vismijn stond), het stadspark of het O.L- Vrouwplein. Ik vraag of hij moeilijk afstand doet van zijn beelden, is hij zo'n kunste naar die liefst helemaal niets zou wil len verkopen en alles voor zichzelf houden? «Nee, 't is wel mijn bedoeling om te verkopen. Met het systeem van één origineel en twee afgietsels is het wel gemakkelijker geworden, zo kan ik verkopen en toch zelf een exemplaar houden als ik dat wil. Het is wel waar dat ik niet dikwijls alléén exposeer, maar daarvoor is mijn werk te klein van formaat. Je kan er moeilijk een zaal mee vullen. Meestal verkoop ik gemakkelijk. Ik heb dus niet zo'n behoefte om veel naar buiten te komen.» Terwijl we praten, merk ik dat hij zorgvuldig zijn woorden kiest. Af en toe zegt hij: «Dat moet je zó niet opschrijven.» Hij is niet zomaar een artiest die de wereld en de mensen aan zijn laars lapt. Hij wil niemand kwetsen en ook niet de indruk geven dat alles hem vanzelf komt aanwaai en. Naarmate het gesprek vordert, komt de ernst van zijn karakter meer tot uiting, zonder dat hij daarom hu morloos overkomt, integendeel! Vind je lesgeven een noodzakelijk kwaad, of doe je 't echt graag? Onder vind je dat je leerlingen je nadoen? «Be geef graag les. De leerlingen die bij mij komen zijn eerstejaars. Op het gebied van beeldhouwen kunnen ze dus eigenlijk nog niets. Ik pas ervoor op, hun geen stijl op te dringen, alhoewel dat soms moeilijk is. Ik heb Rik Bosteels, Jan Calmeyn en Theo Meert. Kunst in de stad leert paardrijden (dw) Hoe ben je op het idee gekomen, zo'n ruiterstandbeeld te gaan maken, qua formaat en vorm helemaal anders dan je andere werken? «Daar denk ik al sinds het verlof vorig jaar aan. Ik had een foto opzij- gelegd van een ruiterstandbeeld dat mij aansprak, en had wel de bedoe ling daar «ooit» eens iets mee te doen. Af en toe dacht ik eraan, en stilaan groeide de idee hoe mijn ruiter en paard zouden moeten worden. Toen kwam de vraag van Kunst in de Stad, en dan heb ik het verder uitgewerkt. Je kan dus wel zeggen dat ik het beeld speciaal voor deze gelegenheid heb gemaakt en rekening heb gehouden met het feit dat het moest vergroot worden en in het pubhek zou getoond worden. Hoewel ik dus eigenlijk wel een toegeving gedaan heb aan het grote pubhek, vind ik niet dat ik daarmee afwijk van mijn normale manier van werken. Tenslotte is het een vrijwillige keuze geweest». Nu moet het kleine wassen model nog vergroot worden, pas daarna kan het naar de gieterij. Zoals het sinds respekt voor hetgeen zij presteren, en vind er geen speciale invloeden van mijn werk in terug. In Sint-Lukas worden géén tentoonstellingen van het werk van de leraars georgani seerd, dus kennen de meeste leerlin gen mijn werk helemaal niet.» Wat vind je van het kunstonderwijs toen jijzelf studeerde, en tegenwoor dig. Denk je dat het te oppervlakkig is? «Toen ik hier aan de akademie les volgde, zat ik tegelijkertijd in Sint- Lukas. Dingen die ik ginds geleerd had paste ik hier toe, en omgekeerd. Het is dus zeer moeilijk om daar een oordeel over te vormen. Vakman schap acht ik zeer belangrijk, maar het zal nooit meer zijn als vroeger. Wanneer iemand talent had, ging hij vanaf zijn veertiende of zestiende jaar op een atelier werken. Eerst leerde hij grondig de techniek, en wat er aan de realisatie van een beeld of een schil derij voorafgaat. Langzaam aan werd hij opgenomen in het leven en de Ruiter en paard» van Jan Calmeyn. Het beeld zal ongeveer 180 cm hoog en 160 zijn. sfeer van het atelier, en kwam hij tot een rijpheid die nu niet meer te ver krijgen is. Nu zijn er die het teveel willen hebben van publiciteit en schokkende effekten. Een opleiding is dus zeer belangrijk, mAar... men mag er niet in bhjven hangen. Helaas is dat iets dat al te dikwijls gebeurt. Wil je zoon niet gaan beeldhouwen? «Daar heeft hij totnogtoe geen blijk van gegeven. Hij is nu veertien, dus zou er toch al iets van te merken moeten zijn.» Vraag je soms advies aan je vrouw en je zoon? «Ja, natuurlijk. Hoewel zij leken zijn, kan hun kritiek erg raak zijn. Zij zien dingen die ikzelf niet meer zie. Op technisch gebied zijn zij onbe vooroordeeld. Je hebt dus geen minachting voor «leken in het vak» of voor mensen die van het genre van je werk niet houden? «Zeker niet. Natuurlijk moeten zij wel weten dat ze niet almachtig zijn. Werk van Jan Calmyn (foto De Groot) Er zijn mensen die niets liever doen dan bekritizeren zonder dat zij daar voor de achtergrond hebben. Ik zeg altijd: er zijn drie onderwerpen waar over iedereen diskussieert en waar maar héél weinigen iets van afweten: politiek, godsdienst en kunst.» Wat vind je van experimentele kunst, dingen waarvan je als toe schouwer denkt: «Dat kan ik ook!»? «Dat mag je nooit zeggen, want je weet niet wat eraan vooraf gegaan is. Natuurlijk zijn er dingen die werke lijk te gek zijn, maar die vallen dan na een tijdje vanzelf door de mand.» Hoe vond je Middelheim '81? «Er waren heel interessante experi menten, als ruimtelijke gewaarwor ding. Ik sta er helemaal niet negatief tegenover.» Heb je nooit zélf eens zin om uit de band te springen, en iets heel geks te maken? «Dat gebeurt wel eens. Zo'n ding blijft dan in mijn atelier staan, en af en toe kijk ik er eens naar, tot ik na een tijdje zelf moet toegeven dat het niet goed is, en dan weet ik dat ik me vergaloppeerd heb, door alleen op ef- fekt uit te zijn.» Heb je nog kontakt met mensen uit de Wase kunstwereld? Leraars van de akademie of zo? «Tot mijn schande moet ik beken nen dat ik zeer weinig naar tentoon stellingen in Sint-Niklaas ga. Hoe het hier nu in de akademie aan toe gaat, weet ik dus niet goed. Overigens, in Gent, waar ik les geef, weet ik ook van niets. Er worden geen tentoon stellingen van de leraars georgani seerd, en mocht dat wél zo zijn, dan zou ik misschien nóg niet gaan. Hoe komt dat? Heb je dan niemand nodig? «Oh, jawel! Het is niet bewust dat ik dat doe, maar ik ben nogal op mezelf. Toch heb ik een uitgebreide vrienden en kennissenkring, variërend van eminente kunstenaars tot volslagen analfabeten. Beledig je nu niemand? «Welnee, ze mogen toch kiezen waar ze bij horen!» Terwijl Jan een paar foto's van en kele werken gaat zoeken zie ik dat er in de boekenkast werken staan over oude kunst en kuituur, maar ook over moderne. Op een tafeltje liggen werken over Egypte. Wanneer hij terug binnenkomt vraag ik wat precies de dingen zijn die hem in die oude kuituren interes seren. «De pre-columbianen van Midden- en Zuid-Amerika vind ik geweldig boeiend: de Maya's, Inca's, Azteken. In de Egyptische kunst zijn het voor al de oudste kuituren en beelden die mij aantrekken. Ik houd ook van Romaanse kunst, en van Afrikaanse. Al deze kunstvormen hebben veel méér met het leven te maken dan hetgeen er tegenwoordig aan kunst vervaardigd wordt. Heb je de landen waar je die dingen allemaal vindt al eens bezocht? «Nee, nog niet. Maar Egypte hoop ik binnen afzienbare tijd te kunnen zien, en Mexico, dat moet er zeker ook eens van komen.» We wandelen even rond in het ate lier. Het is er niet groot maar wel erg funktioneel. Véél beeldjes staan er niet, en ze zijn allemaal van het for maat schouwpostuurkeszoals ik plagend opmerk. Dat lokt (begrijpe lijk) heftige reakties uit. Als hij hier aan «Paard en ruiter» moet werken, zal het wel wat nauw worden! Jan moet nu echt weg, en op weg naar de voordeur maak ik nog even kennis met Nelson, een dikke luie kater, die nochtans al zijn poten en ogen heeft. In een miezerig regentje rijd ik terug naar huis, hotsebotsend door een méér dan modderige Kallohoek- straat. Els DUCHESNE

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1982 | | pagina 23