Vierhonderd jaar geleden
werd Justus De Harduwijn geboren
justus öe haRöuwijn-heRöenkinq
Renaissance-dichter en eenvoudig dorpspastoor
ny*
<1
Programma
36 - 11.6.1982 - De Voorpost
Toen op 13 juni 1954 te Oudegem een «eerlick gedinckteecken», naar de testamentaire wens van de priester-dichter op
plechtige wyze werd onthuld, betekende dit een laattijdig eerherstel aan de «Prins der Nederlandse Letteren», dat de
aandacht en medeleven van gans de Vlaamse letterkundige gemeenschap op deze té lang vergeten 17de-eeuwse
letterkundige trok.
Dit eerbetoon werd nogmaals herhaald op de «Dag van de Vier Groten», op 24 juni 1961 te Oudegem ingericht, waarop
de gedenkplaten voor de pedagoog Kan. Dr. Frans De Hovre (1854-1956) en de volksschrijfster Mevr. Courtmans-
Berchmans (1811-1890) werden onthuld, waarbij tevens de gedachtenis aan Justus de Harduwijn en van de
romanschrijver Jef Scheirs (1885-1960) werd gevoegd.
Een derde huldebetoon aan de renaissance-dichter werd gebracht op 29 juli 1962, tergelegenheid van de opening van
het V.T.B.-Justus de Harduwijnwandelpad, vanuit Oudegem over Mespelare en Gijzegem terug naar Oudegem. Bij
die gelegenheid schonk de V.T.B.-voorzitter Jozef van Overstraeten een gedenkplaat voor Justus de Harduwijn, welke
aan de kerkhofmuur te Mespelare op stijlvolle wijze werd onthuld.
van zijn overlijden (1636).
De erin opgenomen Cleyne
oeuvre worden ingeleid.
Die verschillende uitzich
ten van het werk van Justus
de Harduwijn heeft Dr. O.
Dambre nog uitvoeriger en
vollediger toegelicht in zijn
laatste (nog beschikbare)
heruitgaven, vooral in zijn
allerlaatste twee nl. «God-
delicke Lof-sanghen»
(1971) en «De Weerliicke
Liefden tot Roose-mond»
(1972). Door die toelich
ting, met bovendien een
Dit jaar is het 400 jaar heeft er een goede klank,
geleden dat Justus de Har- Maar het is wenselijk dat
duwijn op 11 april 1582 te generatie na generatie met
Gent het levenslicht zag. zijn poëzie wordt gecon-
Deze gelegenheid zou wel fronteerd. Daarom deze
aanleiding moeten geven nieuwe eigenlijk derde
tot een nieuwe en waardige bloemlezing, die samen-
herdenking van iemand die valt met de 330ste verjaring
van zulke grote betekenis is
voor de Nederlanden,
waarover o.a. André De-
medts in Het Nieuwsblad
van 3.12.1959, op de blad
zijde «Uit de Kunstwereld»
schreef: In de ver-
valperiode van onze letter
kunde, die op de misluk
king van de opstand in de
Zuidelijke Nederlanden
gevolgd is, was hij de dich
ter van enige betekenis.
Onder renaissance-invloed
heeft hij de didaktiek van
de late middeleeuwen on
der een schone vorm tot
zijn lezers gebracht. Zijn
belangrijkste werk is geti
teld «De Weerliicke Lief
den tot Roose-mond»
(1613). Het werd opnieuw
uitgegeven door Prof Dr.
R. Foncke en Dr. O.
Dambre. Laatstgenoemde
schreef ook «De Dichter
Justus de Harduyn», de
enige (bekroonde, nvdr.)
grote studie welke over de
kunstminnende pastoor
van Oudegem bestaat».
Het is wel een spijtige vast
stelling dat er voor de her
denking van het vierde
eeuwfeest tot op heden
blijkbaar heel weinig be
langstelling wordt betoond,
hetzij vanwege de Ko
ninklijke Akademie. de
universiteiten of andere let
terkundige kringen.
Daarom wordt door het
Justus de Harduwijnge-
nootschap voor Oudegem-
Mespelare. in samenwer
king met de Vereniging van
Katholieke Oostvlaamse
Schrijvers uit Gent en en
kele kulturele verenigingen
uit de beide deelgemeenten
en de steden Aalst en Den-
dermonde thans een alge
mene openbare herdenking
ingericht, die op 13 juni
1982 te Oudegem - Den-
dermonde wordt ge
houden.
Die herdenking staat onder
de hoge bescherming van
(1922).
De belangstelling en be
wondering van de toenma
lige student O. Dambre
voor Justus de Harduwijn
dankte hij in de eerste
plaats aan de kolleges van
een derde gentse professor,
wijlen Karei van de Woes-
tijne.
merkelijke gegevens dien
aangaande vermeldt.
Hij geeft hier o.m. de be
spreking van de opzoekin
gen die J.M. Schrant in
ëziewerk. Ook de inleiding
tot de «Goddelicke Lof-
sanghen», die evenals de
eerstgenoemde bundel
werd samengesteld, inge
leid en van aantekeningen
voorzien door Dr. O.
Dambre, is werkelijk een
openbaring voor de lezer.
Het was op 11 april 1582
(Goede Vrijdag) dat Justus
het levenslicht zag te Gent
als zoon van Francois en
Livina Taeyaert en dit in
een beroerde tijd waaron
der ook zijn geboortestad
veel te lijden had.
Zijn ouders, beiden van
Proefstuxkens, zoals zijn Uit het «woord vooraf» bij
vriend en eerste uitgever de tweede heruitgave door
Guilliam Caudron sr. de Dr. O. Dambre (1972) ne-
Rozemondgedichten men wij het volgende
noemde, mogen dan door citaat:
enkele algemene gegevens «Foncke's en onze onthul-
over zijn opgang en de ver- lingen wekten bij velen uit
schillende facetten van zijn Zuid en Noord verrassing
en vreugde, en zo werden
de pijlers opgetrokken van
de triomfboog waaronder
de zuid-nederlandse dich
ter Justus de Harduwijn
zijn blijde intrede zou hou
den in de huidige alge-
meen-nederlandse geschie
denis. Hij werd opgeno
men in een groeiende waar
dering. Alle nederlandse li-
terair-historici van naam
hebben zijn lof verkondigd
en hebben door hun be-
verband met het door hem adfmlke a(k?mat- waren
gekende werk van de Har- be' '°°ms Beloof fouw
duwijn, waarvan hij in 1830 «ebleven Jn vader, die
een bundel «Uitgelezen b'J
dichtstukken van Justus de Raad van Vlaanderen,
Harduyn, met aantekenin- werd door, de. Calvinisten
gen» in het licht gaf. °P 23 )um ,1584' samcn met
Toen hij in 1819 de bundel andere geloofsgenoten ge-
«den val ende opstand van van8en genomen en in een
Koning David», die hij als ">temenngskamp opgeslo-
uitmuntend beschouwde, 'en- waaruit nj op 17 sep-
voor alle zekerheid betref- 'ember b,J de komst van
fende zijn beoordeling het lier'tilt van Parma, be-
hoogst zeldzame stuk ter vnjd werden.
lezing aan zijn vriend Pe !lefdavoo'Ie letter-
Hoogleraar Siegenbeek ku?de Herfde, ,hl' vanJ=Jn
vader, die zelf een verdien-
van deze laatste" volledig staÜ|k di?ter was- waarbii
overeen te stemmen me* p baardig voelende fami-
lieleden eveneens invloed
heRinneRinq
aan öe
gaf, bleken de gevoelens v.a'7®!"' Je.,
van deze laatste volledig WaS'W J
overeen
die van Schrant en hij
schreef hem als volgt: «Ik Jon8e Justus u«toe-
achte het niet slechts over-
waardig, om gedrukt tt
worden, maar ben half ja-
loersch, dat gij een' zoo
fenden.
Hij deed zijn humaniora in
het pas opgerichte kollege
der jezuïten te Gent onder
ouóeqem - mespelaaR
13 juni 1954
Zo zag het programma van de Justus de Harduwijnherdenking
van 13 juni 1954 er uit
kostbaren vond gedaan dc 'eidin8 van d? ,aa(min-
i i v r npnnp Kanunnik- kimnn
hebt. In ernst gesproken, ik
schouwingen tot een juister geloof dat gij aan de Va-
van de Kerckhove, die
vens- en werkmidden spoe
dig thuis, ondanks de ont
zaglijke taak waarvoor hij
gesteld werd: twee leegge
roofde en beschadigde ker-
ruimschoots historisch
overzicht van het tijdsge
beuren en de ontwikkeling
van de jonge Joost (Jus
tus). leert de lezer de dich
ter ten volle kennen en
waarderen, maar tevens
ook beseffen van welk
groot belang zijn poëzie is
geweest voor onze taal.
Hedendaagse en vroegere
waardering
Waar aan Dr. Oscar
Dambre. de filoloog uit
Gent 1972), de verdien
ste wordt toegekend de
werkelijke ontdekker van
Justus de Harduwijn te
inzicht in de betekenis van
zijn oeuvre bijgedragen.
Vooral mogen hier worden
vermeld: Anton van Duin-
kerke, Gerard Knuvelder,
W.J.C. Buitendijk, Dr. M.
Brauns en Prof. Dr. E.
Rombauts, die in zijn
meesterlijk overzicht van
de zeventiende-eeuwse let
terkunde in Zuid-Neder
land de kroon zette op aller
navorsingen en waarde
ringen.
Onze hulde gaat echter bo
venal naar Prof. Dr. R.
Foncke, die «Roose-mond»
uit haar honderjaiige slaap
bevrijdde en haar «gaeven
Letterkunde
zeer wezenlijken
zolanq mijn lunöen vrij tot 't spelen zijn Bekwame,
zo zal ik van mijn haRp öoen öaveRen öen name
van u, o QROte qoö, o scheppeR van öen al,
qij zijt alleen het lieö öat ik öaaRop zal zinqen,
want uw qenaöen zoet als een fonteine spRinqen
enö' oveRSPRoeien heel öit aaRöeRijkse öali
Handschrift van de priester-dichter
Mgr. L.A. Van Peteghem,
bisschop van Gent, de ge
meenschapsministers G.
Geens, K. Poma. M. Galle.
H. Schiltz en J. Lenssens.
samen met de h. R. De
Kinder, gouverneur der
provincie, en nog meerdere
geestelijke en wereldlijke
hoogwaardigheidsbekle
ders en de algemene voor
zitters van de Vlaamse kul
turele organisaties. Dit is
een bewijs dat men in de
hogere kringen nog waar
dering wil betonen voor
een figuur van zo grote be
tekenis voor de Nederland
se letterkunde.
In zijn bloemlezing «Der
liefden stille krachten»
(Heideland, P.E.N, nr.
53,1967), waarin achten
dertig gedichten uit de be
langrijkste drie bundels van
de dichter zijn opgenomen,
schreef Dr. O. Dambre in
zijn inleiding:
«Justus de Harduwijn is de
finitief uit de schaduw der
vergetelheid getreden; hij
werd opgenomen in het rit
me van een groeiende
waardering; in essay,
bloemlezing en literatuur
geschiedenis hield hij zijn
blijde intocht en zijn naam
zijn, moet er echter op ge
wezen worden dat er toch
nog andere geleerden, zij
het in mindere mate. hem
zijn voorafgegaan.
Daarop wordt o.m door
Dr. Dambre zelf gewezen
in zijn woord vooraf bij de
eerste herdruk van «De
Weerliicke Liefden tot
Roose-mond» (1955).
Vooreerst verwijst hij naar
de gentse intreerede van
J.M. Schrant «ter aanvaar
ding van het hoogleeraar-
sambt in de Nederlandsche
Taal- en Letterkunde aan
de Hooge School te Gend»,
«den derden van Louw
maand 1818». In die in
treerede «Over het beoe-
fenswaardige der Neder
landsche Tale» diepte deze
amsterdamse priester de
naam van Justus de Hardu
wijn voor het eerst uit de
vergetelheid op.
Een ander gents professor.
Dr. Robert Foncke. (hoog
leraar Duits aan de
R.U.G.. nv dr.) ontdekte
reeds in zijn studietijd het
«Roose-mond»-unicum. hij
beschreef het bibliogra
fisch, situeerde het literair-
historisch en gaf het mei
passend kommentaar uit
ryck aen elcken-een ont
bond
Bij het herzien van de
tweede druk (1972) betuigt
Dr. Dambre nog zijn dank
voor allen die hun waarde
ring en medewerking be
toonden en hij vermeldt
o.a. litt. neerl. doet*
MA.F. Ostendorf, Dr.
L.C. Michels en Dr. C.F.P.
Stutterheim, F.C. Couwen-
bergh voor zijn acrostic
hon-vondst (betreffende de
naam van de dichter: Joost
De Hardvin. nvdr.). Lie.
F.A.J Dambre voor zijn
marginalia i.z. creatieve
imitatio, alsmede de redac
tieleden en vooral dan
Prof. Dr. E. Rombauts,
voor hun wenken en sug
gesties».
Van F.A.J. Dambre ver
scheen in het «Jaarboek
1980-1981, deel II XXXII
(tweede reeks, nr. 24) van
de Soevereine Hoofdkamer
van Retorica «De Fontei-
ne» te Gent» een verhande
ling over «Justus de Har-
duyn-studie aan de
R.U.G.» - «Jan Matthijs
Schrant, Robert Foncke,
Karei van de Woestijne en
Oscar Dambre» - welke op-
derlandsche
eenr
dienst bewijzen zult, met
alles, wat gij van dien man
kunt opsporen, in het licht
te brengen. Zijn verzen
zijn niet alleen glad en
vloeijend, en van de gewo
ne smette der bastaardij
volkomen zuiver; maar hij
is ook meer dan een
vloeijend rijmer, hij is
waarlijk dichter, en zou,
indien hij in onze dagen
leefde, mijns oordeels een
eerste plaats onder dezelve
bekleeden. Al ware
het dan ook, dat hij niet
zooveel opmerkelijks voor
de taal bezat, als inderdaad
het geval is, en door uwe
aanteekeningen aan ieder
blijken zal, zoudt gij ech
ter. naar mijn oordeel,
door de uitgave zijner
dichtstukken, den dank van
alle beminnaars van onze
letterkunde verdienen.
Hadden de Vlamingers
meer mannen gehad aan
Harduinus gelijk, en die
zijn voetspoor volgden, zij
zouden met de Hollanders
de eer van de verbetering
en herstelling onzer dicht
kunde deelen»
Bij dergelijke hoogstaande
beoordeling kunnen wij
toch ook aanstippen dat
verscheidene van onze ei
gen letterkundigen het
reeds bekende werk van
Justus de Harduwijn ken
den en waardeerden. Zo
kunnen wij hier vermelden:
Jan Frans Willems (1793-
1846). Prudens van Duyse
(1804-1859) en Guido Ge-
zelle (1830-1893). Van Ge-
zelle bezitten wij zelfs de
kopij van een brief aan een
student waarin hij aanraadt
de werken van de Hardu
wijn, naast die van andere
letterkundigen, te bestu
deren.
Uit dit alles moge voldoen
de blijken dat onze renais
sance-dichter werkelijk van
grote betekenis is voor de
Nederlandse letterkunde
en dat hij wel degelijk de
eretitel van «Prins der Ne
derlandse Letteren» ver
dient.
Wie was Justus De Hardu
wijn?
Het is niet onze bedoeling
hier een volledige leven
sbeschrijving van de dich
ter te geven, daar deze,
zoals reeds vermeld, ruim
schoots voorkomt in de
laatste uitgave van «De
Weerliicke Liefden tot
Roose-mond» en werkelijk
het bestuderen waard is
Dit vooral gezien het tijds
gebeuren rond de geboorte
van de Harduwijn en het
verloop van zijn jeugd, stu
die, priesterleven en po-
trouwens zijn eerste leer
meester en een van zijn
beste vrienden en raads
man bleef.
Hoe eigenaardig het ook
moge klinken, op 15/16 mei
1598, amper 16 jaar oud,
kreeg hij reeds de kruin
schering, wat evenwel nog
geen vaste verbintenis voor
het priesterschap inhield.
Trouwens studeerde hij
tussen 1600 en 1605 aan de
universiteit te Leuven de
beide rechten (kerkelijk en
burgerlijk), waar hij in die
tijd de grote waardering
verwierf van Justus Lipsius
en bevriend werd met
dichtgenoten z.a. J.D.
Heemssen, Stalpart van der
wiele en ook kennis maakte
met Henricus Calenus en
Jansenius. Deze beide laat
ste personen zouden trou
wens nog een rol spelen in
zijn later priesterlijk leven:
de eerste als dekanaal visi
tator en raadgevende
vriend; de tweede als de
latere bisschop van 's Her-
togenbos, voor wie hij de
vertaling van zijn
«Alexipharmacum» uit het
Latijn zou schrijven.
Het is bijna een zekerheid
dat Justus de Harduwijn
zijn dichtbundel «De
Weerliicke Liefden tot
Roose-mond» in zijn leu-
vense periode heeft ge
schreven. Was het een ge
volg van een jeugdbeleve-
nis of een navolging van de
toenmalige dichtersmode
onder invloed van de franse
Pleiade-dichters? Dit is wel
een vraag die onbeant
woord zal blijven, maar in
tussen werd de bundel
evenwel niet uitgegeven.
In augustus 1605 werd hij
te Leuven tot baccalau
reaat in de beide rechten
gepromoveerd. Toen koos
hij ook definitief voor het
priesterschap. Hij bereidde
zich daarop in de eerste
plaats voor aan het kapit
telseminarie te Douai (van
september 1605 tot augus
tus 1606). waar hij de waar
dering kreeg van de helle
nist prof. A. Hojus s.j. en
vriendschap sloot met zijn
jongere stadsgenoot Justus
Ryckius, die later ook als
dichter naam verwierf.
Daarna voleindigde hij zijn
studies aan het in opbouw
zijnde gentse priestersemi
narie, waar hij op 20/21
september 1607 door bis
schop Pieter Damant tot
priester werd gewijd. Door
het Kapittel van Kamerijk
werd hij op 3 december
1607 tot pastoor van de
landelijke gemeenten Ou
degem en Mespelare
benoemd.
De jonge pastoor voelde
zich in zijn toegewezen le
ken, met daarbij een door
de beeldstormers verwoe
ste pastorie te Oudegem,
waaraan hij dan ook al ziin
krachten voor herstel
moest gaan wijden. Intus
sen verwierf hij ook snel
een uitgebreide vrien
denkring w.o. David Lin-
danus te Dendermonde
(eveneens afkomstig uit
Gent) en Guilliam Cau
dron sr. van de Katharinis-
tenrederijkerskamer te
Aalst. Het was deze laatste
die kennis kreeg van het
jeugdwerk van de Hardu
wijn en er met aandrang op
aanstuurde om de dicht
bundel «De Weerliccke
Liefden tot Roose-mond»
te laten drukken en uitge
ven. Het was na lang aan
dringen van zijn vrienden
dat de dichter zijn toestem
ming daarvoor gaf, maar de
bundel verscheen... naam
loos. gezien het priesterlijk
ambt dat hij toen reeds be
kleedde.
Zoals reeds hiervoren ver
meld, verwekte het ver
schijnen van het
meesterwerk bij zijn vrien
den grote vreugde, wat
trouwens blijkt uit de talrij
ke lofbetuigingen en huide
gedichten die die er in wer
den opgenomen. Het ge
dicht van G. Caudron o.a.
vangt aan als volgt:
«Dit dobbel constigh
werek/waer t'een wel ghe-
leert/
Wegh neemt des menschen
oor deur reyn-Vlaemsche
tael/
Gheeft ons een vol ver-
standt: hoe des gheleer-
theydts strael
Dir reden-rijck beschrijf
volmaecktelijck heeft
vereert.
Waar aan de ene kant ge
juicht werd, kwamen ech
ter van de geestelijke zijde
andere geluiden welke de
onrust over de geestelijke
gesteldheid van de jonge
pastoor uitdrukten, die ten
slotte zijn eerste werk zelf
als «Venus-gejancksel»
ging verloochenen en zijn
kunde aan lofwaardiger let
terkunde, naar de wens van
de hogere geestelijkheid en
onder invloed van zijn
vriend-deken H. Calenus,
zou gaan wijden.
Zo verscheen in 1620 te
Gent bij Ian vande Kercho-
ve zijn «Goddelicke Lof-
sanghen», in hetzelfde jaar
nog gevolgd door «Den Val
ende Opstand van den Co-
ninck ende Prophete David
met By-voegh van de Seven
Leedthuyghende Psalmen».
In 1623 verscheen de «Lyt-
hreidinghe van den 88sten
Psalm van David», waarvan
spijtig genoeg! geen
enkel exemplaar meer te
vinden is. Deze eerste drie
werken verschenen bij de
bovengenoemde drukker
uitgever. De «Goddelicke
Wenschen... naerghevolght
de Latijnsche van den
Eerw. P. Hermanus Hugo»
kwamen in 1629 bij Aert-
sens te Antwerpen van de
pers. In 1630 werd hij Oli-
viers te Loven (Leuven)
zijn «Alexipharmacum, dat
is Teghengift voor de catho-
lijcke Borgherije der Stede
's Hertogenbosch... overge
zet uit het Latijn» uitgege
ven. Tenslotte verscheen
zijn werk, in samenwerking
met zijn vriend David van
de Linden (Lindanus),
«Goeden Yever tot het Va
derland. ter blijder Inkom-
ste van Ferdinand van Oos-
tenryck binnen de stad
Ghend» dat in 1635 even
eens uitgegeven werd bij
Aertsens te Antwerpen.
Justus de Harduwijn over
leed op 21 juni 1636 te
Oudegem, amper 54 jaar
oud, na een vruchtbaar le
ven als dichter en paro
chieherder. die o.m. te
Mespelare de eredienst
voor de H. Aldegonda ves
tigde, dat hem de genegen
heid en de eerbied van zijn
parochianen, ambtgenoten
en vrienden verzekerde.
Maar... desondanks zou hij
bijna tweehonderd jaar in
de vergetelheid geraken!
Maar hoe dat geheim te
verklaren? Wellicht nooit
meer!
Heruitgaven e.a. van z(jn
werken
1. De Weerliicke Liefden
tot Roose-mond3: Foncke,
1922, Dambre, 1942, 1956,
1972 en 1978
2. Goddelicke Lof-san:
ghen: Dambre. 19^3 en
1971.
want
3. Den val ende opstaa eei
van den Coninck Davicp"1
Dambre, 1928.
4. Alexipharmacum:
Dambre, 1960
5. Testament e.a. dokuj^j
menten 1633-1636: uitgav jtejj,
Dambre 1952.
6. Der Liefden Still ia)
Krachten: uitgave Dambr >sp
1967.
De hiervoren vermeld£ï
heruitgaven: 1) De Wei
licke Liefden tot Roost
mond, 2) Goddelicke Lot pn
sanghen en 6) de uitgavi aan
Der liefden stille krachten irac
kunnen langs het Justus dl ing
Harduwijngenootschap
voor Oudegem-Mespel;
te 9320 Oudegem om be
steld worden onderscheidt
lijk aan de prijs van 430 frpm
230 fr. en 90 fr. door overfnr
schrijving van het bedraj
verhoogd met de verzet
dingskosten van 25 of 15
fr., op postrekening
000-0096044-14 van het
nootschap.
Ter ondersteuning voor
herdenkingsplechtigheden
wordt ook een inschri N«
vingslijst geopend vot «op
overschrijving op dezelfd Pink
postrekening met vermei one
ding «Steun herdenkin pm
Justus de Harduwijn». jur
De intekenaars zullen bi pijni
het verschijnen van het bij
zonder gedenknummer vac
het driemaandelijks leden- M
blad Tijdingen, met inhoud £ed
van de lijsten der leden van n
het beschermingskomitee. ''Ck
het inrichtend komitee, hei u"
herdenkingsprogramma am
van de steunende inteke- *a
naars, alsmede de speciale
bijdragen rond de Hardu- i—
wijnherdenking, het 25-ja- B
rig bestaan van het genoot
schap en de herdenking van
Dr. O. Dambre, ter gele
genheid van de tiende ver
jaring van zijn overlijden,
toegezonden krijgen.
O. DE VYLDER
16.00 u.:
- PLECHTIGE EUCHARISTIEVIERING in de
parochiekerk van Oudegem, in koncelebratie van
de parochiepriesters die afkomstig zijn uit de
parochie.
- Homilie door Z.E.H. Dr. J.G. STERCK, dioce
saan inspekteur Nederlands voor het Vrij Middel
baar Onderwijs.
- Uitvoering van gezangen, gedicht en getoonzet
door Justus de Harduwijn, door het parochiaal
koor in samenwerking met het vokaal- en instru
mentaal ensemble onder leiding van de h. D.
VERMEIR, professor in de harmonieleer aan het
Lemmensinstituut te Leuven.
17.15 u.:
- Bloemenhulde aan de gedenkplaat van Justus de
Harduwijn.
17.30 u.:
- AKADEMISCHE ZITTING in de parochiezaal,
Hofstraat 7, te Oudegem, onder het erevoorzit
terschap van Z.H.E. Mgr. L.A. VAN PETE
GHEM, bisschop van Gent.
- Welkomwoord en inleiding door de Voorzitter
van het Organisatiekomitee, de h. J.J. DAM
BRE, adjunkt-kabinetschef van de Minister van
Onderwijs.
- Herdenking van het 25-jarig bestaan van het
Justus-de-Harduwijn-genootschap voor Oude
gem - Mespelare, door de h. O. DE VYLDER,
voorzitter van het genootschap. Aansluitend:
- Herdenking van de de-Harduwijnvorser en -
kenner. Dr. Oscar DAMBRE. bij de 10de ver
jaardag van zijn overlijden.
- AKADEMISCHE REDE over de renaissance
dichter JUSTUS-de-HARDUWIJN, door pries
ter-dichter M. VAN VOSSOLE.
- Slot- en dankwoord door de h. Voorzitter.
- De akademische zitting wordt omlijst met de
uitvoering van Justus-de-Harduwijngezangen
door de medewerkende koren.