Vierhonderd jaar geleden werd Justus De Harduwijn geboren justus öe haRöuwijn-heRöenkinq Renaissance-dichter en eenvoudig dorpspastoor ny* <1 Programma 36 - 11.6.1982 - De Voorpost Toen op 13 juni 1954 te Oudegem een «eerlick gedinckteecken», naar de testamentaire wens van de priester-dichter op plechtige wyze werd onthuld, betekende dit een laattijdig eerherstel aan de «Prins der Nederlandse Letteren», dat de aandacht en medeleven van gans de Vlaamse letterkundige gemeenschap op deze té lang vergeten 17de-eeuwse letterkundige trok. Dit eerbetoon werd nogmaals herhaald op de «Dag van de Vier Groten», op 24 juni 1961 te Oudegem ingericht, waarop de gedenkplaten voor de pedagoog Kan. Dr. Frans De Hovre (1854-1956) en de volksschrijfster Mevr. Courtmans- Berchmans (1811-1890) werden onthuld, waarbij tevens de gedachtenis aan Justus de Harduwijn en van de romanschrijver Jef Scheirs (1885-1960) werd gevoegd. Een derde huldebetoon aan de renaissance-dichter werd gebracht op 29 juli 1962, tergelegenheid van de opening van het V.T.B.-Justus de Harduwijnwandelpad, vanuit Oudegem over Mespelare en Gijzegem terug naar Oudegem. Bij die gelegenheid schonk de V.T.B.-voorzitter Jozef van Overstraeten een gedenkplaat voor Justus de Harduwijn, welke aan de kerkhofmuur te Mespelare op stijlvolle wijze werd onthuld. van zijn overlijden (1636). De erin opgenomen Cleyne oeuvre worden ingeleid. Die verschillende uitzich ten van het werk van Justus de Harduwijn heeft Dr. O. Dambre nog uitvoeriger en vollediger toegelicht in zijn laatste (nog beschikbare) heruitgaven, vooral in zijn allerlaatste twee nl. «God- delicke Lof-sanghen» (1971) en «De Weerliicke Liefden tot Roose-mond» (1972). Door die toelich ting, met bovendien een Dit jaar is het 400 jaar heeft er een goede klank, geleden dat Justus de Har- Maar het is wenselijk dat duwijn op 11 april 1582 te generatie na generatie met Gent het levenslicht zag. zijn poëzie wordt gecon- Deze gelegenheid zou wel fronteerd. Daarom deze aanleiding moeten geven nieuwe eigenlijk derde tot een nieuwe en waardige bloemlezing, die samen- herdenking van iemand die valt met de 330ste verjaring van zulke grote betekenis is voor de Nederlanden, waarover o.a. André De- medts in Het Nieuwsblad van 3.12.1959, op de blad zijde «Uit de Kunstwereld» schreef: In de ver- valperiode van onze letter kunde, die op de misluk king van de opstand in de Zuidelijke Nederlanden gevolgd is, was hij de dich ter van enige betekenis. Onder renaissance-invloed heeft hij de didaktiek van de late middeleeuwen on der een schone vorm tot zijn lezers gebracht. Zijn belangrijkste werk is geti teld «De Weerliicke Lief den tot Roose-mond» (1613). Het werd opnieuw uitgegeven door Prof Dr. R. Foncke en Dr. O. Dambre. Laatstgenoemde schreef ook «De Dichter Justus de Harduyn», de enige (bekroonde, nvdr.) grote studie welke over de kunstminnende pastoor van Oudegem bestaat». Het is wel een spijtige vast stelling dat er voor de her denking van het vierde eeuwfeest tot op heden blijkbaar heel weinig be langstelling wordt betoond, hetzij vanwege de Ko ninklijke Akademie. de universiteiten of andere let terkundige kringen. Daarom wordt door het Justus de Harduwijnge- nootschap voor Oudegem- Mespelare. in samenwer king met de Vereniging van Katholieke Oostvlaamse Schrijvers uit Gent en en kele kulturele verenigingen uit de beide deelgemeenten en de steden Aalst en Den- dermonde thans een alge mene openbare herdenking ingericht, die op 13 juni 1982 te Oudegem - Den- dermonde wordt ge houden. Die herdenking staat onder de hoge bescherming van (1922). De belangstelling en be wondering van de toenma lige student O. Dambre voor Justus de Harduwijn dankte hij in de eerste plaats aan de kolleges van een derde gentse professor, wijlen Karei van de Woes- tijne. merkelijke gegevens dien aangaande vermeldt. Hij geeft hier o.m. de be spreking van de opzoekin gen die J.M. Schrant in ëziewerk. Ook de inleiding tot de «Goddelicke Lof- sanghen», die evenals de eerstgenoemde bundel werd samengesteld, inge leid en van aantekeningen voorzien door Dr. O. Dambre, is werkelijk een openbaring voor de lezer. Het was op 11 april 1582 (Goede Vrijdag) dat Justus het levenslicht zag te Gent als zoon van Francois en Livina Taeyaert en dit in een beroerde tijd waaron der ook zijn geboortestad veel te lijden had. Zijn ouders, beiden van Proefstuxkens, zoals zijn Uit het «woord vooraf» bij vriend en eerste uitgever de tweede heruitgave door Guilliam Caudron sr. de Dr. O. Dambre (1972) ne- Rozemondgedichten men wij het volgende noemde, mogen dan door citaat: enkele algemene gegevens «Foncke's en onze onthul- over zijn opgang en de ver- lingen wekten bij velen uit schillende facetten van zijn Zuid en Noord verrassing en vreugde, en zo werden de pijlers opgetrokken van de triomfboog waaronder de zuid-nederlandse dich ter Justus de Harduwijn zijn blijde intrede zou hou den in de huidige alge- meen-nederlandse geschie denis. Hij werd opgeno men in een groeiende waar dering. Alle nederlandse li- terair-historici van naam hebben zijn lof verkondigd en hebben door hun be- verband met het door hem adfmlke a(k?mat- waren gekende werk van de Har- be' '°°ms Beloof fouw duwijn, waarvan hij in 1830 «ebleven Jn vader, die een bundel «Uitgelezen b'J dichtstukken van Justus de Raad van Vlaanderen, Harduyn, met aantekenin- werd door, de. Calvinisten gen» in het licht gaf. °P 23 )um ,1584' samcn met Toen hij in 1819 de bundel andere geloofsgenoten ge- «den val ende opstand van van8en genomen en in een Koning David», die hij als ">temenngskamp opgeslo- uitmuntend beschouwde, 'en- waaruit nj op 17 sep- voor alle zekerheid betref- 'ember b,J de komst van fende zijn beoordeling het lier'tilt van Parma, be- hoogst zeldzame stuk ter vnjd werden. lezing aan zijn vriend Pe !lefdavoo'Ie letter- Hoogleraar Siegenbeek ku?de Herfde, ,hl' vanJ=Jn vader, die zelf een verdien- van deze laatste" volledig staÜ|k di?ter was- waarbii overeen te stemmen me* p baardig voelende fami- lieleden eveneens invloed heRinneRinq aan öe gaf, bleken de gevoelens v.a'7®!"' Je., van deze laatste volledig WaS'W J overeen die van Schrant en hij schreef hem als volgt: «Ik Jon8e Justus u«toe- achte het niet slechts over- waardig, om gedrukt tt worden, maar ben half ja- loersch, dat gij een' zoo fenden. Hij deed zijn humaniora in het pas opgerichte kollege der jezuïten te Gent onder ouóeqem - mespelaaR 13 juni 1954 Zo zag het programma van de Justus de Harduwijnherdenking van 13 juni 1954 er uit kostbaren vond gedaan dc 'eidin8 van d? ,aa(min- i i v r npnnp Kanunnik- kimnn hebt. In ernst gesproken, ik schouwingen tot een juister geloof dat gij aan de Va- van de Kerckhove, die vens- en werkmidden spoe dig thuis, ondanks de ont zaglijke taak waarvoor hij gesteld werd: twee leegge roofde en beschadigde ker- ruimschoots historisch overzicht van het tijdsge beuren en de ontwikkeling van de jonge Joost (Jus tus). leert de lezer de dich ter ten volle kennen en waarderen, maar tevens ook beseffen van welk groot belang zijn poëzie is geweest voor onze taal. Hedendaagse en vroegere waardering Waar aan Dr. Oscar Dambre. de filoloog uit Gent 1972), de verdien ste wordt toegekend de werkelijke ontdekker van Justus de Harduwijn te inzicht in de betekenis van zijn oeuvre bijgedragen. Vooral mogen hier worden vermeld: Anton van Duin- kerke, Gerard Knuvelder, W.J.C. Buitendijk, Dr. M. Brauns en Prof. Dr. E. Rombauts, die in zijn meesterlijk overzicht van de zeventiende-eeuwse let terkunde in Zuid-Neder land de kroon zette op aller navorsingen en waarde ringen. Onze hulde gaat echter bo venal naar Prof. Dr. R. Foncke, die «Roose-mond» uit haar honderjaiige slaap bevrijdde en haar «gaeven Letterkunde zeer wezenlijken zolanq mijn lunöen vrij tot 't spelen zijn Bekwame, zo zal ik van mijn haRp öoen öaveRen öen name van u, o QROte qoö, o scheppeR van öen al, qij zijt alleen het lieö öat ik öaaRop zal zinqen, want uw qenaöen zoet als een fonteine spRinqen enö' oveRSPRoeien heel öit aaRöeRijkse öali Handschrift van de priester-dichter Mgr. L.A. Van Peteghem, bisschop van Gent, de ge meenschapsministers G. Geens, K. Poma. M. Galle. H. Schiltz en J. Lenssens. samen met de h. R. De Kinder, gouverneur der provincie, en nog meerdere geestelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekle ders en de algemene voor zitters van de Vlaamse kul turele organisaties. Dit is een bewijs dat men in de hogere kringen nog waar dering wil betonen voor een figuur van zo grote be tekenis voor de Nederland se letterkunde. In zijn bloemlezing «Der liefden stille krachten» (Heideland, P.E.N, nr. 53,1967), waarin achten dertig gedichten uit de be langrijkste drie bundels van de dichter zijn opgenomen, schreef Dr. O. Dambre in zijn inleiding: «Justus de Harduwijn is de finitief uit de schaduw der vergetelheid getreden; hij werd opgenomen in het rit me van een groeiende waardering; in essay, bloemlezing en literatuur geschiedenis hield hij zijn blijde intocht en zijn naam zijn, moet er echter op ge wezen worden dat er toch nog andere geleerden, zij het in mindere mate. hem zijn voorafgegaan. Daarop wordt o.m door Dr. Dambre zelf gewezen in zijn woord vooraf bij de eerste herdruk van «De Weerliicke Liefden tot Roose-mond» (1955). Vooreerst verwijst hij naar de gentse intreerede van J.M. Schrant «ter aanvaar ding van het hoogleeraar- sambt in de Nederlandsche Taal- en Letterkunde aan de Hooge School te Gend», «den derden van Louw maand 1818». In die in treerede «Over het beoe- fenswaardige der Neder landsche Tale» diepte deze amsterdamse priester de naam van Justus de Hardu wijn voor het eerst uit de vergetelheid op. Een ander gents professor. Dr. Robert Foncke. (hoog leraar Duits aan de R.U.G.. nv dr.) ontdekte reeds in zijn studietijd het «Roose-mond»-unicum. hij beschreef het bibliogra fisch, situeerde het literair- historisch en gaf het mei passend kommentaar uit ryck aen elcken-een ont bond Bij het herzien van de tweede druk (1972) betuigt Dr. Dambre nog zijn dank voor allen die hun waarde ring en medewerking be toonden en hij vermeldt o.a. litt. neerl. doet* MA.F. Ostendorf, Dr. L.C. Michels en Dr. C.F.P. Stutterheim, F.C. Couwen- bergh voor zijn acrostic hon-vondst (betreffende de naam van de dichter: Joost De Hardvin. nvdr.). Lie. F.A.J Dambre voor zijn marginalia i.z. creatieve imitatio, alsmede de redac tieleden en vooral dan Prof. Dr. E. Rombauts, voor hun wenken en sug gesties». Van F.A.J. Dambre ver scheen in het «Jaarboek 1980-1981, deel II XXXII (tweede reeks, nr. 24) van de Soevereine Hoofdkamer van Retorica «De Fontei- ne» te Gent» een verhande ling over «Justus de Har- duyn-studie aan de R.U.G.» - «Jan Matthijs Schrant, Robert Foncke, Karei van de Woestijne en Oscar Dambre» - welke op- derlandsche eenr dienst bewijzen zult, met alles, wat gij van dien man kunt opsporen, in het licht te brengen. Zijn verzen zijn niet alleen glad en vloeijend, en van de gewo ne smette der bastaardij volkomen zuiver; maar hij is ook meer dan een vloeijend rijmer, hij is waarlijk dichter, en zou, indien hij in onze dagen leefde, mijns oordeels een eerste plaats onder dezelve bekleeden. Al ware het dan ook, dat hij niet zooveel opmerkelijks voor de taal bezat, als inderdaad het geval is, en door uwe aanteekeningen aan ieder blijken zal, zoudt gij ech ter. naar mijn oordeel, door de uitgave zijner dichtstukken, den dank van alle beminnaars van onze letterkunde verdienen. Hadden de Vlamingers meer mannen gehad aan Harduinus gelijk, en die zijn voetspoor volgden, zij zouden met de Hollanders de eer van de verbetering en herstelling onzer dicht kunde deelen» Bij dergelijke hoogstaande beoordeling kunnen wij toch ook aanstippen dat verscheidene van onze ei gen letterkundigen het reeds bekende werk van Justus de Harduwijn ken den en waardeerden. Zo kunnen wij hier vermelden: Jan Frans Willems (1793- 1846). Prudens van Duyse (1804-1859) en Guido Ge- zelle (1830-1893). Van Ge- zelle bezitten wij zelfs de kopij van een brief aan een student waarin hij aanraadt de werken van de Hardu wijn, naast die van andere letterkundigen, te bestu deren. Uit dit alles moge voldoen de blijken dat onze renais sance-dichter werkelijk van grote betekenis is voor de Nederlandse letterkunde en dat hij wel degelijk de eretitel van «Prins der Ne derlandse Letteren» ver dient. Wie was Justus De Hardu wijn? Het is niet onze bedoeling hier een volledige leven sbeschrijving van de dich ter te geven, daar deze, zoals reeds vermeld, ruim schoots voorkomt in de laatste uitgave van «De Weerliicke Liefden tot Roose-mond» en werkelijk het bestuderen waard is Dit vooral gezien het tijds gebeuren rond de geboorte van de Harduwijn en het verloop van zijn jeugd, stu die, priesterleven en po- trouwens zijn eerste leer meester en een van zijn beste vrienden en raads man bleef. Hoe eigenaardig het ook moge klinken, op 15/16 mei 1598, amper 16 jaar oud, kreeg hij reeds de kruin schering, wat evenwel nog geen vaste verbintenis voor het priesterschap inhield. Trouwens studeerde hij tussen 1600 en 1605 aan de universiteit te Leuven de beide rechten (kerkelijk en burgerlijk), waar hij in die tijd de grote waardering verwierf van Justus Lipsius en bevriend werd met dichtgenoten z.a. J.D. Heemssen, Stalpart van der wiele en ook kennis maakte met Henricus Calenus en Jansenius. Deze beide laat ste personen zouden trou wens nog een rol spelen in zijn later priesterlijk leven: de eerste als dekanaal visi tator en raadgevende vriend; de tweede als de latere bisschop van 's Her- togenbos, voor wie hij de vertaling van zijn «Alexipharmacum» uit het Latijn zou schrijven. Het is bijna een zekerheid dat Justus de Harduwijn zijn dichtbundel «De Weerliicke Liefden tot Roose-mond» in zijn leu- vense periode heeft ge schreven. Was het een ge volg van een jeugdbeleve- nis of een navolging van de toenmalige dichtersmode onder invloed van de franse Pleiade-dichters? Dit is wel een vraag die onbeant woord zal blijven, maar in tussen werd de bundel evenwel niet uitgegeven. In augustus 1605 werd hij te Leuven tot baccalau reaat in de beide rechten gepromoveerd. Toen koos hij ook definitief voor het priesterschap. Hij bereidde zich daarop in de eerste plaats voor aan het kapit telseminarie te Douai (van september 1605 tot augus tus 1606). waar hij de waar dering kreeg van de helle nist prof. A. Hojus s.j. en vriendschap sloot met zijn jongere stadsgenoot Justus Ryckius, die later ook als dichter naam verwierf. Daarna voleindigde hij zijn studies aan het in opbouw zijnde gentse priestersemi narie, waar hij op 20/21 september 1607 door bis schop Pieter Damant tot priester werd gewijd. Door het Kapittel van Kamerijk werd hij op 3 december 1607 tot pastoor van de landelijke gemeenten Ou degem en Mespelare benoemd. De jonge pastoor voelde zich in zijn toegewezen le ken, met daarbij een door de beeldstormers verwoe ste pastorie te Oudegem, waaraan hij dan ook al ziin krachten voor herstel moest gaan wijden. Intus sen verwierf hij ook snel een uitgebreide vrien denkring w.o. David Lin- danus te Dendermonde (eveneens afkomstig uit Gent) en Guilliam Cau dron sr. van de Katharinis- tenrederijkerskamer te Aalst. Het was deze laatste die kennis kreeg van het jeugdwerk van de Hardu wijn en er met aandrang op aanstuurde om de dicht bundel «De Weerliccke Liefden tot Roose-mond» te laten drukken en uitge ven. Het was na lang aan dringen van zijn vrienden dat de dichter zijn toestem ming daarvoor gaf, maar de bundel verscheen... naam loos. gezien het priesterlijk ambt dat hij toen reeds be kleedde. Zoals reeds hiervoren ver meld, verwekte het ver schijnen van het meesterwerk bij zijn vrien den grote vreugde, wat trouwens blijkt uit de talrij ke lofbetuigingen en huide gedichten die die er in wer den opgenomen. Het ge dicht van G. Caudron o.a. vangt aan als volgt: «Dit dobbel constigh werek/waer t'een wel ghe- leert/ Wegh neemt des menschen oor deur reyn-Vlaemsche tael/ Gheeft ons een vol ver- standt: hoe des gheleer- theydts strael Dir reden-rijck beschrijf volmaecktelijck heeft vereert. Waar aan de ene kant ge juicht werd, kwamen ech ter van de geestelijke zijde andere geluiden welke de onrust over de geestelijke gesteldheid van de jonge pastoor uitdrukten, die ten slotte zijn eerste werk zelf als «Venus-gejancksel» ging verloochenen en zijn kunde aan lofwaardiger let terkunde, naar de wens van de hogere geestelijkheid en onder invloed van zijn vriend-deken H. Calenus, zou gaan wijden. Zo verscheen in 1620 te Gent bij Ian vande Kercho- ve zijn «Goddelicke Lof- sanghen», in hetzelfde jaar nog gevolgd door «Den Val ende Opstand van den Co- ninck ende Prophete David met By-voegh van de Seven Leedthuyghende Psalmen». In 1623 verscheen de «Lyt- hreidinghe van den 88sten Psalm van David», waarvan spijtig genoeg! geen enkel exemplaar meer te vinden is. Deze eerste drie werken verschenen bij de bovengenoemde drukker uitgever. De «Goddelicke Wenschen... naerghevolght de Latijnsche van den Eerw. P. Hermanus Hugo» kwamen in 1629 bij Aert- sens te Antwerpen van de pers. In 1630 werd hij Oli- viers te Loven (Leuven) zijn «Alexipharmacum, dat is Teghengift voor de catho- lijcke Borgherije der Stede 's Hertogenbosch... overge zet uit het Latijn» uitgege ven. Tenslotte verscheen zijn werk, in samenwerking met zijn vriend David van de Linden (Lindanus), «Goeden Yever tot het Va derland. ter blijder Inkom- ste van Ferdinand van Oos- tenryck binnen de stad Ghend» dat in 1635 even eens uitgegeven werd bij Aertsens te Antwerpen. Justus de Harduwijn over leed op 21 juni 1636 te Oudegem, amper 54 jaar oud, na een vruchtbaar le ven als dichter en paro chieherder. die o.m. te Mespelare de eredienst voor de H. Aldegonda ves tigde, dat hem de genegen heid en de eerbied van zijn parochianen, ambtgenoten en vrienden verzekerde. Maar... desondanks zou hij bijna tweehonderd jaar in de vergetelheid geraken! Maar hoe dat geheim te verklaren? Wellicht nooit meer! Heruitgaven e.a. van z(jn werken 1. De Weerliicke Liefden tot Roose-mond3: Foncke, 1922, Dambre, 1942, 1956, 1972 en 1978 2. Goddelicke Lof-san: ghen: Dambre. 19^3 en 1971. want 3. Den val ende opstaa eei van den Coninck Davicp"1 Dambre, 1928. 4. Alexipharmacum: Dambre, 1960 5. Testament e.a. dokuj^j menten 1633-1636: uitgav jtejj, Dambre 1952. 6. Der Liefden Still ia) Krachten: uitgave Dambr >sp 1967. De hiervoren vermeld£ï heruitgaven: 1) De Wei licke Liefden tot Roost mond, 2) Goddelicke Lot pn sanghen en 6) de uitgavi aan Der liefden stille krachten irac kunnen langs het Justus dl ing Harduwijngenootschap voor Oudegem-Mespel; te 9320 Oudegem om be steld worden onderscheidt lijk aan de prijs van 430 frpm 230 fr. en 90 fr. door overfnr schrijving van het bedraj verhoogd met de verzet dingskosten van 25 of 15 fr., op postrekening 000-0096044-14 van het nootschap. Ter ondersteuning voor herdenkingsplechtigheden wordt ook een inschri N« vingslijst geopend vot «op overschrijving op dezelfd Pink postrekening met vermei one ding «Steun herdenkin pm Justus de Harduwijn». jur De intekenaars zullen bi pijni het verschijnen van het bij zonder gedenknummer vac het driemaandelijks leden- M blad Tijdingen, met inhoud £ed van de lijsten der leden van n het beschermingskomitee. ''Ck het inrichtend komitee, hei u" herdenkingsprogramma am van de steunende inteke- *a naars, alsmede de speciale bijdragen rond de Hardu- i— wijnherdenking, het 25-ja- B rig bestaan van het genoot schap en de herdenking van Dr. O. Dambre, ter gele genheid van de tiende ver jaring van zijn overlijden, toegezonden krijgen. O. DE VYLDER 16.00 u.: - PLECHTIGE EUCHARISTIEVIERING in de parochiekerk van Oudegem, in koncelebratie van de parochiepriesters die afkomstig zijn uit de parochie. - Homilie door Z.E.H. Dr. J.G. STERCK, dioce saan inspekteur Nederlands voor het Vrij Middel baar Onderwijs. - Uitvoering van gezangen, gedicht en getoonzet door Justus de Harduwijn, door het parochiaal koor in samenwerking met het vokaal- en instru mentaal ensemble onder leiding van de h. D. VERMEIR, professor in de harmonieleer aan het Lemmensinstituut te Leuven. 17.15 u.: - Bloemenhulde aan de gedenkplaat van Justus de Harduwijn. 17.30 u.: - AKADEMISCHE ZITTING in de parochiezaal, Hofstraat 7, te Oudegem, onder het erevoorzit terschap van Z.H.E. Mgr. L.A. VAN PETE GHEM, bisschop van Gent. - Welkomwoord en inleiding door de Voorzitter van het Organisatiekomitee, de h. J.J. DAM BRE, adjunkt-kabinetschef van de Minister van Onderwijs. - Herdenking van het 25-jarig bestaan van het Justus-de-Harduwijn-genootschap voor Oude gem - Mespelare, door de h. O. DE VYLDER, voorzitter van het genootschap. Aansluitend: - Herdenking van de de-Harduwijnvorser en - kenner. Dr. Oscar DAMBRE. bij de 10de ver jaardag van zijn overlijden. - AKADEMISCHE REDE over de renaissance dichter JUSTUS-de-HARDUWIJN, door pries ter-dichter M. VAN VOSSOLE. - Slot- en dankwoord door de h. Voorzitter. - De akademische zitting wordt omlijst met de uitvoering van Justus-de-Harduwijngezangen door de medewerkende koren.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1982 | | pagina 36